H. D.-VERTELLINGEN ^.OO&ei'S De Gesto'en Diadeem FEUILLETON t HAARLEM's DAGBLAD woensdag 27 november 1929 (Nftdruk verboden; auteursrecht voorbehouden J door W. SOMERSET MAUGHAM. De Taipan Niemand wist beter dan hij, dat hij een belangrijke persoonlijkheid was. Hij was nummer éen in de niet onbelangrijkste branche van het belangrijkste Engelsche handelshuis in China. Hij had zich door zijn bekwaamheid opgewerkt en met een matten glimlach dacht hij terug aan den groenen jongen, als welke hij dertig jaren geleden in China was gekomen. Wanneer hij aan het bescheiden huis in Barnes, een voorstad, dacht, waaruit hij af komstig' was, een klein rood huls In een lange rij andere kleine, roode huizen, en het ver geleek met het grootsche steenen gebouw met veranda's en ruime vertrekken dat de kantoren van de onderneming en tegelijk zijn eigen woning bevatte, dan mompelde hij tevreden. Hij was goed vooruit gekomen. HU dacht er aan, hoe hU met vader, moeder en de twee zusters, wanneer hU des middags uit school kwam, den eenigen uitgebreiden maaltijd van den dag gebruikte, een stuk vleesch, een hoeveelheid brood, boter en veel melk in de thee, allen bedienden zich zelf en dan dacht hij aan het ceremonieel waarmede hij nu het middagmaal tot zich nam. Hij kleedde zich altijd voor het diner, alle drie boys moesten hem by het tafelen be dienen, of hij alleen was of niet. Zijn boy nummer één wist precies, waar hij van hield: om de kleinigheden van de huishouding moest, hij zich nooit bekommeren; altyd had hij zijn traditioneele maal met soep, visch. voorgerecht, gebraad, pudding en dessert; li ij kon ook op het laatste oogenblik nog al tijd iemand uitnoodigen, wanneer hij dat wilde. Hy 'hield van eten en zag niet in, waarom hU slechter moest eten, wanneer hij alleen was dan wanneer hij een gast had. HU had het werkelijk ver gebracht. Daar om was hem er niets aan gelegen, naar huis te gaan, naar Engeland, zijn verlof bracht, hij door in Japan of Vancouver, waar hij altijd vrienden van de Chineesche kust ont moette. In Engeland kende hij niemand. Zijn zusters waren in overeenstemming met haar eigen omstandigheden getrouwd, haai mannen waren kleine beambten en haar zoons waren kleine beambten. Tusschen hem en haar bestond geen verband, zij verveel den hem. De verplichtingen van zdjn ver wantschap kwam hij na, door met Kerstmis steeds een stuk fUne zijde, een of ander kostbaar stuk borduurwerk of een kist thee te zenden. Hij was niet kleinzielig en zoolang zUn moeder nog leefde, had hU haar een mooi jaargeld gegeven. Hy was niet van plan, naar Engeland terug te keeren, wanneer hU zich later zou terugtrekken; te velen had hy dat al zien doen en hU wist, hoe dikwijls het een mislukking was geweest. Hy was van plan in Sjanghai diüht bU de renbaan een huis te huren; met bridge, zyn ponys en met golf hoopte hij de rest van zijn leven zeer gemak kelijk door te brengen. Maar hij had nog een groot aantal jaren voor den boeg, eer hij cr aan moest denken, zich terug te trekken. Over vUf of zes jaren zou Higgins naar Engeland gaan en dan zou hij het hoofdkan toor te Sjanghai overnemen. Inmiddels was hij, waar hU nu was, zeer gelukkig; hy kon geld sparen, -wat men in Sjanghai niet kon. on het er bovendien goed van nemen. Nog een voordeel had hij hier in vergelijking met Sjanghai: hij was de meest ge ziene man van de kolonie en het geen hij zeide leigde gewicht in de schaal. Zelfs de consul legde zioh er op toe, met hem goede vrienden te blijven. Eens 'had hij met een consul ongenoegen gekregen en hij had het pleit gewonnen. De Taipan schoof strU'dlustig