Clemenceau op 88-jarigen
leeftijd gestorven
In den nacht van Zaterdag op Zondag.
HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 25 NOVEMBER 1929
DERDE BLAD
Groote ontroering in
Frankrijk.
Zijn laatste wenschen.
PARIJS, 24 Nov. (Y.D.) De voormalige
Fransche minister-president Georges Cle
menceau is in den nacht van Zaterdag op
Zondag te 1.55 uur in den ouderdom van 88
jaar overleden. In de late avonduren heeft
men nog getracht het leven van Clemenceau
door het toedienen van zuurstof kunstmatig
te verlengen. De werkzaamheid van het hart
nam echter steeds af, terwijl de nieren op
hielden him functie te vervullen zoodat ten
slotte de dood intrad.
.De zware doodsstrijd van Clemenceau
duurde bijna 36 uur, hetgeen uitsluitend te
danken was aan zijn buitengewoon krachtig
hart. In den loop van Zaterdag arriveerden
voortdurend oud-ministers, ministers, afge
vaardigden en buitenlandsche diplomaten,
om naar zijn toestand te informeeren en
hun naam in te schrijven op de bezoekers-
lijst. Reeds in de middaguren herkende de
zieke niemand meer. Geheel aangekleed, met
zijn legendarisch geworden soldatenmuts op
het hoofd, lag hij uitgestrekt op de sofa. In-
tusschen had zich voor het huis een groote
menschenmenigte verzameld, die zwijgend
het naderend einde verwachtte. Een half uur
na het overlijden trad de kleinzoon van Cle
menceau naar buiten en deelde mede, dat
zijn grootvader om 1 uur 55 het tijdelijke met
het eeuwige had verwisseld.
In de ochtenduren van heden verscheen
als eerste condoleancebezoeker de Fransche
president Doumergue, korten tijd later ge
volgd door Briand, Tardieu en bijna alle mi
nisters en onderstaatssecretarissen. De di
plomatieke vertegenwoordigers van de met
Frankrijk bevriende staten kwamen ook hun
handteekening plaatsen op dc daarvoor in
gerichte lijsten.
Direct na het ontvangen van het bericht
van Clemenceau's dood begaf minister-pre
sident Tardieu zich naar het sterfhuis. Bij
het verlaten van het huis bevestigde Tardieu
aan de aanwezige journalisten, dat overeen
komstig den laats ten wil van Clemenceau
geen staatsbegrafenis zal plaats vinden.
Bij het sterfbed waren Clemenceau's zoon
Michel, zijn kleinzoon Dr. Jacquemaire, en
zijn dochter aanwezig.
Inmiddels had Clemenceau nog bij volledig
bewustzijn zijn testament gedicteerd.
Hij verklaarde, dat hij geen begrafenis op
staatskosten wenscht en dat zijn stoffelijk
overschot naar St.-Vincent sur Jard in de
Vandée overgebracht moet worden, om daar
naast dat van zijn vader te worden bijgezet.
De lijkkist zal naar zijn wensch rechtop wor
den geplaatst.
De „Courant" meldt nog:
Aanvankelijk heeft Clemenceau hevig ge
leden, doch de laatste 30 uren moet hij wei
nig pijn gehad hebben. Hij is zonder lijden
ontslapen, zoodat de dichteres gravin de
Noailles, die hem bezocht, kon zeggen: „Hij
js kalm, onsterfelijk en schoon".
Den geheelen Zondag trok een dichte me
nigte voorbij het sterfhuis, eerbiedig, aan
de overzijde der straat. Men hoorde mompe
len: „Le vieux Tigre", „Père la Victoire", „Le
grand Vendéen", welsprekende bewijzen van
het feit, dat zijn herinnering in aller harten
voortleefde. Talrijke vooraanstaande perso
nen op elk gebied gaven hun kaartje af als
teeken van rouwbeklag. Velen zetten hun
handteekening in het daarvoor bestemde re
gister. De president der republiek Dou
mergue was de eerste die den doode deze hul
de bracht; hem volgden de leden van de re
geering. De beeldhouwer Real del Sarte
bracht een zakje aarde van het graf van
Jeanne d'Arc dat met het stoffelijk overschot
van Clemenceau zal worden begraven, even
als een ijzeren vaas, gemaakt van een gra
naat en het tuiltje veldbloemen, dat een kor
poraal Clemenceau bij een bezoek aan het
front had overhandigd.
