Vraagt ucWt; Moquette Tapijten OM ONS HEEN LETTEREN EN KUNST BELANGRIJK NIEUW WERK VAN JORIS IVENS. en Loopers AGENDA HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 7 JANUARI 1930 TWEEDE BLAD No. 3833 DE KUNST EN DE LEEK. De leek, de welmeenende leek, is er op kunstgebied slecht aan toe. HU is gewend ge raakt aan de vormen, die hij heeft leeren kennen en hij kan zich moeilijk of in het geheel niet aanpassen bij wat men hem als nieuwste op kunstgebied voorzet. Heeft hij geen eigen smaak, geen karakter en dus een onbegrensde onderdanigheid, dan is het makkelijk genoeg. Hij praat dan maar na wat men hem voorzegt en kan er, wanneer hij dat goed in zijn geheugen prent, nooit een vergissing mee maken. Vooral namen moet hij dan goed onthouden, om zoodra kunst van deze menschen zich aan hem voordoet, te kunnen zeggen: „Dat is mooi! Dat is prach tig." Heeft hij een beetje tact en overleg, dan kan hij zelfs doorgaan voor iemand, die er heel wat verstand van heeft. In de werkelijk heid is hij natuurlijk niets anders dan een papegaai, die napraat wat hem (en met hoe veel nadruk dikwijls) door anderen werd voorgezegd. Zoo gemakkelijk heeft de zelfstandige leek het niet. Hij weot, dat hij een leek is, en dus luisteren moet naar wat de kunstenaars hem doen hooren of zien. Hij is er ook van over tuigd, dat degenen, die de kunstvormen schiepen waaraan hij nu gewend is geraakt, door hun tijdgenooten, ook kunstenaars, zijn verguisd. Dit brengt hem in verwarring, want hij weet niet en hij kan voor zichzelf ook niet onderscheiden of de nieuwste kunst vormen, die men hem nu weer voorzet, blij vend zullen zijn of niet. Sprekende van de muziek, die de kunstvorm is, waarvoor de meesten onzer belangstelling hebben, wil ik maar zeggen, dat van oudsher groote com ponisten, aan wie wij nu niet meer twijfelen, in htm tijd werden bespot en veracht: wij behoeven ons maar de namen te herinne ren van Wagner, die uitgelachen is en zelfs van Beethoven, die in den beginne de waar deering niet gevonden heeft, waarmede zelfs de onontwikkelde leek hem nu aanhoort. Het is niet noodig op dit oogenblik namen te noemen van modernen, maar wij weten wel, dat de roem in onzen tijd dikwijls even snel komt als de verguizing naderhand en dat wat zich eergisteren als het modernste heeft aangediend, morgen al weer tot het ouderwetsche kan worden gerekend. Hoe komen wij uit dezen doolhof? Moeten wij maar op hoop van zegen het vreemdste bewonderen wat ons op muzikaal gebied wordt voorgezet? Moeten wij dus de compo nisten gelooven? Of kunnen wij houvast vin den in de omstandigheid, dat deze in onze leekenooren vreemd klinkende klanken wor den uitgevoerd door orkesten van groote re putatie onder leiding van hooggeschatte diri genten? Ook daarmede komen wij er niet. Ik bedoel niets onvriendelijks te zeggen, wan neer ik beweer dat dirigenten in ongeveer de zelfde moeilijkheid verkeeren als wij, omdat zij dienen voor te gaan en dus gevaar loopen zich belachelijk te maken, wanneer zij een nieuw talent niet tijdig hebben opgemerkt. Toch zijn ook zij vertrouwd met en dus ge bonden aan oude vormen en licht geneigd om maar te gelooven wat zij hopen, omdat hun bestaan er van afhangt, wanneer zij met de nachtschuit zouden komen. De welwillende en tot tegemoetkoming be reide leek hangt dus in de lucht, wanneer een moderne componist hem zijn ongewone klan ken doet hooren. Hij wil den ontwikkelings gang wel meegaan, hij vindt de gedachte om achter te blijven toch ook niet aangenaam, al geldt