zUn kin naar voren, toen hU aan het incident dacht. Maar hy glimlachte, want hij was goed gemutst. HU had een diner in de Hongkong- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per rejfel. Amsterdam, Utrecht, NieuwendUk 225,229 Oude Gracht 151 en Sjanghai-Bank achter den rug en wan delde nu terug naar zUn kantoor. Het was daar allemaal steeds first class. Het maal was geweldig en er was overvloedig alcohol Hij was met eenige cocktails begonnen, had voorts 'n voortreffelijke Souterne gedronken met 2 glazen port en goede, oude brandy had hij besloten. Hij voelde zich heerlijk. En nu deed hij iets, wat hij zelden deed; hij ging te voet, Voor het geval, dat hy lust kreeg, in te stappen, bleven de dragers met den draagstoel eenige passen achter hem; maar hij had er genoegen in, zUn beenen te ge bruiken. Hy' had den laatsten tUd te weinig beweging, sedert hij voor het rijden te zwaar was geworden. Maar al was hU te zwaar voor het rijden, hij kon toch pony's houden, en terwijl hy in de zachte lucht voortslenterde, dacht hij aan de voorjaars-^neeting. Hij had een paar vurige ponies, waarvan hij groote verwachtingen had, een van de kantoorbe dienden had zich als een goede jockey ont popt hy moest er op letten, dat men hem dien niet wegkaapte, de oude Higgins in Sjanghai zou het zich een stuk geld laten kosten, hem te krijgen en twee of drie rennen moest hij toch winnen. Hy was er trotsch op, den besten renstal van de kolonie te bezitten. Het was een heerlijke dag en hy had pleizier in zijn leven- Toen hij by het kerkhof kwam, bleef hij staan. Keurig, goed onderhouden was het. een merkbaar te eken van den welstand der gemeente. Nooit ging hU er zonder een spoor van trots voorbij. Het verheugde hem, Engelschman te zijn. De plek, waar het kerk hof op lag, was waardeloos geweest, toen men haar had uitgezocht en door den groei van de stad had zij nu groote waarde. Men had voorgesteld, de graven naar een andert plaats over te brengen en den grond als ■bouwterrein te verkoopen, maar de kolonie was er tegen. De gedachte dat de dooden rustten in den kostb,aar- ba,arsten grond van het eiland, schonk den Taipan groote voldoening. Er waren dus dingen, waaraan je meer gelegen kon zijn dan aan geld. Naar den drommel met het geld! Ging het eenmaal over de „dingen waar het- om draait" dat was een lieve lingsfrase van den Taipan dan herinner de men zich, dat het geld toch niet alles was. En nu wilde hij eens over het kerkhof denteren. Hij bezichtigde de graven. Zij waren goed onderhouden en de wegen waren vry van onkruid. Alles maakte den indruk van welgesteldheid. TerwUl hij zoo voort liep. las hy de namen op de grafsteenen Hier lagen er drie naast elkaar: de kapitein, de eerste officier en de tweede officier var. de bark „Mary Baxter", die in den typhoon van 1908 samen waren omgekomen. Hy her innerde het zich goed. Hier lagen twee mis sionarissen met hun vrouwen en kinderen, die gedurende den Boxeropstand gedood waren. Dat- was een schandaal geweest! Niet dat de Taipan veel van missionarissen hield, maar voor den drommel door die el lendige Chhieezen kon je je toch niet laten ombrengen! Toen kwam hijbij een kruis met een naam, dien hij kende. Beste kerel. Edward Mulock, maar hij kon het drinken niet laten en hy dronk zich dood, toen hij vUf en twintig jaar was. Arme drommel. Do Talpan had er velen zoo gekend. Er waren nog meer nette kruisen met een naam en den leefüjd er onder, vUf en twintig, zes en twintig, zeven en twintig; het was altijd dezelfde geschiedenis; zij waren naar China gegaan, zij hadden nooit te voren zooveel geld