H. D.-VERTELLINGEN
^.OO&ei'S
De Gesto'en Diadeem
FEUILLETON
t
HAARLEM's DAGBLAD
woensdag 27 november 1929
(Nftdruk verboden; auteursrecht voorbehouden J
door
W. SOMERSET MAUGHAM.
De Taipan
Niemand wist beter dan hij, dat hij een
belangrijke persoonlijkheid was. Hij was
nummer éen in de niet onbelangrijkste
branche van het belangrijkste Engelsche
handelshuis in China. Hij had zich door
zijn bekwaamheid opgewerkt en met een
matten glimlach dacht hij terug aan den
groenen jongen, als welke hij dertig jaren
geleden in China was gekomen.
Wanneer hij aan het bescheiden huis in
Barnes, een voorstad, dacht, waaruit hij af
komstig' was, een klein rood huls In een lange
rij andere kleine, roode huizen, en het ver
geleek met het grootsche steenen gebouw
met veranda's en ruime vertrekken dat
de kantoren van de onderneming en tegelijk
zijn eigen woning bevatte, dan mompelde hij
tevreden. Hij was goed vooruit gekomen.
HU dacht er aan, hoe hU met vader, moeder
en de twee zusters, wanneer hU des middags
uit school kwam, den eenigen uitgebreiden
maaltijd van den dag gebruikte, een stuk
vleesch, een hoeveelheid brood, boter en
veel melk in de thee, allen bedienden zich
zelf en dan dacht hij aan het ceremonieel
waarmede hij nu het middagmaal tot zich
nam.
Hij kleedde zich altijd voor het diner, alle
drie boys moesten hem by het tafelen be
dienen, of hij alleen was of niet. Zijn boy
nummer één wist precies, waar hij van hield:
om de kleinigheden van de huishouding
moest, hij zich nooit bekommeren; altyd had
hij zijn traditioneele maal met soep, visch.
voorgerecht, gebraad, pudding en dessert;
li ij kon ook op het laatste oogenblik nog al
tijd iemand uitnoodigen, wanneer hij dat
wilde. Hy 'hield van eten en zag niet in,
waarom hU slechter moest eten, wanneer
hij alleen was dan wanneer hij een gast
had.
HU had het werkelijk ver gebracht. Daar
om was hem er niets aan gelegen, naar huis
te gaan, naar Engeland, zijn verlof bracht,
hij door in Japan of Vancouver, waar hij
altijd vrienden van de Chineesche kust ont
moette. In Engeland kende hij niemand.
Zijn zusters waren in overeenstemming met
haar eigen omstandigheden getrouwd, haai
mannen waren kleine beambten en haar
zoons waren kleine beambten. Tusschen hem
en haar bestond geen verband, zij verveel
den hem. De verplichtingen van zdjn ver
wantschap kwam hij na, door met Kerstmis
steeds een stuk fUne zijde, een of ander
kostbaar stuk borduurwerk of een kist thee
te zenden. Hij was niet kleinzielig en zoolang
zUn moeder nog leefde, had hU haar een mooi
jaargeld gegeven. Hy was niet van plan, naar
Engeland terug te keeren, wanneer hU zich
later zou terugtrekken; te velen had hy dat
al zien doen en hU wist, hoe dikwijls het een
mislukking was geweest. Hy was van plan
in Sjanghai diüht bU de renbaan een huis
te huren; met bridge, zyn ponys en met golf
hoopte hij de rest van zijn leven zeer gemak
kelijk door te brengen. Maar hij had nog een
groot aantal jaren voor den boeg, eer hij
cr aan moest denken, zich terug te trekken.
Over vUf of zes jaren zou Higgins naar
Engeland gaan en dan zou hij het hoofdkan
toor te Sjanghai overnemen. Inmiddels was
hij, waar hU nu was, zeer gelukkig; hy kon
geld sparen, -wat men in Sjanghai niet kon.
on het er bovendien goed van nemen. Nog een
voordeel had hij hier in vergelijking
met Sjanghai: hij was de meest ge
ziene man van de kolonie en het
geen hij zeide leigde gewicht in de schaal.
Zelfs de consul legde zioh er op toe, met hem
goede vrienden te blijven. Eens 'had hij met
een consul ongenoegen gekregen en hij had
het pleit gewonnen. De Taipan schoof
strU'dlustig zUn kin naar voren, toen hU aan
het incident dacht.