- In den afgeloopen nacht werd het stoffe
lijk overschot naar de Vendée overgebracht.
Bij het leggen van het lichaam in de van
licht eikenhout vervaardigde en van gouden
handvatten voorziene lijkkist waren Tardieu,
Chiappe en de familieleden tegenwoordig.
In de omgeving van Mouchamps op 32 K.M.
afstand van Roche sur Yon zal vandaag de
begrafenis plaats hebben. De grafsteen die
een geschenk was van Grieksche vrienden
van den overledene, bevindt zich reeds ver
scheidene jaren daar ter plaatse. Bij de be
grafenis zullen slechts de bloedverwanten
en eenige voormalige medewerkers van Cle
menceau tegenwoordig zijn.
Op het oogenblik dat het stoffelijk over
schot ter aarde wordt besteld, zal het Kanon
van den Wapenstilstand eenzelfde salvo los
sen als op den llden November 1918. Te
gelijkertijd zullen in geheel Frankrijk door
batterijen artillerie en scheepskanonnen
salvo's worden afgevuurd.
Vanwege het gevorderde uur, waarop Cle
menceau in den afgeloopen nacht overleed,
brengen slechts betrekkelijk weinig och
tendbladen het overlijdensbericht en konden
slechts enkele Parijsche bladen beschouwin
gen over den overleden staatsman opnemen.
De geheele groote pers is het er over eens
dat met Clemenceau een staatsman met
een der grootste carrières is heengegaan.
Natuurlijk is de- terugslag van Clemen
ceau's dood over bijna de geheele wereld
merkbaar.
De Engelsche regeering heeft de Fransche
haar deelneming betuigd. Groot-Brittannië,
aldus wordt gezegd, zal den overledene
dankbaar blijven en zijn gedachtenis eeren.
Minister-president Macdonald heeft boven
dien aan den premier Tardieu een telegram
van deelneming gezonden.
Ook de Belgische regeering heeft haar
rouwbeklag, telegrafisch door middel van
minister Hij mans laten indienen.
De Duitsche bladen geven welwillend com
mentaar bij den dood van „Le Tigre". De
„Montagmorgen" schrijft: „Het is een van de
gebreken van de Duitsche republiek dat zij
nog geen Clemenceau heeft voortgebracht."
Clemenceau's leven.
In zijn tooneelstuk „De Sluier van het Ge
luk", dat in November 1901 in het „Theatre
de Renaissance" te Parijs werd vertoond,
schildert Georges Clemenceau ons een blin
den Chineeschen vice-koning, die dank zij een
Europeeschen geneesheer weer kan zien, zon
der dat zijn omgeving daarvan eenig vermoe
den heeft. Hij ziet nu tot zijn schrik en te
leurstelling dat een veroordeelde dief, voor
wien hij, daar hij geloofde dat de veroordeel
de onschuldig was, gratie had gevraagd en
verkregen van den Chineeschen Keizer, bij
zijn bezoek aan den vice-koning, om hem zijn
dank te betuigen, alles steelt wat los en vast
is, dat de verzameling van zijn gedichten,
welke hij aan zijn secretaris had gegeven om
ze te publiceeren door dien secretaris en ver
trouwde onder diens eigen naam zijn uitgege
ven, dat zijn eenige zoon in den tuin van het
Yamen, onder de oogen van zijn lachenden
onderwijzer zijn blinden vader door het na
bootsen van zijn onzekeren gang en zijn tas
tend zoeken op een gruwelijke wijze bespot,
dat zijn door hem aangebeden jonge vrouw
hem met zijn besten vriend bedriegt. Hij kan
deze verschrikkelijke dingen niet verdragen.
