a
O
FLITSEN
STADSNIEUWS
HAND-GEBATIKTE
ANDRÉA
LANGS DE STRAAT
SCHILDERWERK
FEUILLETON
De Gestolen Diadeem
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 23 NOVEMBER 1929
VIERDF BLAD
WILLEM DRAIJERSTRAAT.
GOED BESLUIT VAN DEN ZAND-
VOORTSCHEN RAAD.
r Op voorstel van den heer Termes heeft de
Zandvoortsche gemeenteraad Donderdag
avond een heel goed besluit genomen. De
raad besloot namelijk: om aan een nieuwe
straat den naam van Willem Draijerstraat te
geven.
We herinneren er aan voor de Zand
voortsche ingezetenen is dat niet noodig
dat wijlen Willem Draijer als badman tal
van menschen het leven gered heeft en vaak
met eigen levensgevaar. Als er hulp noodig
was, kon men altijd op den oer-krachtigen
Draijer rekenen. Toen hij eens op 78-jarigen
leeftijd met hooge koorts te bed lag en mid
den in den nacht hoorde, dat er een schip
gestrand was, sprong hij oogenblïkkelijk het
bed uit onder den uitroep: „Daar moet ik
bij wezen!" Hij nam intensief aan het red
dingswerk deel en was daarmee meteen zijn
koort kwijt, zoodat wijlen dr. Gerke den vol
genden morgen hoogst verbaasd was te hoo
ien, dat Draijer niet meer te bed lag, maar
aan zijn werk was.
Op een anderen nacht, toen er ook een be
manning gered moest worden, hoorde hij,
dat ér nog een jongen op het in nood ver-
keerende schip was achtergebleven, die jam
merend uitriep: „Zal ik nu nooit mijn moe
der weerzien?" Niettegenstaande het pas
verrichte zware werk riep Draijer toen een
voudig: „Jonges, we moete w'rom!" Hij wist
ook dit menschenleven te redden, maar ver
loor daarbij een groot gedeelte van één zijner
ooren. Toen de mannen weer behouden op
het strand stonden riep één der redders plot
seling: „Willem, je bloedt!"
Draijer greep naar zijn bloedend hoofd,
maar zei toen: „O, dat komt wel weer te
recht!" Hij ging verder alsof er niets gebeurd
was. Sinds dat oogenblik werd hij door zijn
makkers „Ienoortje" genoemd.
Zoo zouden we nog tal van heldendaden
van Draijer kunnen verhalen, maar het bo
venstaande is oJ. reeds voldoende om aan
te toonen, dat hier de nagedachtenis geëerd
wordt van een man, die dit verdiend heeft.
KAMER VAN KOOPHANDEL EN
FABRIEKEN.
UITSLAG DER VERKIEZINGEN.
Bij de op 21 November j.L plaats gevonden
hebbende verkiezing van 6 leden voor de af-
deeling Grootbedrijf en 6 leden voor de af-
deeling Kleinbedrijf van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Haarlem en
Omstreken zijn bij enkele candidaatstelling
gekozen:
Voor de afdeeling Grootbedrijf de heeren:
Ir. W. J. Burgersdijk, G- J. Droste Jr., A. H.
Baron van Hardenbroek van Ammerstol, J.
F. Klercq, Joan H. A. Kruimel, D. Treur.
Voor de afdeeling Kleinbedrijf de heeren:
schuit, G. J. W. Mathot, H. H. Meijer, D. W.
Miezérus.
A. F. C. Bückmann, J. Hylkema, B. W. Las-
„HET ROODE BANDENHUIS" NA DE
VERBOUWING.
Een frissche indruk maakt in de Gene
raal Cronjéstraat de rood geschilderde gevel
van „Bet Roode Bandenhuis", op no. 112,
de zaak van den heer J. J. van den Domhof,
welke geheel vernieuwd is. De heropening
wordt gevierd tegelijk met her 10-jarig be
staan van dezen winkel in rijwielen, radio en
electrische artikelen. Wij mogen constateeren
dat „Het Roode Bandenhuis" er door de
grondige verbouwing ten zeerste op vooruit
gegaan is, het is een ruime goed ingerichte
zaak geworden, waar de fraaie radiokasten,
de blinkende rijwielen en keurige lampen
goed uitkomen.