Maar hy glimlachte, want hij was goed
gemutst. HU had een diner in de Hongkong-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct». per rejfel.
Amsterdam, Utrecht,
NieuwendUk 225,229 Oude Gracht 151
en Sjanghai-Bank achter den rug en wan
delde nu terug naar zUn kantoor. Het was
daar allemaal steeds first class. Het maal
was geweldig en er was overvloedig alcohol
Hij was met eenige cocktails begonnen, had
voorts 'n voortreffelijke Souterne gedronken
met 2 glazen port en goede, oude brandy had
hij besloten. Hij voelde zich heerlijk. En nu
deed hij iets, wat hij zelden deed; hij ging
te voet, Voor het geval, dat hy lust kreeg,
in te stappen, bleven de dragers met den
draagstoel eenige passen achter hem; maar
hij had er genoegen in, zUn beenen te ge
bruiken. Hy' had den laatsten tUd te weinig
beweging, sedert hij voor het rijden te zwaar
was geworden. Maar al was hU te zwaar voor
het rijden, hij kon toch pony's houden, en
terwijl hy in de zachte lucht voortslenterde,
dacht hij aan de voorjaars-^neeting. Hij had
een paar vurige ponies, waarvan hij groote
verwachtingen had, een van de kantoorbe
dienden had zich als een goede jockey ont
popt hy moest er op letten, dat men hem
dien niet wegkaapte, de oude Higgins in
Sjanghai zou het zich een stuk geld laten
kosten, hem te krijgen en twee of drie
rennen moest hij toch winnen. Hy was er
trotsch op, den besten renstal van de kolonie
te bezitten. Het was een heerlijke dag en
hy had pleizier in zijn leven-
Toen hij by het kerkhof kwam, bleef hij
staan. Keurig, goed onderhouden was het.
een merkbaar te eken van den welstand der
gemeente. Nooit ging hU er zonder een spoor
van trots voorbij. Het verheugde hem,
Engelschman te zijn. De plek, waar het kerk
hof op lag, was waardeloos geweest, toen
men haar had uitgezocht en door den groei
van de stad had zij nu groote waarde. Men
had voorgesteld, de graven naar een andert
plaats over te brengen en den grond als
■bouwterrein te verkoopen, maar de
kolonie was er tegen. De gedachte
dat de dooden rustten in den kostb,aar-
ba,arsten grond van het eiland, schonk den
Taipan groote voldoening. Er waren dus
dingen, waaraan je meer gelegen kon zijn
dan aan geld. Naar den drommel met het
geld! Ging het eenmaal over de „dingen
waar het- om draait" dat was een lieve
lingsfrase van den Taipan dan herinner
de men zich, dat het geld toch niet alles
was.
En nu wilde hij eens over het kerkhof
denteren. Hij bezichtigde de graven. Zij
waren goed onderhouden en de wegen waren
vry van onkruid. Alles maakte den indruk
van welgesteldheid. TerwUl hij zoo voort
liep. las hy de namen op de grafsteenen
Hier lagen er drie naast elkaar: de kapitein,
de eerste officier en de tweede officier var.
de bark „Mary Baxter", die in den typhoon
van 1908 samen waren omgekomen. Hy her
innerde het zich goed. Hier lagen twee mis
sionarissen met hun vrouwen en kinderen,
die gedurende den Boxeropstand gedood
waren. Dat- was een schandaal geweest! Niet
dat de Taipan veel van missionarissen hield,
maar voor den drommel door die el
lendige Chhieezen kon je je toch niet laten
ombrengen! Toen kwam hijbij een kruis
met een naam, dien hij kende. Beste kerel.
Edward Mulock, maar hij kon het drinken
niet laten en hy dronk zich dood, toen hij
vUf en twintig jaar was. Arme drommel. Do
Talpan had er velen zoo gekend. Er waren
nog meer nette kruisen met een naam en
den leefüjd er onder, vUf en twintig, zes en
twintig, zeven en twintig; het was altijd
dezelfde geschiedenis; zij waren naar China
gegaan, zij hadden nooit te voren zooveel
geld gezien, zy waren beste kerels en wilden
drinken met de anderen; zU konden het niet
verdragen, daar lagen zU nu op het kerk
hof.