Hij prent zich in, dat hij dat alles in koorts
heeft gezien en om te voorkomen, dat hij
dergelijke tafereelen weer kan aanschouwen,
verstoort hij het weder-herwonnen licht van
zijn oogen. Thans omgeeft hem de eeuwige
nacht, maar de mandarijn begroet die duis
ternis als een bevrijdster.
Uit de moraal van het werk: dat het leven
eigenlijk niet waard is te worden geleefd, doch
dat het iets dragelijker kan worden gemaakt
door zelfverblinding, spreken het karakter en
de geest van den overleden Georges Clemen
ceau.
Hij is vele jaren een ontkenner geweest, een
vechter en strijder met de lust om te strijden
met het verlangen omver te gooien. Hij is de
tijger genoemd, omdat hij in de politiek niets
ontzag en niemand. Zijn politiek had nim
mer ten doel om er te komen, hij wendde
haar aan om te vechten. Vriend noch vijand
was zeker van hem. Hij stond met zijn de
gen, de pen, gereed om aan te vallen en, als
het moest, te pareeren.
Hij werd 28 September 1841 te Mouilleron-
-en-Pareds geboren. Zijn vader was daar ge
neesheer. Toen Georges 10 jaar oud was, zag
hij dat zijn vader, die bekend stond als een
verstokt republikein, door de gendarmes werd
gearresteerd. Het was na de coup d'état van
Louis Napoleon, den lateren keizer Napoleon
III, in December 1851. De jongen schreeuwde:
„ik zal je wreken", waarop de vader rustig
antwoordde: „ga werken".
Dit antwoord kenmerkte den va
der, die als een sarcast bekend stond, een
sarcasme, dat zijn oudste zoon van hem heeft
geëerfd. Hij kon snijdend sarcastisch zijn.
Zijn woord was vaak een geweldig wapen.
Ook Georges zou geneesheer worden. Zoo was
het altijd geweest in zijn geslacht. Hij kwam
op het lyceum te Nancy, waar hij tot 1858
bleef. Toen trok hij naar Parijs, waar hij in
't Quartier Latin Emile Zola en Jules Meline,
den thans reeds geruimen tijd overleden
staatsman, ontmoette.
Hij werd al spoedig journalist. De studen
ten hadden een klein blaadje dat „Travail"
1 heette en Clemenceau schreef daarin reeds
felle artikelen. Bij het negende nummer, ge
dateerd 2 Maart 1862, werd de uitgave ge
staakt, want drie redacteuren van het blad,
de heeren Carré, Clemenceau en Taciles wa
ren eenige dagen tevoren gearresteerd.
Waarom, was niet bekend, maar dat is zeker,
dat Clemenceau, die het voortdurend met
de censuur, met „dame Anastasie" aan den
stok had, toen voor het eerst met die „dame"
kennis maakte.
Maar het verblijf in de gevangenis had
hem den weg gewezen, of wil men liever,
werd hem tot een aansporing om een pole
mist te worden. Tal van bladen werden door
hem opgericht, die overigens slechts een
kortstondig bestaan hadden. We noemen „La
Jeune France „Le Candide", „La libre Pen-
sée", ,La Morale Indépendante" en enkele
andere.
In 1865 promoveerde hij tot dokter in de
medicijnen met het proefschrift: „De la ge-
nération des éléments anatomiques".
Toen hij geneesheer was kwam hij tot de ont
dekking, dat de keizerlijke politie hem, den
zoon van den verstokten republikein, wat al
te veel aandacht schonk. Dat kon hij niet
goed verdragen, hij ging naar Engeland,
toen naar Amerika, waar hij vier jaar bleef,
onderwijs gevende in de ïTansche littera
tuur.
Hij vertaalde daar het boek van Stuart
Mill over Auguste Comte, den man van het
-uaSoi qoxj aicJiuoospuu-jsuappiH uorpu
Posivitisme. Hij trouwde met de Ameri-
kaansche Miss Clarisse Plummers.
