HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 27 NOVEMBER 1929 VIERDF BLAD LETTEREN EN KUNST MUZIEK. CONCERT DIETE BLOOKER EN HET CONCERTGEBOUWSEXTET. Vóór den aanvang van het concert ver 6cheen ten tooneele van den Jansschouwbur; de heer Vernout Ditmaal schrok ik niet. voorbereid als ik was: de heer Vernout (wien ik bij dese ge legenheid tevens mijn verontschuldiging wil aanbieden, dat ik onlangs zijn voorletter J abusievelijk als A. had vermeld) had mij reeds ingelicht dat mej. Blooker wegens zware verkoudheid de toegevendheid dei- hoorders zou laten inroepen. Toen verschenen de heeren Spaanderman Klasen en Blanchard en speelden een trio van den Gentenaar J. B. Loeillet, een voo; ganger van Handel in Londen. Loeillets muziek schijnt eerst weinige jaren geleden in Gent gevonden te zijn; naar dit trio te oordeelen doet zij voor die van zijn beroemden opvolger niet onder. Het was alles pittig, melodieus en welluidend en de vertolkers speelden zuiver en correct, zonder echter vooralsnog blijken van buitengewone kwali teiten te geven. De ingeroepen toegevendheid bleek bij de twee Bach-aria's noodig, niet voor de aria's, maar voor de zangstem, die zich hier nog niet kon vrijmaken uit den belemmerenden greep der katarrhale aandoening, zoodat onze aandacht zich in hoofdzaak op de obli gaat-partijen der blazers contrentreerde. In de aria uit cantate 182 secondeerde de fluitist uitstekend; in die uit de wereldlijke cantate 208 werd door de beide hoorns een zeer amusante illustratie gegeven. Hiermee was het klassieke deel van het programma ten einde. Met een geweldigen sprong stonden wij eensklaps in den moder nen tijd. De „Kleine Kammermusik" van Paal Hindemith mag, wat de niets ontziende vrijheid der samenklanken betreft, zeker „modern" genoemd worden; toch heeft de componist voeling met de klassieke vormen gehouden en bezit zijn muziek een vaak zeer praegnante thematiek en rhythmische leven digheid en afwisseling. Zoo was het eerste deel werkelijk „lustig"; de „Walzer" scheen mij een mislukking; een droog gekakel in walsmaat; het derde deel vertoonde een voor een „moderne" bedenkelijk aantal ge wone drieklanken en septime-accoorden, maar was juist wegens deze tonale gedeelten met recht „ruhig und einfach" te noemen; het vierde is weer een warreling, maar ein digt zeer tonaal in e kl. t. Deze .Kammer musik" werd vertolkt door de heeren Klasen (fluit), Blanchard (hobo), Brohm (clarinet) Sell (hoorn) en De Groen (fagot). De „Hongaarsche Volksmuziek" van Zoltan Kodaly, wiens „Psalmus hungaricus" een paar jaar geleden in Amsterdam een groot-en indruk maakte, schildert ondanks de groote vrijheid der muzikale behandeling treffend; het heftige slot van no. 4, de vroolijke keuken van het gezellige huishouden en no. 6 sloegen dadelijk in. Van de „Sonate" voor piano, fluit, hobo en clarinet van Darius Milhaud kan men dit laatste niet zeggen. Het begin belooft wat, •maar het wordt al gauw een illustratie van een veemarkt, of van „La Kermesse" van Rubens: v'la un qui dégobille", of van iets anders wat leelijk, onaangenaam, weerzin wekkend en vervelend is. Er behoort moed toe om zóó iets in te studeeren! Een fijne compositie van Caplet met fluit èn piano waarom was hier de fluit niet „in visible?") en een oudere, maar niet minder bekoorlijke met hobo van Ed. Lalo mogen vermeld worden; voorts het vermakelijke ezeltje „The Dandelion" van Arthur Bliss, waarin de clarinettist Willem Brohm een illustratie gaj, zoo heerlijk, dat ik, als ik er over te zeggen had, hem