H. D. VERTELLINGEN.
FLITSEN
STADSNIEUWS
IE
FEUILLETON
De Gestolen Diadeem
iARR's
OUTBROOD
HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 7 JANUARI 1930
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden).
De Komiek
door HANS VAN ZIJL.
Ik ben komiek.
Nu loop Ik langzaam op de groote, gladde
trottolrtogels, het asfalt glimt ln den regen
en dc gootrand is grijs. De regen is dicht al-
een mistgordijn, de vale gelaten, die eruit
opdoemen en de troostelooze lichamen, die
langs mij schuiven zijn het beeld van hope-
loozc droef geestigheid.
Maar vanavond, als ik door de spleet gluur
van het roodpluche gordijn met de gouden
sterren, zie ik dc gezichten in de zaal glan
zen, onder het overdadig helle licht, van
blijde verwachting.
Want ik ben komiek.
Ik ben erg komiek- Als ik op het tooneel
verschijn beginnen ze al te glimlachen; zelfs
de tooneelknechten lachen als ze me zien,
dat is een groot compliment.
Als de zaal vol is van lichte gelaten, veel
verloofde-paartjcs-gezlchten. dicht naast el
kaar; hoog ln de verte de man. die overdag
mot negotie vent (hij houdt zijn pet op, v/ant
het tocht in de engelenbak) en beneden in
de stalles de m'nhcer van de belasting (dien
ik wel ken; zijn bolhoedje hangt in de ves
tiaire) gaat het gordijn op. Dan sta ik in mijn
cowboycostuum, riddoruitrusting of overdre
ven alledaagsch colbertje, naargelang mijn
rol me dwingt en speel de komiek.
Dan ben ik niet meer m'nheer Hans van
Zijl. die op dc Oude Schans woont en altijd
drie maanden huur achter is. dan ben ik niet
meer het verregende miezerige mannetje, dat
op de gladde trottoirtege'.s lcopt: dan
ben Ik komiek. Ik zie alleen <le lichtende ge
laten. ik voel op me af stormen hun schater
lach en ik leef in een minutenlange, soms
uren durende roes van razende overgave. Hun
inbezitneming van mijn gansche wezen is
zoo eenvoudig, zoo zonder hindernis: ik kom
of ze lachen; ik ben geheel voor hen. Ik be
denk grappen op het oog-inblik. dat Ik ze
zeg, ik fantaseer lederen avond nieuwe trucs,
ik loop, ik zit, ik val dikwijls en het publiek,
mijn geliefde, schaterlacht.
't Gordfin zakt- het wordt gehaald, telkens,
telkens, ik buig. ik struikel, ik glimlach ver
legen en het publiek schaterlacht-
Maar dan Is 't afgeloopen. Dan is mijn nar-
renpak een beleediging, m'n geschminkte
tronie een vloek.
Dan wordt mijn bestaan me weer tot een
ban: wat zou er in mijn leven voor vreugde
moeten zijn0 Soms ga ik met collega's naar
kroeg of sociëteit, maar de opgemaakte kop
pen der vrouwen, de onnoozele halfont-
schminkte mannengezichten maken me wee.
als de de bedwelming van een muf parfum.
Ik glimlach sloom en drink longa vlta.
Ik wil het u nu wel vertellen: het regent
en u herkont niet ln mij den komiek, waar u
gisteren, vandaag of morgen, zoo smakelijk
om lacht. Het wordt al donker en ook een.
beetje guur, laten we ln de portiek gaan
staan van dezen delicatessenwinkel, cie is
toch om zes uur gesloten, er is geen licht
meer ln de etalage: delicaat.
Luister nu. Ik heb gezocht me te amusee
ren buiten dè kroeg, zonder mijn kennissen.
Toen ik eens een avond vrij had, ging ik
naar don schouwburg, naar een dramatisch
stuk. Ik verbeeldde me dat ik me rustig voe
len zou tusschen het publiek; dat viel echter
niet mee. Het was zoo'n verschil met revue-
publiek, mijn geliefde. Zijn daar, waar ik
optreed de gezichten lachend en vol ver
wachting, hier waren ze ernstig en statig,
alsof men naar een begrafenis inplaats van
naar de opera ging. Ik voelde me er niet
thuis, kocht eeai programma. Dat meisje
keek ook al zoo ernstig: zou dat komen van
het scrieuse stukken zien?
