BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Een zegenrijk werk yoor het kind. ZATERDAG 21 DECEMBER 1929 rii; r*ij t VIJFDE BLAD Wat is DOOFSTOM De lieer M. S. Sluizer, oprichter van de Doofstommenschool in Amsterdam, en onder hem twee leerlingen uit de kleuterklasse, die samen 4 jaar oud zijn. De stomme sprekende. In een vorig artikel heb ik u verteld van de vertooning die de leerlingen van de Amsterdamsche Doofstom menschool in het Centraal Theater van het sprookje „Repelsteeltje" ga ven en ik beloofde u meer te doen weten yan het onderwijs aan doofstommen, zooals 'dat zich sedert 1911 onder leiding van den heer M. S. Slnizer (die zelf het initiatief nam tot de inrichting der school) en onder- patronaat van prof. dr. I-I. Burger (oor-, neus- en keelarts te Amsterdam) ontwik kelde. De school is een vriendelijk zonnig gebouw achter het Joseph Daniël Meyerplein, vlak bij den Hortus. Als je binnentreedt en je treft het dat er leerlingen op de gangen zijn, dan wordt je dadelijk overrompeld door jeugdig optimisme en kinderlijke uitgelaten heid. Wat in het Centraal Theater zoo ver heugde, de dartelheid, de gratie, dat valt je ook hier op het lijf. Het zijn voor het meerendeel kleuters en kinderen van S14 jaar die in een kring om je heen staan. Zij bekijken je van top tot teen met groote oogen, lachen je vriendelijk toe, zeggen: „Dag mijnheer" of als je wat langer bent- dan ge bruikelijk is: „Meneer lang!! Meneer groot!!" Handen worden je toegestoken, vragen wor den je gesteld. „Meneer spreken?" „Meneer dit?, meneer dat?" Zij drukken zich uit in korte rake zinnetjes, waarin elk overbodig woord ontbreekt. En die gezichtjes! Wat een expressie, wat een levensdurf spreekt uit die schitterende oogen, wat een blijdschap om niets om het bij elkaar zijn misschien? Ja zekerom de school. Wat een vlugge leu ke gebaartjes, wat een bliksemsnelle wisseling van stemmingen, wat een kwikzilverig gedoe en een watervlug spelen van lijnen. Als je door een ruit kijkt toevallig, een blik werpt in een klas zie je ze zitten in een kring, in gespannen aandacht, maar afge leid door alles; wat niet erg is want iedere afleiding wordt door den onderwijzer te baat genomen, om ze iets te leeren, om ze een woord te doen zeggen, om ze te laten la chen, geluid te laten maken. De'deur gaat open. Ik mag binnen komen, de les gaat door. Hier leeren ze spreken en rekenen. Een blonde schat van een jaar of tien, die nog gehoorresten heeft, net genoeg om zich zelf een weinigje te kunnen hooren, maar abso luut niet in staat om anderen te verstaan, praat met een zilveren stemmetje, en slaat zich als een groote kerel met een aan biddelijk vuistje voor het gefronste voor hoofd, ala ze niet kan ontdekken dat 5 weken 35 dagen hebben. Dit zijn flitsen; zij bewijzen dat hier levensvreugde is, levensvreugde als gevolg- van de groote liefde waarmee de onderwij zers gewapend zijn, levensvreugde als gevolg van het kostelijke geduld waarmee hier aan kinderleventjes waarde wordt gegeven.... Wat is: doofstom? Hoe dikwijls blijven diegenen wier. men de ze vraagt stelt, het antwoord schuldig, en hoe dikwijls raakt het antwoordkant no- walDie het meenen te weten, leven in de vaste overtuiging dat een doofstomme een spraakgebrek heeft. „Zijn tong is met lam heid geslagen". Welk een vergissing! Het stom zijn toch, is een gevolg van doof heid. Doofheid die aangeboren is, of doofheid die in de spreekperiode ontstond. Aangeboren (congenitale) doofheid kan het gevolg van erfelijkheid of van bloedverwantschap zijn. Een neef en een nicht bijvoorbeeld die een huwelijk willen sluiten dienen