Vraagt
ucWt; Moquette Tapijten
OM ONS HEEN
LETTEREN EN KUNST
BELANGRIJK NIEUW WERK VAN JORIS IVENS.
en Loopers
AGENDA
HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 7 JANUARI 1930
TWEEDE BLAD
No. 3833
DE KUNST EN DE LEEK.
De leek, de welmeenende leek, is er op
kunstgebied slecht aan toe. HU is gewend ge
raakt aan de vormen, die hij heeft leeren
kennen en hij kan zich moeilijk of in het
geheel niet aanpassen bij wat men hem als
nieuwste op kunstgebied voorzet. Heeft hij
geen eigen smaak, geen karakter en dus een
onbegrensde onderdanigheid, dan is het
makkelijk genoeg. Hij praat dan maar na
wat men hem voorzegt en kan er, wanneer
hij dat goed in zijn geheugen prent, nooit een
vergissing mee maken. Vooral namen moet
hij dan goed onthouden, om zoodra kunst
van deze menschen zich aan hem voordoet, te
kunnen zeggen: „Dat is mooi! Dat is prach
tig." Heeft hij een beetje tact en overleg, dan
kan hij zelfs doorgaan voor iemand, die er
heel wat verstand van heeft. In de werkelijk
heid is hij natuurlijk niets anders dan een
papegaai, die napraat wat hem (en met hoe
veel nadruk dikwijls) door anderen werd
voorgezegd.
Zoo gemakkelijk heeft de zelfstandige leek
het niet. Hij weot, dat hij een leek is, en dus
luisteren moet naar wat de kunstenaars hem
doen hooren of zien. Hij is er ook van over
tuigd, dat degenen, die de kunstvormen
schiepen waaraan hij nu gewend is geraakt,
door hun tijdgenooten, ook kunstenaars, zijn
verguisd. Dit brengt hem in verwarring, want
hij weet niet en hij kan voor zichzelf ook
niet onderscheiden of de nieuwste kunst
vormen, die men hem nu weer voorzet, blij
vend zullen zijn of niet. Sprekende van de
muziek, die de kunstvorm is, waarvoor de
meesten onzer belangstelling hebben, wil ik
maar zeggen, dat van oudsher groote com
ponisten, aan wie wij nu niet meer twijfelen,
in htm tijd werden bespot en veracht: wij
behoeven ons maar de namen te herinne
ren van Wagner, die uitgelachen is en zelfs
van Beethoven, die in den beginne de waar
deering niet gevonden heeft, waarmede zelfs
de onontwikkelde leek hem nu aanhoort.
Het is niet noodig op dit oogenblik namen
te noemen van modernen, maar wij weten
wel, dat de roem in onzen tijd dikwijls even
snel komt als de verguizing naderhand en
dat wat zich eergisteren als het modernste
heeft aangediend, morgen al weer tot het
ouderwetsche kan worden gerekend.
Hoe komen wij uit dezen doolhof? Moeten
wij maar op hoop van zegen het vreemdste
bewonderen wat ons op muzikaal gebied
wordt voorgezet? Moeten wij dus de compo
nisten gelooven? Of kunnen wij houvast vin
den in de omstandigheid, dat deze in onze
leekenooren vreemd klinkende klanken wor
den uitgevoerd door orkesten van groote re
putatie onder leiding van hooggeschatte diri
genten? Ook daarmede komen wij er niet.
Ik bedoel niets onvriendelijks te zeggen, wan
neer ik beweer dat dirigenten in ongeveer de
zelfde moeilijkheid verkeeren als wij, omdat
zij dienen voor te gaan en dus gevaar loopen
zich belachelijk te maken, wanneer zij een
nieuw talent niet tijdig hebben opgemerkt.
Toch zijn ook zij vertrouwd met en dus ge
bonden aan oude vormen en licht geneigd
om maar te gelooven wat zij hopen, omdat
hun bestaan er van afhangt, wanneer zij
met de nachtschuit zouden komen.
De welwillende en tot tegemoetkoming be
reide leek hangt dus in de lucht, wanneer een
moderne componist hem zijn ongewone klan
ken doet hooren. Hij wil den ontwikkelings
gang wel meegaan, hij vindt de gedachte om
achter te blijven toch ook niet aangenaam,
al geldt zijn bezwaar meer hemzelf dan de
meening van zijn vrienden. Wat moet hij
doen?