terstond tot eere lid van „Natura artis magistra" zou benoe men. ..De Tango" van Broqua was muzikaal weinig zeggend en van de liederen voor zang met sextet-begeleiding van Corn. Dopper is alleen „das törichte Prinzlein" aardig; het „Oudt Liedeken" vertelt niets nieuws, en het „Geh an die Sonne" is ondanks den Duit- schen tekst zoo zoetig ouderwetsch-Hol- landsch als een portie smeerbollen. Boven dien maakt de sextet-begeleiding niet den indruk van artistieke noodzakelijkheid; mst piano alleen had de componist evengoed kunnen volstaan en het ensemble geeft aan het geheel eer een vettigheid dan verschei denheid van klank Ik schreef in mijn aanbeveling voor dit concert over de „ontwikkeling" der toon kunst. Niet allen die dit concert bijwoonden zullen in elk der nieuwe werken een symp toom van „ontwikkeling" kunnen zien. Groei tot volwassenheid is ontwikkeling; er kun nen zich evenwel in een organisme ook ge zwellen, uitwassen ontwikkelen, die door hun aangroeien het organisme schaden. Deze en gene zal in Milhauds Sonate eer een boos aardig gezwel, een carcinoom of sarcoom, dan een teeken van gezonde ontwikkeling zien. Doppers muziek is dan in elk geval niet erger dan een vrij onschuldig lifroom. Ik houd meer van zijn orkestwerk; zijn varia tiekunst in zijn Ciacono gotica staat boven bedenking. Het verwonderde mij zoo weinigen te zien van hen die tot de muziekliefhebbers, -be oefenaars en -kenners gerekend worden, de bekende gezichten van Bach- en Toonkunst avonden ontbraken geheel. Wat meer alge- meene belangstelling voor al de moeite, die mej. Blooker zich getroost heeft om liederen in zoovele talen (zij zong Duitsch, Hon- gaarsch, Spaansch. Fransch, Engelsch en Nederlandsch) uit het hoofd te zingen was wel billijk. Ik kan gelukkig constateeren, dat zij hoe langer hoe meer op streek ge raakte. zoodat zij over haar stem vqrder op den avond weer de volle beschikking had; haar intelligentie waarborgde een goede voordracht. Als steeds ontving zij vele bloemen. K. DE JONG. JUBILEUMCONCERT SCHOTEN'S CHR. GEM. KOOR. Alweer een feestconcert met weinig gewrijf van woorden. Als ds. M. G. Blauw als eere voorzitter, na te hebben geopend met gebed, zijn kort. en zakelijk inleidingswoord sprak, en daarbij kon aansluiten aan het voor woord in het tekstboek, kon al spoedig het concert beginnen. Sympathiek stemt in dit voorwoord de herdenking van de directeu ren. die achtereenvolgens de leiding hadden en de toevoeging: „Aan hen allen is de ver- eeniging veel dank verschuldigd." Onder hen heeft de huidige dirigent de heer Jac. Zwaan den langsten staat van dienst, nl. de helft van het aantal jaren dat het koor bestaat, d.i. 15 jaren. Stil gezeten heeft Schoten's Chr. gem. koor niet sinds zijn laatst gegeven concert. Laat ons allereerst het kinderkoor noemen, dat aan dit feestconcert een werkzaam aan deel had. Zóó mooi heb ik Schoten's Chr. kinderkoor nog niet hooren zingen. Dat was werkelijk een lenteweelde van klank; niet slechts de mooi geregistreerde hooge meisjesstemmen, maar ook de jongens en de alten waren allerprettigst om te hooren en tegen de rijpe vrouwenstem van Emmy Müller von Eugen, die een solo zong. stak deze kinderzang af als zonlicht te gen diep water. Dat is nu wel heel prettig voor het kinderkoor, die medewerking aan het welslagen van een jubileumconcert. Wij weten nu dat dit kinderkoor mooi kan zin gen en zullen het goed en graag onthou den. De inleiding was al dadelijk een goede: men moet dan weten dat het symphonieor- kest Euterpe", voor dezen avond genoodigd