UIT LOGEEREN. Pi VROOLIJKEKANT BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP M©ITT ©I JiUg® gUBfl ÖMI ËËnïëiEï Uit logecren zijn is 'n opgaaf; het is moei lijk. Zoon huis heeft ritus! Zoo'n huis krioelt van matjes als de putten op 'n ganzebord. Men wil je aardig bezighouden, je amusee ren, Dat is uit den booze. Anderen doen voorkomend minzaam. Ook dat is 'n beproe ving. Er zijn er ook, die slechts één huis god hebben, maar 'n héél strengen, de klok. Die ontbijten, kaarsrechtop zittend, als dc jonge dag nauwelijks op de nog trillende pasgeboren pootjes staat. Zijn vóór negenen al weer aan 't beweren, of omwasschen, de- buteeren 'n grap, als je je nog moet inleven in den nieuwen dag, worden 's avonds vijf minuten voor tienen angstig kil en onrustig, verstarren en Jagen je klokslag tien uur naar bed. Al dezulken zijn mij een benau- wenisse. Ik ga niet graag uit logeeren. Ik veins te vredenheid, gevoel me als 'n comediant, 'n opgejaagd wild dier, 'n kooivogel. Mijn kleine vriendenschaar weet het. Maar er was er een. die aanhield, hij liet niet af en bleef nooden: Kom nou eens 'n paar dagen. Het was gesteld als een ultimatum. En ik ben gezwicht, ben gespoord naar het centrum des lands, wetende, dat hij mij niet zal „bezig houden", niet wijzen zal op huizen, waarin vroeger een familie Van Zoo en Zoo heeft gewoond, maar waarin nu een weduwe hulst, die nog vrij kras is, maar Iets aan het hart schijnt te hebben. Welke we duwe je natuurlijk slechts matig interessec- ren kan. Zijn hand zal niet op 'n tuintje wij zen met de mededeeling, dat daar nou en nergens anders Pletersen woont, die met die freule, kom nou, hoe heet ze ook weer, ge trouwd is, en die dat tuintje heelemaal zelf doet, héélemaal alleen. Waarop je gecen seerd bent telkens te anwoorden met „Aar dig hoor, heel aardig!" Hij wijst je zelfs niet waar de burgemeester en de notaris wonen, vertelt je niet wie er voorbij gaat en z'n hoofdblok ontbloot, want hij weet, dat je dat geen sikkepit schelen kan. Maar ik ben gekomen, óók omdat ik zijn nieuwste daad, zijn pas gebouwde huseke, zijn Tusculum moest zien. Dat moest nu eenmaal gezien worden; ik herinner mij de vele phantastischc potloodontwerpen op bierviltjes in dc Witte en was zeer be nieuwd. Tegen donker, entre chlen et loup, stap ik uit den trein, zoek naar de mij bekende opvallend-hagelwitte slobkousen en ontdek mijn gastheer. Dan wandelen wij samen met mijn tasch in de hand naar zijn nieuwe wo ning. Een kleine, trouwe, bedrijvige, zich bijna geruischloos, maar uitermate doelbewust verplaatsende, toegewijde vrouwe, de huis houdster (niet, ongenegen enz.) serveert met onctie de bachelors maaltijd. Zij is Het type! Ze is alles voor den eenzame. Ze omzweeft hem, al naar gelang van het uur van den dag, vol zorg en in absolute zelfverloochening met stoffer en blik, exquise schoteltjes, krui ken, zoetzuur en kopjes koffie, past op haar tellen, op hem en zijn linnengoed. Zij wit zijn slobkousen, kan mazen en stoppen, is accu raat op de boekjes, houdt zijn innerlijke ver zorging op bekwaam peil en heeft slechts zelden tinka's. ZIJ is de deus ex machina van zijn culinaire pia vota, het zonnetje van zijn keuken, de zacht schijnende vaste staartster aan zijn bachelors firmament en onafzetbaar. Na tot ver over kinderbedtijd dóórgevaren te hebben en bijgepraat, gaat men ter koole. Morgen zou ik .het Goed" geheel rond gaan, de gebouwen, de terrassen, alles. Mijn slaapkamer was. zoo had hij mij ver teld, in het Hoofdgebouw gelegen. Dat bleek juist te zijn. Ik ging dus de trap op en ver dween tegen half één in de voor mij bestem de dormitory, een met groot vernuft uitge dacht