H. D. VERTELLINGEN. J. Lottgering De Gestolen Diadeem HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 27 DECEMBER 1929 Aan het verkeerde adres door HENDRIK LINDT. Josef Wulfering stapte met een vergenoegd gezicht de hooge stoep af, die naar den in gang van het gebouw der firma Meerman. Paksem en Co. voerde. Onderwijl betastte hij haast liefkozend den linkerkant van zijn donkergrijze colbertje, op de hoogte waar zich zijn portefeuille bevond, de portefeuille met zijn zoojuist ontvangen salaris plus de lang verbeide verhooging. Ka, het had toch maar goed geholpen, dat hij eens een hartig woordje met den baas had gesproken! Op de onderste trede van de stoep bleef hij een oogenblik staan kijken. Een enorme vrachtauto remde nog juist bijtijds om de aanrijding van een gebrekkig oud vrouwtje te voorkomen. Ze had de straat over willen steken en daar ze blijkbaar wat slecht van gezicht was, had zij het voertuig niet zien aankomen. Dat .scheelde maar een haartje! brom de Wulfering, zelf geschrokken, door het in cident. Maar zijn aandacht werd onverwachts er gens anders heen getrokken. Een kleine, slordig gekleede jongen van een jaar of veer tien had hem plotseling een opgevouwen stukje papier in de hand gedrukt. De complimenten van Uw vrouwzei hij erbij. De compl stamelde Wulfering ver bluft. Maar de jongen was al weer weg, even vlug als hij gekomen was. Van zijn vrouw, had die haastig gebaker de boodschapper gezegd. Maar hij bezat geen vrouw en had al zijn levensdagen tot nu toe als vrijgezel doorgebracht. Er moest cius een vergissing in het spel zijn. Josef Wulfering draaide het briefje een paar keer om in zijn handen. Er stond in het geheel geen adres op en het was daardoor niet na te gaan, voor wie de jongen hem had aangezien en wien derhalve de boodschap wèl gold. Zou daarvan binnen-in iets te vinden zijn? Met eenigen schroom vouwde Wulfering het papier open en las de niet voor zijn oogen bestemde regels: „Liefste Mannle, Ik stuur je dit met het zoontje van den tuinman, die je, naar ik hoop, zal kunnen opvangen als je uit het kantoor komt. Toe, ga even aan bij Mevrouw Binkers in de Van Schavenbergerstraat no. 8. je weet wel, dat allerliefste vrouwtje, waar over ik je al zoo dikwijls heb gesproken. Je kunt dan meteen eens kennis met haar maken, wat zij zeker erg aardig vinden zal. Zij kocht in den uitverkoop een snoezig och tendjaponnetje voor me, dat ze klaar zou leggen om aan je mee te geven. Haal je het dan even aan? Mevrouw Binkers wéét, dat je komt. Veel liefs van je Lies. P.S. Ik wacht met eten een half uurtje later dan anders." Wulfering dacht een oogenblik na. Het briefje vermeldde al evenmin een nadere aanduiding van de afzendster als het adres. Wat moest hij er mee beginnen? Een moment kwam de neiging bij hem op, het stukje papier eenvoudig te verscheuren en weg te gooien. Waarom had die stomme jongen ook niet beter uit zijn oogen gekeken? Als hij eeps naar het in den brief opge geven adres toeging? Dat was stellig een vriendin van de schrijfster van het epistel en die zou het handschrift wel herkennen en van de zaak afweten. Welja, hij had immers den tijd aan zichzelf en de Van Schaven bergerstraat was niet zoo ver uit de buurt. Een minuut of tien later belde Josef op nummer acht aan. Hemeltje! moest hij zichzelf bekennen, toen de deur open ging, het i s een allerliefst .vrouwtje! Mevrouw Binkers toonde zich aangenaam verrast. Dag meneer Werver! ze! zij hartelijk, terwijl zij een kleine zachte hand uitstak, die Wulfering bescheiden drukte. Ik vind het héél prettig, dat ik U nu eens leer kennen. Lief van U, dat U gekomen bent, hoor! U komt toch wel even binnen? 