UIT LOGEEREN.
Pi VROOLIJKEKANT
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
M©ITT ©I JiUg® gUBfl ÖMI ËËnïëiEï
Uit logecren zijn is 'n opgaaf; het is moei
lijk. Zoon huis heeft ritus! Zoo'n huis krioelt
van matjes als de putten op 'n ganzebord.
Men wil je aardig bezighouden, je amusee
ren, Dat is uit den booze. Anderen doen
voorkomend minzaam. Ook dat is 'n beproe
ving. Er zijn er ook, die slechts één huis
god hebben, maar 'n héél strengen, de klok.
Die ontbijten, kaarsrechtop zittend, als dc
jonge dag nauwelijks op de nog trillende
pasgeboren pootjes staat. Zijn vóór negenen
al weer aan 't beweren, of omwasschen, de-
buteeren 'n grap, als je je nog moet inleven
in den nieuwen dag, worden 's avonds vijf
minuten voor tienen angstig kil en onrustig,
verstarren en Jagen je klokslag tien uur
naar bed. Al dezulken zijn mij een benau-
wenisse.
Ik ga niet graag uit logeeren. Ik veins te
vredenheid, gevoel me als 'n comediant, 'n
opgejaagd wild dier, 'n kooivogel.
Mijn kleine vriendenschaar weet het.
Maar er was er een. die aanhield, hij liet niet
af en bleef nooden: Kom nou eens 'n paar
dagen. Het was gesteld als een ultimatum.
En ik ben gezwicht, ben gespoord naar het
centrum des lands, wetende, dat hij mij
niet zal „bezig houden", niet wijzen zal op
huizen, waarin vroeger een familie Van Zoo
en Zoo heeft gewoond, maar waarin nu een
weduwe hulst, die nog vrij kras is, maar Iets
aan het hart schijnt te hebben. Welke we
duwe je natuurlijk slechts matig interessec-
ren kan. Zijn hand zal niet op 'n tuintje wij
zen met de mededeeling, dat daar nou en
nergens anders Pletersen woont, die met die
freule, kom nou, hoe heet ze ook weer, ge
trouwd is, en die dat tuintje heelemaal zelf
doet, héélemaal alleen. Waarop je gecen
seerd bent telkens te anwoorden met „Aar
dig hoor, heel aardig!" Hij wijst je zelfs niet
waar de burgemeester en de notaris wonen,
vertelt je niet wie er voorbij gaat en z'n
hoofdblok ontbloot, want hij weet, dat je
dat geen sikkepit schelen kan.
Maar ik ben gekomen, óók omdat ik zijn
nieuwste daad, zijn pas gebouwde huseke,
zijn Tusculum moest zien. Dat moest nu
eenmaal gezien worden; ik herinner mij de
vele phantastischc potloodontwerpen op
bierviltjes in dc Witte en was zeer be
nieuwd.
Tegen donker, entre chlen et loup, stap
ik uit den trein, zoek naar de mij bekende
opvallend-hagelwitte slobkousen en ontdek
mijn gastheer. Dan wandelen wij samen met
mijn tasch in de hand naar zijn nieuwe wo
ning.
Een kleine, trouwe, bedrijvige, zich bijna
geruischloos, maar uitermate doelbewust
verplaatsende, toegewijde vrouwe, de huis
houdster (niet, ongenegen enz.) serveert met
onctie de bachelors maaltijd. Zij is Het type!
Ze is alles voor den eenzame. Ze omzweeft
hem, al naar gelang van het uur van den
dag, vol zorg en in absolute zelfverloochening
met stoffer en blik, exquise schoteltjes, krui
ken, zoetzuur en kopjes koffie, past op haar
tellen, op hem en zijn linnengoed. Zij wit zijn
slobkousen, kan mazen en stoppen, is accu
raat op de boekjes, houdt zijn innerlijke ver
zorging op bekwaam peil en heeft slechts
zelden tinka's. ZIJ is de deus ex machina
van zijn culinaire pia vota, het zonnetje van
zijn keuken, de zacht schijnende vaste
staartster aan zijn bachelors firmament en
onafzetbaar.
Na tot ver over kinderbedtijd dóórgevaren
te hebben en bijgepraat, gaat men ter koole.
Morgen zou ik .het Goed" geheel rond
gaan, de gebouwen, de terrassen, alles.
