H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN STADSNIEUWS IE FEUILLETON De Gestolen Diadeem iARR's OUTBROOD HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 7 JANUARI 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). De Komiek door HANS VAN ZIJL. Ik ben komiek. Nu loop Ik langzaam op de groote, gladde trottolrtogels, het asfalt glimt ln den regen en dc gootrand is grijs. De regen is dicht al- een mistgordijn, de vale gelaten, die eruit opdoemen en de troostelooze lichamen, die langs mij schuiven zijn het beeld van hope- loozc droef geestigheid. Maar vanavond, als ik door de spleet gluur van het roodpluche gordijn met de gouden sterren, zie ik dc gezichten in de zaal glan zen, onder het overdadig helle licht, van blijde verwachting. Want ik ben komiek. Ik ben erg komiek- Als ik op het tooneel verschijn beginnen ze al te glimlachen; zelfs de tooneelknechten lachen als ze me zien, dat is een groot compliment. Als de zaal vol is van lichte gelaten, veel verloofde-paartjcs-gezlchten. dicht naast el kaar; hoog ln de verte de man. die overdag mot negotie vent (hij houdt zijn pet op, v/ant het tocht in de engelenbak) en beneden in de stalles de m'nhcer van de belasting (dien ik wel ken; zijn bolhoedje hangt in de ves tiaire) gaat het gordijn op. Dan sta ik in mijn cowboycostuum, riddoruitrusting of overdre ven alledaagsch colbertje, naargelang mijn rol me dwingt en speel de komiek. Dan ben ik niet meer m'nheer Hans van Zijl. die op dc Oude Schans woont en altijd drie maanden huur achter is. dan ben ik niet meer het verregende miezerige mannetje, dat op de gladde trottoirtege'.s lcopt: dan ben Ik komiek. Ik zie alleen <le lichtende ge laten. ik voel op me af stormen hun schater lach en ik leef in een minutenlange, soms uren durende roes van razende overgave. Hun inbezitneming van mijn gansche wezen is zoo eenvoudig, zoo zonder hindernis: ik kom of ze lachen; ik ben geheel voor hen. Ik be denk grappen op het oog-inblik. dat Ik ze zeg, ik fantaseer lederen avond nieuwe trucs, ik loop, ik zit, ik val dikwijls en het publiek, mijn geliefde, schaterlacht. 't Gordfin zakt- het wordt gehaald, telkens, telkens, ik buig. ik struikel, ik glimlach ver legen en het publiek schaterlacht- Maar dan Is 't afgeloopen. Dan is mijn nar- renpak een beleediging, m'n geschminkte tronie een vloek. Dan wordt mijn bestaan me weer tot een ban: wat zou er in mijn leven voor vreugde moeten zijn0 Soms ga ik met collega's naar kroeg of sociëteit, maar de opgemaakte kop pen der vrouwen, de onnoozele halfont- schminkte mannengezichten maken me wee. als de de bedwelming van een muf parfum. Ik glimlach sloom en drink longa vlta. Ik wil het u nu wel vertellen: het regent en u herkont niet ln mij den komiek, waar u gisteren, vandaag of morgen, zoo smakelijk om lacht. Het wordt al donker en ook een. beetje guur, laten we ln de portiek gaan staan van dezen delicatessenwinkel, cie is toch om zes uur gesloten, er is geen licht meer ln de etalage: delicaat. Luister nu. Ik heb gezocht me te amusee ren buiten dè kroeg, zonder mijn kennissen. Toen ik eens een avond vrij had, ging ik naar don schouwburg, naar een dramatisch stuk. Ik verbeeldde me dat ik me rustig voe len zou tusschen het publiek; dat viel echter niet mee. Het was zoo'n verschil met revue- publiek, mijn geliefde. Zijn daar, waar ik optreed de gezichten lachend en vol ver wachting, hier waren ze ernstig en statig, alsof men naar een begrafenis inplaats van naar de opera ging. Ik voelde me er niet thuis, kocht eeai programma. Dat meisje keek ook