om de groote koorwerken te helpen uitvoe ren, frisch en in goed tempo de marsch uit Mendelssohn's „Ithalia" speelde. Nog een maal deed het zich afzonderlijk hooren, na het beëindigen der pauze, met het Andante uit een Haydnsymphonie, om zich verder gedurende den avond verdienstelijk te ma ken met het uitvoeren der orkestpartij van Mendelssohn's „Psalm 95" en van den laat- sten Psalm van F. Pijlman. Wijl in het werk van den eerste ook sopraansoli voorkomen, had men variatie gebracht in het program ma, door vóór de pauze liederen te doen uit voeren door mej. Maria de Petit, na de pau ze door mej. Betty Dijkstra. Liever was het me geweest, zoo Maria de Petit haar liederenkeuze had bepaald tot soortgelijke als van Lod. Mortelmans, die door haar klankvol en met smaak werden weergegeven. De zangen van Gerard von Brucken Fock zijn echter voor haar stem nog een te groote opgaaf. Hier moet alge heel de zangkunst middel zijn, geen doel, en voor enkele glanzende koptonen geeft deze zuivere kunst geen stof. Wijl bij mej. De Petit het medium nog vlak en krachtloos is. moet zij alsnog met overleg haar liederen kie zen. Met dit materiaal kan serieuze en goed volgehouden zangstudie zeker tot mooie re sultaten leiden. De hoofdgebeurtenis was op dit concert de uitvoering van Mendelssohn's „Psalm 95". Gaarne hadden we den dirigent toege- wenscht, dat hij een koorbezetting mocht hebben, die in juiste verhouding stond tot de uitstekend bezette sopraanpartij. Ik begrijp de situatie: de repetities worden begonnen met de verwachting dat alsnog de zwakker bezette partijen zullen worden aangevuld. In dit geval werd die hoop niet vervuld en moest noodwendig de uitvoering inboeten aan klankschoonheid allereerst, aan duide lijkheid, aan uitdrukking, aan wat niet al. Het was spijtig, want Jac. Zwaan bleek zijn partituur goed te beheerschen, de aanwezi ge dames en heeren ook voldoende te heb ben gestudeerd. Maar Mendelssohn vraagt een kloeke en evenwichtige koorbeaetting, en al spoedig speelde het orkest (in de afzon derlijke stukken dirigeerde de heer J. A. Meng) zijn partij ook goed beheerscht en ditmaal zelfs opmerkelijk zuiver, zoo moest er noodwendig toch te veel te wenschen over blijven, al kunnen wij de behaalde resultaten wel apprecieeren. Nog eens: de niet voldoen de koorbezetting mag vrijwel als eenige oor zaak gelden, dat de uitwerking niet nog grooter was. Maar hierin is toch voor een volgend concert wel te voorzien? Zijn uit dit overdadig bezette sopranenkoor niet meer dere goede altstemmen te recruteeren? Is er mooier dan van een goed geschreven koor werk een middenkoorpartij te zingen? Wij mogen voorts ook niet onvermeld laten het werkzaam aandeel dat ook mej. Betty Dijkstra solistisch had aan het welslagen van dit concert. Deze zangeres toonde overduide lijk in liederen van Brahms en Mahler, hoe grondige studie ten beste moet leiden tot re sultaten. die bij minder energiek volhouden stellig niet waren bereikt. Bety Dijkstra vond voor haar koptonen blijkbaar zonder veel moeite het juiste punt van resonnantie, en ook de middenstem heeft veel aan kracht gewonnen. Met Mahler inzonderheid wist zij haar hoorders tot bijzondere dankbaarheid te stemmen, en de bloemen die zij ontving, droegen alweer bij, de feestelijkheid van het podium te verhoogen. Daar prijkte o.m. een fraaie bloemenmand als herinnering aan de prettige samenwerking tusschen orkest en koor geschonken, en aan het feestvierend koor ter hand gesteld door den voorzitter van Euterpe, die daarbij woorden sprak