DE ZATERDAGAVOND Met de camera op de Olifantenjacht in Afrika. Hoe Maxwell Jumbo zag. pgr SSSIllllBfl "iiiiiiiiia BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Ervaringen van een beroemd natuur» vorscher. De wind uit de goede richting. ZATERDAG 28 DECEMBER 1929 VIJFDE BLAD Een olifantenfamilie, zich lavende aan een bron. De babies staan tusschen de ouders in. De dieren met de lange slagtanden zijn mannetjes. Er zijn in de laatste jaren vele na- tuurvorschers geweest, die de wil dernissen van Afrika in zijn ge trokken om in de vele ongeweten geheimenissen, die de natuur daar nog voor de menschheicl onontsluierd liet, ruchtbaar heid te brengen. De moderne cultuur heeft niet nagelaten om ook steeds verder in Afrika door te drin gen en dorpen en nederzettingen, die langen tijd in hun isolement klein bleven, zijn in een gering aantal jaren tot steden uitge groeid met druk autoverkeer en alle voor- en nadeelen van een moderne groot-e stad. Doch het aantal van deze plaatsen is nog maar betrekkelijk gering. En de streken, die nog onbekend en nog door geen blanke hoege naamd betreden zijn, zijn nog uitgestrekt in dit werelddeel. Afrika heeft een weelderige vegetatie en daarmee samenhangend een uitgebreide fauna. In de Afrikaansche dierenwereld zijn door de natuurvorschers de laatste jaren soorten ontdekt, die tot dusver vrijwel gan- schelijk onbekend waren. Ook van den Afrl- kaanschen olifant in zijn natuurlijke omge ving was tot voor kort nog maar betrekkelijk weinig bekend. Dit vindt zijn oorzaak o.m- daarin, dat deze dieren zeer moeilijk te na deren zijn en dat ze zoo ver mogelijk uit de buurt blijven van de streken, waar menschen wonen. Het brengt vaak menigvuldige gevaren en moeilijkheden met zich en het vereischt een groot geduld om deze dieren te kunnen be spieden. Het is de Engelsche natuurvorscher Mr. Marcusv/eil Maxwell geweest, de man, die zooveel bijgedragen heeft aan de wetenschap der natuurkennis door zijn studies en foto grafische opnamen van het Afrikaansche groot wild. de man. die den Afrikaanschen leeuw in zijn natuurlijke omgeving nauwkeu rig heeft bestudeerd, die thans ;n onderzoe- Mngsreis heeft gemaakt om den Afrikaan schen olifant in Britscli Oost-Afrika gade te slaan. Mr. Maxwell heeft daar veel en goede foto's gemaakt. Wij zijn zoo gelukkig ge weest het copyright te verkrijgen van deze opnamen en kunnen daardoor onze lezers verschillende van deze fotografische resulta ten van deze studiereis laten aanschouwen. Mr. Maxwell, die deze heele studiereis vol bracht en al deze opnamen maakte, zonder van vuurwapens gebruik te maken, schrijft: ..Uit fotografisch oogpunt vind ik de bestu deering van het leven der leeuwen het pret tigst, die der rhinocerossen het interessantst en die der buffels het meest spannend. De jacht met de camera op de olifanten ver- eenigt deze aantrekkelijkheden in zich. Bovendien is het bestudeeren van den oli fant dikwijls bijzonder vermakelijk. Soms zijn olifanten vrij gemakkelijk te fotografee ren. Daartoe moet de wind uit de goede richting waaien fd.i. naar den waarnemer toen Want de dieren hebben wellicht als natuurlijke compensatie, omdat hun ge zichtsvermogen zoo slecht is een bijzonder scherp gehoor en een zeer fijnen reuk. Meestal wanneer ik olifanten zag, heb ik een tamelijk stormachtigen wind getroffen en telkens dreigde een verandering in de goede richting oorzaak te zullen worden, dat wij of de dieren zouden vluchten. Het is wonderlijk en zeer belangwekkend de dieren te bespieden. Mr. Maxwell beschrijft hoe hij de olifanten gezien heeft in allerlei bezigheid en omstan digheden. In heele kudden, in groepen, die zich kwamen laven aan drinkbronnen. Hij zag hoe de jongen gebaad werden en hoe de oudere exemplaren -.toilet maken". Meer dan woorden 't beschrijven hunnen, spreken de foto's van 't geen Mr. Maxwell van zoo nabij zag. De foto's zijn genomen in Kenya, geduren de twee korte onderzoekingstochten met kapitein Palmer Kerrison, wiens rijke onder vindingen van onschatbare waarde waren. Op den eersten tocht was 't licht slecht om te fotografeeren en de dieren lagen in te dicht beboscht terrein, verscholen tegen een berghelling, terwijl de windrichting vcor ons vrijwel hopeloos was. De tocht heeft ons weer eens goed de waarheid doen gevoelen van de axioma's, dat eén goede geleide onontbeerlijk en groote waakzaamheid geboden is in dicht beboscht terrein. Het was indrukwekkend om te zien, zoo schrijft Maxwell, hoe de dieren dikke takken als twijgjes afbreken. Toch eten zij er veelal kieskeurig slechts het fijne en smakelijke groen van. Ik zag een olifants wijfje, dat schijnbaar rustig wegwandelde in de dichte struiken, plotseling boosachtig terugkeeren. Later bleek het, dat het dier moeder van een pas geboren jong was. Onze tweede tocht was gelukkiger. We troffen do dieren in meer open terrein, aan den voet van de bergen. We zagen een kudde zich naar een drinkbron begeven en konden ze van zeer nabij fotografeoren. Na hun een tijdlang gadegeslagen te hebben en nog ver scheidene opnamen gemaakt te hebben, draaide eensklaps de wind en toen kregen ze er blijkbaar de lucht van, dat er onraad in de buurt was en ze verdwenen eerst lang zaam, toen sneller en sneller. Verder zagen we den volgenden dag nog olifanten, die met hun slurven zout Inzogen op den bodem van droge plekken der waterbronnen. Ook hier van zijn foto's genomen." Tot zoover Mr. Maxwell. Hierna laten we nog eenigé avonturen op olifantenjacht met de camera van den Afrlka-reizlger Arthur Radclyffc Dugmorc volgen, zoo hij die in zijn boek „Groot wild in Afrika" beschrijft: Omstreeks 5 uur, toen do zon reeds lang aan den hemel stond en lange schaduwen over de. met gras begroeide open plek wierp, verstoorde een gekraak van takken de wonderbaarlijke woudstilte. Het geluid was vlak achter mij en ik luisterde Ingespannen. Er viel niet aan te twijfelen, of hot geluid word gemaakt door olifanten, want noch Duf fels, noch neushoorns, breken takken en geen van de andere dieren maakt eenlg geluid, ook al banen zij zich een weg tusschen de boomen. Als de olifanten mij van achteren nader den, dan was de mogelijkheid zeer groot, dat ik in moeilijkheden zou komen, daar zij zoo goed als zeker lucht, van mij zouden krijgen en zelfs al was dat .-liet het geyal, dau iwtfs Niets vermoedend van de loerende lens, snuffelen de olifanten den bodem af, zoekende naar zout

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 15