cubiculum van 2.98 meter bij 2.43 me ter. Er was een los bankje in. Daarop klau terde men in de kooi die op ca. 1.40 M. hoogte was aangebracht, met daaronder dc bekende hutkastjes. Aan de overzij de van dc 73 c.M. breede kooi was een toestel zuiver oorlogsscheepmodel en van vagelijke her komst, 'n echte marine-officierswaschkast FUn was het! Ik sliep als 'n blok. Het luikje boven m'n kop is open, ik be speur, 's morgens wakker wordend, een paa donkerbesokte voeten, die heen en wee- waaien op een zolder, vermoedelijk van oor man. die zich verdaan heeft, maar beleefd heidshalve doe ik geen navraag. Kwart voor negen kom ik beneden. Het factotum licht, mij in: „Meneer laot z'n gas ten altied vrij". „Hoe Iaat verschijnt Serenissimus?" Zoo tegen half elf ongeveer. Wilt u thee, koffie, chocolade? Thee? Uitmuntend me neer. Enne 'n zacht el of 'n spiegelei met bacon Ik zeg: „Juffrouw, ikben 'n beetje verrast, ik ontbijt met één sneetje brood, niets er bijMaar ze schudt het pientere muizekopje, lacht even binnensmonds en SIR ARTHUR KEITH, de bekende anthro- poloog schrijft: Het geeft niet veel of wli al zeggen dat de jeugd gediend moet worden, want de gces' van de jeugd is een geest van voorwaarts streven, van sprongsgewijs vooruitgaan: het is de geest der verovering. De jeugd wenscht niet gediend te worden, zij werkt zichzelf vooruit. De jeugd doet geen levenswijsheid op door lessen van ouderen: zij moet de dingen zien en doen voor zichzelf. Het- is onmogelijk de jeugd terug te houden, want jonge men- schen zijn niet te onderdrukken en lachen om iedere beperking. Oude menschen trach iet. wel de Jeugd te onderdrukken maar het zal hun nooit gelukken: dat is juist waardoor de jeugd altijd krijgt waarop zij recht heeft. Emil Luchvlg, de beroemde Dultsche ge- schiedvorscher: Zoo lang lk onder de 50 ben zal ik de idea len der jeugd hoog houden. En als ik over de 50 ben óók: dat hoop ik tenminste! Rosita Forbes (de beroemde ontdekklngs- reMgstor en romanschrijfster): De jonge menschen van tegenwoordig heb- ben het niet half zoo goed als de jongelui van vóór 20 of 30 jaar. Ik ken tientallen van Jcr.ve menschen. vele aardige jonge meisjes die werken in winkels en op kantoren en ik ken er n'.et 'n die niet het een of ander be- rcen heeft. Men vraagt nu niet: wie is hij? of: wie is zij? of: wie was zijn grootvader? maar: wat heeft hij of zij gedaan? of: wat kan hij of zU doen? Mijn moeder heeft mij vaak verteld dat vóór den oorlog de mesjes wel tot 12 uur in haar bed bleven. Wat zijn de omstandigheden dan veranderd! Nu moeten de meeste jon gelui om tien uur op hun werk zijn en als ik een partij geef of jongelui uitnoodlg. krijg ik altijd brieven van jonge mannen en jonge komt met ham and eggs binnen vóórdat lk verder kan tegensputteren. Ik zwicht weer. Tegen half elf verschijnt mijn gastheer, begroet mij op waardige wijze, doet dat in één prachtig opgebouwden zin van 'n kleine honderd woorden, slurpt, staande (zooals echte vereenzaamde verworpelingen van ongetrouwden dat plegen te doen) een kopje chocola met een kinderbeschuitje, loopt zijn gepensioneerde rentenierspost even dooi en zegt dan men veel brio en stralend van op gewektheid: „En nu! Pernel zal ik je alles la ten zien. Ben je de hoofdtrap afgekomen langs de colonades?" „Colonades? zeg ik. Ik heb nergens col „Nu ja, goed, je bent de trap afgekomen en boven heb je dus reeds 'n indruk gekre gen. Ik zal je nu een totaalindruk van „het Goed" trachten te geven. We verlaten nu het Hoofdgebouw door de ontbijtzaal niet waar? Wees zoo goed mij te volgen!" En we stappen naar buiten. Er loopt een grintpad om het huis en met,een lus door den