Het brandscherm ging op, het gordijn
plooide neer, zwaar, donker grijs- Welk een
verschil met het rood-met-gouden-sterren
van mijn theater! Ik begon benauwd te
worden, ik zou vast niets begrijpen van het
stuk, alles was zoo deftig, zoo gedegen; Ik
paste er niet.
Ik kreeg zin om weer weg te gaan, net te
doen of ik iets vergeten had en tegen de
vestiaire-Juffrouw te zeggen, dat ik wegge
roepen was; wat. deed het ertoe, ik moest
iets verzinnen! Maar ik dorst niet. Ik keek
in mijn programma: Eerste oedrijf: de dood
van den zwerver. Dat begon goed. Ik kreeg
moed. Had ik niet zelf in mijn laatste revue
moeten sterven! dat was zoo grappig geweest
en ik had er reuze succes mee geoogst. Mijn
sterven was heel langdradig, met vele com
plicaties en toen de familie dacht, dat ik
mijn oogen voorgoed gesloten had en zij ein
delijk konden beginnen de erfenis te ver
doelen, dreef ik in een waterval van scheld
woorden van mijn sponde af en wandelde
rustig de kamer uit.
Nu was ik, dat begrijpt u, zeer benieuwd
hoe de scrieuse stervende in het ernstige
stuk, zich zou gedragen.
Het gordijn ging op, ik voelde spanning in
me en begon er pleizier ln te krijgen, dat ik
gegaan was. Het rustige publiek om me zag
ik niet meer, ik had nog slechts mijn aan
dacht bij de spelers. Ik vond alles heel mooi,
tot de sterfscène kwam. Daar lag de zwerver
op zijn legerstede: ik voelde mezelf liggen!
Het sterven duurde lang, de zwerver had
een donkere bas en pianissimo scheen hem
zwaar te vallen: ik kreeg het weer een beetje
te kwaad, begon lust te gevoelen tot lachen;
waarom bleef het publiek om mij zoo rustig?
Eindelijk scheen het afgeloopen te zijn; de
falsaris, een tenor en zijn handlangster, een
hooge sopraan, die samen het zaaltje had
den opgeknapt, wat buiten hen alleen de
zwerver wist. voelden zich opgelucht, toen
zij dachten, dat hij gestorven was. Zij zongen
samen een Jubelend duet. Het was waarlijk
mooL, maar ik kon het niet helpen, dat lk
het voelde groeien inmijn binnenste, het
voelde trekken in mijn wangspieren; ik dacht
aan mijn erfgenamen, maar hield me goed.
Toen echter, na eenige minuten de zwer
ver, die maar schijndood geweest was, zich
moeizaam ophief en met zijn bas. die niet
pianissimo kón, beweerde dat hij nog leefde,
kon ik het niet meer uithouden. Ik schater
de, Ik brulde, ik stikte van den lach. De tra
nen stortten zich in beekjes langs mijn ka
ken. Ik wilde mijn zakdoek gebruiken, maar
kon hem niet vinden. Ik wist me geen raad,
ik voelde hoe het monsterachtige, het groo
te. serieuse. publiek me aanstaarde in min
achtende verbazing Ik geloof zelfs, dat de
acteurs even ophielden, maar dat weet ik
niet zeker. Ook weet ik niet precies meer,
hoe ik uit de zaal gekomen ben, maar wel,
dat ik nooit, al geniet ik een hoog staats
pensioen. naar andere spelers ga kijken.
Ja, nu lacht u. Maar ik heb ook wel eens
minder grappige ervaringen gehad als ko
miek.
Ik was eens verliefd.
Ik ben wel eens meer verliefd, maar dat
was heel bijzonder, ik geloofde zelfs, dat
mijn verliefdheid zóó sterk was, dat het liefde
zou zijn voor het leven en ik was van plan
het meisje te vragen. Nu was het noodlot, of
liever gezegd, liet mooie meisje me gunstig
gezind en toen lk haar al een keer na mijn
optreden, had thuisgebracht en eens met
haar naar een café was geweest, had ik het
•zoover gekregen, dat ze me kwam opzoeken
in mijn kamer.