Even voor den Fransch-Duitschen oorlog
keerde dokter Clemenceau naar zijn vader
land terug en begon praktijk uit te oefenen
op Montmartre. Niet lang daarna brak de
oorlog uit, toen kwam Sedan, de gevangen
neming van Napoleon, en de dag van den
vierden September, toen de republiek werd
uitgeroepen en spoedig daarna benoemde het
„Gouvernement de la Défense 1 nationale"
hem tot maire van Montmartre.
Weldra werd hij gekozen tot lid van de
nationale vergadering, die tijdens den oor
log te Bordeaux haar zittingen hield. Deze
vergadering had te beslissen over den af
stand van Elzas-Lotharingen, waarop de
Duitschers aanspraak maakten.
Met 546 tegenlOT stemmen gaf zij de vre-
desonderhandelaars het recht de twee pro
vincies aan Duitschland af te staan. Onder
de tegenstemmers was ook George Clemen
ceau. Hij was de laatste levende van hen
die hun goedkeuring onthielden aan een af
stand van dit grondgebied. Hij was het ook,
die met de andere 36 afgevaardigden van de
linkerzijde een brief richtte tot de afgevaar
digden van Elzas Lotharingen, die nu door
de annexatie van beide provincies geen le
den konden zijn van de Fransche volksver
tegenwoordiging
Clemenceau heeft vaak later verklaard,
dat hij het tragische moment in het parle-
men nooit heeft vergeten. Tot den wereld
oorlog toe was in hem het verlangen te her
stellen wat toen van Frankrijk werd afge
broken. Het spoorde hem aan, tijdens den
wereldstrijd, toen het scheen dat Frankrijk,
en met Frankrijk zijn geallieerden, de ne
derlaag zouden lijden, zich aan het hoofd te
plaatsen van hen, die a tors et a travers den
oorlog wilden doorzetten en die in woord en
geschrift opwekte om niet te versagen.
Twintig jaar lang is Clemenceau lid van
de Kamer geweest. Daar krijgt hij den
naam van „Tombeur des ministères". Den
26en Januari 1882 was hij het, die Gambetta
ten val brengt. Juli 1882 attakeert hij het
ministerie De Freycinott, om zijn Egyptische
politiek, waardoor Engeland de macht krijgt
over het Nijlland en hij brengt het ministe
rie ten val. Op den 30en Maart 1885 ontke
tent hij zulk een storm in de Kamer, dat
Jules Ferry verplicht was om door middel
van een ladder, over een muur te vluchten.
In Januari 1886 brengt hij de Freycinott
opnieuw ten val. Den 18en Mei 1887 slaat
hij het ministerie Goblet neer en in Decem
ber 1887 weet hij de Kamer te bewegen om
een besluit te nemen, waardoor de president
Jules Grevy gedwongen werd zijn ambt neer
te leggen. Het was bekend geworden, dat de
schoonzoon van Grevy, die bij hem in het
Palais d'Elysee woonde, handel dreef in on
derscheidingen. Merkwaardig en typeerend
voor zijn karakter blijft zijn strijd tegen
de regeeringen.
Zoo moet men hem tenslotte ook zien, toen
hij, op het meest critieke moment van den
wereldoorlog, minister-president werd en
minister van oorlog. De strijd tegen een
vijand, die scheen te overwinnen, lokte hem
aan, strijd ook tegen de defaitisten, tegen
hen, die wanhoopten aan de overwinning.
Gedurende den ganschen oorlog is hij de
journalist, die van Augustus 1914 af in zijn
„l'Homme Libre" een beroep doet op de na
tionale krachten.
Dame Anastasie bestrijdt hem ook nu nog.
maar dan laat hij zijn "1' Homme Enehainé"
verschijnen en onmeedoogenloos bestrijdt hij
de lieden, die het minste teeken van zwak
heid geven, welke den vijand kunnen ster
ken in zijn strijd.