1 Maarstotterde Jozef. U zult toch zeker wel een kopje thee willen drinken? Maar lk ben Neen, mijnheer Werver, zei mevrouw Binkers met een ondeugend lachje, U wilt gaan jokken. Ik weet precies, clat U heele- maal géén haast heeft. Dat heeft Uw vrouw mij zelf geschreven! En zij troonde den geheel verbluften Wul fering in de huiskamer. Ik zal het haar dan in hemelsnaam maar onder een kopje thee duidelijk maken, bedacht de pseudo-Werver. Maar dat ging hem toch niet zoo gemakke lijk af, want mevrouw Binkers praatte aan één stuk door en gaf hem haast geen ge legenheid om er een woord tusschen te brengen. Mijn man is nog niet thuis. Oók al een boodschap! lachte zij. Apropos, ik hoorde van Uw voorgenomen verhuizing. De Ravendijk- straat is een mooie straat en ik kan me voorstellen, dat U daar graag wilt blijven wonen. Alleen begrijp ik niet, hoe U er toe komt, van nummer drie naar zeven te gaan. Dat zijn toch precies dezelfde huizen? Uehnummer zeven zit wat beter in de verf, ziet u! liet Wulfering zich ontvallen. In het volgende moment verwenschte hij zijn ondoordachtheid- Nu zat hij heeiemaal in de strik. Hij was nu eenmaal op haar woorden ingegaan en kon moeilijk meer zeggen, dat hij eigenlijk mijnheer Werver uiet was. O, is het dét! zei mevrouw Binkers be grijpend, terwijl zij hem een geurig kopje thee toeschoof. Een oogenblik stilte. Wie is dat? vroeg Wulfering toen, om iets te zeggen, terwijl hij op een kinder portret wees, dat op een klein, eiken dres soir stond. Dat? Dat is mijn dochtertje Elly! Het is waar, U hebt haar zeker nog niet ontmoet. Ze nam het portret op en gaf het hem in de hand, terwijl ze zelf achter zijn stoel kwam staan en zich over hem heen boog om méé te kunnen zien- Een mooi gezichtje, vindt U niet? vroeg mevrouw Binkers. Wulfering voelde haar zachte armen bij zijn schouders en besefte, dat haar hoofd heel dicht bij het zijne was. Zijn hart klopte hem van opwinding hoog ih de keel- Ze heeft een allerliefst gezicht! verze kerde hij met nadruk, zonder de foto te zien. Hoe dankte hij het noodlot, dat juist nü haar man op een boodschap had gezonden! Meneer Werver, het is mij heel aange naam geweest, maar ik ben bang, dat Uw eten koud zou worden als ik U nog langer ophield. Dit Js het pakje, dat U zeker wel aan Uw vrouw wilt geven. En doet U vooral de hartelijke groeten! Een minuut later stond Wulfering weer op straat, nu in plaats van met een briefje met een pakje in de hand, dat hem niet toebe hoorde. Gelukkig weet ik tenminste het adres waar ik het af kan geven! bedacht hij met een zucht van verlichting en hij wandelde in de richting van de Ravendijkstraat. Maar een vage onrust bekroop, hem toch, toen de deur op nummer drie een geheel an deren naam dan Werver bleek te dragen. Ik weet van geen pakje verzekerde hem een bitse oude dame, toen hij open gedaan werd. En mevrouw Binkers een kennis van mij? Hoe komt U er bij? Ik heb nog nooit van het mensch gehoord! De deur klapte weer dicht. Een plotseling gevoel van angst maakte zich van Wulfering meester. Zenuwachtig tastte hij in zijn bin nenzak. Wat hij gevreesd had bleek waar heid: zijn portefeuille was verdwenen en daarmede zijn salaris mèt de pas verworven verhooging! In het naastbijzijnde politiebureau gaf Josef Wulfering het relaas van zijn weder varen. Hm! bromde de dienstdoende inspec teur, 'een brief en een pakje? We kennen dat! Jammer genoeg is er weinig aan te doen dat U baten kan. Die pseudo-mevrouw Binkers zal eenvoudig ontkennen U ooit gezien te hebben. Maar het geld? klaagde Wulfering. Dat is allang overgegaan in de handen van derden, daarvan kunt U verzekerd zijn- Een huiszoeking leidt meestal tot niets! was het weinig bemoedigende antwoord. Een zwakke hoop kwam bij Josef Wulfe ring op, toen