Er was een sterke kop en een goede con
stitutie voor noodig om aan de Chineesche
kust drink na drink te gebruiken. Natuur
lijk was het zeer droevig, maar de Taipan
kon een glimlach niet onderdrukken, wan
neer hij dacht aan de vele jongens, die hij
onder de aarde had gedronken. Eén was er
bij geweest, wiens dood nuttig was, een van
zijn eigen firma, ouder dan hy en een hel
dere kop bovendien; wanneer die in het leven
was gebleven, dan zou hy nu geen Taipan
zijn. Waarlijk, de wegen van het lot zUn on
doorgrondelijk. O, ja, daar lag de kleine me
vrouw Turner, Violet Turner; zy was een
aardig klein ding geweest en hij had het
joed met haar kunnen vinden; het had hem
zeer aangegrepen, toen zy stierf. HU keek
op den grafsteen naar haar leefrijd- Zij zou
ook geen bakvisch meer geweest zyn, wan
neer zU nu neg leefde.
Wanneer hU dacht aan al deze doode men-
schen. kwam er een gevoel van voldoening
over hem. Zy waren dood en hy leefde; waar
lijk, hij had de ren gewonnen. Zyn oog om
vatte al deze dicht opeengedrongen graven
en hij glimlachte superieur. Bijna had hy
zich de handen gewreven.
„Voor een ezel heeft men mij nooit ge
houden", mompelde hij.
Hy voelde een welwillende minachting
voor degenen, die het hadden afgelegd. Dar.
verder rondloopend. stuitte hy plotseling op
twee koelies die bezig waren een graf te
delven. Het verbaasde hem, want hU had
niet van een sterfgeval gehoord.
„Voor wien voor den drommel kan dat
zijn?", zeide hij hardop.
De koelies keken niet eens naar hem om,
zy gingen voort met hun werk, stonden diep
in het graf en wierpen zware aardklompen
op den rand. Ofschoon hij lang in China
was, kende hU geen Chineesch in zijn
tijd achtte men het niet noodig, die ellendige
taal te leeren en hy vroeg de koelies in
het Engelsch, wiens graf zij maakten. Zij
verstonden liem niet. Zij antwoordden hem
in het Chineesch en hij vloekte op de onbe
schaafde kerels. Hij wist, dat het kind van
mevrouw Broom ziek was en het zou gestor
ven kunnen zUn; maar dan zou hy het
zeker hebben gehoord en bovendien was het
geen kindergraf, maar dat van een man en
nog wel voor een grooten man. Dat was ake
lig. Het zou hem liever geweest zijn, wan
neer hy het kerkhof maar niet had bezocht;
hij haastte zich, weg te komen en hy klom
in zU'n draagstoel. Zyn goede humeur was
verdwenen en zyn gelaat drukte wrevel uit
Op het oogenblik, dat hij zijn kantoor be
reikte, riep hij zijn nummer twee toe; „Zeg
eens. Peters, wie is er dood? Weet jy er iets
van?"
Maar Peters wist niets. De Taipan was
in de war. Hij riep een inlandsche klerk en
stuurde hem naar het kerkhof om bij de
koelies te informeeren. Hij begon zyn brie
ven te onderteekenen. De klerk kwam terug
en vertelde, dat de koelies weg waren en dat
er niemand anders was geweest, dien hy
het had kunnen vragen. - De Taipan werd
boos: hU hield er niet van, dat er dingen
gebeurden, waarvan hy niets wist- Zyn
eigen boy zou het weten, rijn boy wist al
tijd alles en hy liet hem roepen; maar do
boy had niet van een sterfgeval in de kolonie
gehoord.
„Ik wist wel, dat er niemand gestorven
was", zeide de Taipan opgewonden, „maar
waarom heeft men het graf gedolven?"
Hij stuurde den boy naar den opzichter
van het kerkhof, om te onderzoeken, waar
om hij een graf had laten maken, wanneer
er niemand gestorven was.
„Geef mij een whiskey en soda, voor je
gaat", voegde hy er aan toe, toen de boy
de kamer wilde verlaten. Hij wist niet, waar
om het graf hem verontrustte. Hij wilde het
vergeten. HU trachtte er niet aan te denken.
Hy probeerde het uit zijn hoofd te krijgen..