Het is op een Donderdagavondooncert van
het orkest van het Concertgebouw te Am
sterdam voorgekomen, dat het gehoor na de
vertolking van hypermoderne muziek in
lachen uitbarstte en cle godin Caecilia weet
hoe goed gedresseerd het Donderdagavond-
publiek is: het zal nooit applaudisseeren tus-
schen de deelen van een symphonie in. met
eerbied aanhooren wat Mengelberg, Monteux
of andere Machtige Mannen het willen voor
zetten, het is dus bij uitstek voorzichtig en
oordeelt niet, opdat het niet geoordeeld wor
de. Toch schoot dit Donderdagavondpubliek
in den lach over moderne muziek en de ge
schiedenis vertelt niet of er ook onder de mu
sici waren, die moeite hadden om hun ernst
te bewaren. Die lach heeft ongetwijfeld allen,
die welwillende leeken zijn, een riem onder
het hart gestoken. Zij kunnen zich maar niet
tevreden stellen met de verzekering van diri
gent of uitvoerend musicus, dat de composi
tie van A. of B. zoo buitengewoon mooi is
opgebouwd. Zij verstouten zich, aan een
nieuw muziekstuk nog een anderen eisch te
stellen dan die doet denken aan een huis of
aan een wiskundige vergelijking zij willen
er namelijk ook door worden ontroerd. En
komt die eigenaardige gewaarwording niet
over hen. die gewaarwording dat zij een
oogenblik weg zijn van de aarde, weg uit die
zaal met menschen, weg uit de muren en dat
zij zich voelen meedrijven op de klanken als
vogelen in de lucht, dan veroorloven zij zich
tot de conclusie te komen niet dat het mu
ziekstuk niet mooi is, want dat zou aanmati
gend zijn, maar dat zij het niet mooi vinden,
wat hun goed recht is.
Toen onlangs in Haarlem een orkestwerk
werd uitgevoerd van een Neaerlandschen
nieuwlichter op muzikaal gebied, heb ik met
belangstelling de toelichting gelezen, die hij
zelf op het programma van zijn compositie
gaf. Hij begon met een vrij uitvoerige ontle
ding en eindigde met deze woorden: „ik ben
er mij van bewust, dat de bovenstaande ana
lyse niet gebruikt kan worden om de „bedoe
lingen" van het werk te begrijpen. Voor de
muziekkenners, die nog altijd gelooven. dat
oen componist dieper-in ooit buitenmuzikale
bedoelingen met het schrijven van een com
positie zou kunnen hebben, zij het volgende
nog eens weer, vastgesteld: een componist
componeert alleen dat, wat hij niet op andere
wijze uiten, mededeelen kan. Het componee-
ren geschiedt alleen terwille van het resul
taat van het componeeren, terwille van de
klank als men wil. Elk literair of picturaal
apercu, gegeven met de beste bedoelingen,
raakt tenslotte slechts bijzakelijkheden van
een muzikaal opus. Ik onthoud mij dus van
het geven van verklarende toelichtingen; de
stemming van het werk mag een ieder aan
zijn eigen ervaringen afmeten".
Heel duidelijk is dit slotwoord niet, zeker
niet- voor iemand, die weinig Fransch ver
staat en in een literair of picturaal aparpu
niet zoo dadelijk de goed Neisrlandsche uit
drukking letterkundig of schilderend over
zicht herkent, maar bovendien ook daarom
niet, dat hier geen enkele maal sprake is van
wat ons leeken toch het naaste aan het hart
ligt, het ontroerende in de muziek. Toch
schijnt de laatste volzin ons toe, daarheen op
weg te zijn, namelijk de verklaring van ont
houding van den componist en de vergun
ning, dat iedereen de stemming van het werk
aan zijn eigen ervaringen moet afmeten.