Op de bovenverdieping is een toon-
kamer ingericht en verder is aan de zaak
een werkplaats voor herstellingen verbon
den. De heer v. d. Domhoff moge veel succes
hebben in de nieuwe omgeving.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Ct« per regel.
THEE-KLEED EN
TAFELKLEEDJES
LAM PEK LEED EN
SHAWLS.
6R.HOUTSTR.163 TEL. 12393
HET OPENBAAR SLACHTHUIS.
De slagers vragen vermindering
der rechten.
EEN WINST VAN 30% OP HET
SLACHTHUIS!
Door de Haarlemsche Varkensslagersver-
eeniging, de Haarlemsche Grosslersvereeni-
ging voor den Vleeschhandel en de Roomseh-
Katholieke Slagerspatroceisvereemging Sint
Bavo is een adres gezonden aan den Raad,
waarin deze vereenigingen te kennen geven
dat uit de rekening van baten en lasten van
het Openbaar Slachthuis te Haarlem over
het jaar 1928 blijkt, dat in het jaar 1928 de
gemeente uit het Openbaar Slachthuis (na
ruime afschrijving, betaling van 3000 huur
5000 kosten Centrale administratie, enz.)
eene winst heeft gemaakt van 101587,56,
zijnde meer dan 30 pet. van het totaal be
drag der Slachthuisbegrooting.
Een dergelijke winst uit een tak van dienst
waarvan de betrokkenen op grond van wet
telijk voorschrift gebruik moeten maken is
in strijd met alle billijkheid.
Immers de slagers zijn door de wet ge
dwongen gebruik te maken van het slacht
huis en is het billijk, dat daarvoor de, door
de gemeente gemaakte -kosten worden ver
goed, doch dat de thans geldende tarieven
zijn geworden tot een bedrijfsbelasting op
het slagersbedrijf.
Het is hoogst onbillijk, dat aan de slagers
deze last wordt opgelegd, terwijl bovendien
het slagersbedrijf geenszins in gunstige eco
nomische omstandigheden verkeert.
Een winst van 30 pet. na ruime afschrij
ving is niet een „matige winst", als bedoeld
in art. 254 der Gemeentewet, doch een bui
tensporige winstmarge, welke den betrokke
nen zwaar drukt.
De winst van het Openbaar Slachthuis zal
niet minder bedragen in het jaar 1929.
Er is geen enkele reden om te verwachten,
dat in 1930 de opbrengst der slachtgelden
(bij ongewijzigde tarieven) minder zal zijn
dan in 1923, maar in de Begrooting voor het
jaar 1930 wordt de winst geraamd op f 50000.
Ieder jaar wordt de geraamde winst met
tienduizenden guldens overschreden en kan
dus met zekerheid worden aangenomen, dat
de winst in 1930 (bij ongewijzigde tarieven)
niet f 50.000 doch minstens f 100.000 zal blij
ken te bedragen.
Zonder de begrooting in eenig opzicht te
bezwaren kunnen de slachtrechten aanmer
kelijk worden verlaagd.
Immers, ook bij zéér sterke verlaging der
slachtgelden zal de winst toch zeker de ge
raamde f 50.000 bedragen, welk bedrag nog
meer dan 16 pet. winst beteekent.
Daarom is een verlaging der slachtgelden
met ten minste 20 pet. binnen het kader der
begrooting mogelijk.
DE ZIEKENHUISVERPLEGING.
De heeren Koppen, Joosten, Groenendaal
en mevr. Maarschall stelden voor:
„De Raad der gemeente Haarlem, van
oordeel, dat het ook voor hen, die krach
tens hun inkomen niet kunnen worden
toegelaten tot de in Haarlem bestaande
Ziekonfondsen en de daarmede verbon
den ziekenhuisverpleging, van veel be
lang is om zich te verzekeren tegen de
kosten van ziekenhuisverpleging, noo-
digt Burgemeester en Wethouders uit,
om een voorstel aan den Raad te doen,
waarbij de gelegenheid wordt geopend,
voor bedoelde personen, om zich bij de
gemeente rechtstreeks te verzekeren,
door betaling van een vaste premie per
jaar, voor verpleging in de ziekenhuizen."