Nu moet u weten, dat ik heel gewoon woon,
een achterkamer op de Oude Schans is niet
chique, maar het werd een koningsloge toen
zij erin was. Ik was verrukt. Ze had de slank
ste enkels en de warmste mond, die God ge
schapen heeft. Ik zette thee voor haar. de
salamander snorde en ze zat in mijn leeren
fauteuil als een prinses op een troon. Het
werd Iaat, ik had haar gekust en wilde haar
vragen mijn vrouw te worden, maar wist
niet hoe ik beginnen zou. Ik was zoo geluk
kig en zoo zenuwachtig, dat ik langzamer
hand ln dcnzelfden roes geraakte, die me
bevangt als ik een nieuwe rol speel. Ik voelde
me geheel tooneel, knielde voor haar en légde
mijn hand op mijn hart, mijn andere hand
liet lk vrijelijk omhoog wijzen en ik begon
mijn declaratie.
Zonder twijfel was het allerbespottelijkst,
wat Ik deed en wat ik zei. Mijn prinses 'cegon
tenminste hartelijk te lachen: ..Ocli Hans."
zei ze, ik herinner het me woordelijk, „doe
nou alsjeblieft niet zoo revueïg".
Woedend ben ik toen geworden, opgestaan
ben ik en gespuwd heb ik, op haar suède
schoentje.
Ze is huilend weggeloopen en ik liet haar
'gaan.
O. u hoeft geen medelijden met me te heb
ben; dat hoorde ik eerder met u te gevoe
len, want lk hield u telang op: uw vrouw
wacht ongetwijfeld met het eten.
U moet er niet over nadenken, wat ik n
vertelde betrof heuseh slechts de mensch en
lk ben niet meer of minder dan komiek.
Wat regent het hard nu, hè? De groote
tegels glimmen en het asfalt is glad de hui
zenrij is een ouderwetsch décor, de lantaarn
paal is niet décoratief, haha!
Maar ik ben slechts een ouderwetsche
komiek, ik ben geen artist, lk geloof zelfs,
dat ik geen mensch nog ben. Och, beklaag
me nu toch niet. ik vind het zoo grappig, ik
moet de lantaarn vastpakken, zóó moet ik
lachen.
Haha!
O, lach toch mee! laten we vroolljk zijn.
U weet niet hoe ontzettend komiek het ls,
komiek te zijn.
MAATSCHAPPIJ „TOT NUT VAN
'T ALGEMEEN".
LEZING VAN DR. VAN DER SLEEN
OVER NIEUW-GUINEA.
De bekende Haarlemschc natuuronderzoe
ker Dr. W. G. N. van der Sleen, is overzee
gegaan naar Ambon en naar Nieuw Guinea,
wat méér zegt: naar streken van Nieuw-
Guinea waar tot nu toe nog geen Nederland-
sche expeditie was doorgedrongen en hij
heeft van deze merkwaardige en interessan
te reis Maandagavond in den foyer van het
Concertgebouw verteld aan talrijke leden van
het Departement Haarlem der Maatschappij
„Tot Nut van 't Algemeen" in een lezing met
lichtbeelden, getiteld: „Naar Nieuw Guinea
en 't Communistenkamp aan den Boven-Di-
goel".
Met die lezingen met lichtbeelden van dr.
Van der Sleen gaat het altijd zóó: Als de
spreker begint, begin je ook. Dat wil zeggen:
je haalt je blocnote voor den dag en maakt
op het gevoel een paar aanteekeningen. Dit
zet je eenigen tijd voort, omdat je meent,
dat het Je plicht is (als 't later licht is, ont
dek je dat die notities óf over en door elkaar
heen óf een decimeter van elkaar af staan)
maar al heel spoedig ben Je zóó geboeid door
den gezelligen. gemakkelijken en vlotten ver
teltrant van den „lezer"-die-heelemaal-niet-
leest, dat je potlood en boekje maar op
steekt. Die spreker stelt je de zaken zóó hel
der voor den geest, dat je 't voornaamste wel
zóó onthouden kunt.
En dan zijn bovendien de lichtbeelden,
die Dr. Van der Sleen te zien geeft, zóó mooi,
zóó duidelijk en met zóóveel smaak geko
zen (zij waren dit ook Maandagavond we
der) dat zij Je geheugen nog in zeer sterke
mate te hulp komen.
Naar Ambon en Nteuw-Guinea dus.