al zoo ernstig: zou dat komen van het scrieuse stukken zien? Het brandscherm ging op, het gordijn plooide neer, zwaar, donker grijs- Welk een verschil met het rood-met-gouden-sterren van mijn theater! Ik begon benauwd te worden, ik zou vast niets begrijpen van het stuk, alles was zoo deftig, zoo gedegen; Ik paste er niet. Ik kreeg zin om weer weg te gaan, net te doen of ik iets vergeten had en tegen de vestiaire-Juffrouw te zeggen, dat ik wegge roepen was; wat. deed het ertoe, ik moest iets verzinnen! Maar ik dorst niet. Ik keek in mijn programma: Eerste oedrijf: de dood van den zwerver. Dat begon goed. Ik kreeg moed. Had ik niet zelf in mijn laatste revue moeten sterven! dat was zoo grappig geweest en ik had er reuze succes mee geoogst. Mijn sterven was heel langdradig, met vele com plicaties en toen de familie dacht, dat ik mijn oogen voorgoed gesloten had en zij ein delijk konden beginnen de erfenis te ver doelen, dreef ik in een waterval van scheld woorden van mijn sponde af en wandelde rustig de kamer uit. Nu was ik, dat begrijpt u, zeer benieuwd hoe de scrieuse stervende in het ernstige stuk, zich zou gedragen. Het gordijn ging op, ik voelde spanning in me en begon er pleizier ln te krijgen, dat ik gegaan was. Het rustige publiek om me zag ik niet meer, ik had nog slechts mijn aan dacht bij de spelers. Ik vond alles heel mooi, tot de sterfscène kwam. Daar lag de zwerver op zijn legerstede: ik voelde mezelf liggen! Het sterven duurde lang, de zwerver had een donkere bas en pianissimo scheen hem zwaar te vallen: ik kreeg het weer een beetje te kwaad, begon lust te gevoelen tot lachen; waarom bleef het publiek om mij zoo rustig? Eindelijk scheen het afgeloopen te zijn; de falsaris, een tenor en zijn handlangster, een hooge sopraan, die samen het zaaltje had den opgeknapt, wat buiten hen alleen de zwerver wist. voelden zich opgelucht, toen zij dachten, dat hij gestorven was. Zij zongen samen een Jubelend duet. Het was waarlijk mooL, maar ik kon het niet helpen, dat lk het voelde groeien inmijn binnenste, het voelde trekken in mijn wangspieren; ik dacht aan mijn erfgenamen, maar hield me goed. Toen echter, na eenige minuten de zwer ver, die maar schijndood geweest was, zich moeizaam ophief en met zijn bas. die niet pianissimo kón, beweerde dat hij nog leefde, kon ik het niet meer uithouden. Ik schater de, Ik brulde, ik stikte van den lach. De tra nen stortten zich in beekjes langs mijn ka ken. Ik wilde mijn zakdoek gebruiken, maar kon hem niet vinden. Ik wist me geen raad, ik voelde hoe het monsterachtige, het groo te. serieuse. publiek me aanstaarde in min achtende verbazing Ik geloof zelfs, dat de acteurs even ophielden, maar dat weet ik niet zeker. Ook weet ik niet precies meer, hoe ik uit de zaal gekomen ben, maar wel, dat ik nooit, al geniet ik een hoog staats pensioen. naar andere spelers ga kijken. Ja, nu lacht u. Maar ik heb ook wel eens minder grappige ervaringen gehad als ko miek. Ik was eens verliefd. Ik ben wel eens meer verliefd, maar dat was heel bijzonder, ik geloofde zelfs, dat mijn verliefdheid zóó sterk was, dat het liefde zou zijn voor het leven en ik was van plan het meisje te vragen. Nu was het noodlot, of liever gezegd, liet mooie meisje me gunstig gezind en toen lk haar al een keer na mijn optreden, had thuisgebracht en eens met haar naar een café was geweest, had ik het •zoover gekregen, dat ze me kwam opzoeken in mijn kamer. Nu moet u weten, dat ik heel gewoon woon, een achterkamer op de Oude Schans is niet chique, maar het werd een koningsloge toen