Dezelfde raadsleden stelden ook voor te
besluiten:
„De Raad der gemeente Haarlem, van
oordeel, dat opname in bet parkherstel
lingsoord, na voorafgaande verpleging in
een ziekenhuis, moet worden beschouwd
als voortgezette ziekenverpleging,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit
de opname van patiënten in het park
herstellingsoord, onder bovengenoemde
omstandigheden, te beschouwen als
ziekenverpleging, bedoeld in de overeen
komst met de ziekenfondsen, over zie
kenhuisverpleging."
ONEERLIJKE LOOPKNECHT.
Door de recherche is aangehouden de 16- o.
jarige loopknecht A. G-, die ten nadeele van
zijn patroon den heer K. alhier een bedrag
van 18 had verduisterd. Proces-verbaal
werd tegen hem opgemaakt. Bij die gelegen
heid bekende hij ook, Dinsdag op een plein
een gouden ring te hebben gevonden en dien
voor 5aan een onbekenden man te
hebben verkocht.
Het Paard.
Het paard was geen vurig ros. geen fiere
telganger; hij was maar een gewone, arm
zalige knol, met hangenden kop en slordige
manen en een doffe huis.
Zijn baas had hem aan den teugel en
stond te praten met een ander, cn lntusschen
stond dat paard daar melancholiek de geu
rende etalage van een kapperswinkel in te
staren. Ik heb mij afgevraagd, wat er op dat
oogenblik wel in dat beest omging.
Lachte hij inwendig wat schamper om de
Ijdelheid der menschen? Ik keek hem er
eens op aan, maar ik kon zelfs geen verholen
glimlach ontdekken-
Snoof hij met welbehagen de heerlijke
geuren op, die er uit dit paradijs opstegen?
Overpeinsde hij treurig, dat er van hem ook
nog wel iets te maken zou zijn uiet een per
manent wave, of een ondulatlon Marcel, of
met den inhoud van die honderden potjes en
pannetjes, die daar in weloverdachte wan
orde te lonken lagen? Ook daar keek Ik hem
eens op aan, aar mhij zag er werkelijk uit,
alsof hij alle wereldsche ijdelheid al jaren
geleden ver van zich gegooid had.
Droomde hij misschien van zijn jeugd?
Toen hij door een malsch groen weilang bok-
kesprongen maakte, en krijgertje speelde met
zijn moeder, en het leven lekkerder rook dan
al dit st-adsche surrogaat? Dacht hij aan een
blond meisje op zijn rug, waarmee hij had
rondgedraafd, en dat hem ten slotte toe be
looning heelemaai met boterbloemen had
versierd, zoodat ze hem in zyn neus kriebel
den, en hij geweldig niezen moest?
Wat stond hij daar te denken, armzalige,
melancholieke, gedweeë knol, dat hij was?
Toen zag ik hem opeens in zijn oogen: hij
was blind. Zijn uitgedoofde oogen keken mij
aan met een uitdrukkingsloosheid, die erger
was dan het ergste verwijt.
Ik zag hem opeens heelemaai anders:
ik zag de schichtige beweging van zijn
kop bij elke voorbij dazende auto of tram.
Hij was angstig, doodelijk angstig. En zijn
baas praatte maar door, en ik had hem wat
uit staan lachen. Ik ben doorgegaan, diep
beschaamd. Ik schaam mij nog. jlr is niets
erger dan een volmaakt weerloos beest.
W. T.
VERBOND VAN GEMEENTE-AMBTENAREN
De heer Berghuys over
„De Vrede".
Dezer dagen kwamen de leden van het
Nationaal Verbond van Gemeente-ambte
naren met hun dames en introducés in „De
Kroon" bijeen. De heer Berghuys, de secre
taris van het Verbond had zich beschikbaar
gesteld voor het houden van een lezing over
„De vrede, haar moeizame gang door de
eeuwen".