Eerst wat kijkjes te Ambon, de mooie baal,
de schitterende plantengroei, de „zeetuin".
Maar dan gaan we spoedig naar Nieuw
Guinea en den Digocl op. Want het eigen
lijke doel is: de boven-Dlgoel, waar nog
nooit een blanke Is geweest, en de dwerg
volken die daar wonen. De mond van den Di-
goel: Kilometers breed en wat portretten van
ongelooflijk ijdele, potsierlijk getooide Pa
poea's. Dan allerlei kiekjes van het Commu
nistenkamp; liever gezegd: het kamp van de
deelnemers aan de communistische onlusten,
die hier door de regeering zijn onderge
bracht. Zij zijn rustig aan het werk onder
hun kamponghoofden, aangewezen door het
gouvernement. Met hun „Raden" ging het al
gauw mis. Zij werken nu tegen loon voor het
gouvernement en schikken zich hoe lan
ger hoe meer. Alleen de „onverzoenlijken"
moesten afgezonderd worden.
Wij gaan verder. Steeds meer naar 't Noor
den. De soldaten houwen de expeditie een
weg, dwars door het oerwoud. Soms helpen
de „gestraften" mee.
Weer een ander tooneel: woningen van
Papoea's, 8 a 10 meter boven den grond,
paalwoningen, niet onvernuftig gebouwd.
Ontmoetingen met dwergvolken. De man
nen en vrouwen zijn. klein, maar sterk en
gespierd. Een uitstekend physiek hebben ze.
Dol op versierselen. En op ijzer. Graag ruilen
ze daarvoor hun colliers van varkenstan
den en nadere voorwerpen.
Verder, verder. Bij de koppensnellers. Met
tact en voorzichtigheid (en met kralen)
wordt veel bereikt. Geen kop wordt ge
sneld, geen speer suist door de lucht. Inte
gendeel: er wordo vriendschap gesloten!
't Is de eerste expeditie die niet door Inlan
ders beschoten wordt!
De Julianatop, 5000 meter, wordt niet be
reikt. Jammer; maar Dr. van der Sleen hoopt
er over een paar jaar toch nog te komen en
dat zijn vrienden de Papoea's, hem dan nóg
zullen herkennen!
Wij helpen het den onvermoelden. onver
schrokken ontdekkingsreiziger wenschen.
Tot slot vieren we Koninginnedag in Am-
bon. Een „dag" van twee a drie dagen. Daar
wordt feest gevierd. En de sympathieke gou
verneur van de Molukken, de heer Tideman,
wiens gast dr. Van der Sleen was, is overal
bü-
Dan nog een boot van de Pakketvaart Mij.,
de Maatschappij, die de beschaving steeds
verder en verder Indië inbrengt, die ook zorgt
voor de verbinding met Australië. Wij Neder
landers mogen trotsch op haar zijn.
Dr. Van der Sleen spreekt nog woorden van
warme waardeering voor de prachtige toe
standen, die hij ln ons Indië vond en die zoo
veel beter zijn dan die, welke hij in Brltsch-
Indië aantrof.
En dan uiten de leden van het „Nut" op
hun beurt, door luid en lang applaus, hün
warme waardeering voor deze boeiende en
belangwekkende voordracht.
Harlsmore nederig. ,.,Ik weet dat het niet
van fijn gevoel getuigt. In mijn hart heb ik
werkelijk heel veel verdriet. Het is vreeselijk
dat mijn zoon tot zoo iets is gekomen om
een paar ellendige woekeraars te betalen. Ik
heb heel ernstig met ïiem gesproken en
hem duchtig de ooren gewasschen. Maar
toch moet ik lachen".
„Waarom dan ln vredesnaam? lk kan er
niets grappigs in zien".
„Mijn kind, als je het dan met alle geweld
weten wiltomdat hijdien diadeem
voor twee honderd pond.... aan dien
vent verkocht heeft!"
Lilian ging weer naar haar plaats terug
„Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt,
maar ik ga voort- met mijn naaiwerk tot uw
vroolijkheid bedaard is. Ik kan er niet aan
mee doen en het hindert mij hcusch".