na te gaan of er in hun families geen gevallen van doof heid voorkwamen en zelfs als dit niet het geval is. kan een dergelijk huwelijk wel eens een geval van doofstomheid opleveren. Behalve de aangeboren doofheid is er de verworven doofheid, ontstaan tengevolge van ziekte (meningitis, roodvonk, pokken enz.), die zich meestal in het eerste of het tweede levensjaar openbaart doch ook voorkomt bij kinderen van 610 jaar. Hoe leert het normale kind soreken? Door nabootsing, zooals het bijna alles leert door nabootsing. Het tracht de klanken die het hoort van moeder of vader te imiteeren en brengt daarbij aanvankelijk die „taterende geluidjes" voort, die de verrukking wekken van ieder ouderpaar. En zoo ontwikkelt zich langzamerhand, van dag tot dag de taal, bij het normaal hoorende kind. Soms echter ligt baby stil, geeft geen geluid, kijkt niet op of om, als een der huisgenooten in de handen klapt, of als er plotseling lawaai wordt gemaakt. De moeder wordt ongerust, gaat proeven nemen, die haar nog ongeruster maken, en dan laat zij als zij een verstandige moeder is een oorspecialist komen, die haar de waarheid moet zeggen. Haar kind is doof. Het tragische bij dergelijke gevallen is, dat de ouders tot het besef moeten worden ge bracht. dat zij zoo spoedig mogelijk ge deeltelijk afstand moeten doen van hun kind, want dc doofstommenschool zal de taak van vader en moeder overnemen. Nog erger is het wanneer een kind van 6 of 10 jaar plotseling doof wordt. Dan voltrekt zich een feit dat aangrijpender is dan de ontdekking dat het kind bij de geboorte reeds doof was. De doofstomme die doof geboren werd, heeft zich ook als hij niet op een doofstommenschool was leeren con- centreeren en leeren behelpen. Hij heeft er zich op ingesteld om van het gelaat van zijn medemenschen en uit diens gebaren af te lezen wat bedoeld wordt. Het kind dat plotseling door doofheid ge slagen wordt staat als een vreemdeling in een onbekende wereld. En zoo vernietigend is de uitwerking van het conflict, dat het in weinige maanden tijcisniet meer spre ken kan. Het doofstomme kind heeft dus goede spreekorganen, die het niet kon leeren te gebruiken. De oude Grieken en Romeinen be kommerden zich allerminst om dergelijke schepselen, die zij doodden, of eenvoudig als uitgestootenen links lieten liggen. Doch er kwam in den loop der eeuwen lichtEr is hier geen ruimte om de geschiedenis van het doofstommenonderwijs te volgen. Genoeg zij, dat men allengs een methode ging toepas sen die den doofstomme cenigszins uit zijn vreeselijk isolement verloste. Die geschiedenis van dit onderwijs ken merkt zich door den strijd voor de taal der gebaren.en de gesproken taal, een strijd die geheel in het voordeel van het gesproken woord eindigde. Hetgeen begrijpelijk is: Wil een doofstomme slagen in de maat schappij dan moet hij niet alleen anderen verstaan, doch ook zich zelf verstaanbaar kunnen maken. Holland heeft verscheidene doofstommen- scholen, doch de Amsterdamsche, op initia tief van den heer M. S. Sluizer in 1911 opgericht, heeft zeker pionierswerk ver richt, omdat men daar de kinderen al van het oogenblik af dat zij zooals de heer Slui zer zegt zindelijk zijn, opneemt. De Am sterdamsche school is geen internaat omdat de directeur met het schoolbestuur van meening is, dat het kind buiten de school uren, moet leeren leven in de maatschappij waarmee het straks te maken zal hebben. De kleuters dan, worden volgens de methode Fröbel en Montessori, in een aangename om geving allergenoegelijkst bezig gehouden. Thuis zouden zij zich toch altijd min of meer eenzaam gevoeld hebben. Hier, met