Bij den aanvang -heette de voorzitter, de
heer A. M. Tijssellng den aanwezigen welkom
in het bijzonder den heer Berghuys, wien hij
namens da afd. Haarlem gelukwenschte mei
het feit, dat hij dezer dagen 10 jaar onaf
gebroken als secretaris van hét Verbond is
werkzaam geweest. Als blijk van waardeering
bood hij hem bloemen aan.
De heer Berghuys dankte voor deze vrien
delijke attentie. Hij -haalde nog eenige her
inneringen op - uit. zijn werkzaamheid als
bondssecretaris, waarbij hij in het bijzonder
prees de aangename samenwerking met de
afd. Haarlem.
De lezing, die de heer Berghuys met een
groot aantal lichtbeelden verduidelijkte, De-
gon met een bespreking van de personen,
die van de grijze oudheid af tot heden toe
de vredes-idee hebben uitgedragen, die op
kwamen tegen de verschrikkingen van den
oorlog, het lijden der strijdenden, de ellende
der nagelatenen en dé ontwrichting der ge
meenschap.
Als een der eersten van dezen noemde
hij Jesaja, die eeuwen vóór Christus' geboor
te den komst van den Vredesvorst voorspel
de.
De gedachte waarop men zich een wereld
vrede voorstelde, heeft zich in den loop dei-
tijden belangrijk gewijzigd. Als ideaal werd
eerst gedacht aan één groot wereldrijk, Paus
Innocentius III dacht aan één groot geeste
lijk rijk, waartoe alle staten zoude»i be-
hooren. Dubois, in 1305, aan een Statenbond.
Met groote waardegring worden in de rij van
hen die de. Vrede predikten genoemd: Hugo
de Groot, den schepper van het Volkenrecht:
die Oorlog een staatsmisdaad noemde, die
gestraft behoorde te worden; Erasmus die
,a. betoogde: door moord wordt men een
misdadiger, door vele moorden een held;
Abbé de St. Piore, den schrijver over
eeuwige vrede; Immanuel Kant, Victor Hugo.
Bertha von Suttner, Jean Henri Dunant, den
stichter van het Roode Kruis, Leo Tolstoi en
zoovele anderen.
Voorts besprak de heer Berghuys de ver
schillende vredesconferenties van 1899 af,
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1513
SINT NICOLAS ZIEN
gaat met moeder mee
naar de stad om Sin.
Nicolaas in he:
groote warenhuis te
moeder neemt de ge
legenheid van in-de-
ïtad zUn te baa: cm
een paar boodschap
pen af te doen
in het warenhuis be
sluit moeder, dat zt
wat later terug zui
len komen, want hei
Is nu te vol
moeder ontmoet ken
nissen en een langdu
rige conversatie volgt
moeder herinnert zich maar onderweg moet in den anderen Sin- waarop moeder, op
dat in een anderen
winkel Sint Nicolaas
ook nog moet zijn
zy nog even een
paar noodzakeiyki.
dingen halen
terklaoswinkel is het
iets voller dan in het
warenhuis en je kar.
net nog den n\y te:
van den Sint zien
weg naar huis, op
merkt dat het toch
zoo leuk is om naar
de stad te gaan als
Sinterklaas er Is.
(Nadruk verboden).
de stichting van het Hof van Arbitrage, de
opening van het Vredespaleis in 1913, een
jaar voor het uitbreken van den gruwelijk-
sten oorlog. Wil men een beschrijving van
den modernen oorlog met zijn afgrijselijk
heden van granaatvuur, gifgassen en bom
men, vroeg spreker? Men leze: „Van het Wes
telijk front geen nieuws", en men denke dan
aan de miliioenen dooden, aan hun nage
laten betrekkingen, aan de voor altijd, vreese-
ïijk verminkten, aan de ontwrichting van het
maatschappelijk leven, aan het voedselge
brek der niet-strijdenden enz. Een verblij
dend teeken noemde spreker het, dat de
leuze „Oorlog aan den Oorlog" thans door
alle volken wordt, aangeheven, maar ook dat
in zoovele landen het. graf van den Onbe
kenden Soldaat de aanklacht tegen den oor
log levendig houdt.