zijn bezwaar meer hemzelf dan de meening van zijn vrienden. Wat moet hij doen? Het is op een Donderdagavondooncert van het orkest van het Concertgebouw te Am sterdam voorgekomen, dat het gehoor na de vertolking van hypermoderne muziek in lachen uitbarstte en cle godin Caecilia weet hoe goed gedresseerd het Donderdagavond- publiek is: het zal nooit applaudisseeren tus- schen de deelen van een symphonie in. met eerbied aanhooren wat Mengelberg, Monteux of andere Machtige Mannen het willen voor zetten, het is dus bij uitstek voorzichtig en oordeelt niet, opdat het niet geoordeeld wor de. Toch schoot dit Donderdagavondpubliek in den lach over moderne muziek en de ge schiedenis vertelt niet of er ook onder de mu sici waren, die moeite hadden om hun ernst te bewaren. Die lach heeft ongetwijfeld allen, die welwillende leeken zijn, een riem onder het hart gestoken. Zij kunnen zich maar niet tevreden stellen met de verzekering van diri gent of uitvoerend musicus, dat de composi tie van A. of B. zoo buitengewoon mooi is opgebouwd. Zij verstouten zich, aan een nieuw muziekstuk nog een anderen eisch te stellen dan die doet denken aan een huis of aan een wiskundige vergelijking zij willen er namelijk ook door worden ontroerd. En komt die eigenaardige gewaarwording niet over hen. die gewaarwording dat zij een oogenblik weg zijn van de aarde, weg uit die zaal met menschen, weg uit de muren en dat zij zich voelen meedrijven op de klanken als vogelen in de lucht, dan veroorloven zij zich tot de conclusie te komen niet dat het mu ziekstuk niet mooi is, want dat zou aanmati gend zijn, maar dat zij het niet mooi vinden, wat hun goed recht is. Toen onlangs in Haarlem een orkestwerk werd uitgevoerd van een Neaerlandschen nieuwlichter op muzikaal gebied, heb ik met belangstelling de toelichting gelezen, die hij zelf op het programma van zijn compositie gaf. Hij begon met een vrij uitvoerige ontle ding en eindigde met deze woorden: „ik ben er mij van bewust, dat de bovenstaande ana lyse niet gebruikt kan worden om de „bedoe lingen" van het werk te begrijpen. Voor de muziekkenners, die nog altijd gelooven. dat oen componist dieper-in ooit buitenmuzikale bedoelingen met het schrijven van een com positie zou kunnen hebben, zij het volgende nog eens weer, vastgesteld: een componist componeert alleen dat, wat hij niet op andere wijze uiten, mededeelen kan. Het componee- ren geschiedt alleen terwille van het resul taat van het componeeren, terwille van de klank als men wil. Elk literair of picturaal apercu, gegeven met de beste bedoelingen, raakt tenslotte slechts bijzakelijkheden van een muzikaal opus. Ik onthoud mij dus van het geven van verklarende toelichtingen; de stemming van het werk mag een ieder aan zijn eigen ervaringen afmeten". Heel duidelijk is dit slotwoord niet, zeker niet- voor iemand, die weinig Fransch ver staat en in een literair of picturaal aparpu niet zoo dadelijk de goed Neisrlandsche uit drukking letterkundig of schilderend over zicht herkent, maar bovendien ook daarom niet, dat hier geen enkele maal sprake is van wat ons leeken toch het naaste aan het hart ligt, het ontroerende in de muziek. Toch schijnt de laatste volzin ons toe, daarheen op weg te zijn, namelijk de verklaring van ont houding van den componist en de vergun ning, dat iedereen de stemming van het werk aan zijn eigen ervaringen moet afmeten. Deze lijn doortrekkende zou ik tot mijn medeleeken willen zeggen: „laten wij ons over de nieuwe kunst niet al te veel bekom