hij aan het pakje dacht. Maar als het een oplichrerstruc was, zouden ze mij toch geen pakje meegeven met een ochtendjapon er in! meende hij. Pakt U het maar eens uit! antwoordde de inspecteur droogjes. Wulfering deed wat hem gezegd was en wikkelde het papier los. Er rolde een groote stofdoek uit STADSNIEUWS HET BURGERLIJK ARMBESTUUR DE KERST- EN NIEUWJAARS- UITKEERINGEN. De heeren L. Peper en G. Oversteegen., leden van den raad, hebben een brief aan B. en W. van Haarlem gezonden waarin zij ten sterkste aandringen op: le. Bij het Burgerlijk Armbestuur te be werken, dat zoowel de 25 pot. verhooging der steunbedragen over de Kerstmis en Nieuw- jaarsweek als.de verstrekking van brand stoffen, aan alle ge-steunden gegeven wordt, ook indien zij pas sinds 1 November of daar na steun van het Burgerlijk Armbestuur ontvangen 2e. Van gemeentewege, aan de werMoozen die nog rechtstreeks hun uitkeering uit de kassen ontvangen, eveneens over bovenge noemde weken,. 25 pot. verhooging dei- steunbedragen toe te kennen. 3e. Eén en ander, voor zoover noodig, met terugwerkende kracht. In een toelichting schrijven zij: Het staat volstrekt niet vast, dat iemand die sinds 1 November jJ. of daarna steun van het Burgerlijk Armbestuur ontvangt-, minder behoefte zou hebben aan extra steun van het B. A., dan iemand die vóór dien datum al steun ontving. Het is in tegendeel zeer wel mogelijk, dat- iemand met opoffering van al zijn weerstand tot 1 November, het zonder steun van het B. A. heeft kunnen redden. Zijn behoefte aan extra steun en brandstoffen is dan grooter, dan wanneer hij woeger om steun zou hebben aangeklopt. Het is vrijwel ongerijmd, dat arbeiders die zich door het brengen van offers, tegen werkloosheid hebben verzekerd, in deze dagen in ongunstiger conditie zouden koonen, dan zij die om welke reden ook, dit niet hebben kunnen doen. Tot zoover deze toelichting. Wij kunnen opmerken, dat het Burgerlijk Armbestuur de termijn niet beperkt heeft tot 1 November. Aan alle ondersteunden die volgens het Armbestuur daarvoor in aanmer king komen, wordt de extra-uitkêëring gege ven. De werkloozen die via de kassen uitkeering ontvangen zijn evenwel uitgesloten. DIENSTPLICHTIGEN. DE INSCHRIJVINGEN. In Januari moeten voor de volgende mili tie-lichting alle dienstplichtigen ingeschre ven worden. Dit zijn de jongens die in 1911 geboren zijn. Voor deze aangifte zal in het bijzonder op de secretarie gelegenheid gegeven worden: Vrijdag 3 Januari voor hen wier namen aanvangen met de letters ABo, Zaterdag 4 Januari letters BrD., Maandag 6 Januari EHa, Dinsdag 7 Januari HeJ, Woensdag 8 Januari K, Donderdag 9 Januari LM, Vrijdag 10 Januari NQ, Zaterdag 11 Jan. RSi, Maandag 13 Januari SIU, Dinsdag 14 Januari VWe, Woensdag 15 Januari Wi—Z. Telkens van 9 .tot. 12 uur 's middags. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cf. per regeL E Wie een dagelijkse^ middel wenschf fer opwekking en verkwikking. Voor engros 1b 1]Fa. C. H. 8. HEILKER, Haarlem INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CU. per rogeL Verven Stoomen Stoppage Hoeden vormen Groote Houtstraat 5a DE KERSTVERGADERING VAN DE S. D. A. P. ED. POLAK OVER DE POSITIE DER SOCi AAL-DEMOCRATIE. Op den middag van Tweeden Kerstdag- hield de federatie Haarlem der S.D.A.P. haar Kerstvergadering in het gebouw van den Protestantenbond. De secretaris, de heer D. J. A. Westerveld opende haar te 2 uur. De heer G. Michels verleende zijn mede werking door eenige orgelsoli ten gehoore te brengen, die de stemming op deze vergade ring zeer ten goede kwamen. Het eerst speel de hü een Preludium e Fuga b moll van Bach. De heer Ru Mulder droeg vervolgens voor twee gedeelten uit Erich Maria Remarque „lm