gezien, zy waren beste kerels en wilden drinken met de anderen; zU konden het niet verdragen, daar lagen zU nu op het kerk hof. Er was een sterke kop en een goede con stitutie voor noodig om aan de Chineesche kust drink na drink te gebruiken. Natuur lijk was het zeer droevig, maar de Taipan kon een glimlach niet onderdrukken, wan neer hij dacht aan de vele jongens, die hij onder de aarde had gedronken. Eén was er bij geweest, wiens dood nuttig was, een van zijn eigen firma, ouder dan hy en een hel dere kop bovendien; wanneer die in het leven was gebleven, dan zou hy nu geen Taipan zijn. Waarlijk, de wegen van het lot zUn on doorgrondelijk. O, ja, daar lag de kleine me vrouw Turner, Violet Turner; zy was een aardig klein ding geweest en hij had het joed met haar kunnen vinden; het had hem zeer aangegrepen, toen zy stierf. HU keek op den grafsteen naar haar leefrijd- Zij zou ook geen bakvisch meer geweest zyn, wan neer zU nu neg leefde. Wanneer hU dacht aan al deze doode men- schen. kwam er een gevoel van voldoening over hem. Zy waren dood en hy leefde; waar lijk, hij had de ren gewonnen. Zyn oog om vatte al deze dicht opeengedrongen graven en hij glimlachte superieur. Bijna had hy zich de handen gewreven. „Voor een ezel heeft men mij nooit ge houden", mompelde hij. Hy voelde een welwillende minachting voor degenen, die het hadden afgelegd. Dar. verder rondloopend. stuitte hy plotseling op twee koelies die bezig waren een graf te delven. Het verbaasde hem, want hU had niet van een sterfgeval gehoord. „Voor wien voor den drommel kan dat zijn?", zeide hij hardop. De koelies keken niet eens naar hem om, zy gingen voort met hun werk, stonden diep in het graf en wierpen zware aardklompen op den rand. Ofschoon hij lang in China was, kende hU geen Chineesch in zijn tijd achtte men het niet noodig, die ellendige taal te leeren en hy vroeg de koelies in het Engelsch, wiens graf zij maakten. Zij verstonden liem niet. Zij antwoordden hem in het Chineesch en hij vloekte op de onbe schaafde kerels. Hij wist, dat het kind van mevrouw Broom ziek was en het zou gestor ven kunnen zUn; maar dan zou hy het zeker hebben gehoord en bovendien was het geen kindergraf, maar dat van een man en nog wel voor een grooten man. Dat was ake lig. Het zou hem liever geweest zijn, wan neer hy het kerkhof maar niet had bezocht; hij haastte zich, weg te komen en hy klom in zU'n draagstoel. Zyn goede humeur was verdwenen en zyn gelaat drukte wrevel uit Op het oogenblik, dat hij zijn kantoor be reikte, riep hij zijn nummer twee toe; „Zeg eens. Peters, wie is er dood? Weet jy er iets van?" Maar Peters wist niets. De Taipan was in de war. Hij riep een inlandsche klerk en stuurde hem naar het kerkhof om bij de koelies te informeeren. Hij begon zyn brie ven te onderteekenen. De klerk kwam terug en vertelde, dat de koelies weg waren en dat er niemand anders was geweest, dien hy het had kunnen vragen. - De Taipan werd boos: hU hield er niet van, dat er dingen gebeurden, waarvan hy niets wist- Zyn eigen boy zou het weten, rijn boy wist al tijd alles en hy liet hem roepen; maar do boy had niet van een sterfgeval in de kolonie gehoord. „Ik wist wel, dat er niemand gestorven was", zeide de Taipan opgewonden, „maar waarom heeft men het graf gedolven?" Hij stuurde den boy naar den opzichter van het kerkhof, om te onderzoeken, waar om hij een graf had laten maken, wanneer er niemand gestorven was. „Geef mij een whiskey en soda, voor je gaat", voegde hy er aan toe, toen de boy de kamer wilde verlaten. Hij wist niet, waar om het graf hem verontrustte. Hij wilde het