tuin zie ik. „Kijk 's", zegt hij,nu gaan we we gaan eenvoudig te voet vind je niet? Nu gaan we „Mag ik op het gras loopen?" vraag ik. „Natuurlijk! Denk eens aan Engeland, de schitterende gazons, met hier en daar 'n en kele beroemde eik, niet waar? Niet waar? zóó hoort het. Nu gaan we dus even langs het Hoofdgebouw over le sentier des pas per dus, even kijken naar de twee zwerfblokken bij den inrit. Zie je ze? Goed! We gaan nu v/eer langs hetzelfde pad terug. Maar let nu eens even op. Zie je wel het bouwhuis? Dat is aan het hoofdgebouw vast, precies zooals bij het Kasteel van Swynsbergen te Helmond dus alweer héél anders als bij Biljoen, de Cannenburg en de Horst. Waarom die, fei telijk in later tijd ontstane bij-complexen? Hoe verder men van de uit de aloude, ver sterkte Romelnsche villa ontstane burchten, als bijvoorbeeld het Limburgsche Kasteel Ar- cen afwijkt, hoe meer men nadert naar het overladene als van Oud-Wassenaar, het bord papieren genre als van enkele nieuwere bouwsels bij den nieuweren adel behoorend. Je vindt hier", zei hij rad sprekend, „het simpele, somber dreigende, maar tevens on neembare en tartende terug, wat het Kasteel Schaesberg bij Heerlen nog heeftKan je me volgen? Goed. Nu gaan we even weer langs het senticr des pas perdus, en ik breng je op de terrassen!" Ik daalde één trede af en keek; toen hield hij my by m'n arm tegen, keek me ernstig aan en zei: „Nu ben je op het tweede terras! Kijk nu; Kijk. Nu volgen de in style le Nótre gedachte, lustwaranden en de gazons, waarachter de siergewassen, de heesterpartijen, cle berceaux in kunstigen cirkel uitgestippeld. Dat par- leert, wat!? Volg mij nu! Nu kom je aan le grand tour du bassin de l'écran", zegt hij, zet z'n pet schuin en kijkt me zeer uit de hoogte aan. Ik kijk rond, zie niets. „Amice", begon ik. „Nu ja, goed, dat komt nog. Er komt daar namelijk 'n vierkant vijvertje, wit, gewoon wit en daar achter 'n zonnewijzer, begrijp je. Die krijg ik tusschen twee haakjes wel eens van jou, dacht ik zoo: „Nu gaan we verder! Er zijn twee wegen! De oude en de nieuwe weg! De oude w?g gaat rechtsaf, langs die twee rhododendrons, waarmee we dan van „de siergewassen" afscheid nemen en nu gaan we naar het belangrijkste deel van het Goed. het Woud!" „Het woud?" zeg lk, zie een paar dozijn hooge sparrCboomen, 'n paar sierdennen, een oude kastanje, 'n ondoorzichtig gordijn van groen inderdaad. „Hét woud", herhaalt hij met nadruk, kijkt mij i van onderen op ernstig en somber aan en voegt er langzaam aan toe: „ge naamd „de Voghelhaege" en zijn breede ge baar cirkelt over hefc oude Geldersche her togdom. „Juist", zeg ik onderdandg. Dan omvat hij nog eens met wijdsoh gebaar den omtrek, spreekt niezza voce: „het Woud, het immer weer opnieuw imposante, koel wuivende' woud, in ij'le verte wazig verdroomend in Je zacht golvende toppen der machtige woud reuzen, eenmaal heilige plekken in ons oude, lieve vaderland!" „Plotseling neemt hij me bij den arm. ..Nu gaan we terug langs den nieuwen weg! Dat is dus „Dat is nu links van de twee rhododen drons", zeg ik. „Precies", zegt hij, „links zie je de Jungle, de rimboe, waarin de Dienstgang gekapt^ is. Daar kom ik nooit te voet, nimmer feitelijk. En daar, waar die siergrassen zoo tieren, waar alles zoo weilig groeit- zie je dat „Ja", zeg ik. „Daar".... fluistert hij „liggen zeven stofzuigeragenten begraven". Er is een klein plasje bij het bouwhuis. Hij staat even stil en wijst. „Hier heef: Ioconde de Lojulain, vierde ambac-htsvrouwe vrouwen, waarin zij schrijven dat zij niet tot laat in den avond kunnen b'ijven, want den volgenden morgen moeten zij weer tijdig aan een arbeid. De