Na de whisky voelde hij zich beter en hy
maakte zUn werk af. Hij ging naar boven
en bladerde in „Punch". Over een paar mi
nuten zou hy naar de club gaan en voor ta
fel een of twee partyen bridge spelen. Maar
de berichten, die de boy moest brengen, zou
den hem kalmer maken en daarom wachtte
hU op diens terugkomst. Een oogenblik later
kwam de jongen en hy bracht den opzichter
mee.
„Waarom heb je een graf laten maken?"
vroeg Taipan den opzichter scherp. „Er is
toch niemand gestorven?"
„Ik geen graf maken", zei de man.
„Voor den drommel, wat heeft dat- te be-
teekenen? Twee koelies hebben vanmiddag
toch een graf gegraven!"
De beide Chineezen keken elkaar aan.
Toen zeide de boy, dat zy samen op het kerk
hof waren geweest; er was geen nieuw graf.
De Taipan hield zich in. „Drommels, ik heb
het toch zelf gezien!" Deze woorden zweef
den hem op de lippen. Maar hij zeide ze niet
en werd zeer rood, toen hij ze inslikte. De
twee Chineezen hadden hun rustige oogen
op hem gericht. De Taipan hapte naar lucht.
„In <rrde! Er uit!" beval hij. Maar zoodra
ze buiten waren riep hy weer om een boy;
toen hy met tartende onverschilligheid ver
scheen beval hij hem, een whiskey te bren
gen. Hy wischte zyn transpireerend gezucht
af met een zakdoek. ZUn hand beefde, toen
hij het glas aan zyn lippen bracht.
Zy' konden zeggen, wat zij wilden, maar hij
had het graf toch gezien. Nog steeds hoorde
hy het doffe geluid van de aardkluiten, wan
neer de koelies ze uit het graf op den rand
wierpen. Wat had dat te beteekenen? HU
hoorde zijn hart kloppen. Hy voelde zich
zeldzaam onbehagelijk, maar by hield zich
goed: het was immers pure onzin. Wanneer
er in het geheel geen graf was, moest het een
hallucinatie zijn geweest. Voorloopig zou het
het beste zUn, naar de club te gaan en wan
neer hij den dokter mocht ontmoeten, dan
zou hU die eens naar hem laten kijken.
In de club zagen allen er uit zooals ge-
woonlijk. Waarom zouden zij er ook anders
hebben moeten uitzien? Het werkte gerust
stellend. Deze mannen> die sedert vele jaren
met elkaar een methodisch geregeld leven
leidden, hadden een aantal kleine gewoonten
aangenomen, de een zoemde onophoude-
lUk bU het bridge-spelen, een ander volhard
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Dubbel is het genot met
Vybert-tabletten.de keel
s tégen ontsteking be
veiligd, de adem zuiver!
de er in, zijn bier door een stroohalm te
dringen en deze gewoonten, die den Tai
pan zoo dikwijls geïrriteerd hadden, gaven
hem thans een gevoel van veiligheid. Hij had
dat noodig, want hij kon de gedachte aan de
wonderlyke visie niet kwijtraken; hij speelde
vandaag zeer slecht, zijn partner mopperde
en de Taipan werd boos. Hy beeldde zich in,
dat de mensdhen hem verwonderd aanke
ken. Had hij dan iets ongewoons?
Plotseling kon hij het niet langer verdra
gen, in de club te bhjven. Toen hy heenging
zag hij den dokter in de leeskamer de „Ti
mes" zitten lezen, maar hij kon niet beslui
ten, hem aan te spreken. HU wilde zelf gaan
kUken, of het graf daar werkelyk was en
gaf zUn dragers opdracht, hem naar het
kerkhof te brengen. Een hallucinatie kon je
toch niet tweemaal hebben, nietwaar? Bo
vendien zou hy den opzichter meenemen;
wanneer het graf er niet was, dan zou ook
die het niet zien; maar was er wel een, dan
zou hij hem een pak slaag geven, zooals hy
nog nooit had gehad. Maar de opzichter was
nergens te vinden. Hij was heengegaan en
had den sleutel meegenomen. Toen het den
Taipan duidelijk werd, dat hij niet op het
kerkhof kon komen, voelde hij zich plotse
ling uitgeput. Hy beklom zijn draagstoel
weer en beval de dragers, ham naar huis te
dragen. Hij wilde voor hy aan tafel ging, een
half uurtje gaan liggen. Hy was overver
moeid. Dat was het! HU had gehoord, dat
menschen hallucinaties hebben, wanneer zy
oververmoeid zyn.