vergeten. HU trachtte er niet aan te denken. Hy probeerde het uit zijn hoofd te krijgen.. Na de whisky voelde hij zich beter en hy maakte zUn werk af. Hij ging naar boven en bladerde in „Punch". Over een paar mi nuten zou hy naar de club gaan en voor ta fel een of twee partyen bridge spelen. Maar de berichten, die de boy moest brengen, zou den hem kalmer maken en daarom wachtte hU op diens terugkomst. Een oogenblik later kwam de jongen en hy bracht den opzichter mee. „Waarom heb je een graf laten maken?" vroeg Taipan den opzichter scherp. „Er is toch niemand gestorven?" „Ik geen graf maken", zei de man. „Voor den drommel, wat heeft dat- te be- teekenen? Twee koelies hebben vanmiddag toch een graf gegraven!" De beide Chineezen keken elkaar aan. Toen zeide de boy, dat zy samen op het kerk hof waren geweest; er was geen nieuw graf. De Taipan hield zich in. „Drommels, ik heb het toch zelf gezien!" Deze woorden zweef den hem op de lippen. Maar hij zeide ze niet en werd zeer rood, toen hij ze inslikte. De twee Chineezen hadden hun rustige oogen op hem gericht. De Taipan hapte naar lucht. „In <rrde! Er uit!" beval hij. Maar zoodra ze buiten waren riep hy weer om een boy; toen hy met tartende onverschilligheid ver scheen beval hij hem, een whiskey te bren gen. Hy wischte zyn transpireerend gezucht af met een zakdoek. ZUn hand beefde, toen hij het glas aan zyn lippen bracht. Zy' konden zeggen, wat zij wilden, maar hij had het graf toch gezien. Nog steeds hoorde hy het doffe geluid van de aardkluiten, wan neer de koelies ze uit het graf op den rand wierpen. Wat had dat te beteekenen? HU hoorde zijn hart kloppen. Hy voelde zich zeldzaam onbehagelijk, maar by hield zich goed: het was immers pure onzin. Wanneer er in het geheel geen graf was, moest het een hallucinatie zijn geweest. Voorloopig zou het het beste zUn, naar de club te gaan en wan neer hij den dokter mocht ontmoeten, dan zou hU die eens naar hem laten kijken. In de club zagen allen er uit zooals ge- woonlijk. Waarom zouden zij er ook anders hebben moeten uitzien? Het werkte gerust stellend. Deze mannen> die sedert vele jaren met elkaar een methodisch geregeld leven leidden, hadden een aantal kleine gewoonten aangenomen, de een zoemde onophoude- lUk bU het bridge-spelen, een ander volhard INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Dubbel is het genot met Vybert-tabletten.de keel s tégen ontsteking be veiligd, de adem zuiver! de er in, zijn bier door een stroohalm te dringen en deze gewoonten, die den Tai pan zoo dikwijls geïrriteerd hadden, gaven hem thans een gevoel van veiligheid. Hij had dat noodig, want hij kon de gedachte aan de wonderlyke visie niet kwijtraken; hij speelde vandaag zeer slecht, zijn partner mopperde en de Taipan werd boos. Hy beeldde zich in, dat de mensdhen hem verwonderd aanke ken. Had hij dan iets ongewoons? Plotseling kon hij het niet langer verdra gen, in de club te bhjven. Toen hy heenging zag hij den dokter in de leeskamer de „Ti mes" zitten lezen, maar hij kon niet beslui ten, hem aan te spreken. HU wilde zelf gaan kUken, of het graf daar werkelyk was en gaf zUn dragers opdracht, hem naar het kerkhof te brengen. Een hallucinatie kon je toch niet tweemaal hebben, nietwaar? Bo vendien zou hy den opzichter meenemen; wanneer het graf er niet was, dan zou ook die het niet zien; maar was er wel een, dan zou hij hem een pak slaag geven, zooals hy nog nooit had gehad. Maar de opzichter was nergens te vinden. Hij was heengegaan en had den sleutel meegenomen. Toen het den Taipan duidelijk werd, dat hij niet op het kerkhof kon komen, voelde