Mijn slaapkamer was. zoo had hij mij ver
teld, in het Hoofdgebouw gelegen. Dat bleek
juist te zijn. Ik ging dus de trap op en ver
dween tegen half één in de voor mij bestem
de dormitory, een met groot vernuft uitge
dacht cubiculum van 2.98 meter bij 2.43 me
ter. Er was een los bankje in. Daarop klau
terde men in de kooi die op ca. 1.40 M.
hoogte was aangebracht, met daaronder dc
bekende hutkastjes. Aan de overzij de van dc
73 c.M. breede kooi was een toestel zuiver
oorlogsscheepmodel en van vagelijke her
komst, 'n echte marine-officierswaschkast
FUn was het! Ik sliep als 'n blok.
Het luikje boven m'n kop is open, ik be
speur, 's morgens wakker wordend, een paa
donkerbesokte voeten, die heen en wee-
waaien op een zolder, vermoedelijk van oor
man. die zich verdaan heeft, maar beleefd
heidshalve doe ik geen navraag.
Kwart voor negen kom ik beneden. Het
factotum licht, mij in: „Meneer laot z'n gas
ten altied vrij".
„Hoe Iaat verschijnt Serenissimus?"
Zoo tegen half elf ongeveer. Wilt u thee,
koffie, chocolade? Thee? Uitmuntend me
neer. Enne 'n zacht el of 'n spiegelei met
bacon
Ik zeg: „Juffrouw, ikben 'n beetje
verrast, ik ontbijt met één sneetje brood,
niets er bijMaar ze schudt het pientere
muizekopje, lacht even binnensmonds en
SIR ARTHUR KEITH, de bekende anthro-
poloog schrijft:
Het geeft niet veel of wli al zeggen dat de
jeugd gediend moet worden, want de gces'
van de jeugd is een geest van voorwaarts
streven, van sprongsgewijs vooruitgaan: het
is de geest der verovering. De jeugd wenscht
niet gediend te worden, zij werkt zichzelf
vooruit. De jeugd doet geen levenswijsheid op
door lessen van ouderen: zij moet de dingen
zien en doen voor zichzelf. Het- is onmogelijk
de jeugd terug te houden, want jonge men-
schen zijn niet te onderdrukken en lachen
om iedere beperking. Oude menschen trach
iet. wel de Jeugd te onderdrukken maar het
zal hun nooit gelukken: dat is juist waardoor
de jeugd altijd krijgt waarop zij recht heeft.
Emil Luchvlg, de beroemde Dultsche ge-
schiedvorscher:
Zoo lang lk onder de 50 ben zal ik de idea
len der jeugd hoog houden. En als ik over de
50 ben óók: dat hoop ik tenminste!
Rosita Forbes (de beroemde ontdekklngs-
reMgstor en romanschrijfster):
De jonge menschen van tegenwoordig heb-
ben het niet half zoo goed als de jongelui van
vóór 20 of 30 jaar. Ik ken tientallen van
Jcr.ve menschen. vele aardige jonge meisjes
die werken in winkels en op kantoren en ik
ken er n'.et 'n die niet het een of ander be-
rcen heeft. Men vraagt nu niet: wie is hij?
of: wie is zij? of: wie was zijn grootvader?
maar: wat heeft hij of zij gedaan? of: wat
kan hij of zU doen?
Mijn moeder heeft mij vaak verteld dat
vóór den oorlog de mesjes wel tot 12 uur in
haar bed bleven. Wat zijn de omstandigheden
dan veranderd! Nu moeten de meeste jon
gelui om tien uur op hun werk zijn en als ik
een partij geef of jongelui uitnoodlg. krijg ik
altijd brieven van jonge mannen en jonge
komt met ham and eggs binnen vóórdat lk
verder kan tegensputteren. Ik zwicht weer.
Tegen half elf verschijnt mijn gastheer,
begroet mij op waardige wijze, doet dat in
één prachtig opgebouwden zin van 'n kleine
honderd woorden, slurpt, staande
(zooals echte vereenzaamde verworpelingen
van ongetrouwden dat plegen te doen) een
kopje chocola met een kinderbeschuitje, loopt
zijn gepensioneerde rentenierspost even dooi
en zegt dan men veel brio en stralend van op
gewektheid: „En nu! Pernel zal ik je alles la
ten zien. Ben je de hoofdtrap afgekomen
langs de colonades?"
„Colonades? zeg ik. Ik heb nergens col
„Nu ja, goed, je bent de trap afgekomen
en boven heb je dus reeds 'n indruk gekre
gen. Ik zal je nu een totaalindruk van „het
Goed" trachten te geven. We verlaten nu het
Hoofdgebouw door de ontbijtzaal niet waar?