Deze lijn doortrekkende zou ik tot mijn
medeleeken willen zeggen: „laten wij ons
over de nieuwe kunst niet al te veel bekom
meren; niet bekommeren in dezen zin, dat
wij er een goedwillend oor aan leenende, ons
toch niet afvragen of wat wij hooren nu een
meesterwerk is of niet Ten tijde van Wagner
en van Beethoven, om bij deze twee groot
heden te blijven, zijn er ook wel nieuwlich
ters geweest, die in onzen tijd al lang verge
ten zijn. Of het met de modernen van dezen
tijd zoo zal gaan, zullen wij veilig aan de
toekomst kunnen overlaten en wanneer hun
muziek ons niet kan ontroeren dan mogen wij
vrij blijven zeggen niet dat zij niet mooi is,
maar dat wij haar niet mooi vinden.
Het is beter, dat deze componisten dan
maar medelijden hebben met ons gebrek aan
muzikale ontwikkeling, dan dat wij "slaafs toe
juichen wat ons toch innerlijk niei getroffen
heeft.
J. C. P.
HET TOONEEL.
ZIJN TERUGKEER.
Woensdag geven de Vereendgde Schouw
spelers onder directie van Pierre Mols
in onzen Stadsschouwburg de premièrie van
„Zijn Terugkeer", een tooneelspel, dat onder
den titel „Karei und Anna" in het buitenland
een groot succes mocht behalen. Wij laten
hier den inhoud van dit alleszins belangrijke
oorlogsstuk volgen.
Het eerste bedrijf speelt in Rusland, ergens
op de grens van Azië.
Een Russisch kamp met Duitsohe krijgs
gevangenen in den grooten Europeeschen
oorlog.
Richard en Karl werden reeds bij het begin
van den oorlog gevangen genomen en zitten
thans reeds drie jaren lang in het kamp,
waar zij hun leven slijten in eentonigheid
en somberheid. Dag in dag uit werken zij aan
het maken van loopgraven. Zij deelen met
een paar andere krijgsgevangenen één schuur
als woning. Hun britsen staan naast elkaar.
Drie jaren lang vertelt Richard hem van zijn
vrouw, van Anna, die ginds ver in Duitsch
land, op hem wacht
Het zijn metaalarbeiders, en eenvoudige
primitieve naturen. Richard is „schwerfallig"
en langzaam, Karei jonger en onrustiger,
Richard vertelt alles van zijn vrouw, alles
tot zelfs de intiemste en geheimste dingen
van hun huwelijkAlles in zijn eenvoudige,
groote verlangen naar Anna.
Het gevolg hiervan is, dat Karei, met zijn
warme, jonge fantasie als 't ware bezeten
wordt door zijn voorstelling van Anna; in
zijn droomen verbeeldt hij zich Richard te
zijn, en bij haar terug te komen; Anna's
wezen wordt dermate in zijn innerlijk leven
opgenomen, dat hij zich bijna als Anna',
werkelijke echtgenoot voelt
Op 'n avond, dat Richard, door de bruut
heden van den Russischen opzichter tot het
uiterste gedreven, zijn bijl grijpt, om dezen
neer te slaan, komt Karl ongezien tusschen -
beide. De opzichter keert zich om en ziet
Karei met opgeheven bijlKarl laat zich
beschuldigen in Richard's plaats zonder één
woord te zeggen.
Op 't moment, dat hij zal worden wegge
voerd, weet hij te ontvluchten.
In het tweede bedrijf komt Karei, na een
vol jaar gezworven te hebben, aan het huis
ran Anna, de „woonkeuken", waar zij -vroeger
met Richard leefde, en waarvan deze hem
zoo veel verteld heeft, drie jaren lang.
Aanna is 'n eenvoudige arbeidster in een
buitenwijk van Berlijn.
Hij komt binnen en vindt Annaen alles
zooals hij zich dit alles heeft voorgesteld
door de verhalen van Richard.
Hij wil zichzelf bij haar laten doorgaan
voor Richard, die thans is teruggekeerd
Is dit 'n leugen van Kail? Zijn ziel en zijn
denken zijn zoo in beslag genomen door haar
beeld, drie jaren lang!Hij gelooft, dat
Richard thans dood is. en is hijzelf niet, door
zijn voortdurende gedachte aan Anna, in
zekeren zin, haar werkelijke echtgenoot ge
worden?