Westen nichts Neues", namelijk de dood van Franz Kemmerich in het hospitaal en het verblijf met- een gewonden Franschen soldaat in een granaattrechter. De heer Mul der zegde deze fragmenten in de Hollandsche vertaling op zeer indrukwekkende wijze, met dezelfde soberheid, waardoor de toch sterk beeldende taal en stijl van Remarque zich kenmerkt. De heer E d. Polak hield de Kerstrede. Hij memoreerde in het kort het historisch eenvoudige verhaal van Christus' geboorte, en zijn leven onder ellendigen en onderdruk ten. Een verhaal, dat ook voor hen, die zon der godsdienst door hét leven gaan, ook voor de socialisten aantrekkelijk is. Want ook der zwoegende arbeidersklasse ging zoo een licht op, dertig jaar geleden. Toch lijkt het nog niet naar vrede, al spreekt ook alles daarvan in deze dagen. In het Oosten van ons werelddeel zwijgen zelfs de kanonnen niet. Het zijn alleen de sociaal democraten over de geheele wereld, die den vrede kunnen brengen. En volgens spreker doen die in alle landen hun plicht. Zie naar Engeland, België, Duitschland. Alleen de so ciaal-democratie vormt de Iichtgedachte der menschheid In deze dagen. Het zijn niet al tijd de Christenen of zij die zich zoo noe men, waarin de Kerstgedachte leeft, bij menig sociaal-democraat, die zonder gods dienst leeft is zij levendiger. De heer Polak besprak de resultaten der jongste verkiezingen. De beloofde coalitie der rechterzijde is uitgebleven en het extra-par lementair kabinet op rechtschen grondslag- toont het politiek verval aan. Nu is er geen kerkelijk kabinet, maar een kabinet der bezittende klasse. Dit moest voor al den katholieken arbeiders teleurgesteld hebben. Daarom heeft men, sociaal-demo cratische leuzen, zooals „de verlossing uit het proletariaat" overnemende, dien arbeiders bij de verkiezingen concessies gedaan. Maar nu hoort men er niet meer van. De R.-K. verontschuldigen zich nu met het ex tra-parlementair karakter van het kabinet. De katholieken wenschen blijkbaar geen samenwerking met de sociaal-democraten, want komt daartoe het verzoek, dan werpen de R.-K. scheidingen op, die practisch geen beteekenis hebben, zooals de vraagstukken der huwelijks wetgeving, handhaving van het gezag enz., doch die dan als onoverko melijke bezwaren moeten gelden. De sociaal-democraten staan dus alleen. Doch zij zijn daarvoor niet bang. Het is slechts zaak in de verworven machtsposities zichzelf niet te verloochenen. Wanneer daar toe de bekleeders van die machtsposities allen steun hebben van de arbeidende klas se, zal de sociaal-democratie blijven een lichtpunt, gelijk de ster van Bethlehem. Na deze rede bespeelde de heer Michels het orgel weer. Met stille aandacht luisterden de bezoekers naar „Orgelspel" en „Cantabile" van César Franck. De heer Mulder zegde ten slotte nog drie treffende gedicht-en van Adama van Schel- tema, „De Vlucht", „Vrede" en „De Stal", waarvan het laatste vooral zeer toepasselijk is. Hij had er veel succes mee. De heer Westerveld zegde allen dank en sloot de bijeenkomst, die vrij goed bezocht was. FEUILLETON Uit het Engelsch van ARCHIBALD EYRE. 281 Greville fronste de wenkbrauwen. „Die vrouw heeft ongetwijfeld een verderfelijken invloed op George en alleen om haar te be schermen heeft hij gedaan of hij ook tot die bende behoort: jonge dwaas die hij is. Zijn bewering dal. hij aan den diefstal mede plichtig is, Is natuurlijk te dwaas om los te loopen, daarvan ben ik heilig overtuigd". „Hoe verklaar je dan het feit. dat hij den diadeem in zijn ladenkast had?" „Ik veronderstel dat die vrouw in het nauw zat, graag van dat gevaarlijke bezit wou af zijn en het daarom aan hem in bewaring heeft gegeven. Maar laat ik je één ding zeg gen. Anna: ik stel