jonge menschen van tegenwoordig zijn krachtiger en energieker dan die van vroe ger. Zij zijn gezonder, naar lichaam en geest. Zij hebben de gordijnen opengetrokken, waar achter zekere dingen de dingen waar het in het leven op aankomt voor hun voor gangers uit oen vroeger tijdperk verborgen bleven. Zij werken harder en hebben ook meer ontspanning en volgens mijn meening zou dc wereld er beter aan toe zijn, als aan de jeugd volledig de kans gegeven werd om wat te presteeren, om te laten zien, hoe zij het doet. Allen die in Engeland verantwoor delijke posities bekleeden zijn menschen op jaren, ln ieder geval over de veertig: direc teuren van maatschappijen, bankiers, uit gevers. staatslieden. In Amerika is dit anders. Daar krijgt de jeugd haar kans en met suc ces. Engeland mag aan Amerika in dit op zicht een voorbeeld nemen. Professor Serge Voronoff (de beroemde Fransche geleerde en de pionier der verjon gingskuur) Wij hebben een afschuw van het verval van krachten en de kwalen die den ouderdom vergezellen. Voor dat wij dit stadium bereiken heeft ieder van ons levensvreugde op velerlei gebied gekend en dan, juist op het oogen- blik waarop de ervaring ons in staat stelt om onderscheid te maken tusschen vergissingen en dingen, die werkelijk waarde hebben, juist wanneer onze geest rijp is voor werk van hoogere orde. verlaat onze capaciteit ons. Ons geheugen wordt minder evenals onze in- tellectueele krachten en elke inspanning valt ons zwaar. Wij worden te spoedig oud. Wij sterven, vóór dat onze taak is afgewerkt. Ivan de VogheThaege zich het leven benomen: een der historische plekjös van dit zoo aan trekkelijke Pinetum, rfiijn waarde. De legende van het Goed". We bestijgen nu weer de twee terrassen. „Après vous!" hij laat mij vóórgaan en we komen weer langs het bouwhuis in het Hoofdgebouw. Hij wijst mij „de Boeckeny" aan de straat, het groote trappenhuis, de ontvangst- en receptiezaal; de antichambre met de pruikenkamer voor de menschen van den dagdienst, de persoonlijk door hem be woonde vleugels en dan gaan wij de gewelven in. Een zware deur dreunt achter ons in het slot en we staan in de oude Kapel van de Abt van St. Gallen een laat-Gothisch beeldje van vrij grooten omvang, gaan langs de voorraadkelders, geschikt voor 'n langdurig beleg, langs de wijnen, langs de groote boonen en de dopperwtjes en dan, de lan taarn naderbij brengend, wijst hij op een ouden steen, vermoedelijk door den bouw heer daarin geplaatst, waarop de woorden: Ornatissimus noster centurio maximo natu. Daarna stijgen wij weer uit de kille ge welven met de griezelige oubliettes; ik tel de jampotjes, 10 flesschen Bourgogne, 36 fleschjes Lager en een flinke andijviepot. Ik sta weer in de groote vestibule en wel dra rusten wij uit in de gezellige Boeckeny. Toen ik mij op den ochtend van mijn vertrek wenschte te scheren, kon ik geen schelknopje vinden (die pasten niet bij den tijd van het hoofdgebouw, had hij mij al verteld). Ik opende dus het raampje en riep 'n willekeurige voorbijganger aan. „Hallo", zeg ik; „pardon, u is vermoede lijk 'n inheemsch notabele?" De vriendelijke heer ontblootte het hoofd even. wachtte af. „Och", vervolgde ik, „zou u hier even wil len aanbellen en de juffrouw zeggen, dat ik onmiddellijk scheerwater noodig heb". Hij(het is dsn vriendelijke bevolking) deed als gezegd en de onvolprezen juffrouw bracht mij het reinigsel. We ontbeten voor het laatst en dat werd het slot van wat de Engelschen noemen a perfect weekend! Ik werd door hem naar mijn trein ge bracht. Ging natuurlijk „niet op Zon- en Feestdagen", ergo moest ik 60 minuten wachten tot den volgenden trein; stelde dus voor: nu maar