meren; niet bekommeren in dezen zin, dat wij er een goedwillend oor aan leenende, ons toch niet afvragen of wat wij hooren nu een meesterwerk is of niet Ten tijde van Wagner en van Beethoven, om bij deze twee groot heden te blijven, zijn er ook wel nieuwlich ters geweest, die in onzen tijd al lang verge ten zijn. Of het met de modernen van dezen tijd zoo zal gaan, zullen wij veilig aan de toekomst kunnen overlaten en wanneer hun muziek ons niet kan ontroeren dan mogen wij vrij blijven zeggen niet dat zij niet mooi is, maar dat wij haar niet mooi vinden. Het is beter, dat deze componisten dan maar medelijden hebben met ons gebrek aan muzikale ontwikkeling, dan dat wij "slaafs toe juichen wat ons toch innerlijk niei getroffen heeft. J. C. P. HET TOONEEL. ZIJN TERUGKEER. Woensdag geven de Vereendgde Schouw spelers onder directie van Pierre Mols in onzen Stadsschouwburg de premièrie van „Zijn Terugkeer", een tooneelspel, dat onder den titel „Karei und Anna" in het buitenland een groot succes mocht behalen. Wij laten hier den inhoud van dit alleszins belangrijke oorlogsstuk volgen. Het eerste bedrijf speelt in Rusland, ergens op de grens van Azië. Een Russisch kamp met Duitsohe krijgs gevangenen in den grooten Europeeschen oorlog. Richard en Karl werden reeds bij het begin van den oorlog gevangen genomen en zitten thans reeds drie jaren lang in het kamp, waar zij hun leven slijten in eentonigheid en somberheid. Dag in dag uit werken zij aan het maken van loopgraven. Zij deelen met een paar andere krijgsgevangenen één schuur als woning. Hun britsen staan naast elkaar. Drie jaren lang vertelt Richard hem van zijn vrouw, van Anna, die ginds ver in Duitsch land, op hem wacht Het zijn metaalarbeiders, en eenvoudige primitieve naturen. Richard is „schwerfallig" en langzaam, Karei jonger en onrustiger, Richard vertelt alles van zijn vrouw, alles tot zelfs de intiemste en geheimste dingen van hun huwelijkAlles in zijn eenvoudige, groote verlangen naar Anna. Het gevolg hiervan is, dat Karei, met zijn warme, jonge fantasie als 't ware bezeten wordt door zijn voorstelling van Anna; in zijn droomen verbeeldt hij zich Richard te zijn, en bij haar terug te komen; Anna's wezen wordt dermate in zijn innerlijk leven opgenomen, dat hij zich bijna als Anna', werkelijke echtgenoot voelt Op 'n avond, dat Richard, door de bruut heden van den Russischen opzichter tot het uiterste gedreven, zijn bijl grijpt, om dezen neer te slaan, komt Karl ongezien tusschen - beide. De opzichter keert zich om en ziet Karei met opgeheven bijlKarl laat zich beschuldigen in Richard's plaats zonder één woord te zeggen. Op 't moment, dat hij zal worden wegge voerd, weet hij te ontvluchten. In het tweede bedrijf komt Karei, na een vol jaar gezworven te hebben, aan het huis ran Anna, de „woonkeuken", waar zij -vroeger met Richard leefde, en waarvan deze hem zoo veel verteld heeft, drie jaren lang. Aanna is 'n eenvoudige arbeidster in een buitenwijk van Berlijn. Hij komt binnen en vindt Annaen alles zooals hij zich dit alles heeft voorgesteld door de verhalen van Richard. Hij wil zichzelf bij haar laten doorgaan voor Richard, die thans is teruggekeerd Is dit 'n leugen van Kail? Zijn ziel en zijn denken zijn zoo in beslag genomen door haar beeld, drie jaren lang!Hij gelooft, dat Richard thans dood is. en is hijzelf niet, door zijn voortdurende gedachte aan Anna, in zekeren zin, haar werkelijke echtgenoot ge worden? Anna kan niet aannemen, dat Karl Richard zou zijn. Doch hij weet zooveel