van ver heugenis en van waardeering beide. Wij hebben daaraan toe te voegen den wensch, dat voor Haarlem-Noord dit koor met zijn mooie kinderkoor moge behouden blijven. Vanzelf houdt die wensch in: de aansporing tot eendrachtig en trouw samen werken. G. J. KALT. HET TOONEEL. CREMER. IN UNIFORM. Jochems, de politieman, die verzot is op detective-komedie, nadat ik hem eenmaal naar den schouwburg heb meegenomen, heb ik gisteren een introductie voor de opvoering van Cremer doen toezenden. Ik wist, dat het in het stuk In Uniform van J. van Randwijk ging om een paarlen collier, dat door een man in uniform aan een rijk meis je ontstolen werd, terwijl even te voren een officier in uniform bij dat meisje op bezoek was geweest en een officier van gezondheid ook al in uniform nog geen kwartier geleden om 15000 gulden bij den oom van het rijke meisje was komen aankloppen. Dat stuk was dus een kolfje naar de hand van Jochems met zijn speurneus. In de pauze vond ik hem in de koffieka mer zitten achter een pot bier. „En Jochems, wie is de dader?" vroeg ik. „Ik zit te denken, meheer!" „Stil blijven denken!" antwoordde ik. Toen hij lang genoeg gedacht had, stelde ik mijn vragen. „Nou, wie denk je? De luitenant?" „Ken je begrijpen! Wie zal nou zoo stom wezen, als ie pas bij z'n meissie in uniform geweest is, net zoo terug te komen! Dan trek je toch je tuniekie uit! Nee, nee. da's 'n fesoenlijk man. die luitenant, dat zie je dadelijk! De schrijver doet dat alleen maar om ons op 'n dwaalspoor te brengen! O, 't is de officier, zeggen de menschen, die nog nooit komedie hebben gezien! Nou, dan is 't ie het natuurlijk juist niet!" „De vader dan?" „De dokter? Wel nee. meheer. hoe kom je d' erbij! De schrijver doet veul te veul moei te om ons te doen gelooven. dat 't de dokter is! Nou dan weet je 't al lang! 't Zou geen kunst meer wezen 'n detective-stuk te schrij ven. als het zoo makkelijk t-e rajen was! Nee. die officier van gezondheid is het ook niet!" „De knecht dan?" „Ja. dat zou ik as gewoon politieman nou zeggen, maar nadat ik zoo'n hoop van_ die stukken gezien heb. zeg ik: „nee. dat is 'm niet! In elk zoo'n stuk komt 'n knecht voor. waarvan je zou zweren, dat ie 't was en hij is het nooit! Weet u nog, meheer, van De wre kende Gcd?" ..Ja. ia!" laO-te ik! .Dan is het dus de „on- man!" ..'k Wou je wiirer hebb°n m°heer!" kreec 'k ten an+-woord. ..Is u nou 'r man. die vee1 Vomedie h°b gezien! D!e onboV°nde man heeft er niks mee te mal*°n! P;<> doet ven1 te veul. alsof hii 'n gehaalde is! Een gewone collega van nm zou vast zemren: ..Kto. ik heb je"! Maar ik vlieg er niet meer in! Nee. die vent soeult louter voor snek en boonen mee om het publiek te erazen te nemen!" „Maar wie is het dan?" „Die rijke oom!" „Hè? 't Is toch niet waar!" riep ik verwon derd". „Wat ik je brom. meheer! Daar heit geen mensch fedusie in! Nou, dan is 't ie het zoo vast as wat!" Na af loon der voorstelling kwam Jochems triomfantelijk on mij toe loopen. „En. wat heb ik u gezegd? Hij is het. hè? Maar die moord kan ie niet gedaan hebben, meheer, da's 'n smoes! Zóó gaat het schot in den tuin en zoo staat ie al on 't tooneel' Ze kennen mij in de kemedie veul wijsmaken, maar ze motte het niet te erg maken! Ik zou zeggen: ze motte nou nog die moord uit zoeken!" „Nog 'n vierde bedrijf dus?" nep ik ver schrikt. „Nee. Jochems. dank je, ik heb aan drie meer dan genoeg!" „En wat zeg je van je collega Piek? vroeg ik. „Nou. meheer, hij doet erg brani. maar erg piender is d' ie niet! Wat heit ie nou uit zich zelf