de vriendjes en vriendinnetjes, leven ze in hun eigen springlevende wereldje. En spe lenderwijze worden hun de eerste beginse len bijgebracht van het latere onderwijs. Zij leeren methodisch eenvoudige woordjes af lezen van den mond van de onderwijzeres. Zij imiteeren den mondstand, meestal zon der geluid te geven, (dat leeren ze later in de articulatie-klassen) leeren een geschreven woord herkennen en een letterbeeld of een woordje nateekenen. Dat is de inleiding: De zegenrijke prelude voor het ontzaggelijk moeilijke werk dat volgt, een prelude, die het kind thuis waar hef maar al ie veel misbruik maakt van een gebarentaal zeker gemist zou hebben. Zij is bekoorlijk, deze inleiding. Het onderwijs aan de kleintjes toch wordt op alle mogelijke manieren aantrekkelijk gemaakt, zij leeren met komische spelletjes hun longen goed gebruiken, hun longen die zij straks bij de articulatie (want geluid maken kunnen zij niet) methodisch zullen moeten laten werken. Alles wat het normale kind werktui gelijk leert, nabootsende, als in een voort durende reflex, dat moet het doofstomme kind langs verstandelijken weg bijgebracht worden. Na den kleutertijd begint het eigen lijke onderwijs. In de klasse staan de ban ken in een halven kring om den leeraar heen Het licht kan onbelemmerd op de gezichten vallen, wat noodzakelijk is voor het liplezen Voor de klassikale oefening hangt een groote spiegel aan den muur. Als de onderwijzer het kind een klinker of een medeklinker wil leeren zeggen dan moet hij het eerst duide lijk maken wat geluid is. Hij neemt het kind bij zich, zegt bijvoorbeeld: Pé of aa, of ie, of pa, en laat den leerling voelen hoe de lucht uit den mond gestooten wordt, hij legt dt hand van het kind op zijn strottenhoofd om het de trillingen der stembanden te doen ge voelen, bij het zeggen van de ie legt hij het handje boven op zijn hoofd, omdat de ge luidstrillingen dan daar het best waarneem baar zijn, kortom, hij experimenteert net zoo lang, totdat er een onwelluidende a of of ie voortgebracht wordt. En dan begint hij te schaven, te schaven, bij te werken, met ein deloos geduld, tot de klank gaaf is. Klanken worden woordjes, woordjes zin netjes, zij worden opgeschreven, afgelezen van den mond en afgelezen van het bord, uitgesproken voor den spiegel, als controle op den stand van den mond, en zoo schept de onderwijzertaal. Letter voor letter, syllabe voor syllabe, woord voor woord, ontlokt hij aan de jonge keeltjes de stem. Welk een roeping, deze opperste synthese in een menschelijk wezen te bewerkstelli gen! Taal maken! Dat gebeurt nadat het kind heeft leeren articuleeren. Maar articuleeren is nog niet eens stamelen. Bij baby waait kennis moeiteloos aan, terwijl hij spartelt in de wieg. Kennis, die als wij haar ontleden uiterst ingewikkeld blijkt te zijn. Wij, die op een natuurlijke wijze spreken hebben geleerd, zeggenHet dier. dat daar loopt is een tor. De woorden „Het", „dat" en „een" staan in de plaats van één begrip. In het gebruik van deze woorden zullen wij ons nimmer vergissen.Wij zullen bijvoorbeeld .nooit zeg gen: „Een dier het daar loopt, is dat tor". Doch welk een raadsel wordt hier opgege ven yoor het doofstomme kind!. Het wordje op: op tafel op tijd. hij heeft 't op z'n heupen, op verzoek van. Vier maal op in vier verschillende wijzen. Zou het voor ons niet makkelijker zijn om Chlneesch te lee ren? En is het zoo mal dat een doofstom kind wel eens zegt: „Er zit een punt op mijn potlood?" Tal van vakken worden op de Doofstom menschool onderwezenmen denkt daarbij aan de eenvoudigste eischen, die het leven stelt. De leerlingen