afscheid te nemen, dan is 't gauwer over. Maar dat werd geweigerd. Hij wou den tijd „uitzitten". Ik zeg: hier kerel, heb je twee kwartjes, dan ben je met fatsoen van me af. „Nee", zei hij, „dan kom jij te veel in 't voordeel". Ergo heeft hij 't wel moeten uitzitten. Ja, goede vrinden zijn zeldzaam. PIM PERNEL. (Nadruk verboden). Zij: „Inderdaad John. Jou staat een bloem in je knoopsgat heel goed. Het trekt de aan dacht van je gezicht af!" „Geniale menschen trouwen niet", zegt een psycholoog. Natuurlijk niet. Men moet geniaal zijn om niet te trouwen. „Sommige menschen zegt een schrijver hebben een talent in het uitzoeken van nuttige geschenken." Wij bewonderen inderdaad den jongeman die zijn aanstaanden schoonvader een paar zachte, wollen pantoffels met vilten zolen cadeau doet. Een tabakshandelaar geeft bij ieder ons tabak een tabakspijp cadeau. Zou het geen aanbeveling verdienen bij lederen sigarenaansteker ccn doosje lucifers te schenken? Acht honderdjarigen hadden zich onlangs vereenigd aan een gemeenschappelijken maaltijd. Wij hebben zoo'n idee dat er een paar krasse dingen gezegd zijn over het moderne meisje. Een baby in Praag leefde 2 maanden zonder hersens. Als we eens om ons heen kijken, kunnen we dit geen record noemen. Thomas Alva Edison is dol op babies vol gens zijn verklaring. Thomas Alva Edison is doof, weet u. Nieuwe energie en capaciteit voor het ver richten van productleven arbeid te verschaf fen aan menschen wier waarde met den leeftijd grooter is geworden, wier geest zoo wel verrijkt is door verzamelde kennis als verzacht door de aanraking met pijn en verdriet gedurende een lang bestaan is: de maatschappij een nuttigen dienst bewijzen en medewerken aan den vooruitgang der we reld. De bekende verjongingskuur houdt ons in tellect en onze capaciteit om werk te ver richten, langer in stand; zij verkort de pe riode, gewoonlijk aangeduid als „den ouden dag". Ons motto is: „leven en jeugd". De vroegere Britsche Minister van Finan ciën: Winston Churchill: Het schijnt mij toe dat er onder de tegen woordige, jongere generatie, niet alleen in Engeland maar in alle Europeesche landen, een streven bestaat om in het gestoelte der macht in de politieke wereld plaats te nemen. In het vertegenwoordigend lichaam dat het- lot van Groot-Brit. tannië bestuurt vindt ge de bewijzen van deze stelling. Ik heb op het oogenblik geen statistieken tot mijn beschikking, maar het schijnt mij werkelijk toe dat de politici nu jonger zijn dan in het begin dezer eeuw. Toen ik 25 jaar geloden mijn intrede deed in het Lager Huis was de gemiddelde leeftijd van de leden tamelijk hoog. Sinds dien tijd heb ik dat gemiddelde zien verminderen. Mannen en ook vrouwen komen in het Parlement op een jongeren leeftijd dan oen kwart eeuw geleden regel was en het natuurlijk gevolg hiervan is dat zij ook jonger zijn als zij verantwoordelijke posities in de regeering gaan Innemen. De tegenwoordige regeering doet haar work even goed als haar voor gangsters van twintig jaar geleden, toen do macht en de verantwoordelijkheid berustten bij betrekkelijk oude mannen. De jeugd word' zelfbewuster en. zooals ik al zeide, dit blijkt in het Lager Huis evenals overal elders. Maar ik ben er niet zeker van dat dit op het vasteland in gelijke mate het geval is. Het hoofd der Dultsche regeering bijvoorbeeld. President Hindenburg, is tten oud man en in Frankrijk is de oudere generatie nog zeer sterk. THéOPHILE DE BOCK. 1851—1904 Vijf en twintig jaar geleden, 22 November 1904, is Théophile de Bock gestorven. Maar deze schilder uit de Haagsche school, onder vele en velerlei invloeden gekomen tot zelfstandigheid ten slotte, leeft