Wees zoo goed mij te volgen!" En we stappen
naar buiten. Er loopt een grintpad om het
huis en met,een lus door den tuin zie ik.
„Kijk 's", zegt hij,nu gaan we we
gaan eenvoudig te voet vind je niet?
Nu gaan we
„Mag ik op het gras loopen?" vraag ik.
„Natuurlijk! Denk eens aan Engeland, de
schitterende gazons, met hier en daar 'n en
kele beroemde eik, niet waar? Niet waar?
zóó hoort het. Nu gaan we dus even langs
het Hoofdgebouw over le sentier des pas per
dus, even kijken naar de twee zwerfblokken
bij den inrit. Zie je ze? Goed! We gaan nu
v/eer langs hetzelfde pad terug. Maar let nu
eens even op. Zie je wel het bouwhuis? Dat
is aan het hoofdgebouw vast, precies zooals
bij het Kasteel van Swynsbergen te Helmond
dus alweer héél anders als bij Biljoen, de
Cannenburg en de Horst. Waarom die, fei
telijk in later tijd ontstane bij-complexen?
Hoe verder men van de uit de aloude, ver
sterkte Romelnsche villa ontstane burchten,
als bijvoorbeeld het Limburgsche Kasteel Ar-
cen afwijkt, hoe meer men nadert naar het
overladene als van Oud-Wassenaar, het bord
papieren genre als van enkele nieuwere
bouwsels bij den nieuweren adel behoorend.
Je vindt hier", zei hij rad sprekend, „het
simpele, somber dreigende, maar tevens on
neembare en tartende terug, wat het Kasteel
Schaesberg bij Heerlen nog heeftKan je
me volgen? Goed. Nu gaan we even weer
langs het senticr des pas perdus, en ik breng
je op de terrassen!"
Ik daalde één trede af en keek; toen hield
hij my by m'n arm tegen, keek me ernstig
aan en zei:
„Nu ben je op het tweede terras! Kijk nu;
Kijk. Nu volgen de in style le Nótre gedachte,
lustwaranden en de gazons, waarachter de
siergewassen, de heesterpartijen, cle berceaux
in kunstigen cirkel uitgestippeld. Dat par-
leert, wat!? Volg mij nu! Nu kom je aan le
grand tour du bassin de l'écran", zegt hij, zet
z'n pet schuin en kijkt me zeer uit de hoogte
aan. Ik kijk rond, zie niets. „Amice", begon
ik.
„Nu ja, goed, dat komt nog. Er komt daar
namelijk 'n vierkant vijvertje, wit, gewoon
wit en daar achter 'n zonnewijzer, begrijp je.
Die krijg ik tusschen twee haakjes wel eens
van jou, dacht ik zoo: „Nu gaan we verder!
Er zijn twee wegen! De oude en de nieuwe
weg! De oude w?g gaat rechtsaf, langs die
twee rhododendrons, waarmee we dan van
„de siergewassen" afscheid nemen en nu
gaan we naar het belangrijkste deel van het
Goed. het Woud!"
„Het woud?" zeg lk, zie een paar dozijn
hooge sparrCboomen, 'n paar sierdennen, een
oude kastanje, 'n ondoorzichtig gordijn van
groen inderdaad.
„Hét woud", herhaalt hij met nadruk,
kijkt mij i van onderen op ernstig en somber
aan en voegt er langzaam aan toe: „ge
naamd „de Voghelhaege" en zijn breede ge
baar cirkelt over hefc oude Geldersche her
togdom.
„Juist", zeg ik onderdandg. Dan omvat hij
nog eens met wijdsoh gebaar den omtrek,
spreekt niezza voce: „het Woud, het immer
weer opnieuw imposante, koel wuivende'
woud, in ij'le verte wazig verdroomend in
Je zacht golvende toppen der machtige woud
reuzen, eenmaal heilige plekken in ons oude,
lieve vaderland!"
„Plotseling neemt hij me bij den arm.
..Nu gaan we terug langs den nieuwen weg!
Dat is dus
„Dat is nu links van de twee rhododen
drons", zeg ik.
„Precies", zegt hij, „links zie je de Jungle,
de rimboe, waarin de Dienstgang gekapt^ is.
Daar kom ik nooit te voet, nimmer feitelijk.