gevonden? Die onbekende vrouw heit de politie alles verteld! Nou. zoo ken ik ook detectief spelen, as ze 't mij vertel len! Wat u?" „Hoe vond Je anders het stuk, Jochem?" „Och, voor de menschen wel aardig, me heer. maar niks voor 'n man van het vak zoo als ik! Het leit er veul te dik op! Nee hoor, geef mij dan maar die meneer Veter man. die ken het beter!" Op eens trok Jochem mij aan mijn mouw. „Zeg, meneer, heb je gezien, dat die dokter nog maar twee sterretjes had! Dat ken toch niet! Zoo'n ouwe kop en dan nog maar eerste luitenant! En dan vader van een tweede luitennant! Nou dacht ik, dat ziet Piek natuurlijk dadelijk! Maar nee, hoor, niks daar van! Zoo iets mot je onze recherche niet voorzetten!" „En hoe vond je het spel, Jochem?" „Lang niet kwaad, meheer, voor dat het maar gewone liefhebbers waren. Maar bij ons. bij Kunst na Arbeid speule ze niet min der hoor! Zoo'n Van Rossum krijg je bij ons vast beter, meheer! Die vent was toch niet gehaaid genoeg om twee moorden en 'n dief stal te doen! Maar Piek speulde effen fijn! Die meneer Bakker ken het! Zoo hebben wij d' er geen een! Nee hoor, dat was in orde!" „En de luitenant?" informeerde ik. „Dat was er vast een van de reserve, me neer! Dat was geen echte! Maar anders mot ik zeggen deed ie 't wel goed, wat zegt u! En die dokter ook! 'n Goeie knul van 'n vent! Maar wat zeg u nou van dat aanbod van die dokter om het collier te vergoede! En nog geen dag geleden most ie geld leenen! Nee, hoor, 'n raar stuk! „En de knecht?" vroeg ik verder. „Die liep er bij als de onnoozele Lewi! Ja, die was goed! Je zou zweren: „hij is het! En dat was ook zoo met die meneer Hirs! 'n Tof fe jongen!" „En de meisjes?" vroeg ik. Jochem's gezicht glunderde. „Aardig spul! Die Marie dat was 'n knap ding, vond u ook niet! Nee, daar wil ik best eens bij in de keuken op visite komen!" „En Virginia?" „Die huilde me te veel! Ja, ze kon het niet helpen. Het moet nou éénmaal, omdat het in de rol stond! Maar ik houd niet van die watervallen! Ik zie liever een lachend ge- zichie, wat u, meneer!" Opeens stond Jochem stil. „Maar weet je wie ik puik vond, meneer! Die onbekende vrouw! Dat mot je nou es in de krant zetten' Jammer, dat die mevrouw Lucas maar zoo'n kort oogenblikje opkwam! Dat was speulen!" Ik zei, dat ik het met hem eens was! „Zoo", glunderde Jochem, „dan heb lk er dus toch ook 'n beetje verstand van!" „Of je d'er verstand van hebt, Jochem! Jouw heele kritiek komt morgen in de krant!" „Nee toch, meheer!" lachte Jochem. ,,'t Zal me wat wezen as dit in de krant komt!" Wij stonden op het Houtplein. „Nou, meheer, ik hou me aanbevolen voor 'n volgenden keer!" „Van 't zelfde Jochem!" Opeens keerde Jochem zich nog eens om. „Meheer, dat van Marie zet je toch niet in de krant! Maak me niet ongelukkig! Ik ben getrouwd, weet u!" Dat van Marie heb ik daarom maar voor de helft geschrapt- J. B. SCHUIL. ONTVANGEN BOEKEN. In de levendige en vlotte vertaling uit het Duitsch door Hans Hollander is bij de N.V. Leidsche Uitgevers Mij., te Leiden versche nen Joe Lederer's „Het Meisje George". Het is het verhaal van een modern meisje wars van conventie, maar tenslotte toch ge noeg vrouw om het offer te brengen dat zij met haar leven betaalt, maar waardoor zij het geluk verzekert van den man dien zij liefheeft. Bij de firma W. J. Thieme en Cie. te Zut- phen heeft het licht gezien: „Houtarbeid", beknopt handboek ten dienste van het on derwijs in handenarbeid en zelfonderricht met handleiding voor lakken, verven en beit sen, door J. H. Roggeveen. De handleiding' is