nog nu en later, door zijn landschappen, zijn boomen, zijn molens en riviergezichten, werk van een bijzondere persoonlijkheid. En in de herinne ring van hen, die van de oude garde nog overbleven, als de begaafde, de naar ontwik keling strevende figuur, die in het centrum stond van de Haagsche kunstwereld. Me vrouw De Bock, die nu in Heemstede woont, weet er nog van te vertellen, hoe het huis in de Riemersstraat altijd vol was van kunste naars en kunstliefhebbers. De Marissen wa ren er vrienden van den huize. Het is Jacob Maris geweest, die, Parijzenaar destijds, bij een bezoek aan Holland De Bock ontdekte. De jonge schilder had een landschap ge maakt en de kunstbroeders hadden het om beurten afgekeurd. Het was een schilderij in effen grijzen toon, doch Maris zag er reeds in de breedheid van conceptie, die later zou groeien tot de forsche landschaps-schilder- kunst, tot de zware rijp doorschilderde bosch- en duingezichten, waarmee De Bock zijn bij zondere plaat-s inneemt onder de tijdgenoo- ten. Maris kocht het en redde De Bock uit een crisis, die hem het zelfvertrouwen wel licht zou hebben ontnomen. Niet altijd was Théophile de Bock schilder geweest, maar omdat hij het onder alle om standigheden toch was, werd hij het ook ten volle. Ook hij had den strijd te strijden van een artistieke roeping met de harde noodza kelijkheid om geld te verdienen. Gelukkig kon de eerste het bij hem winnen. Hij had een betrekking als ambtenaar bij de Holland - sche IJzeren Spoorwegmaatschappij. Maar hij was te veel schilder om niet zijn aandacht te wijden aan de koeien in de wei, een pol boomen, een groep spoorwegarbeiders in hun kleurige werkkielen, als hij langs de lij nen was voor dienstzaken. Hij vervulde zijn- dienst met de schilderskist onder den arm! Doch De Bock moest begrijpen, dat de maat schappij geen kunstschilders in haar dienst kan hebben, hij werd ontslagen. Zonder betrekking en zonder naam als schilder in het „felndliche Leben" vond hij gelukkig toch de middelen om les te nemen, bij Van Borsselen en Weissenbruch en ten slotte om te gaan naar Barbison, het Fran sche schildersoord, waar de meesters werk ten, aan wie hij zich verwant gevoelde. Hij inspireerde zich op Corot, Millet, Rousseau, de Barbisonsche school. En van zijn stoere worsteling om te bereiken wat zij bereikt hadden zijn de forsche boomen die hij tee- kende een uiting. Onder invloed van de som bere grootschheid der bosschen werd hij de boomenschilder, die hij gebleven is bij uit stek. Toch heeft Barbison hem niet blijvend vastgehouden, hij keerde terug naar Den Haag. In 1889 richtte hij er den Haagschen kunstkring op. 's Zomers trok hij het land in om indrukken op te doen, hij werkte bij Die penveen op „Oud-Rande", bij Zwartsluis, maar het liefst in Gelderland, Renkum. 's Winters werkte hij zijn schetsen uit in het Lady Dorothy IVIills (reizigster en roman schrijfster) Ik geloof onvoorwaardelijk in de stelling dat de wereld behoort aan de besten en ae geschiktsten, zoodat wanneer de jeugd de bewijzen kan leveren dat zij ondernemender sterker en bekwamer is dan de ouderen, zij ook het recht heeft op alles wat zij kan krijgen. Er is een voortdurende strijd tusschen jeugd en ouderdom. „Veiligheid vóór alles!" is het motto der oudere menschen, terwijl de Jeugd de vanen van den ondernemingsgees' en het avontuur volgt. Als de jeugd kan aar, - toonen dat zij beter is dan de ouderdom, zal men haar de plaats moeten geven die haai dan toekomt. De jonge menschen van tegen woordig werken hard en hebben niet veel illusies en langzamerhand nemen zij, in de industrie en in de politiek de plaatsen der ouderen in, maar niet