hij zich plotse ling uitgeput. Hy beklom zijn draagstoel weer en beval de dragers, ham naar huis te dragen. Hij wilde voor hy aan tafel ging, een half uurtje gaan liggen. Hy was overver moeid. Dat was het! HU had gehoord, dat menschen hallucinaties hebben, wanneer zy oververmoeid zyn. Toen zyn boy binnenkwam, om de klee- ren voor het diner gereed te maken, kon hy maar met de grootste inspanning opstaan. Hij voelde een sterke neiging, zich dezen keer niet te verkleeden, maar hij bood weer stand: hij had er regel van gemaakt, zich te verkleeden; hij had zich sedert twintig jaren lederen avond verkleed, en het ging niet aan, met dezen regel te breken en daarna voelde hij zich beter. Toen bracht de boy hem de beste brandy en nadat hy daar een paar glazen van had gedronken kreeg hij weel een gevoel van beklemming .Vreemd, die hal lucinaties! Hij ging naar de biljartkamer en probeerde enkele moeilyke stooten. Veel kon hem toch niet mankeeren, wanneer zyn oog zoo zeker was! Toen hy naar bed ging vie' hij direct in diepen slaap. Maar plotseling werd hU wakker. Hy had van het open graf gedroomd en van de op hun gemak delvende koelies. Hij had ze zeer nauwkeurig gezien. Het was onzin van een hallucinatie te spreken, wanneer hij hen met eigen oogen had gezien! Dan hoorde hy het gerucht van den nachtwaker, die zyn ronde deed. Het scheurde de stilte van den nacht zoo bruut, dat de Taipan byna uit zijn vel sprong. En toen greep ontsteltenis hem aan. Hy huiverde van het drukke gewoel dei straten van de Chineezenstad; er was iets spookachtigs en verschrikkelyks in de gebo gen daken der tempels met hun gemartelde en grimassen makende duivels. De geuren. die in zijn neus drongen ergerden hem. En die menschen! Die myriaden in het blauw gekleede koelies, en de bedelaars in hun sme rige lompen en de kooplieden, en de ambte naren, slim, glimlachend en ondoorgronde lijk in hun lange, zwarte kleeding! Zij sche nen hem gewelddadig te bedreigen. Hij haat te het land. China. Waarom was hU er ooit heengegaan? Een panische schrik greep hem aan. Hy" moest weg! HU mocht geen jaar meer blyven! Geen maand! Wat ging hem Sjanghai aan?' „O, mijn hemel!" riep hy, „was ik maar weer vredig in Engeland!" Hij wilde naar huis. Moest hij sterven, dan wilde hij in Engeland sterven. Hy kon het niet verdragen, te midden van deze gele mannen begraven te zijn, niet in het graf. dat hij dezen dag had gezien! Daar zou hy nooit rust vinden, nooit! Wat deed het er toe, wat de menschen dachten. ZU mochten denken, wat zij wilden. Nu kwam het er maar op aan weg te gaan, zoolang hij daar nog gelegenheid voor had! HU klom uit het bed en schreef een brief aan den chef van de firma, dat hU ontdekt had. dat hy gevaarlyk ziek was, hy moest worden afgelost. Hy kon niet langer bly'ven dan absoluut noodig was. Hij moest onmid- dellU'k naar huis. Den volgenden morgen vond men den brief gepropt in de hand van den Taipan. HU lag tusschen schrijfbureau en stoel; hij was dood. „mercurius". CAUSERIE VAN DR. C. SPOELDER OVER OUD-HAARLEM. Voor de afdeeling Haarlem van den Nat. Bond van Handels- en Kantoorbedienden .Mercurius" hield Dinsdagavond Dr. C. Spoelder alhier een causerie met lichtbeel den over oud-Haarlem. „Ik houd nu voor het eerst een lezing 'b is eigenlyk meer een causerie: ik boom maar wat met lichtbeelden", zoo begon Dr„ Spoelder ongeveer. „Ik heb een hekel aan dergelijke lezingen, waarbij de spreker eigen lyk niet heel veel anders is dan een levend, onderschrift, maar ik ben nu toch gezwicht» voor den door uw voorzitter op mij geoefen- den zachten drank. Waarom? Omdat ik