Lady Harlsmore leunde voorover op haar
stok. „Lieve kind", zei ze, „heb geduld met
een oude vrouw. Mijn diadeem was nog geen
twintig pond waard; het was namaak, al
was het werkelijk een schitterend geslaag
de imitatie; alleen het goud was echt. Mijn
brave man heeft hem kort na ons huwelijk
laten maken door oen buitengewoon handig
kunstenaar, toen hij genoodzaakt was In het
diepste geheim het oude gravinnekroontje
van de familie te gelde te maken.
Om je de waarheid te zeggen, was het een
opluchting voor me dat het ding gestolen
■was. Ik vond het vreeselijk om namaak te
dragen en ik was bang dat het de aandacht
zou trekken als ik er mij nooit mee ver
toonde".
„Namaak!"
..Natuurlijk moest ik er wel een heelcboei
drukte over maken en detectives op het
kasteel halen, maar ik hoopte maar dat ze.
hem niet zouden terugvinden".
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1533
I.T
EEN OVERWERK-KWESTIE BIJ
DE WATERLEIDING.
OVERWERK VAN VERLEDEN JAAR
THANS BETAALD.
Tijdens de vorstperiode van verleden jaar
regende het klachten bij den technischen
dienst der waterleiding over bevroren leidin
gen, bevroren meters enz. De eerste dagen na
het intreden van de strenge vorst kwamen
gemiddeld 350 klachten per dag binnen, waar
van er 200 per dag konden worden afgedaan.
In totaal waren er 4500 klachten. Met de
grootste inspanning en met behulp van 6
auto's en 6 wielrijders was het geheele per
soneel der duinwaterleiding tot in den nacht
bezig om herstellingen te verrichten, ook des
Zaterdags en des Zondags.
De directeur der waterleiding vond in een
en ander aanleiding om aan B. en W. voor te
stellen met instemming van den wethou
der voor de bedrijven aan het personeel
een vergoeding te geven voor het verrichte
overwerk in buitengewone omstandigheden.
B. en W. beschikten evenwel afwijzend, hoe
wel zij, naar zij mededeelden, waardeering
hadden voor de wijze waarop het personeel
zijn werk had verricht.
Met het personeel meende het bestuur der
Algemeene Vereeniging van Gemeente-amb
tenaren, dat 't billijk en redelijk zou zijn, in
dien B. en W. naast hun woord van waar
deering, ook een daad van waardeering stel
den door het toekennen van een gratificatie
zooals bij andere takken van dienst en bij
de secretarie ook gebeurde indien in buiten
gewone omstandigheden overwerk moest wor
den verricht.
Op 15 April jl. verzocht genoemd bestuur
dan ook aan B. en W. terug te willen komen
op hun afwijzende beschikking en alsnog een
billijke vergoeding te geven voor het over
werk, verricht onder buitengewone omstan
digheden.
Ook thans deelden B. en W. mede. dat zij
hun afwijzende beschikking handhaafden.
Toen verzocht het bestuur den voorzitter
der commissie van overleg deze kwestie te
willen plaatsen op de agenda voor een verga
dering van de commissie. Dat verzoek werd
op 28 Mei jl. gedaan. Na verloop van 5 maan
den kwam deze zaak in het georganiseerde
overleg ter sprake op 19 Nov. a. p. De zaak
nam thans een gunstige wending. De com-
„En uw zoon verkocht dat, waardelooze
ding voor twee honderd pond? Waar is hij?"
„Wie bedoel je die vent?"
„Ja".
„Ik denk dat hij nog in Frankrijk is om
dat pronkjuweel van de hand te doen".
„Arme stakker!"
..Maar is het niet grappig?" vroeg lady
Harlsmore een beetje verlegen. „Vind je het,
nu je alles weet, niet meer zoo erg onbehoor
lijk als ik er om moet lachen?"
„Het is even slecht om namaakdiamanten
te stelen als echte, vooral als je niet weet
dat het imitatie is".
Lady Harlsmore barstte plotseling in snik
ken uit. Toen ze wat bedaard was zei ze: „Ik
hoop dat je niet al te slecht over hem zult
denken, hij is nog zoo jong. Ik heb dikwijls
de hoop gekoesterd dat hij eens met een aar
dig. verstandig en flink meisje zou trouwen,
iemand zooals jij bent".
„Zcoals ik? Maar ik ben niet flink en ver
standig".
„Nu. in ieder geval hoopte ik dat eens...."
„Ik ben jaren ouder dan hij".