Anna kan niet aannemen, dat Karl Richard
zou zijn. Doch hij weet zooveel van haar en
van haar echtelijk leven, zooveel details en
intimiteiten, en de oorlog heeft de mannen
zoo doen veranderen, dat Anna door zijn
tegenwoordigheid geheel verward raakt en
zich zelf feitelijk geen rekenschap kan geven
van haar eigen overtuiging: tenslotte valt zij
in Karei's armen.
Derde bedrijf. Wapenstilstand. De oorlog is
uit. Richard komt terug.
Maanden zijn verloopen sedert Karl en
Anna elkander voor het eerst ontmoetten.
Richard vol van zijn geluk komt zijn woon
keuken binnen.
Zijn plaats is door een ander ingenomen,
door Karl, door zijn vroegeren kameraad in
zijn -eenzaamheid, ginds in Rusland in het
krijgsgevangenen-kamp.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Cu. per regeL
Een heftige scène eindigt met de berusting
van Richard in zijn noodlot.Het stond
geschreven. Het moest zoo komen
Anna en Karl gaan heen. Richard blijft
achter ten prooi aan zijn groote smart en
zijn doffe berustingMarie, 'n vriendin
van Anna blijft bU hem achter, zooals Anna
haar bij het afscheid gevraagd heeft
Wie kon het helpen, dat het zoo geloopen
ls? Het zijn allen, goede eenvoudige sterve
lingen. slachtoffers, als zoovele anderen m
hun land, en elders op de wereld, van de
ellende geboren uit den waanzin: oorlog.
Tot zoover de; inhoud van Karl und
Anna Met belangstelling zien wij de eerste
opvoering van het stuk door de Ver. Schouw
spelers tegemoet.
HET ENGELSCH TOONEEL
VÓÓR SHAKESPEARE.
Voor de vereeniglng „Geloof en Weten
schap" sprak Vrijdagavond in den Schouw
burg Jansweg, pater An toni us Bernaerts
O. F. M., leeraar aan het R.K. Lyceum te
Venray over „De oorsprong en verdere ont
wikkeling van het Engelsch tooneel tot aan
Shakespeare".
De spreker werd ingeleid door den
voorzitter, die een snellen vooruitgang
in het ledental constateerde, en mede-
deeling deed van eenige belangrijke
wijzigingen in het verdere winterprogramma.
Pater Bernaerts begon met een overzicht te
geven van de vroegste, de Latijnsche, door
geestelijken gewrochte tooneellitteratuur, die
begint in de 9e eeuw, waartoe hij vergeleek
die in Italié en Duitschland en Engeland. Hij
gaf aan hoe voor het Paasch officium en
voor het Kerstofficium liturgische stukken
vervaardigd werden. Later komt het liturgi
sche van de spelen losser te staan, de Heilige
personen krijgen tegenfiguren uit het gewone
leven. De Reformatie wierp zich zelfs op de
vernietiging van liturgische teksten.
In de dertiende eeuw raakte het tooneel
buiten de kerk, het Latijn wordt verdrongen
door de volkstaal, met steun der gilden voeren
leeken mysterie- en mirakelspelen op.
In 1890 heeft een Engelsche geleerde ook
nog een overgangstype ontdekt van het lifchur-
gische naar het mysteriespel. De lithurgische
tekst wordt daarin eerst in het Latijn gezongen
en daarna herhaald in de volkstaal.
Van een eigenlijk Engelsch mirakelspel
hebben wij geen enkelen tekst, mysterie
spelen waren er echter weL Vijf vrij volledige
teksten zijn er van over. Er was bij de gilden
verband tusschen de stukken die zij opvoerden
en het beroep dat zij vertegenwoordigden.
De reformatie bracht ook hier wijziging van
verschillende teksten in Protestantschen
zin.
Pater Bernaerts besprak vervolgens de
richting van het tooneel. Er zijn ons eenige
prenten gebleven, die van deze inrichting een
voorstelling geven, doch zeer waarheidsge
trouw is de weergeving niet altijd.
De meeste mysteriespelen zijn processie
spelen, de „wagenspelen", waren er een on
derdeel van, daarin reden de acteurs op een
wagen mee.
Een en ander werd door den goed gedoeu-
menteerden spreker verduidelijkt met zeer
goede lichtbeelden.