zoo houd van Haarlem, waaraan ik eén schat van jeugdherinneringen heb en waarvoor ik dus gaarne wat propaganda maak en ook: omdat ik het streven van de Vereeniging „I-Iaerlem" zoo sympathiek vind. Deze ver- eeniging laat lantaarnplaatjes maken naar afbeeldingen uit den Atlas van Haarlem en ook naar volgens haar opdracht vervaardigde foto's van gevels enz. die afgebroken worden. Dat ik u nu vanavond van al dat moois heb een en ander kan -laten zien, wel: dat ver zoent mU weer eenigszins met myn eigen praatje.... bij lichtbeelden". Het werd een prettige wandeling door het oude Haarlem van jaren, ja: vaak eeuwen geleden. Wij kregen eerst de oude poorten: de Am- sterdamsche, de Groote en de Kleine Hout poort, de Zylpoort, Jans- en Nieuwpoort. Daarna volgden de eerste Haarlemsche sta tions en zoo trokken wij verder de stad in naar 't Vrouwenhek met den molen „De For- tuyn", de Raaks, langs de prachtige oude ge vels van Oude Gracht en Spaarne om ten slotte weer buiten de poorten te belanden bU de oude koepels aan den Heerenweg (toen nog een mulle zandweg). Op de van hem bekende gezellige manier lichtte de spreker de lichtbeelden «waarbij buitengewoon mooie waren) toe. Eenige ma len vond Dr. Spoelder gelegenheid zyn spyb er over uit te drukken dat zooveel prachtige dingen uit oud-Haarlem verdwenen zijn en met eenige aardige jeugdherinneringen wist de spreker zijn voordracht op prettige wijz.3 af te wisselen. „Er is", zoo eindigde spr., „nog veel prach tigs in Haarlem over. Als ik u door myn praatje heb opgewekt in uw vrijen tijd eens door onze stad te gaan zwerven en al dat moois op te zoeken, dan zal ik mij ruim schoots beloond achten voor de moeite, die ik mij gegeven heb". De afdeelingsvoorzitter, de heer G. van Eek, sprak een hartelUk woord van dank en wenschte Dr. Spoelder „tot weerziens", waarmede de vergadering door luid applaus instemde. geld: eening noord holland. TOTAAL VOOR 27Vz MILLIOEN. Gedeputeerde Staten van Noord-Hollani vragen de Prov. Staten machtiging tot het aangaan van twee geldleeningen, f 5.145.050 voor uitbreidingswerken van het Prov. Elec- triciteitsbedrijf en f 100.000 voor uitbreidings werken van het Prov. Waterleidingbedrijf» De rente zal hoogstens 5 pet. bedragen. Ged. Staten weiden bij besluit van 19 Juni j.l. door de Prov. Staten gemachtigd, naar behoefte geldleeningen aan te gaan tob een bedrag van f 14.000.000 voor de nieuwe Hoogoven-centrale van het P.E.N. Nu stellen Ged. Staten voor dit besluit (op verlangen van de Kroon) aan te vullen niet de be paling, dat de rieëele rente hoogstens 5 pet. zal bedragen. Uit de toelichting van het voorstel door Ged. Staten, blijkt, dat er ook nog eenige andere geldleeningen gesloten moeten wor den. Het totaal bedrag der leeningen zal ongeveer 271/2 millioen gulden bedragen. FAILLISSEMENTEN. Door de Arrondissements-Rechtbank te Haarlem zijn de volgende faillissementen uit gesproken op Dinsdag 26 November: 1. N. J. Vessies, los werkman t-e IJmuiden, Trompstraat 125. Curator mr. L. Ali Cohen te Haarlem. 2. De Handelsvennootschap onder de firma Hagen en Renssen, aannemers van stuca- doorwerken, gevestigd te Haarlem, Maxwellstraat 30. en hare leden: a. Gerardus van Hagen, aannemer van stuca- doorwerken, te Haarlem, Maxwelstraat 30. b. Frederik Wilhelmus van Hagen, aannemer van stucadoorwerken te Haarlem, RUks- straatweg 283. c. Mattheus van Hagen, aan nemer van stucadoorwerken te Haarlem, RUksstraatweg 283, en d. Roelof Renssen, aannemer van stuca doorwerken te Blaricum, Huizerweg 28. Curator in deze failissementen is Mr. J. Gerrit-S' te Haarlem. Rechter-commissaris