Toen hij November 1917 geroepen werd een
nieuw ministerie te vormen, was de toestand
inderdaad ernstig.^ De opstootjes, die sinds
Mei in sommige regimenten hadden plaats
gehad, waren nog niet onderdrukt. De ge
allieerde legers vochten met grooten moed,
maar daar was geen overeenstemming, geen
eensgezindheid in de bevelvoering. Die een
heid gelukte hem. Hij wist Lloyd George en
de Amerikanen te overtuigen, dat de bevel
voering in één hand moet komen, en Foch
werd aangewezen.
Hij leidde als zes en zeventigjarige den
oorlog. Hij was overal, aan het front en in
de Kamer. Van 18 Juli 1918 af is 't pleit be
slist. Foch houdt niet op op het Duitsche
front te beuken. Bij de vredesonderhande
lingen is Clemenceau de woordvoerder van
Frankrijk en de leider van de zittingen in
het paleis van Versailles, waar den vijand
den wil van den overwinnaar werd voorge
schreven. Hij was niet zachtzinnig voor de
Duitsche afgevaardigden en de vredes-on-
derhandelaren. Hij herinnerde zich het tra
gische moment van 1871 in de Kamer te
Bordeaux.
Men noemde hem „de vader van de over
winning" en men huldigde hem overal. Men
vergat, dat ook hij niet ontkomen was aan
den laster, waaraan ieder politiek man in
Frankrijk bloot staat. Een bende van verval-
schers schreef, om hem te treffen, zijn naam
op een lijst, welke, naar men beweerde, ge
stolen was uit de Engelsche ambassade. Het
moest een lijst beteekenen van Fransche ver
raders en spionnen in dienst van Engeland.
Het groote publiek geloofde inderdaad aan
zijn schuld. De toenmalige minister-presi
dent Charles Dupuy, de verklaarde vijand
van den tijger en de omverwerper van mi
nisteries keek, in het geheim, de lijst is en
voor hij de namen van de lijst voorlas, riep
Dupuy uit: „Wanneer we nog leefden in de
oude republiek Venetië, zouden wij de ellen-
digen 's nachts in de Lagunen wei-pen"
Clemenceau had een blad, „la Justice" op
gericht en daar hij zelf geen vermogen bezat
had hij het blad laten financieren door een
zekeren Cornelius Herz. een zwendelaar.
Daarvan maakten zijn tegenstanders ge
bruik. Voornamelijk Deroulède, een der be
kendste vijanden van de republiek, die later
uit Frankrijk werd verbannen, toen hij, tij
dens de Dreyfusaffaire, aanzette tot op
stand.
Was Clemenceau inderdaad overtuigd van
de onschuld van Dreyfus? Wie kan het zeg
gen? Zeker was het, dat hij in deze zaak
een middel zag om te strijden. Vier jaren
lang vocht hij tegen de anti-Dreyfusards,
Zijn veldtocht in de „Aurore" toonde aan.
hoe groot zijn journalistieke en polemische
gaven waren. In 1S06 werd hij lid van den
Senaat. Dat was in Januari en twee maan
den later werd hij als minister van binnen-
landsche zaken in het ministerie-Sarrien op
genomen. 16 October 1906 trad Sarrien af en
Clemenceau werd minister-president. Minis
ter bleef hij tot 20 Juli 1909, toen een half
leege Kamer een voorstel van weinig betee-
kenis betreffende de vloot, verwierp. Hij was
toen 68 jaar. Hij richtte niet lang daarna
„l'Homme Libre" op. In dit blad bestree4
hij op felle wijze de verkiezing van Polncare
tot president van de republiek. Dat was Ja
nuari 1913. Ruim vier jaren daarna riep de
zelfde Poincaré hem aan de regeering en een
jaar daarna vergaten ze, bij den intocht der
Franschen in S'taatsburg, htm veeten en
vielen ze elkaar om den hals.
Ciémenceau bezocht, toen hij zijn taak vol
bracht had Amerika en Britsch- en Neder-
landsch Indië. Het hoogste ambt, dat van
president der republiek scheen wel voor den
Staatsman weggelegd. Het zoogenaamde
„Voor-congres" had bewezen, dat Clemen
ceau gekozen zou worden en dat zijn tegen-
candidaat Deschanel een echèc zou lijden.