van haar en van haar echtelijk leven, zooveel details en intimiteiten, en de oorlog heeft de mannen zoo doen veranderen, dat Anna door zijn tegenwoordigheid geheel verward raakt en zich zelf feitelijk geen rekenschap kan geven van haar eigen overtuiging: tenslotte valt zij in Karei's armen. Derde bedrijf. Wapenstilstand. De oorlog is uit. Richard komt terug. Maanden zijn verloopen sedert Karl en Anna elkander voor het eerst ontmoetten. Richard vol van zijn geluk komt zijn woon keuken binnen. Zijn plaats is door een ander ingenomen, door Karl, door zijn vroegeren kameraad in zijn -eenzaamheid, ginds in Rusland in het krijgsgevangenen-kamp. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Cu. per regeL Een heftige scène eindigt met de berusting van Richard in zijn noodlot.Het stond geschreven. Het moest zoo komen Anna en Karl gaan heen. Richard blijft achter ten prooi aan zijn groote smart en zijn doffe berustingMarie, 'n vriendin van Anna blijft bU hem achter, zooals Anna haar bij het afscheid gevraagd heeft Wie kon het helpen, dat het zoo geloopen ls? Het zijn allen, goede eenvoudige sterve lingen. slachtoffers, als zoovele anderen m hun land, en elders op de wereld, van de ellende geboren uit den waanzin: oorlog. Tot zoover de; inhoud van Karl und Anna Met belangstelling zien wij de eerste opvoering van het stuk door de Ver. Schouw spelers tegemoet. HET ENGELSCH TOONEEL VÓÓR SHAKESPEARE. Voor de vereeniglng „Geloof en Weten schap" sprak Vrijdagavond in den Schouw burg Jansweg, pater An toni us Bernaerts O. F. M., leeraar aan het R.K. Lyceum te Venray over „De oorsprong en verdere ont wikkeling van het Engelsch tooneel tot aan Shakespeare". De spreker werd ingeleid door den voorzitter, die een snellen vooruitgang in het ledental constateerde, en mede- deeling deed van eenige belangrijke wijzigingen in het verdere winterprogramma. Pater Bernaerts begon met een overzicht te geven van de vroegste, de Latijnsche, door geestelijken gewrochte tooneellitteratuur, die begint in de 9e eeuw, waartoe hij vergeleek die in Italié en Duitschland en Engeland. Hij gaf aan hoe voor het Paasch officium en voor het Kerstofficium liturgische stukken vervaardigd werden. Later komt het liturgi sche van de spelen losser te staan, de Heilige personen krijgen tegenfiguren uit het gewone leven. De Reformatie wierp zich zelfs op de vernietiging van liturgische teksten. In de dertiende eeuw raakte het tooneel buiten de kerk, het Latijn wordt verdrongen door de volkstaal, met steun der gilden voeren leeken mysterie- en mirakelspelen op. In 1890 heeft een Engelsche geleerde ook nog een overgangstype ontdekt van het lifchur- gische naar het mysteriespel. De lithurgische tekst wordt daarin eerst in het Latijn gezongen en daarna herhaald in de volkstaal. Van een eigenlijk Engelsch mirakelspel hebben wij geen enkelen tekst, mysterie spelen waren er echter weL Vijf vrij volledige teksten zijn er van over. Er was bij de gilden verband tusschen de stukken die zij opvoerden en het beroep dat zij vertegenwoordigden. De reformatie bracht ook hier wijziging van verschillende teksten in Protestantschen zin. Pater Bernaerts besprak vervolgens de richting van het tooneel. Er zijn ons eenige prenten gebleven, die van deze inrichting een voorstelling geven, doch zeer waarheidsge trouw is de weergeving niet altijd. De meeste mysteriespelen zijn processie spelen, de „wagenspelen", waren er een on derdeel van, daarin reden de acteurs op een wagen mee. Een en ander werd door