Voorts gaf spreker een overzicht van het
werk van den Volkenbond, en ook van het
geen het Internationaal Verbond van Vak
verenigingen doet voor den Wereldvrede.
Spreker besloot zijn lezing, die met groote
aandacht was gevolgd, met de woorden:
„Nog zijn wij niet aan het einde van den
moeilijken weg. maar eindelijk zal lichten hs-
ideaal van den nieuwen dageraad, waarin de
wet zal gelden: Gij zult niet dooden-
De heer Tijssellng vertolkte de gevoelens
der aanwezigen door den heer Berghuys
hartelijk dank te zeggen voor zijn zeer in
teressante lezing en de waardeering uit te
spreken voor zijn daadwerkelijk strijden
voor het hooge ideaal „de Wereldvrede".
TRAMVERTRAGING.
Donderdagmiddag half drie geraakte één
der wielen van een handwagen onder het
viaduct aan den Jansweg zóó vast bekneld in
de tramrails, dat het tien minuten duurde,
eer de wagen er uitgelicht en de trambaan
weer vrij was.
ONTHEFFING WINKELSLUITING.
B. en W. maken bekend, dat zij ten aan
zien van de winkels op den in het gebouw
..Ca:»:ilia" aan de Jansstraat te houden bazar
ten bate van de afdeeling Haarlem van den
Nederlandschen Bond van Abstinent Studee
renden, ingevolge de verordening op de
winkelsluiting ontheffing hebben verleend
van de verbodsb."palingen van die verorde
ning in dier voege, dat die winkels op 23
November 1929 na des namiddags 10 uur
tot des namiddags 11 uur en op 24 Novem
ber 1929 na des namiddags 8 uur tot des
namiddags 11 uur voor het publiek mogen
geopend blijven, daarin mag worden verkocht
en het verkochte medegenomen.
BESTRIJDING VAN DEN WOEKER.
Door de heeren Groenendaal en Reinalde
is het volgende voorstel ingediend:
,3urgemeester en Wethouders uit te noodi-
gen over te gaan tot de instelling van een
Commissie ad hoc, ten einde den Raad te
dienen van advies over:
a. den omvang van den woeker en haar
bestrijding, ln deze gemeente;
b. de mogelijkheid tot het treffen van
maatregelen van gemeentewege ter beteuge
ling van den yoeker.
Z WEMG ELEG ENITEID.
De heeren Joosten, de Vos, Scholl en Keer-
wolf stellen voor:
De raad van oordeel, dat in de behoefte
aan zwemgelegenheid voor de bevolking van
Haarlem onvoldoende is voorzien door de
bestaande zwemgelegenheden.
noodigt Burgemeester en Wethouders uit,
zoo spoedig mogelijk een voorstel voor tc be
reiden en aan den Raad voor te leggen, tot
stichting van een gratis zwembad in heb
noorden van de gemeente.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cta per regel.
VRAAG VOOR UW BINNEN- EN BU»TEN
FIRMA J. HE YD ANUS Zn.
KONING TRAAT 25 PARKLAAN 60 reL
Iel. 11361 ran 8-12 en l^—5. Zaterd. 8-L
Is het U bekend, dat ALLE£N
wij elke doos luxe post
papier vanaf f 1.50 gratis
van Monogram voorzien
of de couverts met adres
bedrukken?
Fa. ANTON DE R00IJ
ANEGANG 14. TEL. 11963
963 RV
Uit het Enge'sch van
ARCHIBALD EYRE.
HOOFDSTUK L
Dageraad.
De zon scheen op ae natte straten van
Mayfair en de landloopers en zwervers, die
den nacht moesten doorbrengen onder den
blooten hemel, dankten voor het ophouden
van den regen en de belofte van het mooie
weer. Menschen die in de huizen waren
uitten echter geen woord van dankbaarheid,
want de zware gordijnen voor de vensters
hadden het geluid van den regen gedempt.
lntusschen niet alle bwoners van deze
aanzienlijke buurt van Londen sliepen op
dat uur. Op de stoep van een huls op Sea-
more Place bevonden zich onder de glazen
portiek twee menschelijke gestalten. De oene
was een heer van middelbaren leeftijd in
avondcostuum en zijn luidklinkend gesnork
verried, dat hij in diepen slaap was. Zijn
hoofd lag op de bovenste trede van de stoep
en zijn linker voet rustte op zijn hoogen
hoed.