Doch Clemenceau wilde zelfs dc kans niet
loopen om niet gekozen te wordenen trok
zich terug. Kort daarop, in 1922, ging hij
naar Amerika.
Meermalen is de eigenaardige hoekige kop
van Ciémenceau als door een steenhouwer
uit een harde rots gehouwen, beschreven. Hij
was een staatsman met den moed van een
tijger. Frankrijk zal treuren om hem die
eens zeide: „Je fais la guerre".
De oorlog was inderdaad de apotheose van
zijn leven. De laatste jaren van zijn leven
bracht hij, de „ijdelheden hier beneden" al
lang kennende, teruggetrokken van de we
reld door.
Zijn memoires, die zeer zeker na zijn dood
het licht zullen zien, zullen zeker belang
wekkend zijn.
ONS REDDINGSWEZEN.
De reddingsmiddelen
voldoende geacht
HIER IS GEEN TAAK VOOR DE PROVINCIE.
Bij besluit van 28 November 1928 werd door
de Prov. Staten van Noord-Holland om prae-
advies in handen van Ged. Staten gesteld
het voorstel van de leden G. A. Vader en D.
Wijnkoop, tot het beschikbaar stellen van een
bedrag van 200.000 om te komen tot op
richting van een fonds voor de nagelaten
betrekkingen van redders, die hun leven
verloren hebben bij het reddingswerk aan
onze kust.
In verband met de vragen, door onder
scheidene leden in die vergadering gedaan
naar aanleiding van de toen recente rampen
op onze kust, werd bij monde van den voor
zitter in de vergadering van 29 November
d.a.v. in het vooruitzicht gesteld, dat Ged.
Staten in nun onderzoek tevens zou betrek
ken de vraag, of aan de Noord- en Zuid-
Hollandschc Reddings-Maatschappij alle
hulpmiddelen ten dienste staan, welke haar
paraat maken onder alle omstandigheden,
zoomede, of op het gebied van de verbete
ring van het reddingwezen wellicht ook voor
de Provincie eene taak te vervullen zou zijn.
Ged. Staten hebben -gemeend zich daartoe
te moeten wenden tot het bestuur van de
Noord- en Zuid-Hollandsche Reddimr-Maat-
'chapnii. het lichaam, dat het reddinswezen
aan onze Noordhollandsche kust heeft ge-
orvaniseerd over groote ervaring or) dit ge
bied beschikt en derhalve tot- het geven van
inlichtingen het best in staat kon worden
geacht.
Behalve de beide bovenomschreven vraag
punten. welke aan het bestuur werden voor
gelegd. werden tevens inlichtingen verzocht
omtrent de bemoeiingen der Maatschannii
met de leden der bemanningen van reddhig-
hnoten. die door ouderdom of anderszins voc-
dit werk ongeschikt ziin geworden, en met
de nagelaten betrekkingen van omgekomen
'•edders.
Het daa.ron ontvangen rannort wordt aan
de Prov. Staten overgelegd met, de uit-snraak
van den Raad voor de Scheenvaart. betrek
king hebbende op de ramo. tijdens den No-
vember-storm van het vorige iaar op onze
kust tusschen Zandvoort en IJmuiden voor
gevallen.
Uit het rannort büikt. dat in het tiidvak
if>_27 November zware eischen aan het red-
dingswezen zün gesteld. In die stormdagen
fingen de Hollandsc.be reddinvbooten 40
maal uit en redden 89 men^chen. Een keer
™erd zelfs on Duitsch gebied hulp geboden.
Door onze moediee mannen zijn met het
voortreffelijke materiaal uitstekende diensten
bewezen.
Uit de uitspraak van den Raad voor de
scheenvaart inzake de „Salento" blijkt, dat
de critiek op het reddingswezen geoefend on
gegrond was.