En daar, waar die siergrassen zoo tieren, waar
alles zoo weilig groeit- zie je dat
„Ja", zeg ik. „Daar".... fluistert hij
„liggen zeven stofzuigeragenten begraven".
Er is een klein plasje bij het bouwhuis.
Hij staat even stil en wijst. „Hier heef:
Ioconde de Lojulain, vierde ambac-htsvrouwe
vrouwen, waarin zij schrijven dat zij niet tot
laat in den avond kunnen b'ijven, want den
volgenden morgen moeten zij weer tijdig aan
een arbeid.
De jonge menschen van tegenwoordig zijn
krachtiger en energieker dan die van vroe
ger. Zij zijn gezonder, naar lichaam en geest.
Zij hebben de gordijnen opengetrokken, waar
achter zekere dingen de dingen waar het
in het leven op aankomt voor hun voor
gangers uit oen vroeger tijdperk verborgen
bleven. Zij werken harder en hebben ook
meer ontspanning en volgens mijn meening
zou dc wereld er beter aan toe zijn, als aan
de jeugd volledig de kans gegeven werd om
wat te presteeren, om te laten zien, hoe zij
het doet. Allen die in Engeland verantwoor
delijke posities bekleeden zijn menschen op
jaren, ln ieder geval over de veertig: direc
teuren van maatschappijen, bankiers, uit
gevers. staatslieden. In Amerika is dit anders.
Daar krijgt de jeugd haar kans en met suc
ces. Engeland mag aan Amerika in dit op
zicht een voorbeeld nemen.
Professor Serge Voronoff (de beroemde
Fransche geleerde en de pionier der verjon
gingskuur)
Wij hebben een afschuw van het verval
van krachten en de kwalen die den ouderdom
vergezellen. Voor dat wij dit stadium bereiken
heeft ieder van ons levensvreugde op velerlei
gebied gekend en dan, juist op het oogen-
blik waarop de ervaring ons in staat stelt om
onderscheid te maken tusschen vergissingen
en dingen, die werkelijk waarde hebben, juist
wanneer onze geest rijp is voor werk van
hoogere orde. verlaat onze capaciteit ons.
Ons geheugen wordt minder evenals onze in-
tellectueele krachten en elke inspanning valt
ons zwaar.
Wij worden te spoedig oud. Wij sterven,
vóór dat onze taak is afgewerkt.
Ivan de VogheThaege zich het leven benomen:
een der historische plekjös van dit zoo aan
trekkelijke Pinetum, rfiijn waarde. De legende
van het Goed".
We bestijgen nu weer de twee terrassen.
„Après vous!" hij laat mij vóórgaan en we
komen weer langs het bouwhuis in het
Hoofdgebouw. Hij wijst mij „de Boeckeny"
aan de straat, het groote trappenhuis, de
ontvangst- en receptiezaal; de antichambre
met de pruikenkamer voor de menschen van
den dagdienst, de persoonlijk door hem be
woonde vleugels en dan gaan wij de gewelven
in. Een zware deur dreunt achter ons in het
slot en we staan in de oude Kapel van de
Abt van St. Gallen een laat-Gothisch beeldje
van vrij grooten omvang, gaan langs de
voorraadkelders, geschikt voor 'n langdurig
beleg, langs de wijnen, langs de groote
boonen en de dopperwtjes en dan, de lan
taarn naderbij brengend, wijst hij op een
ouden steen, vermoedelijk door den bouw
heer daarin geplaatst, waarop de woorden:
Ornatissimus noster centurio maximo natu.
Daarna stijgen wij weer uit de kille ge
welven met de griezelige oubliettes; ik tel
de jampotjes, 10 flesschen Bourgogne, 36
fleschjes Lager en een flinke andijviepot. Ik
sta weer in de groote vestibule en wel
dra rusten wij uit in de gezellige Boeckeny.
Toen ik mij op den ochtend van mijn
vertrek wenschte te scheren, kon ik geen
schelknopje vinden (die pasten niet bij den
tijd van het hoofdgebouw, had hij mij al
verteld). Ik opende dus het raampje en riep
'n willekeurige voorbijganger aan.
„Hallo", zeg ik; „pardon, u is vermoede
lijk 'n inheemsch notabele?"
De vriendelijke heer ontblootte het hoofd
even. wachtte af.
„Och", vervolgde ik, „zou u hier even wil
len aanbellen en de juffrouw zeggen, dat
ik onmiddellijk scheerwater noodig heb".