zij erin was. Ik was verrukt. Ze had de slank ste enkels en de warmste mond, die God ge schapen heeft. Ik zette thee voor haar. de salamander snorde en ze zat in mijn leeren fauteuil als een prinses op een troon. Het werd Iaat, ik had haar gekust en wilde haar vragen mijn vrouw te worden, maar wist niet hoe ik beginnen zou. Ik was zoo geluk kig en zoo zenuwachtig, dat ik langzamer hand ln dcnzelfden roes geraakte, die me bevangt als ik een nieuwe rol speel. Ik voelde me geheel tooneel, knielde voor haar en légde mijn hand op mijn hart, mijn andere hand liet lk vrijelijk omhoog wijzen en ik begon mijn declaratie. Zonder twijfel was het allerbespottelijkst, wat Ik deed en wat ik zei. Mijn prinses 'cegon tenminste hartelijk te lachen: ..Ocli Hans." zei ze, ik herinner het me woordelijk, „doe nou alsjeblieft niet zoo revueïg". Woedend ben ik toen geworden, opgestaan ben ik en gespuwd heb ik, op haar suède schoentje. Ze is huilend weggeloopen en ik liet haar 'gaan. O. u hoeft geen medelijden met me te heb ben; dat hoorde ik eerder met u te gevoe len, want lk hield u telang op: uw vrouw wacht ongetwijfeld met het eten. U moet er niet over nadenken, wat ik n vertelde betrof heuseh slechts de mensch en lk ben niet meer of minder dan komiek. Wat regent het hard nu, hè? De groote tegels glimmen en het asfalt is glad de hui zenrij is een ouderwetsch décor, de lantaarn paal is niet décoratief, haha! Maar ik ben slechts een ouderwetsche komiek, ik ben geen artist, lk geloof zelfs, dat ik geen mensch nog ben. Och, beklaag me nu toch niet. ik vind het zoo grappig, ik moet de lantaarn vastpakken, zóó moet ik lachen. Haha! O, lach toch mee! laten we vroolljk zijn. U weet niet hoe ontzettend komiek het ls, komiek te zijn. MAATSCHAPPIJ „TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN". LEZING VAN DR. VAN DER SLEEN OVER NIEUW-GUINEA. De bekende Haarlemschc natuuronderzoe ker Dr. W. G. N. van der Sleen, is overzee gegaan naar Ambon en naar Nieuw Guinea, wat méér zegt: naar streken van Nieuw- Guinea waar tot nu toe nog geen Nederland- sche expeditie was doorgedrongen en hij heeft van deze merkwaardige en interessan te reis Maandagavond in den foyer van het Concertgebouw verteld aan talrijke leden van het Departement Haarlem der Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen" in een lezing met lichtbeelden, getiteld: „Naar Nieuw Guinea en 't Communistenkamp aan den Boven-Di- goel". Met die lezingen met lichtbeelden van dr. Van der Sleen gaat het altijd zóó: Als de spreker begint, begin je ook. Dat wil zeggen: je haalt je blocnote voor den dag en maakt op het gevoel een paar aanteekeningen. Dit zet je eenigen tijd voort, omdat je meent, dat het Je plicht is (als 't later licht is, ont dek je dat die notities óf over en door elkaar heen óf een decimeter van elkaar af staan) maar al heel spoedig ben Je zóó geboeid door den gezelligen. gemakkelijken en vlotten ver teltrant van den „lezer"-die-heelemaal-niet- leest, dat je potlood en boekje maar op steekt. Die spreker stelt je de zaken zóó hel der voor den geest, dat je 't voornaamste wel zóó onthouden kunt. En dan zijn bovendien de lichtbeelden, die Dr. Van der Sleen te zien geeft, zóó mooi, zóó duidelijk en met zóóveel smaak geko zen (zij waren dit ook Maandagavond we der) dat zij Je geheugen nog in zeer sterke mate te hulp komen. Naar Ambon en Nteuw-Guinea dus. Eerst wat kijkjes te Ambon, de mooie baal, de schitterende plantengroei, de „zeetuin". Maar dan gaan we spoedig naar Nieuw Guinea en den Digocl op. Want het eigen lijke doel is: de