„Een paar jaar maar".
Lilian schudde energiek het hoofd. „Neen,
lady Harlsmore, dat moet u maar voor goed
uit uw hoofd zetten".
„Ik zal er ook niet op aandringen, kindje.
Ik zei het maar zoo".
Er viel een stilte en even later stond lady
Harlsmore op. ..De eigenlijke reden van mijn
bezoek was om je te vragen of je mevrouw
Hemmings zoudt willen ontvangen".
Lilian kreeg een kleur. „Heeft zij dat ge
vraagd?"
Lady Harlsmore knikte. „Zoo gauw als je
stiefmoeder terug is, wil ze komen Ze ziet in
dat ze je groot onrecht heeft gedaan. Ze is
een vrouw met ecu goed hari en wil graag
Dc wereld op baar ergst
(Nadruk verboden).
VERBETERINGEN IN HET
TRAMVERKEER.
WENSCHEN VAN DE VEREENIGING
VAN HUISVROUWEN.
Blijkens het Januarinummer van het
Maandblad der afdeeling Haarlem van de
Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen
heeft een commissie van drie leden uit het
bestuur een aantal van leden ingekomen
klachten over de tram met de directie der
N.Z.H.T.M. besproken.
De vereeniging had on. verzocht om, nu
voor houders van tienrittenkaarten het ta
rief op lijn 1 uit de stad van en naar de
Blauwe Brug slechts 10 cent is, dit ook in te
voeren voor lijn 2, voor zoover deze lijn bin
nen de gemeente Haarlem is gelegen, dus
van de spoorwegovergang Kleverlaan af.
Voorts waren er verzoeken om:
Duidelijker aanwijzing der nummers van
de tramlijnen en verlichting daarvan bij
avond; gepast geld te eischen op alle een-
manswagens, met het oog op de groote ver
traging, die ontstaat door het wisselen van
geld: een wachthuisje op het Adriaan Stoop
plein: meer bekendheid bij conducteurs en
wagenbestuurders met den plattegrond van
Haarlem en omstreken, een beleefde hou
ding van het bedienend personeel tegenover
het publiek.
Van de eerstgenoemde punten zegde de
directeur, de heer Burgersdijk overweging
toe. Wat het gepast geld betreft, de vertra
ging bij het betalen veroorzaken de dames
meestal zelf door de omslachtige manier,
waarop zij geld te voorschijn brengen en ge
prikkeldheid van den wagenbestuurder kan
daar ücht een gevolg van zijn, gelijk het be
stuur opmerkt.
Met klachten kan men zich echter steeds
tot. de directie wenden.
De directeur beriep zich overigens op den
overgangstoestand, waarin het tramverkeer
te Haarlem thans verkeert, die opschbrting
van verschillende veranderingen noodzakelijk
maakt.
alles in het reine brengen; een bespottelijk
misverstand heeft jullie beide in een dwaze
verhouding gebracht. Ik zal oprecht dank
baar zijn als ik er iets toe kan bijdragen o:n
jullie tot elkaar te brengen".
„Dat vind ik heel vriendelijk van u", zei
Lilian hartelijk. „Natuurlijk wil ik mevrouw
Hemmings met genoegen ontvangen. Ik heb
zelf ook veel schuld. Maar ik ben nil bezig
mijn leven te beteren.
Zij nam haar boezelaar weer op en duwde
den vingerhoed aan haar vinger.
.JDankje, kindje. Mevrouw Hemmings en
ik gaan een poosje naar Bournemouth om na
al die vreeselijke emoties weer wat tot ons
zelf te komen. Ik zal haar bij je brengen als
we terug zijn en je vader en moeder weer
thuis zijn".
„Ik verwaeht ze spoedig terug".
„En hoe gaat het met het jonge paar?"
vroeg lady Harlsmore vol belangstelling.
,.Ik krijg heel opgewekte brieven van alle
bei. het huwelijk is een groot succes".
„Nu, ik ben blij dat je vader gelukkig is".
Lilian boog zich over haar schort. „U hebt
heelemaal niet over Georgeover meneer
Hemmings, bedoel ik, gesproken. Maakt hij
het goed?"
..Wat dom van me! En ik heb nog wel zoo'n
bewondering voor hem. Ik heb voorgesteld
dat hij met Augustus een Jaar op het vaste
land zou gaan reizen".