Pater Bernaerts sprak vervolgens over de
intrede van den harlekijn rn het spel van
den duivel en den lateren clown, zooals wij die
bij Shakespeare aantreffen. In een verruwing
een profaneering van het mysteriespel kondigt
zich reeds de komst van het Engelsche blij-
pel aan. Dit blijspel is concreter dan de
moraliteit, die later in trek komt, de allego
rische voorstelling van 's menschen leven, met
de verpersoonlijkte Deugd en Ondeugd en
andere karaktertrekken.
Uitvoerig behandelde de spreker ook de
ontwikkeling van het schouwburgwezen tijdens
de regeering van Elizabeth. Hij schetste hoe
de schouwburgen ontstonden uit de voor
stellingsruimten bij de herbergen, en lichtte
den bouw en inrichting van den schouwburg
toe. aan de hand van een door pater Johan
de Wit vervaardigde teekening. Wat hij ver
telde was door zijn merkwaardigheid zeer
belangwekkend, het gaf een verklaring van
vele oude termen, die nu nog in schouwbur
gen gebruikt worden.
Ten voorbeeld noemde pater Bernaerts ver
schillende spelen, zoo het eerste Engelsche
blijspel „Ralph Roister Doister van Nicholas
Udall. de tragedie „Gorboduc" en de werken
van Marlowe.
De uitvoerige uiteenzetting werd door een
vrij talrijk publiek met aandacht gevolgd
en de voorzitter zegde den spreker aan liet
slot dank.
ANNIE WOUD VOOR DE
MICROPHOON.
UITZENDING UIT WEENEN.
Het concert te Weenen onder leiding van
Prof. Robert Heger uitvoering van Esther
van Handel waaraan Annie Woud op
Woensdag 8 Januari als alt-soliste zal me
dewerken. wordt naar wij vernemen, om
6 u. 20 per radio golflengte 517 M. uitge
zonden.
>tWii Bouwen"f een groote en mooie documentaire film.
Joris Ivens moet wel het vernuft van den
Ingenieur, het aesthetlsch gevoel van den
architect, de stoere kracht van den arbeider
in zich hebben, om zoo zijn jongste films,
die van het bouwen in zijn vele vormen, ziel
en karakter te geven, zoo het essentieele wezen
van het heien, van het grondwerk, van den
betonbouw weer te geven in een film.
In verschillende hoeken van ons land heeft
Ivens gefilmd om dit werk voor den Alg. Ned.
Bouwarbeidersbond te maken. In zijn overall
klauterde hij op de zandtreinen die In he:
Limburgsche land tusschen Heerlen, Kerk-
rade en Simpelveld voortsjokken en letter
lijk heuvels verzetten voor een bouw van een
mijnspoorweg; jong en lenig als hij ls. kroop
hij langs de armen van kranen en transpor
teurs bij de Zuiderzeewerken; in een marine
vliegtuig vloog hij boven Wleringen, den
Oever, de Oude Zeug; met de arbeiders be
woog hij zich over de slappe zinkst.ukken
voor den dijk van de Wieringcrmeer; In
Amsterdam klauterde hij op daken-in-wor
ding; in Rotterdam filmde hij den bouw van
caissons. En weken lang werkte hij in zijn
atelier aan het Singel in Amsterdam tusschen
de tallooze filmstrooken die hij daar met zijn
jonge helpers mat en monteerde tot hij de
films „Wij bouwen". „Spoorwegbouw ln Lim
burg", ,Dc Zuiderzeewerken". „Timmerfa
briek" en „Steenhouwerij" kreeg. De laatste
twee filmpjes werden niet door Ivens zelf
vervaardigd, doch onder zijn leiding door den
Haarlemmer Jan Hin. Tezamen is het zoo om
en bij de vierduizend meter zuiver documen
taire film. waarvan „Wij bouwen" de grootste
en 2000 Meter lang is. De films zijn bedoeld
als propagandamateriaal voor den Bouwar
beidersbond. doch, daar vooral „Zuiderzee
werken" een film van groote kunstwaarde is.
zou het ons niets verwonderen als deze film
evenals het fragment .Heien" mettertijd in
avant-garde-theaters en in verschillende
bioscopen vertoond zou worden.