boven-Dlgoel, waar nog nooit een blanke Is geweest, en de dwerg volken die daar wonen. De mond van den Di- goel: Kilometers breed en wat portretten van ongelooflijk ijdele, potsierlijk getooide Pa poea's. Dan allerlei kiekjes van het Commu nistenkamp; liever gezegd: het kamp van de deelnemers aan de communistische onlusten, die hier door de regeering zijn onderge bracht. Zij zijn rustig aan het werk onder hun kamponghoofden, aangewezen door het gouvernement. Met hun „Raden" ging het al gauw mis. Zij werken nu tegen loon voor het gouvernement en schikken zich hoe lan ger hoe meer. Alleen de „onverzoenlijken" moesten afgezonderd worden. Wij gaan verder. Steeds meer naar 't Noor den. De soldaten houwen de expeditie een weg, dwars door het oerwoud. Soms helpen de „gestraften" mee. Weer een ander tooneel: woningen van Papoea's, 8 a 10 meter boven den grond, paalwoningen, niet onvernuftig gebouwd. Ontmoetingen met dwergvolken. De man nen en vrouwen zijn. klein, maar sterk en gespierd. Een uitstekend physiek hebben ze. Dol op versierselen. En op ijzer. Graag ruilen ze daarvoor hun colliers van varkenstan den en nadere voorwerpen. Verder, verder. Bij de koppensnellers. Met tact en voorzichtigheid (en met kralen) wordt veel bereikt. Geen kop wordt ge sneld, geen speer suist door de lucht. Inte gendeel: er wordo vriendschap gesloten! 't Is de eerste expeditie die niet door Inlan ders beschoten wordt! De Julianatop, 5000 meter, wordt niet be reikt. Jammer; maar Dr. van der Sleen hoopt er over een paar jaar toch nog te komen en dat zijn vrienden de Papoea's, hem dan nóg zullen herkennen! Wij helpen het den onvermoelden. onver schrokken ontdekkingsreiziger wenschen. Tot slot vieren we Koninginnedag in Am- bon. Een „dag" van twee a drie dagen. Daar wordt feest gevierd. En de sympathieke gou verneur van de Molukken, de heer Tideman, wiens gast dr. Van der Sleen was, is overal bü- Dan nog een boot van de Pakketvaart Mij., de Maatschappij, die de beschaving steeds verder en verder Indië inbrengt, die ook zorgt voor de verbinding met Australië. Wij Neder landers mogen trotsch op haar zijn. Dr. Van der Sleen spreekt nog woorden van warme waardeering voor de prachtige toe standen, die hij ln ons Indië vond en die zoo veel beter zijn dan die, welke hij in Brltsch- Indië aantrof. En dan uiten de leden van het „Nut" op hun beurt, door luid en lang applaus, hün warme waardeering voor deze boeiende en belangwekkende voordracht. Harlsmore nederig. ,.,Ik weet dat het niet van fijn gevoel getuigt. In mijn hart heb ik werkelijk heel veel verdriet. Het is vreeselijk dat mijn zoon tot zoo iets is gekomen om een paar ellendige woekeraars te betalen. Ik heb heel ernstig met ïiem gesproken en hem duchtig de ooren gewasschen. Maar toch moet ik lachen". „Waarom dan ln vredesnaam? lk kan er niets grappigs in zien". „Mijn kind, als je het dan met alle geweld weten wiltomdat hijdien diadeem voor twee honderd pond.... aan dien vent verkocht heeft!" Lilian ging weer naar haar plaats terug „Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, maar ik ga voort- met mijn naaiwerk tot uw vroolijkheid bedaard is. Ik kan er niet aan mee doen en het hindert mij hcusch". Lady Harlsmore leunde voorover op haar stok. „Lieve kind", zei ze, „heb geduld met een oude vrouw. Mijn diadeem was nog geen twintig pond waard; het was namaak, al was het werkelijk een schitterend geslaag de imitatie; alleen het goud was echt. Mijn brave man heeft hem kort na ons huwelijk laten maken door oen buitengewoon handig kunstenaar, toen hij