„Met lord Harlsmore?"
„Ja, George Hemmings wil de moeilijke
taak op zich nemen om een oudere broer en
leermeester voor hem te zijn en Augustus op
te voeden".
(Wordt vervolgd.)
Uit het Engelsch van
ARCHIBALD EYRE.
37)
„Zoomen, ja ziet u, schorten zoomen is een
symbolische handeling".
„Hoezoo?"
„Ja, lady Harlsmore. lk ben niet langer
het. lichtzinnige meisje van vroeger. Ik ben
mezelf aan het verbeteren. Mijn stiefmoeder
komt binnenkort met mijn vader terug en
lk zal haar vragen om mij op te voeden".
„Om je op te voeden?"
„Ja. ik moet langzamerhand eens een be
hoorlijk mensch worden, een beetje bezadig
der, weet u".
„Voor hoe lang?" vroeg lady Harlsmore.
terwijl 4J rimpeltjes om haar oogen kreeg
van plezier.
Voor eeuwig en altoos, hoop ik. u hebt
natuurlijk qehoord ln wat voor vreeselljke
moeilijkheden ik ben geraakt, door mijn
llchötzlnnlgheld en aan wat voor gevaren ik
ternauwernood ontsnapt ben.
Ja dat heb ik", antwoordde lady Harls
more.' hartelijk lachend. „Mevrouw Hemmings
logeert op het oogehbllk bij mij en we heb
ben veel over Je gepraat".
Lilian schrok. ..Lady Harlsmore ik ben niet
zoo# echt als u misschien denkt", zei ze ern-
Sl wcct het Meneer Greville heeft ons
het heele verhaal gedaan. is een goede,
yrleudclljkc man. Hij heelt een uur ians in
mijn slaapkamer gezeten, terwijl hij mevrouw
Hemmings' hand en de mijne vasthield en
heeft ons alles verteld",
„Alles?"
„Ja".
Lilian keek haar bezoekster strak aan.
„Weet u zeker dat hij u alles verteld heeft?"
„Dat zei hij tenminste".
„Heeft hij verteld van....?"
„Van wie?"
„Hoe gaat het met Lord Harlsmore?" vroeg
Lilian plotseling.
„Die kwajongen? O. hij heeft vreeselijk
berouw".
„Dan", zei Lilian zacht. „weet. u alles".
Zij stond op en knielde naast haar bezoek
ster neer. „Lieve lady Harlsmore, het moet
een vreeselljke schok voor u geweest zijn".
„Een groote schok". Ze schudde ernstig het
hoofd en de lila veer op haar hoed schudde
mee. Ze bedekte haar rose gezicht met haar
wit-gehandschoende hand.
..Ai-me lady Harlsmore' O^wat doet mij
dat. een verdriet. Nee, u lacht!"
„Ja. kindje", zei lady Harslmore be
schaamd. „Het was maar een glimlach. Ik
kon er niets aan doen. Wat denk je dat die
aap van een jongen van mij gedaan heeft?"
Lilian wendde het gezicht af. „Ik durf niets
te denken".
„Hij heeft mijn diadeem aan een lommerd
houder verkocht vcor twee honderd pond".
Lilian klemde haar handen Ineen van
schrik. „Dus, die ellendeling van een War
den heeft hem tenslotte toch gekregen! Ik
had dat moeten voorkomenlk had
wat. bent u vreeselijk zenuwachtig, lady
Harlsmore!"
„Tk weet niet wat zenuwen zijn, kindlief!"
„Waarom doet u dan niets als lachen?"
„Neem nnj niet kwalijk, kindje", zei lady
Wanneer je op bezoek bent en de groote bonbondoos
die je van de eerste minuut af in het oog gehouden
hebt gaat eindelijk open, alleen om te toonen, dat zg
voi prentbriefkaarten zit.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN i 60 Cu, per regel.
GEEN LIFLAFJES in den winter, maar krachtig voedsel:
missie van bijstand zou de overwerk-kwestie
opnieuw bekijken en eventueel een nieuw
voorstel doen aan B. en W.
Het advies dier commissie is blijkbaar gun
stig geweest, want een dezer dagen kreeg het
personeel der waterleiding de verblijdende
tijding, dat een bedrag van 600 beschik
baar was gesteld.