Naast hem zat een jong meisje; zij had de
ellebogen op haar knieën gesteund en de
knokkels van haar vingers tegen haar zachte
wangen gedrukt. Haar gezicht stond niet
angstig of verschrikt alleen maar ontevre
den. Zij had een avondjapon aan, die ge
deeltelijk zichtbaar was onder haar satijnen
avondmantel, Zoo nu en dan keek ze naar
haar metgezel met een blik van half-humo-
ristische ergernis.
Plotseling deed zij de kanten shawl, die
haar schouders bedekte, af en legde die tus-
schen de st-eenen trede en het hoofd van den
slanenden ouden heer.
Zij had haar vroegere houding weer aan
genomen, toen opeens een jonge man den
hoek van Piccadilly omkwam. Hij hield zijn
schreden in en keek vol verbazing naar het
tweetal.
Even aarzelde hij alsof hij overlegde wat hij
zou doen en toen kwam hij plotseling naar
hen toe. Het was een knappe jongen met een
verstandig gezicht.
Toen hij nader kwam draaide het meisje
haar hoofd om op een manier die voor een
scherpen opmerker voldoende zou zijn ge
weest. maar de ijver van den jongen man
was groot-er dan zijn bescheidenheid.
„Is er iets niet in orde?" vroeg hij, ter
wijl hij zijn hoed af nam.
„Niets, dank u", antwoordde het meisje
kortaf en ze hield het hoofd afgewend.
Hij bleef staan. „Weet u zeker dat ik niets
voor u dosn kan?"
„U kunt naar huis gaan", antwoordde het
meisje, een tikje geërgerd. „U bent veel te
laat on straat".
De jongeman kreeg een kleur. „Ik zou het
zelfde van u kunnen zeggen".
„Dat zou buitengewoon ongepast zijn".
De jongeman werd verlegen. „Neemt u me
niet kwalijk, maar het lag voor de hand om
te veronderstellen dat u hulp noodig had.
Bent u er heel zeker van
De lijnen om den mond van het meisje
verstrakten. „Ik ben niet in een stemming
om te praten. En al was ik dat wel, aan zou
ik nog niet praten met een volkomen vreem
de, op een uur waarop alle behoorlijke jon-
gelui ln bed liggen",
„Ik ben op een bal géweest", legde hij uit,
nog steeds verlegen.
„Sprak u daar ook menschen aan, aan wie
u niet voorgesteld was? Of hebt u verschil
lende manieren voor de balzaal en de
straat?"
„Het is heelemaai mijn bedoeling niet om
mij op te dringen", antwoordde hij een
beetje beleedigd. Toen hij langzaam weg
wilde gaan. schrok hij van een extra-luid
gesnork. „Weet u zeker dat meneer-daar
niet ziek is?" vroeg hij, terwijl hij weer bleef
staan.
„Mijnheer is volkomen gezond, dank u".
„Maar waarom
Het meisje maakte een ongeduldige bewe
ging. „Ubent in staat om iemand woe
dend te maken!"
„Het is zoo vreemd om een heer en een
dame in dezen toestand te vinden. Mag ik
dan misschien een taxi voor u aanroepen?"
„Waarom?" vroeg het meisje koeL
„Om u naar huis te brengen".
„Dank u. ik ben al thuis".
Het gezicht, van den joneeman klaarde on.
„Okunt u niet naarbinnen? Maar
kunt u de bedienden dan niet wakker ma
ken?"
„U hebt het bij het rechte eind", zei het
meisje scherp, „en er is geen enkele reden
waarom u niet zoo gauw mogelijk naar huis
zoudt gaan".
De jongeman maakte echter geen aanstal
ten. „Wacht u nog op verdere bijzonderhe
den? Die zijn er niet, behalve dat de elec
trische bel kapot is en we geen klopper heb
ben". deelde het meisje mede.