worden natuurlijk zoo veel mogelijk opgeleid voor handnijverheid, (meubelmakerij, schoenmakerij, grafische vakken), de meisjes worden voor het over- groote deel naaisters, strijksters, breisters, of modlSten. Doch het aantal vakken, waarin de doofstomme zich een positie kan verove ren, breidt zich steeds uit. dank zij de be moeiingen van de scholen. En hiermede hebben wij het terrein der nazorg betreden. De voornaamste handicap bestaat hier uit de Rijksregeling zelve, die door haar keuringsdienst maar al te dikwijls den ontwikkelingsgang van den doofstomme belemmert- Misschien kan hier de vereeni- ging die het parool „Arbeid voor Onvolwaar- digen" in haar wapen voert, iets bereiken. Duitschland heeft hier een mooi vooitoeeld gegeven. Het stelde de industrie verplicht een zeker aantal oorlogsverminkten in de ge lederen van haar personeel op te nemen cn de Rijksregeering deed. hoewel zij geen oorlogsverminkten waren, ook de doofstom men van dezen maatregel profiteeren, Door dit artikel wil dan ook in dc aller eerste plaats een vooroordeel weggenomen worden. Het vooroordeel dat vele leiders van bedrijven hebben, tegen het verschaffen van werk aan doofstommen. Dc praclijk heeft zonneklaar bewezen dat een oud-leerling van een doofstommenschool een maatschappe lijk zeer bruikbaar wezen is. Ja natuur lijk eenige welwillendheid is noodzakelijk. Er zijn bijvoorbeeld menschen die dc ge woonte hebben tijdens het spreken het ge laat af te wenden, of een sigaar of cigaret ln den mond te houden. Ja dan zal een doofstomme bezwaarlijk kunnen liplezen! Men zorge er voor dat het licht op het ge laat valle, en dan spreke men rustig, niet overdreven, doch duidelijk. Een wandeling door de klassen geeft u dé sensatie van iets moois, iets wonderlijks, iets poëtisch gezien te hebben. In de zonnige kleuterklasse zitten ze al van 2 jaar af. U zoudt versteld staan van de handigheid dezer kleine menschjes. Zij kunnen natuur lijk niet lezen of schrijven. Doch zij zijn al in staat hun naam af te lezen van de lippen van de leidster en de letterteekens die dien naam vormen, op het schoolbord .te herken nen. Zegt- de juffrouw: ,poes" dan wijst de kleuter dit woord aan op het bord, zonder dat hij het lezen kan. Ontroerend is het, te zien met welk een liefde de onder wijzeressen en onderwijzers hun werk doen en welk een liefde de kinderen voor hun leiders koesteren. De kleintjes zijn dol op hun leeraren. Zij vliegen hen om den hals, staren hen1 aan met groote glimmende oogen en toonen een naïve aanhankelijkheid. Het kan ook wel niet anders. Alleen een tcero, mooie verstandhouding kan zoo mooie resultaten opleveren. Er zou nog een pagina geschreven kunnen worden over de methodes, dlc iedere onder wijzer in zijn klasse toepast, over zijn vin dingrijkheid ik denk aan de prachtige, geschreven leesboekjes van den heer Fer- werda over de enorme toewijding die zoo zegenrijke gevolgen heeft, over al datgene wat bewijst, dat er toch nog wel mooie din gen in de wereld zijn. L. A. Belangstellenden raden wij aan. het boekje over het Doofstommenonderwijs te lezen, dat door den heer M. 6. Sluizer ge schreven is en verschenen is bij dc uitge verij Ploegsma te Zeist. Vit dc articulaticklassc. Op het ccnc plaatje is afgebeeld hoe het kind een bepaalde letter leert zeggen. Hel controleert met dc hand op strottenhoofd en schedel zekere trillingen cn bootst den mondstand van den leeraar den lieer Human na. Op dc andere foto een meisje dat het woord bout zegt, terwijl het een bootje in dc hand houdt cn het woord aanwijst.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 21