Toen zyn boy binnenkwam, om de klee-
ren voor het diner gereed te maken, kon hy
maar met de grootste inspanning opstaan.
Hij voelde een sterke neiging, zich dezen
keer niet te verkleeden, maar hij bood weer
stand: hij had er regel van gemaakt, zich te
verkleeden; hij had zich sedert twintig jaren
lederen avond verkleed, en het ging niet aan,
met dezen regel te breken en daarna voelde
hij zich beter. Toen bracht de boy hem de
beste brandy en nadat hy daar een paar
glazen van had gedronken kreeg hij weel
een gevoel van beklemming .Vreemd, die hal
lucinaties! Hij ging naar de biljartkamer en
probeerde enkele moeilyke stooten. Veel kon
hem toch niet mankeeren, wanneer zyn oog
zoo zeker was! Toen hy naar bed ging vie'
hij direct in diepen slaap.
Maar plotseling werd hU wakker. Hy had
van het open graf gedroomd en van de op
hun gemak delvende koelies. Hij had ze zeer
nauwkeurig gezien. Het was onzin van een
hallucinatie te spreken, wanneer hij hen
met eigen oogen had gezien! Dan hoorde hy
het gerucht van den nachtwaker, die zyn
ronde deed. Het scheurde de stilte van den
nacht zoo bruut, dat de Taipan byna uit zijn
vel sprong. En toen greep ontsteltenis hem
aan.
Hy huiverde van het drukke gewoel dei
straten van de Chineezenstad; er was iets
spookachtigs en verschrikkelyks in de gebo
gen daken der tempels met hun gemartelde
en grimassen makende duivels. De geuren.
die in zijn neus drongen ergerden hem. En
die menschen! Die myriaden in het blauw
gekleede koelies, en de bedelaars in hun sme
rige lompen en de kooplieden, en de ambte
naren, slim, glimlachend en ondoorgronde
lijk in hun lange, zwarte kleeding! Zij sche
nen hem gewelddadig te bedreigen. Hij haat
te het land. China. Waarom was hU er ooit
heengegaan? Een panische schrik greep hem
aan. Hy" moest weg! HU mocht geen jaar
meer blyven! Geen maand! Wat ging hem
Sjanghai aan?'
„O, mijn hemel!" riep hy, „was ik maar
weer vredig in Engeland!"
Hij wilde naar huis. Moest hij sterven, dan
wilde hij in Engeland sterven. Hy kon het
niet verdragen, te midden van deze gele
mannen begraven te zijn, niet in het graf.
dat hij dezen dag had gezien! Daar zou hy
nooit rust vinden, nooit! Wat deed het er
toe, wat de menschen dachten. ZU mochten
denken, wat zij wilden. Nu kwam het er
maar op aan weg te gaan, zoolang hij daar
nog gelegenheid voor had!
HU klom uit het bed en schreef een brief
aan den chef van de firma, dat hU ontdekt
had. dat hy gevaarlyk ziek was, hy moest
worden afgelost. Hy kon niet langer bly'ven
dan absoluut noodig was. Hij moest onmid-
dellU'k naar huis.
Den volgenden morgen vond men den brief
gepropt in de hand van den Taipan. HU lag
tusschen schrijfbureau en stoel; hij was
dood.
„mercurius".
CAUSERIE VAN DR. C. SPOELDER
OVER OUD-HAARLEM.
Voor de afdeeling Haarlem van den Nat.
Bond van Handels- en Kantoorbedienden
.Mercurius" hield Dinsdagavond Dr. C.
Spoelder alhier een causerie met lichtbeel
den over oud-Haarlem.
„Ik houd nu voor het eerst een lezing 'b
is eigenlyk meer een causerie: ik boom maar
wat met lichtbeelden", zoo begon Dr„
Spoelder ongeveer. „Ik heb een hekel aan
dergelijke lezingen, waarbij de spreker eigen
lyk niet heel veel anders is dan een levend,
onderschrift, maar ik ben nu toch gezwicht»
voor den door uw voorzitter op mij geoefen-
den zachten drank. Waarom? Omdat ik zoo
houd van Haarlem, waaraan ik eén schat
van jeugdherinneringen heb en waarvoor ik
dus gaarne wat propaganda maak en ook:
omdat ik het streven van de Vereeniging
„I-Iaerlem" zoo sympathiek vind. Deze ver-
eeniging laat lantaarnplaatjes maken naar
afbeeldingen uit den Atlas van Haarlem en
ook naar volgens haar opdracht vervaardigde
foto's van gevels enz. die afgebroken worden.