samengesteld om te worden gebruikt bij het onderwijs in lichten houtarbeid, zooals dit op de lagere scholen wordt- gegeven. Ook voor huisvlijtscholen kan het wel dienen. Het boek is geïllustreerd met teekeningen en foto's en voorzien van afzonderlijke werk- teekeningen. Bij de N.V. Van Loghem Slaterus' Uitge vers Maatschappij te Arnhem is verschenen „De Roep van het Vrouwenhart", door Franz Blei, geautoriseerde vertaling van M. en J. Dutric. Een interessant boek, dat ons de zielen blootlegt- van vele historische, beroemde en minder beroemde vrouwen; vlot geschreven en goed vertaald en geïllustreerd met eenige mooie portretten. Onder den titel „De godsdienst en de Fran- sche Revolutie" heeft P. Feenstra Jr., eenige studiën over de Fransche revolutie in de jaren 1789—1794 samengevat en uitgege ven bij de N.V. H. D. Tjeenk Willink en Zoon. De studiën zijn reeds vroeger als afzon derlijke artikelen in het Nieuw Theologisch Tijdschrift verschenen. Bij de N. V. H. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem heeft het licht gezien: „Cultuur historische Verkenningen", door J. Huizinga, met portret van den schrijver. In enkele hoofdstukken maakt de geleerde schrijver wat hij zelf noemt: „gevaarlijke zwerftochten op onveilig terrein. Het- zijn grondige studiën, boeiend ge schreven. De dag van Sint Nicolaas nadert en de hoeveelheid boeken die wij ontvangn. groeit- steeds. Laten wij hier enkele vertaalde wer ken aankondigen. Bij de firma W. J. Thieme en Cie te Zut- phen heeft de heer M. Maas een Vragen boek je uitgegeven, behoor ende bij zijn Geïllustreerde Geschiedenis des Vaderlands". De heer Haas schreef ook (en gaf het boekje uit bij denzelfden uitgever): „Lessen uit het verleden", leesboek voor de hoogste klasse(n) der lagere school en voor het voort gezet onderwijs. Dc Wedren. Een boek van Wallace. Dat wordt gekocht en gelezen als alle Wallace's. Het is uitge geven door N.V. Seyffardt's Boek cn Muziek handel in Amsterdam, de vertaling is van C. C. Bender. De steen van Atlantis Een reis om de maan. Otto W. Gail is een vruchtbaar auteur van romans, waarin reizen per raket-luchtschip door het heelal boeiend gefantaseerd wor den. Deze beide boeken zijn uitgegeven door N.V. Seyffardt's Boek- en Muziekhandel in Amsterdam. C. C. Bender verzorgde de ver taling en Karei van Seben teekende er enkele platen voor. De Diamantrivicr- Nog een Wallace, ook spannend natuurlijk en ook uitgegeven bij Seyffardt. LECTUUR VOOR ONZE JEUGD. De uitgevers Nygh en Van Ditmar hebben een heel eigenaardig kinderboek het licht doen zien nJ. Bibi van Karin Michaëlis, ver taald door G. W. Elberts. 't Verhaal speelt in Denemarken. Dat maakt de lectuur voor onze kleine lezeresjes soms verbazend moei lijk, hoewel er 't voordeel tegenover staat, dat ze veel kennis aangaande Denemarken en zijn bewoners er mee opdoen. Bibi is wel een heel wonderlijk kindje en haar vader houdt er wel een heel eigenaardig opvoed kundig systeem op na. Eigenlijk voedt hij zijn kind heelemaal niet op. Bibl heeft helaas geen moeder meer en 't Hoofdstuk Bibi's Kerkhof, een plaatsje in den tuin waar ze zich verbeeldt dat moeder rust, doet onkinderlijk aan. Heeft de schrijfster dit 6-jarige kind niet veel te jong geschetst? Ook waar ze 't b.v. heeft over de mésalliance van haar ouders? Hoe is 't ook mogelijk, dat zoo'n klein meisje de durf heeft om altijd maar alleen op reis te gaan al is ze dan ook het doch tertje van den stationschef! 