in die mate als mis schien wel wenschelijk is. De moderne jeugd in West-Europa en in Amerika is rusteloos en vol energie en het zelfde verschijnsel heb ik bij de minder be schaafde volken geconstateerd- Bij de half- barbaarsche stammen doen zicli dezelfde vraagstukken voor als in Engeland en andere Europeesche landen. De ideeën betreffende de emancipatie der jeugd en vooral dei- jonge vrouwen dringen door tot de ver- verwijderde deelen der wereld. Overal bestair de groeiende neiging om de rechten der jeugd te erkennen en haar grootere vrijheid va:, denken en handelen toe te staan. Lion Feuchtwanger (de beroemde Duitsche romanschrijver) De Europeesche jeugd uit de periode var na den oorlog vooral bij de overwonnen volken matigde zich meer rechten aar Jan de jeugd van wélk ander tijdperk ook De oudere menschen hebben daarin voorzich tig berust. Maar die ouderen hebben hun positie versterkt en het recht van de jeugd erkend op het beoefenen van de sport en het leven naar de regelen der gezondheids leer. Zoo hebben zij iets van hun verloren posi.ie teruggewonnen. Zij hebben door er varing geleerd, zij sluiten de jeugd niet meer in die mate uit als vóór den oorlog; zij trach ten de jeugd te begrijpen en van haar te' atelier op zijn „toren" een quasi antiek bouwwerk te Scheveningen. Hij stond onder invloed van Matthys Maris aanvankelijk, doch steeds zelfstandiger is hij in zijn later werk. In 1895 ging Théophile de Bock zich .metter woon te Renkum vestigen. Menige machtige boomengroep meer dan een schilderachtig plekje hij het kasteel is een herinnering aan zijn verblijf in de omgeving van Doorwerth. In 1902 verhuisde hij naar Haarlem. Me vrouw De Bock herinnert zich nog levendig, hoe hij er werkte op het buiten „Zuiderhout", hoe de groote villa aan den Zijlweg in den Baedeker vermeld stond, omdat hij vol was van antiquiteiten en kunstschatten. Over ge brek aan belangstelling heeft de schilder dan ook niet te klagen gehad, zijn atelier was al tijd leeg gekocht, niets was onverkoopbaar. Heel weinig van zijn werk is in Haarlem ge bleven, veel hangt er bij Boymans in Rotter dam, in Amsterdam bij Suasso, in particulie re verzamelingen. Na een zware ziekte is De Bock gestorven op een leeftijd, waarop van zijn talent nog zeer veel te verwachten was. Hij werd slechts 53 ^aar oud. Zijn belangstelling gold niet alleen de schil derkunst. zijn drang naar ontwikkeling ging in algemeene richting. Théophile de Bock is de schrijver van een groot werk over Jaap Maris, dat hij samenstelde in samenwerking met den heer Louis Lacoiüblé. Een zoon van den kunstschilder is de heer Hans de Bock, bekend musicus en componist, vooral in onze stad, waar hij tot voor kort woonde. KRANTEN DIE 2000 JAAR OUD ZIJN. Bij opgravingen, die verricht worden bij Ostia in Italië, zijn „kranten'" gevonden, in den vorm van groote platte steenen. Men zegt dat op één hiervan de dood van Pom- pejus vermeld staat in het jaar 49 v. Chr. en ook het testament van Julius Caesar met de mededeeling van wat hij aan hat Romein- sche volk vermaakte. Naar aanleiding van zijn berichten be treffende den oorlog in Gallië, wordt Caesar dikwijls de vader der journalistiek genoemd, maar het schijnt dat Cicero, die 106 jaar v. Chr. geboren werd, meer recht heeft op dezen titel- Cicero placht n.l- in de galerijen van zijn villa te Tusculnon een verslag op te hangen van belangrijke gebeurtenissen die hadden plaats gehad, met een lijst van ge boorten, sterfgevallen en huwelijken. Uit een brief van Cicero is het bekend dat hij ge bruik maakte van een soort verkort schrift. AFVAL. De straat wordt nog maar al te zeer ge bruikt als een verzamelplaats