Wie eengiszins op de hoogte is van hetgeen
in ons land aan documentaire film werd ge
maakt, weet, dat het daar op een enkele goede
uitzondering na niet al te best meer gesteld
is. Meestal krijgt een filmonderneming een
scenario te verfilmen, gemaakt door een vcr-
eenlgingssecretaris of een bedrijfsleider die
meestal van film bitter weinig verstand heeft
en, door een serie vondsten van Russische
regisseurs na te apen, tracht zijn werk een
modem tintje te geven. En het is wel een
groote, mooie geste van den Bouwarbeiders-
bond geweest, Ivens zoo veel als mogelijk was
vrij te laten in zijn werk. Zijn film moest
aan den eisch voldoen, dat zij het bouwbe
drijf in beeld bracht, doch tevens diende Ivens
iets te laten zien van de organisatie, had hij
de aandacht te vestigen op het nut hiervan,
Zoo was de artiest begrijpelijkerwijs genood
zaakt concessies te doen, doah wat hij aan
vrijheid hierbij inboette, won hij elders en
en zoo is op de minder gelukkige, maar toch
nog vaak verrassende scènes van de organi
satie na, een documentaire film ontstaan die
twee uren lang het publiek boeit en bekoort,
en waarvan de eerste vertooning een zeer be
langrijk feit in de geschiedenis der film
kunst is. Want Ivens heeft met „Wij bouwen"
een der grootste documentaire films gescha
pen en getoond dat een dergelijke film, zonder
sensatie, zonder intrige, evenzeer de aandacht
heeft als welke dramatische super- of sport-
of boevenfilm ook.
„Wij bouwen", de groote film dus wordt
ingezet met een aantal fragmentarische
beeldenreeksen n heeft direct daarop de
acte „Helen". Sedert dit deel in De Uitkijk
draaide heeft Ivens het nog belangrijk be
kort. waardoor alles nog strakker, het slot
nog sterker is in 't doordringende rhythmi-
sche op-en-neer gaan van het heiblok. En
..Heien" blijft Ivens' beste werk. De frag
menten van de organisatie, van 't kantoor,
de bestuurderen toonen dat Ivens geen man
is om binnenshuis te werken, hij moet luch
ten hebben en water, grootsche bouwwerken,
ijzerconstructies, daarbij voelt hij zich thuis,
die doorgrondt hij .En toch zitten er in dit"
gedeelte enkele goede scènes. Geestig is
Ivens, wanneer hij een kort fragment brengt
van een vacantiefeest van jonge :-rbeiders
van een tochtje met een boot op den Rijn,
van Rozen daal met „bedriegertjes" en ket
tingbrug. Ook in de deelen van den beton
bouw voor „De Telegraaf" is Ivens nog niet
geheel op dreef, te veel is het „kijkspel";
aardige effecten bereikt hij in het fragment
van het moderne fabrieksgebouw van Van
Nelle te Rotterdam met zijn glazen wanden.
Doch, zoo we 't nog niet wisten, dan leeren
wc van „WU bouwen", dat Ivens de beweging
noodig heeft, hij zoekt het .hythme van
machines, het regelmatig koeren en wenden,
rijzen en dalen van onderdeelen op. En zoo
werd daardoor het laatste deel van „Wij
bouwen", dat van de Zuiderzeewerken, mede
door de strakke, Juiste montage tot een
buitengewoon mooi stuk werk.
Er zit een sterke, innerlijke spanning in
deze film die zoo'n schitterend voorbeeld is
van hoe een kunstenaar zulke doodgewone,
alledaagsche dingen als bouwen en zand-
storten kan uitbeelden, hoe hij de ziel, het
karakter van dit werk weer kan geven-
Van de Zuiderzeewerken heeft Ivens apart
Joris Ivens xcerkt.
nog een film gemaakt, die vijf acten lang ls.
uitvoeriger beelden geeft vaa het geweldige
werk. daardoor niet zóo sterk van conceptie
vermocht te zijn, als het kortere slot van
„Wij bouwenIvens loopt vaa< kans zich in
het detail te verliezen, maar daar het nim
mer stoort, doet het aan het geheele werk
weinig af. Men behoeft ook niet te verwach
ten, dat al het werk zoo zuiver zal zijn als
„Heien".