jou absoluut aansprake lijk voor al deze narigheid". „Natuurlijk", antwoordde zijn zuster bits. „ik had ook niet- anders van je venvacht, maar waarom doe je het eigenlijk als ik vra gen mag?" „Omdat Je hem tot een wereldvreemden dwaas hebt opgevoed". „Ik heb verkeerde Invloeden verre van hem gehouden". Met het zegenrijke gevolg dat hij op zijn drie-en-twintigste jaar in de maatschappij komt. een man naar het lichaam en een kind naar den geest!' Je haalt den oogst binnen van jc eigen verkeerd opvoedingssysteem". „Ik ben hier gekomen om hulp en raad, niet- om verwijten aan te hooren". klaagde mevrouw Hemmings. „Als ik gefaald heb, is dat een gevolg van mijn groote liefde voor den jongen. Hij was alles wat ik op de wereld bezat". De minister greep een telegramformulier van zijn schrijftafel. „Ik zal hem telegrafisch hierheen ontbie den. Ik wil het naadje van de kous weten en de jongen is op het oogenblik net zoo min vertrouwd om alleen op straat te loopen als een kind van een jaar-". Hij schreef een paar woorden op het tele gramformulier en vervolgde: „Wat hij hebben moet, Anna, is een vrouw". „Een vrouw!" „Ja, natuurlijk; een aardig meisje van goede familie en met een flink karakter, ver standig en met een sterken wil. Iemand die de hoedanigheden bezit die hij mist, maar die 'oIj hem kunnen worden aangekweekt". Hij keek plotseling zijn zuster aan. „Ik kén zoo'n meisje". „Het gaat. er op het oogenblik niet om wie een geschikte vrouw voor hem zou zijn", zei mevrouw Hemmings met onmiskenbare ja- louzie. „het is de vraag hoe we hem uit de gevangenis houden". „Je denkt zeker aan een beschuldiging van heling, maar dan heb jij ook een goede kans, Anna. Als het tenminste waar is dat de dia deem in je zwarte koffer zit". Hij sprak schertsend, maar mevrouw Hem mings schrok vreeselijk; daar had ze geen oogenblik aan gedachtl „Wat moet ik er dan mee doen?" riep ze in wanhoop. „Als ik het ding naar de politie breng, komt alles uit. Dan moet ik George's naam wel noemen. De politie wil natuurlijk alle bijzonderheden weten". „Dr.t is volkomen juist en aan een schan daal hebben we geen behoefte. Ken je Lady Harismore?" „Ga haar het ding dan brengen, ze zal waar schijnlijk veel te blij zijn dat ze haar kleinood terug heeft om veel te vragen; ze is boven dien van nature niet zoo erg nieuwsgierig". „Ze zal toch willen weten hoe ik er aan gekomen ben?" „Zeg maar, dat het niet in het belang van het gerechtelijk onderzoek is als je haar méér vertelt. Je kunt haar gerust vertellen dat ik verboden heb om bijzonderheden mee te dee- len en dat de zaak in mijn handen is". „Dus dat is je raad?" „Ja, of misschien bet-er gezegd mijn uit drukkelijke wensch". Mevrouw I-lemmings stond op. „Ik zal den diadeem dadelijk naar Lady Harismore bren gen; het is een afschuwelijke verantwoor delijkheid om het ding onder je berusting te hebben; ik durf mijn koffer haast niet uit mijn oogen te laten uit angst dat het juweel weer gestolen wordt. Ik heb toevallig gehoord dat Lady Harismore in de stad terug is; ze was beu van al de detectives op het kasteel. Ik zal dadelijk naar haar toegaan". „Dat is het beste wat je doen kunt". Mevrouw Hemmings liep naar de deur. „Je hebt me meer troost gegeven dan ik durfde hopen", zei ze dankbaar, „maar toch ben ik bang dat George schuldiger is dan je ver moedt. Ilet feit dat hij gearresteerd is ge weest bij een poging tot inbraak, is een be vestiging van mijn vrees". Greville maakte een ongeduldige handbe weging. „Als ik George gesproken heb, zal ik je daarvan meer vertellen. Ik garandeer je dat het mysterie opgehelderd za! worden". „Dank je. Alfred", antwoordde ze gedwee. „Ik geloof ook tenslotte dat ik George een beetje anders had