in deze faillissemen ten is jhr. mr. E. J. Strick van Lii>schoten. Uit het Engelsch van ARCHIBALD EYRE. Maar Josiah. die zich bewust werd dat zyn gebrek een slechten invloed begon te krU- gen op de helderheid van rijn denken, ging zelf den strijd aanbinden tegen zyn noodlot tige zwakheid en Lilian begreep niet dat het- verlangen naar een bhjvende genering een van de redenen was. waarom haar vader zoo vaak zijn schreden richtte naar het huis te genover hen. Op een middag stonden zU belden voor het venster van de woonkamer en zagen lady Shcpheard de stoep van haar huis opko men. „KUk!" riep Josiah Turner, „precies de vriendin voor jou!" „Ik mag haar niet", zei Lilian onverschil lig. „zU doet mU altUd aan een politie-agent denken". „Ik heb het met haar over je gehad?" ver telde haar vader, „en ze is niet zoo heel erg over je te spreken. Ze vindt dat je te modern bent, en te ongegeneerd en te veel met jon gelui omgaat". „Wat een onzin", riep Lilian verontwaar digd. Mynheer Turner glimlachte op zijn droef geestige manier. Hy keek- naar rijn buur vrouw. die nog in de schaduw van haar por tiek stond. „Je kunt zeggen wat je wilt. maar ik apprecieer haar buitengewoon. Ze is in veel opzichten de volmaaktheid in persoon. Een sterk karakter en een echte dame! Ik zou wel eens een man willen zien die onder haar oogen de grens zou durven overschrij den.. „Van wat?" „Van matigheid". Lilian keerde zich verschrikt naar hem toe. „Vader, u bedoelt toch niet „Een vriendelijk hart, een hart vol mee voelende liefde, verborgen achter een mas ker van stroefheid en ijzige correctehid, ver volgde Josiah Turner droomerig. „Dat. is wat ik noodig heb. Een goedhartige dochter is heel aardig, maar slapheid is het gevolg. Slapheid, dat is het juiste woord". „Ik mag haar niet", herhaalde Lilian. ZU is zoo hard en vormelijk". „Dat. lijkt ze. Maar die koele, strenge cor rectheid is het geneesmiddel dat jy en ik noodig hebben. Lilian. Ja jU «ct. zoo goed als ik. Ze heeft gclUk. Je bent te modern, te rumoerig, je moet zachter en vrouwelUker worden". „Och onzin", protesteerde Lilian. Meneer Turner schudde het hoofd. „Va der en dochter hebben op verschillende pun ten de grens overschreden. Lady Shepheard zou ons binnen de perken houden als het haar plicht zou worden". „MU niet!" „Ja zeker, jou ook. Ik geef toe. zy is ern stig, zy is streng, maar medic'ynen zUn dik- wUls bitter, ook al worden ze door een lief devolle hand toegediend". Lilian legde de hand op den arm van haar vader. „Waarom kan ik u niet helpen?" vroeg ze bijna smeekend. „Zij kan nooit zooveel van u houden als ik. U ljoort by mij, niet bij haar". „Lieve kind", antwoordde haar vacler en hij legde zijn arm om haar heen, „jU kunt me niet helpen, omdat je geen overwicht over me hebt en dat heeft rij wel. Natuur- lUk houdt ze niet van mij, zooals jij het doet. maar ik weet wel dat ze oprechte sympa thie voor me koestert, evenals ik voor haar. Van menschen op onzen leefrijd kun je niet verwachten, dat we verliefd rijn als een paar schoolkinderen". „Neen", zei Lilian peinzend, „maar het zal me rijd en moeite kosten om er aan te wen nen dat „mevrouw van den overkant" mijn stiefmoeder wordt. En het spy't- me dat ik moet zeggen dat ik het voorloopig nog niet zoo'n erg prettig idee kan vinden". Het eenigszins pynlijke onderwerp bleef verder rusten. BU het. diner dien avond kwam er geen wijn op het buffet en Lilian keek een beetje schuw naar den butler, toen by tafelwater in haar vader's glas schonk. Jo siah nam er een slok van en verzocht toen den butler om een flesch champagne te brengen. „Zie