Hij keek naar de liggende figuur
naast haar. „Ik ben bang dat die meneer
daar uitgeput is van vermoeidheid".
„Hij is alleen maar in slaap gevallen, wat
buitengewoon verstandig van hem ls. Ove
rigens wacht ik maar tot u verdwenen bent
om zijn voorbeeld te volgen".
„Maar u kunt toch niet den heelen nacht
on de stoep doorbrengen?" drong hij aan.
„Wat zal de politie daarvan wel zeggen?"
„We hebben geen keus. Als we niet in huis
kunnen komen, moeten we er buiten blijven".
„Laatlaat mij u helnen", vroeg hij
ernstig. De j oncem an vond de situatie ertr
akelig, want hij bezat in hooge mate de
vriendelijkheid, die sommige menschen er
als het ware toe dwingt, om onnoodig de
lasten van anderen op zich to nemen.
„Dank u", klonk het ijzig. „Ik heb alle noo-
dige maatregelen genomen".
Maar hij hoorde haast ternauwernood wat
ze zei. want hij boog zich over het hekwerk
van het sousterrein.
„Het kan toch niet moeilijk zijn om in
huis te komen", zei hij opgewekt. „Als u
'angs dit traliewerk naai* beneden klimt,
kunt u gemakkelijk door de benedenverdie
ping binnenkomen. U hoeft alleen maar een
ruit van het keukenraam stuk te slaan, dan
kimt u het raam van binnen onenmaken.
dcor het venster kruipen cn van binnen de
voordeur onen doen".
„Ik ben geen acrobaat", antwoordde het
me'sje koel.
„O, u niet", rieo hij uit. terwijl hij een
kleur kreeg. Dc zon tooverde gouden glan
zen on haar haar en hij zag het. „Mag ik
het niet voor u doen?"
Het meisje stond op cn gluurde door het
hekwerk: opeens iichttc er een glimlach
over haar gezicht. „Ik geloof dat ik het be
sterf van het lachen als u het deed!*7
„Ik wil het met plezier doen", zei hij gre
tig. „U hebt het maar voor het zeggen!"
„Nu, dan zeg ik hef', riep het meisje op
gewekt Haar ergernis was nu heelemaai ver
dwenen.
De Jongeman was in een seconde over het
hekwerk. „Het is het eenvoudigste wat je
je denken kunt", riep hij haar toe, terwijl
hij zich omlaag liet glijden. Het gerinkel van
glas wees er op dat hij een ruit ingeslagen
had. „Wat heb ik u gezegd?" rlen hij naar
boven en hij wuifde triomfantelijk met zijn
hand voor hij in de keuken verdween.
De lach van het meisje bestierf op haar
linnen. „Kom terug!" riep zij geschrokken.
„Hoe kunt u toch zoo dwaas zijn?"
Maar hij was al buiten het bereik van haar
stem en zij stond hem door het ijzeren
hekwerk na te kijken, terwijl zij belde han
den om de punten van het hek vastklemde.
„Wat heb ik gedaan", momoelde ze. „O,
waarom denk ik toch niet beter na. Dat.
draait vast op onaangenaamheden uit en
oapa is niet in een toestand voor een sccnc.
Waarom komt Robert ook niet?"
ALs in antwoord op haar woorden kwam
een bediende in livrei hijgend den hoek van
de straat om. Hij zwaaide een sleutel in de
eene hand. „Ik heb hem, juffrouw", riep hij
ademloos. Ik kon geen taxi vinden en heb
haast don heelen weg hard geloopen.
„Hoor!" zei het meisje.
Door het vernielde keukenvenster klonk
schuifelend ge'uid van voeten.
„O, vlug toch!" riep ze. „Doe do voordeur
open en help mij met vader. Verlies geen
seconde, Robert!"
De bediende staarde haar verbaasd aan.
„Wat is er toch. Juffrouw?" vroeg hij.
„Verspil geen tijd met vragen, doe de voor
deur open!" Er klonk iets van wanhoon in
haar stem.
Robert rende den weg over, stak den sleu
tel in het sleutelgat en wierp de straatdeur
van het huis aan den overkant open.
CWordt vervolgdj.