Dat ik u nu vanavond van al dat moois heb
een en ander kan -laten zien, wel: dat ver
zoent mU weer eenigszins met myn eigen
praatje.... bij lichtbeelden".
Het werd een prettige wandeling door het
oude Haarlem van jaren, ja: vaak eeuwen
geleden.
Wij kregen eerst de oude poorten: de Am-
sterdamsche, de Groote en de Kleine Hout
poort, de Zylpoort, Jans- en Nieuwpoort.
Daarna volgden de eerste Haarlemsche sta
tions en zoo trokken wij verder de stad in
naar 't Vrouwenhek met den molen „De For-
tuyn", de Raaks, langs de prachtige oude ge
vels van Oude Gracht en Spaarne om ten
slotte weer buiten de poorten te belanden
bU de oude koepels aan den Heerenweg (toen
nog een mulle zandweg).
Op de van hem bekende gezellige manier
lichtte de spreker de lichtbeelden «waarbij
buitengewoon mooie waren) toe. Eenige ma
len vond Dr. Spoelder gelegenheid zyn spyb
er over uit te drukken dat zooveel prachtige
dingen uit oud-Haarlem verdwenen zijn en
met eenige aardige jeugdherinneringen wist
de spreker zijn voordracht op prettige wijz.3
af te wisselen.
„Er is", zoo eindigde spr., „nog veel prach
tigs in Haarlem over. Als ik u door myn
praatje heb opgewekt in uw vrijen tijd eens
door onze stad te gaan zwerven en al dat
moois op te zoeken, dan zal ik mij ruim
schoots beloond achten voor de moeite, die
ik mij gegeven heb".
De afdeelingsvoorzitter, de heer G. van Eek,
sprak een hartelUk woord van dank en
wenschte Dr. Spoelder „tot weerziens",
waarmede de vergadering door luid applaus
instemde.
geld: eening noord
holland.
TOTAAL VOOR 27Vz MILLIOEN.
Gedeputeerde Staten van Noord-Hollani
vragen de Prov. Staten machtiging tot het
aangaan van twee geldleeningen, f 5.145.050
voor uitbreidingswerken van het Prov. Elec-
triciteitsbedrijf en f 100.000 voor uitbreidings
werken van het Prov. Waterleidingbedrijf»
De rente zal hoogstens 5 pet. bedragen.
Ged. Staten weiden bij besluit van 19
Juni j.l. door de Prov. Staten gemachtigd,
naar behoefte geldleeningen aan te gaan tob
een bedrag van f 14.000.000 voor de nieuwe
Hoogoven-centrale van het P.E.N. Nu stellen
Ged. Staten voor dit besluit (op verlangen
van de Kroon) aan te vullen niet de be
paling, dat de rieëele rente hoogstens 5 pet.
zal bedragen.
Uit de toelichting van het voorstel door
Ged. Staten, blijkt, dat er ook nog eenige
andere geldleeningen gesloten moeten wor
den. Het totaal bedrag der leeningen zal
ongeveer 271/2 millioen gulden bedragen.
FAILLISSEMENTEN.
Door de Arrondissements-Rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen uit
gesproken op Dinsdag 26 November:
1. N. J. Vessies, los werkman t-e IJmuiden,
Trompstraat 125. Curator mr. L. Ali Cohen te
Haarlem.
2. De Handelsvennootschap onder de firma
Hagen en Renssen, aannemers van stuca-
doorwerken, gevestigd te Haarlem,
Maxwellstraat 30. en hare leden: a.
Gerardus van Hagen, aannemer van stuca-
doorwerken, te Haarlem, Maxwelstraat 30. b.
Frederik Wilhelmus van Hagen, aannemer
van stucadoorwerken te Haarlem, RUks-
straatweg 283. c. Mattheus van Hagen, aan
nemer van stucadoorwerken te Haarlem,
RUksstraatweg 283, en
d. Roelof Renssen, aannemer van stuca
doorwerken te Blaricum, Huizerweg 28.
Curator in deze failissementen is Mr. J.
Gerrit-S' te Haarlem.
Rechter-commissaris in deze faillissemen
ten is jhr. mr. E. J. Strick van Lii>schoten.