't Kind beleeft vele waarschijnlijke en onwaarschijnlijke avonturen. Zoo b.v. de ontmoeting met een inbreker, wiens leven ze redt, door hem gif uit te zuigen tengevolge van een slangen beet. Welk Hollandsch kind zou dat nadoen? Dan slaapt ze weer in een stal, dan in een kroeg, 't Klinkt alles te ongelooflijk. De historische bijzonderheden, fabels enz. zijn heel interessant om te lezen, maar 't is geen kost voor de kleine lezeresjes. De stijl is vlot en 't lijkt me buitengewoon goed vertaald. Boven alles uit gaan echter de illustraties van Hedvig Collin. Deze illustrator is er een van de bovenste plank, 't Slot van het boek, waar Bibi bij de rijke grootouders is en daar weer van alles beleeft-, is wel het beste deel van het boek. Over 't algemeen vind ik Bibi meer een boek om uit voorgelezen te worden, dan om den kleintjes zelf ln handen te geven. De Uitgevers Maatschappij Elsevier gaf een mooi meisjesboek uit van Fenna de Meyier, getiteld De toovervogel. 't Is een verhaal van een paar Indische kinderen Loes en Riekje, die bij tante Da een tehuis heb ben gevonden. In dat pension of eigenlijk kindertehuis groeien ze op met een paar jongens, waarvan de eene Robert er wel zeer eigenaardige manieren op nahoudt. Tante Da, een goede hartelijke ziel, blijkt absoluut niet opgewassen tegen dezen branie-achtigcn gymnasiast. Jammer, dat Loes ons geschetst wordt als een meisje dat dadelijk naar jongens kijkt. En haar vriendinnen zijn al niet veel beter. Er zijn nu altijd van die, Tc zou haast zeggen ongezonde bakvisschen-types, die dolgraag over zulke kalverliefde lezen, maar voor wie het toch absoluut verkeerde lectuur is. Dan is Riekje heel wat sympathieker ge schetst. Bij dit kind is alles echt: haar ver driet, als moeder sterft, haar liefde voor haar egoïstisch vriendinnetje Paula. De zusjes groeien, zooals van zelf spreekt, heel ver schillend op. Riekje wordt kinderjuffrouw bij een familie te Parijs en Loes verlooft zich. Vooral Riek- je's moeilijk leven bij de lastige Madame Bérillat heeft de schrijfster gevoelvol ge schetst. Heimwee drijft haar na een paar jaar naar Holland terug naar haar goede pleegmoeder en naar Loes, die spoedig in 't huwelijksbootje zal stappen. Dan ontmoet ze Robert, die zijn verloving met Paula verbroken heeft en nu al zijn heil van Riekje verwacht. Dat gaat alles wel wat heel gauw in zijn werk. Zooiets van Veni-vidi-vici. Maar met dat al. krijgt hij aan Riekje een vrouw uit duizenden. Ik denk zoo, dat onze bakvischjes dit slot met stralende oogen lezen zullen, omdat "t zoo mooi is. Toch zou ik dit boek slechts laten lezen door meisjes boven de 14 jaar. W. B. Z. KON. LIEDERTAFEL „ZANG EN VRIENDSCHAP". HET PROGRAMMA VAN HET EEUWFEEST. In Haarlem, de oude Bavo-stad. staan groote feestelijkheden te gebeuren op muzi kaal gebied. Den 20sten Februari van het volgende Jaar zal de Koninklijke Liedertafel ..Zang en Vriendschap", de oudste ln den lande, het heuglijk feit herdenken, dat zij vóór 100 Jaar door eenige ondernemende, muzikale man nen werd opgericht. Glansrijk heeft ze den nood der tijden doorstaan, wat ze ongetwijfeld dankt aan de energie der opvolgende geslachten, die haar bestuurden, maar niet minder aan «le o*v>envo'«"»nde directeuren, die haar leidden. Or.der W Robert Sr. behaalde ze haar grootte tr'omten in binnen- sn bulten'ar.d en diens onvo'cers. d*n heeren Fred. J. Roeske en thans Lieven Duvosel. gelukte het, haar. ondanks de een weinig tanende liefde voor den mannenzang, op dat hooge peil te h?.ndha%-en. De Liedertafel Is als hef ware snamgegroeld met de Haarlemsche burgerij en wie het vol gend programma leest zal er n!et aan twij felen. of de Haarlemmers zullen met „Zang en Vriendschap" mede feestvieren. Hier volgt, een korte opsomming van de feestelijkheden. 