Hij(het is dsn vriendelijke bevolking)
deed als gezegd en de onvolprezen juffrouw
bracht mij het reinigsel. We ontbeten voor
het laatst en dat werd het slot van wat de
Engelschen noemen a perfect weekend!
Ik werd door hem naar mijn trein ge
bracht. Ging natuurlijk „niet op Zon- en
Feestdagen", ergo moest ik 60 minuten
wachten tot den volgenden trein; stelde dus
voor: nu maar afscheid te nemen, dan is
't gauwer over. Maar dat werd geweigerd.
Hij wou den tijd „uitzitten". Ik zeg: hier
kerel, heb je twee kwartjes, dan ben je met
fatsoen van me af. „Nee", zei hij, „dan
kom jij te veel in 't voordeel". Ergo heeft
hij 't wel moeten uitzitten. Ja, goede vrinden
zijn zeldzaam.
PIM PERNEL.
(Nadruk verboden).
Zij: „Inderdaad John. Jou staat een bloem
in je knoopsgat heel goed. Het trekt de aan
dacht van je gezicht af!"
„Geniale menschen trouwen niet", zegt
een psycholoog. Natuurlijk niet. Men moet
geniaal zijn om niet te trouwen.
„Sommige menschen zegt een schrijver
hebben een talent in het uitzoeken van
nuttige geschenken."
Wij bewonderen inderdaad den jongeman
die zijn aanstaanden schoonvader een paar
zachte, wollen pantoffels met vilten zolen
cadeau doet.
Een tabakshandelaar geeft bij ieder ons
tabak een tabakspijp cadeau.
Zou het geen aanbeveling verdienen bij
lederen sigarenaansteker ccn doosje lucifers
te schenken?
Acht honderdjarigen hadden zich onlangs
vereenigd aan een gemeenschappelijken
maaltijd. Wij hebben zoo'n idee dat er een
paar krasse dingen gezegd zijn over het
moderne meisje.
Een baby in Praag leefde 2 maanden
zonder hersens.
Als we eens om ons heen kijken, kunnen
we dit geen record noemen.
Thomas Alva Edison is dol op babies vol
gens zijn verklaring.
Thomas Alva Edison is doof, weet u.
Nieuwe energie en capaciteit voor het ver
richten van productleven arbeid te verschaf
fen aan menschen wier waarde met den
leeftijd grooter is geworden, wier geest zoo
wel verrijkt is door verzamelde kennis als
verzacht door de aanraking met pijn en
verdriet gedurende een lang bestaan is: de
maatschappij een nuttigen dienst bewijzen
en medewerken aan den vooruitgang der we
reld.
De bekende verjongingskuur houdt ons in
tellect en onze capaciteit om werk te ver
richten, langer in stand; zij verkort de pe
riode, gewoonlijk aangeduid als „den ouden
dag". Ons motto is: „leven en jeugd".
De vroegere Britsche Minister van Finan
ciën: Winston Churchill:
Het schijnt mij toe dat er onder de tegen
woordige, jongere generatie, niet alleen in
Engeland maar in alle Europeesche landen,
een streven bestaat om in het gestoelte der
macht in de politieke wereld plaats te
nemen. In het vertegenwoordigend lichaam
dat het- lot van Groot-Brit. tannië bestuurt
vindt ge de bewijzen van deze stelling.
Ik heb op het oogenblik geen statistieken
tot mijn beschikking, maar het schijnt mij
werkelijk toe dat de politici nu jonger zijn
dan in het begin dezer eeuw. Toen ik 25
jaar geloden mijn intrede deed in het Lager
Huis was de gemiddelde leeftijd van de leden
tamelijk hoog. Sinds dien tijd heb ik dat
gemiddelde zien verminderen. Mannen
en ook vrouwen komen in het Parlement
op een jongeren leeftijd dan oen kwart eeuw
geleden regel was en het natuurlijk gevolg
hiervan is dat zij ook jonger zijn als zij
verantwoordelijke posities in de regeering
gaan Innemen. De tegenwoordige regeering
doet haar work even goed als haar voor
gangsters van twintig jaar geleden, toen do
macht en de verantwoordelijkheid berustten
bij betrekkelijk oude mannen. De jeugd word'
zelfbewuster en. zooals ik al zeide, dit blijkt
in het Lager Huis evenals overal elders.
Maar ik ben er niet zeker van dat dit op
het vasteland in gelijke mate het geval is. Het
hoofd der Dultsche regeering bijvoorbeeld.