je, lieve kind", zei hy, met een pein zend glimlachje toen de gedienstige geest de eetkamer verlaten had. „Zie je, ik heb je wel gezegd, dat je niet het minste overwicht ovei me hebt!" Dit gebeurde een poosje voor hetgeen in de vorige hoofdstukken is verteld. Josiah Turner was er in geslaagd om zich binnen de perken te houden tot den avond van Lady Templedown's bal. Voor de eerste maal se dert Lilian van school thuis was had hU in het openbaar aan zijn zwakheid geen weer stand kunnen bieden. Den volgenden morgen was hij vroeg op en trof zijn dochter niet aan het ontbijt, Op zijn kantoor had hij zichzelf ernstig onder handen genomen. „Dat gaat zoo niet, Josiah, myn jongen", zei hij voor ac duizendste maal tegen zich zelf. „Neen, dat gaat zoo niet". Hij en Lilian ontmoetten elkaar pas aan het diner. Toen de bedienden de eetkamer hadden verlaten, bood hy zU'n dochter een sigaret aan. Zelf stak hy een sigaar op en hy glimlachte een beetje weemoedig tegen haar. „Die sigaret na het eten, Lil, zal wel gauw tot het verleden behooren". „Hoe zoo, vader?" „Het zal niet lang meer duren of je zult geregeld dineeren in gezelschap dat derge lijke moderniteiten niet. toestaat". Lilian schrok. „U bedoelt toch niet „Ja, dat bedoel ik wel. Vanmiddag ben ik bij „mevrouw aan den overkant" geweest. „Staat hetstaat het al vast?" hy'gde Lilian. „Ik kwam op een goed oogenblik. Er is gisterennacht een poging gedaan om by lady Shepheard in te breken en haar sympathie voor mij werd nog versterkt door haar ver langen naar mannelyke bescherming". Lilian stond op. „Vindt u het erg dat ik u nu alleen laat?" vroeg ze zenuwachtig. „Ik ben een beetje overweldigd door het groote nieuws". Haar vader stond ook op. „Laat dit niet tusschen ons komen, Lil", zei hy ontroerd, „het is voor myn bestwil en het is voor jouw bestwil. We zyn allebei on deugende kinderen, die liefdevolle, maar strenge leiding noodig hebben". „Mogehjk", antwoordde Lilian dof, „maar ik moet er in ieder geval eerst aan wennen". Ze zocht de eenzaamheid van haar zitka mer op. Haar vader keerde naar de eettafel terug, waarvan hy een paar uur later dooi den butler en een van de huisknechts weg gedragen werd. HOOFDSTUK IV. In het Lagerhuis. De volgende weken liet meneer Turner zijn dochter veel alleen, het grootste deel van. zyn vryen rijd bracht hij door in het huis aan den overkant. Een oude tante van lady Shepheard, een weduwe, werd ten tooncele getooverd en kwam by haar nicht inwonen; want lady Shepheard wist hoe het hoorde! Gedurende dezen proeft Ud wees alles er op dat Josiah Turner niet meer aan zyn on gelukkige zwakheid toegaf', hy scheen een nieuwe bladzyde te hebben omgeslagen. Tot op zekere hoogte ergerde Lilian zich aan deze verbetering hoezeer die haar op zich zelf ook verheugde. Het was hard dat een oudere dame met een streng uiterlyk en stroeve manieren, zoo'n verandering kon te weeg brengen, terwijl een liefhebbende en toegewijde dochter daarin niet geslaagd was. Maar Lilian zette die gevoelens aan den kant. Als dat huwelijk goed was voor haar vader en hij daarin het geluk van rijn le vensavond zag, dacht zU er niet aan om een vinger uit te steken om het te verhnderen. En toch, hoe genoeglyk waren de oude da gen geweest, al hadden pUnlyke momenten er niet ontbroken. „Het zal geen lange verloving worden, Lilian", zei haar vader op een da?. Mekeer Greville heeft beloofd mijn getuige te zyn". „Werkelyk?" „Het huwehjk zal binnen een maand plaats hebben". „Zoo vlug?" „Hoe vlugger hoe beter, Lilian" Lilian zuchtte. Wordt vervolgd^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6