den goed gedoeu- menteerden spreker verduidelijkt met zeer goede lichtbeelden. Pater Bernaerts sprak vervolgens over de intrede van den harlekijn rn het spel van den duivel en den lateren clown, zooals wij die bij Shakespeare aantreffen. In een verruwing een profaneering van het mysteriespel kondigt zich reeds de komst van het Engelsche blij- pel aan. Dit blijspel is concreter dan de moraliteit, die later in trek komt, de allego rische voorstelling van 's menschen leven, met de verpersoonlijkte Deugd en Ondeugd en andere karaktertrekken. Uitvoerig behandelde de spreker ook de ontwikkeling van het schouwburgwezen tijdens de regeering van Elizabeth. Hij schetste hoe de schouwburgen ontstonden uit de voor stellingsruimten bij de herbergen, en lichtte den bouw en inrichting van den schouwburg toe. aan de hand van een door pater Johan de Wit vervaardigde teekening. Wat hij ver telde was door zijn merkwaardigheid zeer belangwekkend, het gaf een verklaring van vele oude termen, die nu nog in schouwbur gen gebruikt worden. Ten voorbeeld noemde pater Bernaerts ver schillende spelen, zoo het eerste Engelsche blijspel „Ralph Roister Doister van Nicholas Udall. de tragedie „Gorboduc" en de werken van Marlowe. De uitvoerige uiteenzetting werd door een vrij talrijk publiek met aandacht gevolgd en de voorzitter zegde den spreker aan liet slot dank. ANNIE WOUD VOOR DE MICROPHOON. UITZENDING UIT WEENEN. Het concert te Weenen onder leiding van Prof. Robert Heger uitvoering van Esther van Handel waaraan Annie Woud op Woensdag 8 Januari als alt-soliste zal me dewerken. wordt naar wij vernemen, om 6 u. 20 per radio golflengte 517 M. uitge zonden. >tWii Bouwen"f een groote en mooie documentaire film. Joris Ivens moet wel het vernuft van den Ingenieur, het aesthetlsch gevoel van den architect, de stoere kracht van den arbeider in zich hebben, om zoo zijn jongste films, die van het bouwen in zijn vele vormen, ziel en karakter te geven, zoo het essentieele wezen van het heien, van het grondwerk, van den betonbouw weer te geven in een film. In verschillende hoeken van ons land heeft Ivens gefilmd om dit werk voor den Alg. Ned. Bouwarbeidersbond te maken. In zijn overall klauterde hij op de zandtreinen die In he: Limburgsche land tusschen Heerlen, Kerk- rade en Simpelveld voortsjokken en letter lijk heuvels verzetten voor een bouw van een mijnspoorweg; jong en lenig als hij ls. kroop hij langs de armen van kranen en transpor teurs bij de Zuiderzeewerken; in een marine vliegtuig vloog hij boven Wleringen, den Oever, de Oude Zeug; met de arbeiders be woog hij zich over de slappe zinkst.ukken voor den dijk van de Wieringcrmeer; In Amsterdam klauterde hij op daken-in-wor ding; in Rotterdam filmde hij den bouw van caissons. En weken lang werkte hij in zijn atelier aan het Singel in Amsterdam tusschen de tallooze filmstrooken die hij daar met zijn jonge helpers mat en monteerde tot hij de films „Wij bouwen". „Spoorwegbouw ln Lim burg", ,Dc Zuiderzeewerken". „Timmerfa briek" en „Steenhouwerij" kreeg. De laatste twee filmpjes werden niet door Ivens zelf vervaardigd, doch onder zijn leiding door den Haarlemmer Jan Hin. Tezamen is het zoo om en bij de vierduizend meter zuiver documen taire film. waarvan „Wij bouwen" de grootste en 2000 Meter lang is. De films zijn bedoeld als propagandamateriaal voor den Bouwar beidersbond. doch, daar vooral „Zuiderzee werken" een film van groote kunstwaarde is. zou het ons niets verwonderen als deze film evenals het fragment .Heien" mettertijd in avant-garde-theaters en in verschillende bioscopen vertoond zou worden. Wie eengiszins op de hoogte is van hetgeen in ons land aan documentaire film werd ge maakt, weet, dat het daar op een enkele goede uitzondering na niet al te best meer gesteld is. Meestal krijgt een filmonderneming een scenario te verfilmen, gemaakt door een vcr- eenlgingssecretaris of een bedrijfsleider die meestal van film bitter weinig verstand heeft en, door een serie vondsten van Russische regisseurs na te apen, tracht zijn werk een modem tintje te geven. En het is wel een groote, mooie geste van den Bouwarbeiders- bond geweest, Ivens zoo veel als mogelijk was vrij te laten in zijn werk. Zijn film moest aan den eisch voldoen, dat zij het bouwbe drijf in beeld bracht, doch tevens diende Ivens iets te laten zien van de organisatie, had hij de aandacht te vestigen op het nut hiervan, Zoo was de artiest begrijpelijkerwijs genood zaakt concessies te doen, doah wat hij aan vrijheid hierbij inboette, won hij elders en en zoo is op de minder gelukkige, maar toch nog vaak verrassende scènes van de organi satie na, een documentaire film ontstaan die twee uren lang het publiek boeit en bekoort, en waarvan de eerste vertooning een zeer be langrijk feit in de geschiedenis der film kunst is. Want Ivens heeft met „Wij bouwen" een der grootste documentaire films gescha pen en getoond dat een dergelijke film, zonder sensatie, zonder intrige, evenzeer de aandacht heeft als welke dramatische super- of sport- of boevenfilm ook. „Wij bouwen", de groote film dus wordt ingezet met een aantal fragmentarische beeldenreeksen n heeft direct daarop de acte „Helen". Sedert dit deel in De Uitkijk draaide heeft Ivens het nog belangrijk be kort. waardoor alles nog strakker, het slot nog sterker is in 't doordringende rhythmi- sche op-en-neer gaan van het heiblok. En ..Heien" blijft Ivens' beste werk. De frag menten van de organisatie, van 't kantoor, de bestuurderen toonen dat Ivens geen man is om binnenshuis te werken, hij moet luch ten hebben en water, grootsche bouwwerken, ijzerconstructies, daarbij voelt hij zich thuis, die doorgrondt hij .En toch zitten er in dit" gedeelte enkele goede scènes. Geestig is Ivens, wanneer hij een kort fragment brengt van een vacantiefeest van jonge :-rbeiders van een tochtje met een boot op den Rijn, van Rozen daal met „bedriegertjes" en ket tingbrug. Ook in de deelen van den beton bouw voor „De Telegraaf" is Ivens nog niet geheel op dreef, te veel is het „kijkspel"; aardige effecten bereikt hij in het fragment van het moderne fabrieksgebouw van Van Nelle te Rotterdam met zijn glazen wanden. Doch, zoo we 't nog niet wisten, dan leeren wc van „WU bouwen", dat Ivens de beweging noodig heeft, hij zoekt het .hythme van machines, het regelmatig koeren en wenden, rijzen en dalen van onderdeelen op. En zoo werd daardoor het laatste deel van „Wij bouwen", dat van de Zuiderzeewerken, mede door de strakke, Juiste montage tot een buitengewoon mooi stuk werk. Er zit een sterke, innerlijke spanning in deze film die zoo'n schitterend voorbeeld is van hoe een kunstenaar zulke doodgewone, alledaagsche dingen als bouwen en zand- storten kan uitbeelden, hoe hij de ziel, het karakter van dit werk weer kan geven- Van de Zuiderzeewerken heeft Ivens apart Joris Ivens xcerkt. nog een film gemaakt, die vijf acten lang ls. uitvoeriger beelden geeft vaa het geweldige werk. daardoor niet zóo sterk van conceptie vermocht te zijn, als het kortere slot van „Wij