President Hindenburg, is tten oud man en
in Frankrijk is de oudere generatie nog zeer
sterk.
THéOPHILE DE BOCK.
1851—1904
Vijf en twintig jaar geleden, 22 November
1904, is Théophile de Bock gestorven.
Maar deze schilder uit de Haagsche school,
onder vele en velerlei invloeden gekomen tot
zelfstandigheid ten slotte, leeft nog nu en
later, door zijn landschappen, zijn boomen,
zijn molens en riviergezichten, werk van een
bijzondere persoonlijkheid. En in de herinne
ring van hen, die van de oude garde nog
overbleven, als de begaafde, de naar ontwik
keling strevende figuur, die in het centrum
stond van de Haagsche kunstwereld. Me
vrouw De Bock, die nu in Heemstede woont,
weet er nog van te vertellen, hoe het huis in
de Riemersstraat altijd vol was van kunste
naars en kunstliefhebbers. De Marissen wa
ren er vrienden van den huize. Het is Jacob
Maris geweest, die, Parijzenaar destijds, bij
een bezoek aan Holland De Bock ontdekte.
De jonge schilder had een landschap ge
maakt en de kunstbroeders hadden het om
beurten afgekeurd. Het was een schilderij
in effen grijzen toon, doch Maris zag er reeds
in de breedheid van conceptie, die later zou
groeien tot de forsche landschaps-schilder-
kunst, tot de zware rijp doorschilderde bosch-
en duingezichten, waarmee De Bock zijn bij
zondere plaat-s inneemt onder de tijdgenoo-
ten. Maris kocht het en redde De Bock uit
een crisis, die hem het zelfvertrouwen wel
licht zou hebben ontnomen.
Niet altijd was Théophile de Bock schilder
geweest, maar omdat hij het onder alle om
standigheden toch was, werd hij het ook ten
volle. Ook hij had den strijd te strijden van
een artistieke roeping met de harde noodza
kelijkheid om geld te verdienen. Gelukkig
kon de eerste het bij hem winnen. Hij had
een betrekking als ambtenaar bij de Holland -
sche IJzeren Spoorwegmaatschappij. Maar
hij was te veel schilder om niet zijn aandacht
te wijden aan de koeien in de wei, een pol
boomen, een groep spoorwegarbeiders in
hun kleurige werkkielen, als hij langs de lij
nen was voor dienstzaken. Hij vervulde zijn-
dienst met de schilderskist onder den arm!
Doch De Bock moest begrijpen, dat de maat
schappij geen kunstschilders in haar dienst
kan hebben, hij werd ontslagen.
Zonder betrekking en zonder naam als
schilder in het „felndliche Leben" vond hij
gelukkig toch de middelen om les te nemen,
bij Van Borsselen en Weissenbruch en ten
slotte om te gaan naar Barbison, het Fran
sche schildersoord, waar de meesters werk
ten, aan wie hij zich verwant gevoelde. Hij
inspireerde zich op Corot, Millet, Rousseau,
de Barbisonsche school. En van zijn stoere
worsteling om te bereiken wat zij bereikt
hadden zijn de forsche boomen die hij tee-
kende een uiting. Onder invloed van de som
bere grootschheid der bosschen werd hij de
boomenschilder, die hij gebleven is bij uit
stek.
Toch heeft Barbison hem niet blijvend
vastgehouden, hij keerde terug naar Den
Haag. In 1889 richtte hij er den Haagschen
kunstkring op. 's Zomers trok hij het land in
om indrukken op te doen, hij werkte bij Die
penveen op „Oud-Rande", bij Zwartsluis,
maar het liefst in Gelderland, Renkum. 's
Winters werkte hij zijn schetsen uit in het
Lady Dorothy IVIills (reizigster en roman
schrijfster)
Ik geloof onvoorwaardelijk in de stelling
dat de wereld behoort aan de besten en ae
geschiktsten, zoodat wanneer de jeugd de
bewijzen kan leveren dat zij ondernemender
sterker en bekwamer is dan de ouderen, zij
ook het recht heeft op alles wat zij kan
krijgen. Er is een voortdurende strijd tusschen
jeugd en ouderdom. „Veiligheid vóór alles!" is
het motto der oudere menschen, terwijl de
Jeugd de vanen van den ondernemingsgees'
en het avontuur volgt. Als de jeugd kan aar, -
toonen dat zij beter is dan de ouderdom, zal
men haar de plaats moeten geven die haai
dan toekomt. De jonge menschen van tegen
woordig werken hard en hebben niet veel
illusies en langzamerhand nemen zij, in de
industrie en in de politiek de plaatsen der
ouderen in, maar niet in die mate als mis
schien wel wenschelijk is.