moeten opvoeden". „Dat. komt wel in orde als hij een vrouw heeft". „Is zijknap?" „Buitengewoon „Van goede familie?" „Uitmuntend 1" „Rijk?" „En ofl" „O, maar is zegoed?" „In elk geval te goed voor George". Zij keek haar broer ernstig aan. „George heel veel fouten, maar ik geloof niet dat jij zijn goede hoedanigheden voldoende op prijs stelt". „George is een dwaze vlegel", zei de mi nister grimmig. Hij belde en toen een knecht verscheen, gaf hij dezen het telegram om het te ver zenden. „Dag Alfred", zei mevrouw Hemmings on derworpen. „Ik zie je zeker nog voordat we naar Wool- lacombe teruggaan? Je kunt hier logeeren". „Als je dat wilt, graag, Alfred". Hij keek haar aan met een plotseling ge voel van medelijden. „Je hebt je heeiemaal overstuur gemaakt, Anna, ja, kom hier terug als je bij lady Harismore geweest bent". „Goed, Alfred, dank je wel voor je vrien delijkheid". „Het is de eerste keer in je leven dat je een raad van mij opvolgt. Toen wij kinderen waren, probeerde je me net zoo te behande len als je nu George behandeld hebt. Maar ik moest er niets van hebben, weet je wel?" „Jij deed altijd je eigen zin, Alfred, ik maak je er geen verwijt van". „Je hebt je overleden man ook net zoo behandeld". „Hij", zei mevrouw Hemmings, „was een heilige". ..Dat moest ook wel", mompelde Greville grimmig. DE KERSTMIS-VIERING BIJ HET LEGER DES HEILS. Een koolraap! Weet u wat het zeggen vil met Kerstmis een koolraap te mogen eten? Opoe besefte het zeer goed en in haar oogen was een groote. dankbaarheid. Het in zorgelijk peinzen verstarde gezichtje onder het zwarte kapothoedje helderde op. De kooh-aap verdween in haar reticule en opoe, steunende op haar stok, schoof verder, tus- sehen de hagen van menschen door, naar de tafel, waar het vleesch stond. Voor opce kwam een ander in de plaats. Hoeveel kinderen? Negen. En met z'n hoe velen? Elf. Een groote krijg jé! Een bonk van een koolraap, een knoestig zware verdween in dij jutenzak. Dof vie>l hij op de aardappelen. En twee roede kooien. Pak maar aan. Er schoven nieuwe klanten aan, vadem met een groven juten zak, moeders met een sloop, wijd open gehouden, eerst voor de aardappe- I len, dan voor de koolraap, de roode kool, een pond ossen lappen, een puntzakj e .thee, een zak suiker, een pond rijst ,ecn zak erwten, een half pond koffie, een pakje margarine, vet en tenslotte een groot Kerstbrood en het Kerstboek van het Leger des Halls. Dat was de Kerstuitdeeling, die het Leger weer hield, den vooravond van het Kerstfeest, daartoe in staat gesteld door hen, die de Kerst,potten gevuld hebben, toen die stonden in Haarlem. Heemstede en Bloemend aal Een intense warmte sloeg op in de zaal van het Leger in de Scha&cheMraat met de sneeuw-kilte buiten. De zaal was vol. Onge veer 300 gezinnen heeft dat- Heilsleger deze Kerstmis kunnen helpen, dat is gelukkig meer dan verleden jaar. Hoe ontroerend is dit eenvoudige Kerst feest. Waren de gevers in de zaal aanwezig geweest-, velen zouden tot tranen toe bevra gen zijn. Op het podium had zich het koor van zusters opgesteld. Onder leiding van broeder B. Lazet opende dit met het lied „Daar ruischt langs de Wolken". De aloude vertrouwde klanken brachten een intieme sfeer in de zaal. Adjudant Meerman, leider van de Toe vlucht aan het Spaarne opende de bijeen komst met een toespraak, waarin hartelijk heid en groote dankbaarheid aan de gevers doorstraalde. Het waren stil gelukkige mo menten, hier bij den Kerstboom, ook toen ensign Varwijk het gebed zei. toen zusver Van And el sprak en adjudant Meerman op een voudige treffende wijze het Kerstverhaal deed, zooals het in het Evangelie van Lucas staat. Adjudant Meerman'poogde zijn gehoor te doordringen van