bouwenIvens loopt vaa< kans zich in het detail te verliezen, maar daar het nim mer stoort, doet het aan het geheele werk weinig af. Men behoeft ook niet te verwach ten, dat al het werk zoo zuiver zal zijn als „Heien". We krijgen hier de verschillende onder- deelen van het werk te zien, den sluizenbouw bij Den Oever, het maken en verslecpen van zinkstokkenhet leggen van kraaamatter., alles met het oog van den cineast gezien. Doch als Ivens dan gaat werken bij de lompe baggermolens die traagzaam ploeteren, bij de monsterachtige grijpers die open gaan als geweldige muilen, die bruut happen in kléi- massa's, meedoogenloos sluiten en dan plots snel wegzwenken om al het zand of de klei uit te braken in het wild schuimende en hef tig opstuivende klotsende water. zie dan kan Ivens zijn kracht ontplooien, dan groeit er een climax in zijn werk, ciio groeien blijft bij het regelmatig zwenken van de giganti sche armen van kranen en grijpers, bij het snel stroomendc water tusschen cle twee einden van den dijk die elkaar steeds meer naderen, bij den strijd tusschen water ca klei, Je voelt het grootsche ln dit inge nieurswerk, beleeft de sensatie van liet nau wer worden van het gat, ziet hoe brokken klei blijven liggen, hoe 't water wijkt en klot sen gaat teven den dijk, die 't eerste stok af sluit. Wondermooi heeft Ivens het staag, vol hardend doorwerken hier tot uiting gebracht in scènes van draaiende kranen en happende grijpers, regelmatig, sterk rhythmisch be wegend. Wij moeten Joris Ivens dankbaar zijn. De film van den aanleg van een mijn- spoorweg in het Limburgsche heuvelland gaf Ivens gelegenheid treinen en menschen te filmen, is heel goed van becldverdecling en keurig van montage. Jan Hin maakte, zooals gezegd, ondetf Ivens' leiding twee korte filmpjes „Timmer fabriek" en „Steenhouwerij'' waarvan dé laatste verrassend goed Ls. sterk van rhyth me. van licht en donker-werktng vooral aart het slot. Zoo plotseling Ls Joris Ivens de Jonge Am sterdammer met zulk schitterend werk voor den dag gekomen, dat we do bctcckenls van dit feit misschien nog niet genoeg begrijoen. Maar zeker is het, dat hier iets groots* tot» stand gebracht werd. 1 C. G, B. Een der monsterachtige grijpers. t Leggen van een zinteluK. JJjti „Zuiderzeewerken," Joris Ivens, DINSDAG 7 JANUARI Stadsschouwburg. De Vcreenlgde Schouw spelers. (Pierre Mols». „Malle Patsy". 8 uur. Gem. Concertzaal. Gom. Orgelconcert. George Robert, orgel Theodora Versteeg h, alt, 8 uur. Het Blauwe Kruis, Oude Groenmarkt. Openbare vergadering winkelbedienden. G. J. A. Smit Jr.: .De Vrije Middag voor de winkelbedienden." 8.30 uur. Palace. ,De Man met hot IJzeren Masker". 8.15 uur. Luxor Theater. „Saxophoon Susl". Tooneel: Les Corellis en 2 Barty's. 8.15 uur. Rembrandt Theatpr. „The Singing Fool". Tooneel: Yamamoto and Koyoskl. 230, 7 en 9.15 uur. Veisen: Raadhuis. Gemeenteraad 7 uur. WOENSDAG 8 JANUARI Stadsschouwburg. „Zijn terugkeer" (Karl und Anna). 8 uur. Schouwburg Jansweg. Abonnementsvoor stelling. ,De Broadway-Melodic". 8.15 uur. Gem. Concertzaal. Ledenconcert H. O. V. o. L v. Eduard van Belnum. Josef Petnbaur. piano. 8.15 uur. Doopsgezinde Kerk. Groote Houtstraat 43. Ds. S. H. N. Gorter: „De Russische Doopsge zinde Emigranten". 8 uur. Bioscoopvoorstellingen, 'g middags en 's avonds. Statenzaal, Prinsenhof. Gemeenteraad. 1.30 en zoo noodig 8 uur. Teylerti Museum. Spaame 1«. Geopend op werkdagen van 11-3 uur. beaaim Maan. dags toegang rrij, «aai*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5