20 Februari. Officieele ontvangst ten Stadhulze nam. 4 1/2 uur, door het Gemeentebestuur van Haarlem; daarna bezoek aan het gebouw „Zang en Vriendschap". Jansstraat 74, ope ning van de tentoonstelling var. het archief der Liedertafel. D<--s avonds 8 uur: Feest-eoncert voor genoodigden, Kunst-l. leden. Donateurs, le den van het Eere-Comité, enz. 21—23 Februari. De tentoonstelling is geopend van 25 en van 7—10 uur. 23 Februari. Receptie van 2 1/24 1/2 uur in de boven» zalen van „De Kroon". Café Restaurant ..Brinkmann", aan de Groote Mr-rkt. Daarna bezoek aan de tentoonstelling. 27 Februari. Feestavond, aangeboden aan alle Haarl. Mannenzangvereenlglngen, ieder lid mtt één dame, 's avonds 8 uur, ln het Gemeentelijk Concertgebouw. 28 Februari. Herhaling van het Feestconcert 's avonds 8 uur in het Gemeentelijk Concertgebouw, toegankelijk voor het publiek. 7 Maart. le Jubileumconcert. Kon. Mannenzang- vereeniging „Apollo", Amsterdam, Directeur Fred. J. Roeske en de Kon. Lledertafcl Zang en Vriendschap", Haarlem. Directeur Lieven Duvosel. in het Gem. Concertgebouw te Haarlem, des avonds 8 uur. 6 AprU. 2e Jubileumconcert. (Matlnée). Utrecht's Mannenkoor „Euterpe". Dir. Lieven Duvosel en Kon. Liedertafel „Zang en Vrler.dschar". Haarlem. Dir. Lieven Duvosel. in het Getr.. Concertgebouw te Haarlem, des namiddags 2 uur. 13 April. 3e Jubileumconcert. (Matlnée), geheel als voren, doch in de Concertzaal „Tivoli" te Utrecht. 26 April. 4e Jubileumconcert. Kon. Mannenzangvcr- eeniging „Mastreechter Staer" te Maastricht, Directeur Peter Gielen en de Kor. Lieder tafel „Zang en Vriendschap" te Haarlem, Dir. Lieven Duvosel. in het Concertgebouw te Amsterdam, 's avonds 8 uur. 27 April. 5e Jubileumconcert, geheel als voren, doch in hft Gem. Concertgebouw te Haaiiem, des avonds 8 uur. 5 Mei. Feest-dlner voor de leden (olk met één dame) der Liedertafel, 350 a 400 personen, in het Groot-Badhuis te Zandvoort. «Extra trams). 8 Mei. 6? Jubileumconcert. Kon. Zangvereenlging „Rotte's Mannenkoor" te Rotterdam, Dir. Bern. Diamant en „Zang en Vriendschap" te Haarlem. Dir. Lieven Duvosel, in het Gem. Concertgebouw te Haariem, des avonds 8 uur. 19 Mei. 7e Jubileumconcert, geheel als voren, doch in het Concertgebouw „Kunstmin" te Rotter dam, des avonds 8 uur. 25 Mei. 8e Jubileumconcert (Matlnée) Kon. Zang vereenlging ,3reria's Mannenkoor". Dir. W. Robert Jr. en Kon. Ltedertafel „Zang en Vriendschap" te Haarlem. Directeur Lieven Duvosel, ln het Gem. Concertgebouw to Haarlem, des namiddags 2 uur. (In voorbereiding). 31 Mei. Optocht ter herdenking van het Eeuw feest. 1. Bloemencorso; 2. Vaandelwedstrijd; 3. Optocht. De optocht is gewijd aan zang, muziek en aan de jubileerende Liedcrtafcl. 15 Juni. 9e Jubileumconcert (Matinée). Kon Man- nenzangvereeniglng „Caecilia" te Den Haag, Dir. H. v. d. Berg en de Kon. Liedertafel „Zang en Vriendschap" te Haarlem, Dir. Lieven Duvosel, in het Gem. Concertgebouw te Haarlem, des nam. 2 uur. Beide vereenigingen herdenken haar 100- Jarig bestaan. 5 Juli. 10e Jubileumconcert, geheel als voren, doch ln het Kurhaus te Schevenlngen, des avonds 8 uur. Juli Kerkconcert voor ouden van dagen, weezen en anderen. September. Concert te Keulen. Concert te Zürich. Beide te geven door de LiedertafeL Sluiting der feestelijkheden op nader tq noemen datum.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13