Verder wordt betoogd, dat de reddingsmid
delen aan alle eischen voldoen. Opgemerkt
wordt:
„De verkregen ervaring wordt benut tot de
verbetering der reddingmiddelen of van de
werking der organisatie en zoo gaat er geen
jaar voorbij of de een of andere verbetering
wordt ingevoerd. Alle reddingstations die een
zware motorreddingboot kunnen hebben zijn
er thans van voorzien of er is er een in aan
bouw. Alle andere stations zijn voorzien van
uitstekende roei- of zeilreddingbooten. Thans
is de toepassing van den motor in de red
dingbooten, die van het strand te water wor
den gelaten, aan de beurt, een moeilijk
vraagstuk dat met beleid moet worden aan
gepakt aanvankelijk door proefneming.
Mocht tot de invoering van dit type van
booten worden besloten dan zullen daarmede
eenige tonnen gemoeid zijn, welke de Red-
dingmaatschappij uiteraard beschikbaar
stelt".
Kennisneming van een en ander zal
zoo merken Ged. Staten op de overtuiging
geven, dat de Noord- en Zuid-Hollandsche
Redding-Maatschappij inderdaad over vol
doende reddingsmiddelen beschikt cn dat zy
op alleszins lofwaardige wijze bij voortdu
ring de aandacht gevestigd houdt op de mo
gelijkheid van verbetering der reddingsmid
delen. Ged. Staten vertrouwen dat de Prov.
Staten de zienswijze zullen deelen, dat de
organisatie van het reddingwezen bij de
Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maat
schappij in de beste handen is en dat op dit
gebied voor eenigerlei inmenging van de
zijde der Provincie geen aanleiding bestaat.
Het rapport toont voorts aan, dat de Maat
schappij hare zorg voor het reddingwezen
niet beperkt tot de doode reddingsmiddelen-
doch die in niet mindere mate uitstrekt tot
hen, die door hun moed en zelfopoffering er
daadwerkelijk toe medewerken het'Redding
wezen in ons land de eervolle plaats te doen
innemen, waarop het thans staat.
De bemanningen der reddingbooten zijn
verzekerd tegen ongevallen volgens de bepa
lingen der Zeeongevallenwet.
Dank zij de fondsen, waarover de Maat
schappij beschikt en waaruit zij. zoo noodig,
pensioenen kan betalen en de uitkeeringen.
op grond van dc genoemde wet verleend,
kan verhoogen, kan haar ook dc zorg voor
de personen van de redders en van hunné
nagelaten betrekkingen, welke zij zich te
recht tot eene cere-taak stelt, met gerust
heid worden overgelaten.
Omtrent, het ongeval met den man uit
IJmuiden die om het leven kwam bij de red
dingspogingen van de Salento. is nog niet
wettelijk uitgemaakt of de dood een gevolg
is van het. omslaan van de reddingsboot.
Wordt dit aangenomen, dan zal de uitkee-
ring op grond der bepaling van de Zeeonge-
vallenwet waarschijnlijk zijn 21.60 per
week. Deze uitkecring zal dan door de Red
dingmaatschappij worden verhoogd met /II
per week. zoodat de weduwe in totaal 32.60
per week zal ontvangen.
Zoolang de beslissing van Zcerisico nog
niet is vernomen en de weduwe van die zijde
dus niets ontvangt wordt het geheele bedrag
van 32.60 door de Reddingmaatschappij
uitbetaald, met dc bedoeling deze uitkeering
te bestendigen zoo de weduwe geen aan
spraak kan maken op steun door de Zee
ongevallenwet. Na ontvangst van het besluit
van Zeerisico zal worden overwogen of aan
leiding bestaat het bedrag aan st-eun van
32.60 nog eenigszins te verhoogen.
Dit betreft de uitkecring aan een weduwe
met 1 kind.
Op dezen grond achten Ged. Staten voor
het oprichten van een fonds van de zijde der
Provincie, geen aanleiding.
De publieke opinie
IS, dat H&arlem'a Dagblad hel
grootste, het eerste en het pret
tigste Familieblad in Haarlem
cn Omstreken is.
UIT DE OMSTREKEN
Zie ook elders in dit nummer).
HEEMSTEDE
GEMEENTERAAD.