De moderne jeugd in West-Europa en in
Amerika is rusteloos en vol energie en het
zelfde verschijnsel heb ik bij de minder be
schaafde volken geconstateerd- Bij de half-
barbaarsche stammen doen zicli dezelfde
vraagstukken voor als in Engeland en andere
Europeesche landen. De ideeën betreffende
de emancipatie der jeugd en vooral dei-
jonge vrouwen dringen door tot de ver-
verwijderde deelen der wereld. Overal bestair
de groeiende neiging om de rechten der jeugd
te erkennen en haar grootere vrijheid va:,
denken en handelen toe te staan.
Lion Feuchtwanger (de beroemde Duitsche
romanschrijver)
De Europeesche jeugd uit de periode var
na den oorlog vooral bij de overwonnen
volken matigde zich meer rechten aar
Jan de jeugd van wélk ander tijdperk ook
De oudere menschen hebben daarin voorzich
tig berust. Maar die ouderen hebben hun
positie versterkt en het recht van de jeugd
erkend op het beoefenen van de sport en
het leven naar de regelen der gezondheids
leer. Zoo hebben zij iets van hun verloren
posi.ie teruggewonnen. Zij hebben door er
varing geleerd, zij sluiten de jeugd niet meer
in die mate uit als vóór den oorlog; zij trach
ten de jeugd te begrijpen en van haar te'
atelier op zijn „toren" een quasi antiek
bouwwerk te Scheveningen. Hij stond onder
invloed van Matthys Maris aanvankelijk,
doch steeds zelfstandiger is hij in zijn later
werk.
In 1895 ging Théophile de Bock zich .metter
woon te Renkum vestigen. Menige machtige
boomengroep meer dan een schilderachtig
plekje hij het kasteel is een herinnering aan
zijn verblijf in de omgeving van Doorwerth.
In 1902 verhuisde hij naar Haarlem. Me
vrouw De Bock herinnert zich nog levendig,
hoe hij er werkte op het buiten „Zuiderhout",
hoe de groote villa aan den Zijlweg in den
Baedeker vermeld stond, omdat hij vol was
van antiquiteiten en kunstschatten. Over ge
brek aan belangstelling heeft de schilder dan
ook niet te klagen gehad, zijn atelier was al
tijd leeg gekocht, niets was onverkoopbaar.
Heel weinig van zijn werk is in Haarlem ge
bleven, veel hangt er bij Boymans in Rotter
dam, in Amsterdam bij Suasso, in particulie
re verzamelingen. Na een zware ziekte is De
Bock gestorven op een leeftijd, waarop van
zijn talent nog zeer veel te verwachten was.
Hij werd slechts 53 ^aar oud.
Zijn belangstelling gold niet alleen de schil
derkunst. zijn drang naar ontwikkeling ging
in algemeene richting. Théophile de Bock is
de schrijver van een groot werk over Jaap
Maris, dat hij samenstelde in samenwerking
met den heer Louis Lacoiüblé.
Een zoon van den kunstschilder is de heer
Hans de Bock, bekend musicus en componist,
vooral in onze stad, waar hij tot voor kort
woonde.
KRANTEN DIE 2000 JAAR OUD
ZIJN.
Bij opgravingen, die verricht worden bij
Ostia in Italië, zijn „kranten'" gevonden, in
den vorm van groote platte steenen. Men
zegt dat op één hiervan de dood van Pom-
pejus vermeld staat in het jaar 49 v. Chr. en
ook het testament van Julius Caesar met
de mededeeling van wat hij aan hat Romein-
sche volk vermaakte.
Naar aanleiding van zijn berichten be
treffende den oorlog in Gallië, wordt Caesar
dikwijls de vader der journalistiek genoemd,
maar het schijnt dat Cicero, die 106 jaar v.
Chr. geboren werd, meer recht heeft op
dezen titel- Cicero placht n.l- in de galerijen
van zijn villa te Tusculnon een verslag op te
hangen van belangrijke gebeurtenissen die
hadden plaats gehad, met een lijst van ge
boorten, sterfgevallen en huwelijken. Uit een
brief van Cicero is het bekend dat hij ge
bruik maakte van een soort verkort schrift.