het- besef, dat er ook voor den armste, den meest verlatene hulp is bij den Christus. Daarna werden de Kerstliederen gezongen, „Stille Nacht, Heilige Nacht" en „De Herder tjes lagen bij. Nachte", „Daar is uit 's Werelds Duistere Wolken" en er waren slechts weini gen onder die mannen en vrouwen en kinde ren, die niet meezongen. Adjudante Van Raven, de bevelvoerende officier in de afdeeling Haarlem ging daarop de uitdeeling leiden. -Doch eerst dankte zij de broeders en zusters, die zonder uitzonde ring allen moeite en vooral koude hebben ge trotseerd om bij deKeïstpot-ten te staan En een hartelijk applatóij onderstreepte deze woorden. Te ruim half zeven ,'hggon de uitdeeling. Door een goede regeling -kon cleze op de or delijkste \yijze plaats Lebben. Van achteren af schoven de bezoekers tqp, langs de plaat sen, waar de broeders enjpusbers Heilssolda ten hun „stalletjes" hadden. Stalletjes, die welvoorzien waren, er lagen groote zakken met aardappelen en stapels roode kool en een tafel ypl versch, afgewo gen en ingepakt vleesch. Iéder, die zijn kaart laat zien, krijgt daarvan even veel. Meen niet, dat het een droeve stoet was, die van mannen en vrouwen, sommigen met kinderen die met zakken en tasschen en toegeknoopte lakens en reticules langs de stalletjes trok. De gemoedelijkheid, de vroolijke opgewektheid! van de broeders en zusters sloeg over op da anderen, er was ook zooveel reden tot vreug de. Er werden kwinkslagen gehoord, doch het dankbare knikje, de afscheidsgroet „Gezegend Kerstfeest" was toch de overheersdhende uiting van voldaanheid. Er waren er, die het niet torsen konden, omdat zij oud waren a lj ouderen hadden een tasch meegenomen, die te klein was, maar ook waren er, die helaas elk jaar komen, en die al zoowat weten hoe groot de zak moet zijn. De Heilsofficieren hadden hun een prettig Kerstfeest toegewenscht. één met den pot op t vuur en ditmaal zonder hongerige maag, beide dagen en met de vertroostende lectuur van 't Kerstboek. Wij gelooven zeker, dat het zoo gevierd zal zijn in deze gezinnen, dank zij de opoffe ringen, de nobele zelfverloochening van hen, die aan het Leger des Heils verbonden zijn en tenslotte het middel waren, waardoor lief dadigheid van anderen tot haar recht kon komen. HOOFDSTUK XVIEL De Gravfn. Mevrouw Hemmings reed naar de Londen- sche woning van Lady Harismore. Het schertsend-uitgesproken dreigement van haar broer, dat ze wel eens gearresteerd zou kun nen worden, nu het gestolen sieraad in haar bezit was, had grooten indruk op haar ge maakt. In haar verhitte verbeelding zag ze zich al beschuldigd van medeplichtigheid aan heling. De huisknecht, die haar aan de woning van de gravin opendeed, deelde haar mee dat Lady Harismore met een aanval van jicht te bed lag. „Neem mijn kaartje mee naar boven", zei mevrouw Hemmings bevend. „Ik kom voor een hoogst belangrijke zaak". De bediende wilde haar binnen laten, maar zij gaf er de voorkeur aan om bij de deur te blijven staan zoodat ze den zwarten koffer in het oog kon houden.'Zij was uitgeput van opwinding en honger, want ze had zich nog niet den tijd gegund om iets te eten. Haar knieën weigerden den dienst en zij was ge noodzaakt op de stoep te gaan zitten. De huisknecht verraste haar in deze hou ding en zij krabbelde haastte overeind bij zijn verzoek om hem te volgen naar de slaapkamer van de gravin. De man was hoogst verbaasd t-oen de be zoekster hem vroeg te willen zorgen dat de zwarte koffer in de hall gebracht werd. „Er is mij niet gezegd dat u zou blijven lo geeren". „Dat ben ik ook niet van Dlan. ik kom al leen een bezoek brengen. Maar er zijn in Londen zooveel dieven". (Wordt vervolgd.>]

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6