van afval.. Tram- en buskaartjes, sigaren- en cigaret- teneindjes, leege eigarettendoosjes en nog veel meer van dergelijke dingen worden op straat geworpen, zelfs wanneer het stads bestuur gezorgd heeft dat zulke zaken kun nen gedeponeerd worden in op verschillende plaatsen aangebrachte bakken of manden. Het stadsbestuur van Sydney, in New South Wales, heeft zich blijkbaar aan deze slordigheid, die bovendien de straten ont siert, geërgerd en krasse maatregelen geno men. Het gemeentebestuur heeft bekend laten maken dat na een bepaalden datum iedereen, van wien ontdekt wordt dat hij af val al is het maar een tramkaartje op straat gooit en die geen gebruik maakt van de er voor bestemde manden, zal beboet worden. Deze aankondiging heeft gewerkt als een toovermiddel. Bijna automatisch werd het „straatprobleem" er mede opgelost. Geen Stad ter wereld heeft nu zulke zindelijke straten als Sydney. De vrees voor boete heeft dit wonder gewrocht. Het zou aardig zijn als men het geld had, dat men in zijn leven dwaas verkwist had- Dan zou men het nog eens kunnen verkwis ten. (W. W. Scott in „Life"). Een mannelijke baby van 6 maanden fluit reeds populaire wijsjes, vertelt een Engelsch blad. Zij carrière ligt duidelijk voor hem. Hij moet jongste bediende op een kantoor worden. Een moralist bestreed onlangs in een blad, cle methode om auto's te koopen op afbeta ling. Er schijnt dus nog een andere methode te zijn? leeren. De onvoorwaardelijke vereering van menschen, instellingen en meeningen, alleen omdat zij jong zijn, behoort gelukkig tot het verleden. De invloed van jeugd en ouderdom op de publieke opinie in Europa (van Amerika weet ik niet genoeg) schijnt mij tegenwoordig verstandiger en evenwichtiger verdeeld te zijn dan in vroegere tijdperken. Lady Westmorland (de Engelsche vrouw uit de groote wereld) Mijn meening is dat de jeugd zich niet kan beklagen over gebrek aan kansen in dit land. Wanneer jonge menschen kunnen be wijzen dat zij een bepaalden arbeid beter doen dan de ouderen, dan moeten de ouderen auto matisch plaats maken voor de jongeren. Deze eeuw is er een van scherpe concurrentie' en geen onderneming of beroep kan oude men schen handhaven wanneer de jongeren beter? diensten kunnen bewijzen. Ik geloof dat wij wat te veel waarde hechten aan die ouder- domsquaestie- Wij vragen hoe oud iemand is. alsof dit een maatstaf was voor zijn ver stand en geschiktheid Wij moeten niet ver geten dat de oudere menschen wijsheid en ervaring bezitten, opgedaan gedurende een Lang leven, terwijl de jonge menschen, of schoon zij misschien energieker zijn en meer ondernemingsgeest hebben toch betrekke' :jk onervaren zijn en gevaren kunnen loopen d:e oudere menschen zullen vermijden, door hui. ervaring geleid. Natuurlijk slaat dit zoowel op vrouwen als op mannen. Daarom kan naar mijn meening geen bepaalde leef tijdsgrens gesteld worden voor ontslag en pensioen. Onder de tegenwoordige omstandig heden zal iemand, zoodra hij doe- oudc e'::n ongeschikt wordt, in den na'uurii'ken zeng van zaken vervangen worden door de geschikte jeugd. Door een natuurlijk proces zal dc jeugd den ouderdom overwinnen en ik geloof dat tegenwoordig in alle levenssferen dc neiging bestaat: niet om den onder nemingsgeest en de energie der jeugd te laten beknotten door conservatieve oudere menschen, maar om zoowel de jongeren als dc ouderen alléén te beoordeelen naar liun bekwaamheid en geschiktheid. (Nadruk verboden^ (In deze artikelenreeks volgen de meenmgen van vooraan staande mannen en vrouwen in Engeland, Frankrijk en Duitschland over het bovenstaand onderwerp).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 18