AFVAL.
De straat wordt nog maar al te zeer ge
bruikt als een verzamelplaats van afval..
Tram- en buskaartjes, sigaren- en cigaret-
teneindjes, leege eigarettendoosjes en nog
veel meer van dergelijke dingen worden op
straat geworpen, zelfs wanneer het stads
bestuur gezorgd heeft dat zulke zaken kun
nen gedeponeerd worden in op verschillende
plaatsen aangebrachte bakken of manden.
Het stadsbestuur van Sydney, in New
South Wales, heeft zich blijkbaar aan deze
slordigheid, die bovendien de straten ont
siert, geërgerd en krasse maatregelen geno
men. Het gemeentebestuur heeft bekend
laten maken dat na een bepaalden datum
iedereen, van wien ontdekt wordt dat hij af
val al is het maar een tramkaartje op
straat gooit en die geen gebruik maakt van
de er voor bestemde manden, zal beboet
worden.
Deze aankondiging heeft gewerkt als een
toovermiddel. Bijna automatisch werd het
„straatprobleem" er mede opgelost. Geen
Stad ter wereld heeft nu zulke zindelijke
straten als Sydney. De vrees voor boete heeft
dit wonder gewrocht.
Het zou aardig zijn als men het geld had,
dat men in zijn leven dwaas verkwist had-
Dan zou men het nog eens kunnen verkwis
ten. (W. W. Scott in „Life").
Een mannelijke baby van 6 maanden fluit
reeds populaire wijsjes, vertelt een Engelsch
blad.
Zij carrière ligt duidelijk voor hem. Hij
moet jongste bediende op een kantoor
worden.
Een moralist bestreed onlangs in een blad,
cle methode om auto's te koopen op afbeta
ling.
Er schijnt dus nog een andere methode te
zijn?
leeren. De onvoorwaardelijke vereering van
menschen, instellingen en meeningen, alleen
omdat zij jong zijn, behoort gelukkig tot het
verleden. De invloed van jeugd en ouderdom
op de publieke opinie in Europa (van Amerika
weet ik niet genoeg) schijnt mij tegenwoordig
verstandiger en evenwichtiger verdeeld te
zijn dan in vroegere tijdperken.
Lady Westmorland (de Engelsche vrouw
uit de groote wereld)
Mijn meening is dat de jeugd zich niet
kan beklagen over gebrek aan kansen in dit
land. Wanneer jonge menschen kunnen be
wijzen dat zij een bepaalden arbeid beter doen
dan de ouderen, dan moeten de ouderen auto
matisch plaats maken voor de jongeren. Deze
eeuw is er een van scherpe concurrentie' en
geen onderneming of beroep kan oude men
schen handhaven wanneer de jongeren beter?
diensten kunnen bewijzen. Ik geloof dat wij
wat te veel waarde hechten aan die ouder-
domsquaestie- Wij vragen hoe oud iemand
is. alsof dit een maatstaf was voor zijn ver
stand en geschiktheid Wij moeten niet ver
geten dat de oudere menschen wijsheid en
ervaring bezitten, opgedaan gedurende een
Lang leven, terwijl de jonge menschen, of
schoon zij misschien energieker zijn en meer
ondernemingsgeest hebben toch betrekke' :jk
onervaren zijn en gevaren kunnen loopen d:e
oudere menschen zullen vermijden, door hui.
ervaring geleid. Natuurlijk slaat dit zoowel
op vrouwen als op mannen. Daarom kan
naar mijn meening geen bepaalde leef
tijdsgrens gesteld worden voor ontslag en
pensioen. Onder de tegenwoordige omstandig
heden zal iemand, zoodra hij doe- oudc e'::n
ongeschikt wordt, in den na'uurii'ken zeng
van zaken vervangen worden door de
geschikte jeugd. Door een natuurlijk proces
zal dc jeugd den ouderdom overwinnen en ik
geloof dat tegenwoordig in alle levenssferen
dc neiging bestaat: niet om den onder
nemingsgeest en de energie der jeugd te
laten beknotten door conservatieve oudere
menschen, maar om zoowel de jongeren als
dc ouderen alléén te beoordeelen naar liun
bekwaamheid en geschiktheid.
(Nadruk verboden^
(In deze artikelenreeks volgen de meenmgen van vooraan
staande mannen en vrouwen in Engeland, Frankrijk en
Duitschland over het bovenstaand onderwerp).