Uit het Engelsch van
ARCHIBALD EYRE.
Maar Josiah. die zich bewust werd dat zyn
gebrek een slechten invloed begon te krU-
gen op de helderheid van rijn denken, ging
zelf den strijd aanbinden tegen zyn noodlot
tige zwakheid en Lilian begreep niet dat het-
verlangen naar een bhjvende genering een
van de redenen was. waarom haar vader zoo
vaak zijn schreden richtte naar het huis te
genover hen.
Op een middag stonden zU belden voor het
venster van de woonkamer en zagen lady
Shcpheard de stoep van haar huis opko
men.
„KUk!" riep Josiah Turner, „precies de
vriendin voor jou!"
„Ik mag haar niet", zei Lilian onverschil
lig. „zU doet mU altUd aan een politie-agent
denken".
„Ik heb het met haar over je gehad?" ver
telde haar vader, „en ze is niet zoo heel erg
over je te spreken. Ze vindt dat je te modern
bent, en te ongegeneerd en te veel met jon
gelui omgaat".
„Wat een onzin", riep Lilian verontwaar
digd.
Mynheer Turner glimlachte op zijn droef
geestige manier. Hy keek- naar rijn buur
vrouw. die nog in de schaduw van haar por
tiek stond. „Je kunt zeggen wat je wilt. maar
ik apprecieer haar buitengewoon. Ze is in
veel opzichten de volmaaktheid in persoon.
Een sterk karakter en een echte dame! Ik
zou wel eens een man willen zien die onder
haar oogen de grens zou durven overschrij
den..
„Van wat?"
„Van matigheid".
Lilian keerde zich verschrikt naar hem
toe. „Vader, u bedoelt toch niet
„Een vriendelijk hart, een hart vol mee
voelende liefde, verborgen achter een mas
ker van stroefheid en ijzige correctehid, ver
volgde Josiah Turner droomerig. „Dat. is wat
ik noodig heb. Een goedhartige dochter is
heel aardig, maar slapheid is het gevolg.
Slapheid, dat is het juiste woord".
„Ik mag haar niet", herhaalde Lilian. ZU
is zoo hard en vormelijk".
„Dat. lijkt ze. Maar die koele, strenge cor
rectheid is het geneesmiddel dat jy en ik
noodig hebben. Lilian. Ja jU «ct. zoo goed
als ik. Ze heeft gclUk. Je bent te modern,
te rumoerig, je moet zachter en vrouwelUker
worden".
„Och onzin", protesteerde Lilian.
Meneer Turner schudde het hoofd. „Va
der en dochter hebben op verschillende pun
ten de grens overschreden. Lady Shepheard
zou ons binnen de perken houden als het
haar plicht zou worden".
„MU niet!"
„Ja zeker, jou ook. Ik geef toe. zy is ern
stig, zy is streng, maar medic'ynen zUn dik-
wUls bitter, ook al worden ze door een lief
devolle hand toegediend".
Lilian legde de hand op den arm van haar
vader.
„Waarom kan ik u niet helpen?" vroeg ze
bijna smeekend. „Zij kan nooit zooveel van
u houden als ik. U ljoort by mij, niet bij
haar".
„Lieve kind", antwoordde haar vacler en
hij legde zijn arm om haar heen, „jU kunt
me niet helpen, omdat je geen overwicht
over me hebt en dat heeft rij wel. Natuur-
lUk houdt ze niet van mij, zooals jij het doet.
maar ik weet wel dat ze oprechte sympa
thie voor me koestert, evenals ik voor haar.
Van menschen op onzen leefrijd kun je niet
verwachten, dat we verliefd rijn als een
paar schoolkinderen".
„Neen", zei Lilian peinzend, „maar het zal
me rijd en moeite kosten om er aan te wen
nen dat „mevrouw van den overkant" mijn
stiefmoeder wordt. En het spy't- me dat ik
moet zeggen dat ik het voorloopig nog niet
zoo'n erg prettig idee kan vinden".
Het eenigszins pynlijke onderwerp bleef
verder rusten. BU het. diner dien avond kwam
er geen wijn op het buffet en Lilian keek
een beetje schuw naar den butler, toen by
tafelwater in haar vader's glas schonk. Jo
siah nam er een slok van en verzocht toen
den butler om een flesch champagne te
brengen.