We krijgen hier de verschillende onder-
deelen van het werk te zien, den sluizenbouw
bij Den Oever, het maken en verslecpen van
zinkstokkenhet leggen van kraaamatter.,
alles met het oog van den cineast gezien.
Doch als Ivens dan gaat werken bij de lompe
baggermolens die traagzaam ploeteren, bij
de monsterachtige grijpers die open gaan als
geweldige muilen, die bruut happen in kléi-
massa's, meedoogenloos sluiten en dan plots
snel wegzwenken om al het zand of de klei
uit te braken in het wild schuimende en hef
tig opstuivende klotsende water. zie dan
kan Ivens zijn kracht ontplooien, dan groeit
er een climax in zijn werk, ciio groeien blijft
bij het regelmatig zwenken van de giganti
sche armen van kranen en grijpers, bij het
snel stroomendc water tusschen cle twee
einden van den dijk die elkaar steeds meer
naderen, bij den strijd tusschen water ca
klei, Je voelt het grootsche ln dit inge
nieurswerk, beleeft de sensatie van liet nau
wer worden van het gat, ziet hoe brokken
klei blijven liggen, hoe 't water wijkt en klot
sen gaat teven den dijk, die 't eerste stok af
sluit. Wondermooi heeft Ivens het staag, vol
hardend doorwerken hier tot uiting gebracht
in scènes van draaiende kranen en happende
grijpers, regelmatig, sterk rhythmisch be
wegend.
Wij moeten Joris Ivens dankbaar zijn.
De film van den aanleg van een mijn-
spoorweg in het Limburgsche heuvelland gaf
Ivens gelegenheid treinen en menschen te
filmen, is heel goed van becldverdecling en
keurig van montage.
Jan Hin maakte, zooals gezegd, ondetf
Ivens' leiding twee korte filmpjes „Timmer
fabriek" en „Steenhouwerij'' waarvan dé
laatste verrassend goed Ls. sterk van rhyth
me. van licht en donker-werktng vooral aart
het slot.
Zoo plotseling Ls Joris Ivens de Jonge Am
sterdammer met zulk schitterend werk voor
den dag gekomen, dat we do bctcckenls van
dit feit misschien nog niet genoeg begrijoen.
Maar zeker is het, dat hier iets groots* tot»
stand gebracht werd. 1
C. G, B.
Een der monsterachtige grijpers.
t Leggen van een zinteluK. JJjti „Zuiderzeewerken," Joris Ivens,
DINSDAG 7 JANUARI
Stadsschouwburg. De Vcreenlgde Schouw
spelers. (Pierre Mols». „Malle Patsy". 8 uur.
Gem. Concertzaal. Gom. Orgelconcert.
George Robert, orgel Theodora Versteeg h,
alt, 8 uur.
Het Blauwe Kruis, Oude Groenmarkt.
Openbare vergadering winkelbedienden. G.
J. A. Smit Jr.: .De Vrije Middag voor de
winkelbedienden." 8.30 uur.
Palace. ,De Man met hot IJzeren Masker".
8.15 uur.
Luxor Theater. „Saxophoon Susl". Tooneel:
Les Corellis en 2 Barty's. 8.15 uur.
Rembrandt Theatpr. „The Singing Fool".
Tooneel: Yamamoto and Koyoskl. 230, 7 en
9.15 uur.
Veisen: Raadhuis. Gemeenteraad 7 uur.
WOENSDAG 8 JANUARI
Stadsschouwburg. „Zijn terugkeer" (Karl
und Anna). 8 uur.
Schouwburg Jansweg. Abonnementsvoor
stelling. ,De Broadway-Melodic". 8.15 uur.
Gem. Concertzaal. Ledenconcert H. O. V.
o. L v. Eduard van Belnum. Josef Petnbaur.
piano. 8.15 uur.
Doopsgezinde Kerk. Groote Houtstraat 43.
Ds. S. H. N. Gorter: „De Russische Doopsge
zinde Emigranten". 8 uur.
Bioscoopvoorstellingen, 'g middags en
's avonds.
Statenzaal, Prinsenhof. Gemeenteraad. 1.30
en zoo noodig 8 uur.
Teylerti Museum. Spaame 1«. Geopend op
werkdagen van 11-3 uur. beaaim Maan.
dags toegang rrij, «aai*