Er wordt een vergadering van den Raad
der gemeente Heemstede gehouden op Don
derdag 28 November 1929 des avonds o:n 8
uur.
De agenda luidt:
1. Vaststelling notulen der vergadering van
31 October 1929.
2. Ingekomen stukken.
3. Plaatsvervangende Hoofden Openbare
Scholen.
4. Verhuur woning Hoofd Openbare La
gere School Voorweg.
5. Verhuur grond aan de Zandvoort.
6. Afwijking bouwplan Adr. Pauwlaan—
Koediefslaan.
7. Verordening op de sluiting van barbiers
winkels en kapperssalons.
8. 2e Wijziging van de verordening op de
Vrijwillige Brandweer.
9. Credietaanvrage aanschaffing motor-
ladderwagen Brandweer.
10. 6e Wijziging Jaarwedderegeling Ambte
naren.
11. Toetreding als lid der Centrale Ver.
tot behartiging der Maatschappelijke Be
langen van Zenuw- en Zielszieken.
12. Exploitatie Badhuis en Zwemvijvers.
13. Waterlovering door Haarleem.
14. Kasgeldleening 1930.
15 Vaststelling kohieren Plaatselijke In
komstenbelasting.
16. Ontheffingen van Plaatselijke Inkom
stenbelasting en schoolgeld.
SLUITING VAN KAPPERS SALONS.
B. en W. stellen den Raad voor vast te stel
len een verordening op de sluiting van bar
bierswinkels en kapperssalons.
Een en ander naar aanleiding van adres
sen van de in de gemeente gevestigde kap
perspatroons, van de afd. Haarlem van den
Ned. Kappersbond en van den Ned. Bond van
Kapperspersoneel, waarin verzocht werd het
sluitingsuur bij verordening te regelen.
Wordt deze verordening aangenomen dan
zullen barbierswinkels en kapperssalons ge
sloten moeten zijn:
le. des Zondags;
2e. voor 's morgens 7 uur en na 's avonds
10 uur;
a. op Zaterdag;
b. op den dag, voorafgaande aan den
Hemelvaartsdag;
c. op den werkdag, voorafgaande aan
den lsten Kerstdag',
3e. voor 's morgens 7 uur en des namid
dags 1 uur op Donderdag, uitgezonderd
op de Donderdagen, dlc vallen in een
week, waarin een erkende Christelijke
feestdag voorkomt;
4e. voor 's morgens 7 uur en na 's avonds
8 uur op alle andere dagen.
BEVERWIJK.
CONCERTEN DER H.O.V.
Naar wij vernemen, zal de Haarlemsche
Orkostvereeniging ook het a.s. winterseizoen
eenige concerten geven, ditmaal in het W.B.-
Theater.
Het eerste concert vindt plaats Vrijdag 29
November met als solist de heer R. Hof
meester, Beverwijk, piano.
BRAND IN DEN ZUIDWIJKERMEER-
POLDER.
Zondagavond omstreeks half 8 zou de
vrouw van den heer G- C. de R.. machinist
van het stoomgemaal in dpn Zuidwykcrmeer-
polder aan het Noordzcekanaal terwijl zij
met een zoontje alleen thuis was iets van
den zolder halen. Zij had een brandend
petroleumlampje medegenomen dat op den
zolder omviel met het gevolg dat spoedig de
geheele zolder in brand stond. Ziende dat
zij alleen niets tegen liet vuur kon uitrich
ten begaf zich naar den fortwachter die de
politie te Beverwijk waarschuwde. De motor
brigade werd gealarmeerd en vrij spoedig
was deze ter plaatse. Het spreekt vanzelf dat
het vuur toen reeds zoodanig in omvang was
toegenomen, dat het huis niet meer te red
den was. De brandweer die met 2 slangen
op de motorspuit het vuur aantastte kon
echter voorkomen dat de brand zich naar
het in de nabijheidstaandc machinegebouw
uitbreidde. Om 10 uur kon de brandweer in
rukken.
De woning, die eigendom was van het pol
derbestuur. was verzekerd evenals dc inboe
del van den machinist.