„Zie je, lieve kind", zei hy, met een pein
zend glimlachje toen de gedienstige geest de
eetkamer verlaten had. „Zie je, ik heb je
wel gezegd, dat je niet het minste overwicht
ovei me hebt!"
Dit gebeurde een poosje voor hetgeen in
de vorige hoofdstukken is verteld. Josiah
Turner was er in geslaagd om zich binnen de
perken te houden tot den avond van Lady
Templedown's bal. Voor de eerste maal se
dert Lilian van school thuis was had hU in
het openbaar aan zijn zwakheid geen weer
stand kunnen bieden.
Den volgenden morgen was hij vroeg op en
trof zijn dochter niet aan het ontbijt, Op
zijn kantoor had hij zichzelf ernstig onder
handen genomen.
„Dat gaat zoo niet, Josiah, myn jongen",
zei hij voor ac duizendste maal tegen zich
zelf. „Neen, dat gaat zoo niet".
Hij en Lilian ontmoetten elkaar pas aan
het diner. Toen de bedienden de eetkamer
hadden verlaten, bood hy zU'n dochter een
sigaret aan. Zelf stak hy een sigaar op en
hy glimlachte een beetje weemoedig tegen
haar.
„Die sigaret na het eten, Lil, zal wel gauw
tot het verleden behooren".
„Hoe zoo, vader?"
„Het zal niet lang meer duren of je zult
geregeld dineeren in gezelschap dat derge
lijke moderniteiten niet. toestaat".
Lilian schrok. „U bedoelt toch niet
„Ja, dat bedoel ik wel. Vanmiddag ben ik
bij „mevrouw aan den overkant" geweest.
„Staat hetstaat het al vast?" hy'gde
Lilian.
„Ik kwam op een goed oogenblik. Er is
gisterennacht een poging gedaan om by lady
Shepheard in te breken en haar sympathie
voor mij werd nog versterkt door haar ver
langen naar mannelyke bescherming".
Lilian stond op.
„Vindt u het erg dat ik u nu alleen laat?"
vroeg ze zenuwachtig. „Ik ben een beetje
overweldigd door het groote nieuws".
Haar vader stond ook op.
„Laat dit niet tusschen ons komen, Lil",
zei hy ontroerd, „het is voor myn bestwil en
het is voor jouw bestwil. We zyn allebei on
deugende kinderen, die liefdevolle, maar
strenge leiding noodig hebben".
„Mogehjk", antwoordde Lilian dof, „maar
ik moet er in ieder geval eerst aan wennen".
Ze zocht de eenzaamheid van haar zitka
mer op. Haar vader keerde naar de eettafel
terug, waarvan hy een paar uur later dooi
den butler en een van de huisknechts weg
gedragen werd.
HOOFDSTUK IV.
In het Lagerhuis.
De volgende weken liet meneer Turner zijn
dochter veel alleen, het grootste deel van.
zyn vryen rijd bracht hij door in het huis
aan den overkant. Een oude tante van lady
Shepheard, een weduwe, werd ten tooncele
getooverd en kwam by haar nicht inwonen;
want lady Shepheard wist hoe het hoorde!
Gedurende dezen proeft Ud wees alles er
op dat Josiah Turner niet meer aan zyn on
gelukkige zwakheid toegaf', hy scheen een
nieuwe bladzyde te hebben omgeslagen. Tot
op zekere hoogte ergerde Lilian zich aan
deze verbetering hoezeer die haar op zich
zelf ook verheugde. Het was hard dat een
oudere dame met een streng uiterlyk en
stroeve manieren, zoo'n verandering kon te
weeg brengen, terwijl een liefhebbende en
toegewijde dochter daarin niet geslaagd was.
Maar Lilian zette die gevoelens aan den
kant. Als dat huwelijk goed was voor haar
vader en hij daarin het geluk van rijn le
vensavond zag, dacht zU er niet aan om een
vinger uit te steken om het te verhnderen.
En toch, hoe genoeglyk waren de oude da
gen geweest, al hadden pUnlyke momenten
er niet ontbroken.
„Het zal geen lange verloving worden,
Lilian", zei haar vader op een da?. Mekeer
Greville heeft beloofd mijn getuige te zyn".
„Werkelyk?"
„Het huwehjk zal binnen een maand plaats
hebben".
„Zoo vlug?"
„Hoe vlugger hoe beter, Lilian"
Lilian zuchtte.
Wordt vervolgd^