genoodzaakt was In het diepste geheim het oude gravinnekroontje van de familie te gelde te maken. Om je de waarheid te zeggen, was het een opluchting voor me dat het ding gestolen ■was. Ik vond het vreeselijk om namaak te dragen en ik was bang dat het de aandacht zou trekken als ik er mij nooit mee ver toonde". „Namaak!" ..Natuurlijk moest ik er wel een heelcboei drukte over maken en detectives op het kasteel halen, maar ik hoopte maar dat ze. hem niet zouden terugvinden". VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1533 I.T EEN OVERWERK-KWESTIE BIJ DE WATERLEIDING. OVERWERK VAN VERLEDEN JAAR THANS BETAALD. Tijdens de vorstperiode van verleden jaar regende het klachten bij den technischen dienst der waterleiding over bevroren leidin gen, bevroren meters enz. De eerste dagen na het intreden van de strenge vorst kwamen gemiddeld 350 klachten per dag binnen, waar van er 200 per dag konden worden afgedaan. In totaal waren er 4500 klachten. Met de grootste inspanning en met behulp van 6 auto's en 6 wielrijders was het geheele per soneel der duinwaterleiding tot in den nacht bezig om herstellingen te verrichten, ook des Zaterdags en des Zondags. De directeur der waterleiding vond in een en ander aanleiding om aan B. en W. voor te stellen met instemming van den wethou der voor de bedrijven aan het personeel een vergoeding te geven voor het verrichte overwerk in buitengewone omstandigheden. B. en W. beschikten evenwel afwijzend, hoe wel zij, naar zij mededeelden, waardeering hadden voor de wijze waarop het personeel zijn werk had verricht. Met het personeel meende het bestuur der Algemeene Vereeniging van Gemeente-amb tenaren, dat 't billijk en redelijk zou zijn, in dien B. en W. naast hun woord van waar deering, ook een daad van waardeering stel den door het toekennen van een gratificatie zooals bij andere takken van dienst en bij de secretarie ook gebeurde indien in buiten gewone omstandigheden overwerk moest wor den verricht. Op 15 April jl. verzocht genoemd bestuur dan ook aan B. en W. terug te willen komen op hun afwijzende beschikking en alsnog een billijke vergoeding te geven voor het over werk, verricht onder buitengewone omstan digheden. Ook thans deelden B. en W. mede. dat zij hun afwijzende beschikking handhaafden. Toen verzocht het bestuur den voorzitter der commissie van overleg deze kwestie te willen plaatsen op de agenda voor een verga dering van de commissie. Dat verzoek werd op 28 Mei jl. gedaan. Na verloop van 5 maan den kwam deze zaak in het georganiseerde overleg ter sprake op 19 Nov. a. p. De zaak nam thans een gunstige wending. De com- „En uw zoon verkocht dat, waardelooze ding voor twee honderd pond? Waar is hij?" „Wie bedoel je die vent?" „Ja". „Ik denk dat hij nog in Frankrijk is om dat pronkjuweel van de hand te doen". „Arme stakker!" ..Maar is het niet grappig?" vroeg lady Harlsmore een beetje verlegen. „Vind je het, nu je alles weet, niet meer zoo erg onbehoor lijk als ik er om moet lachen?" „Het is even slecht om namaakdiamanten te stelen als echte, vooral als je niet weet dat het imitatie is". Lady Harlsmore barstte plotseling in snik ken uit. Toen ze wat bedaard was zei ze: „Ik hoop dat je niet al te slecht over hem zult denken, hij is nog zoo jong. Ik heb dikwijls de hoop gekoesterd dat hij eens met een aar dig. verstandig en flink meisje zou trouwen, iemand zooals jij bent". „Zcoals ik? Maar ik ben niet flink en ver standig". „Nu. in ieder geval hoopte ik dat eens...." „Ik ben jaren ouder dan hij". „Een paar jaar maar". Lilian schudde energiek het hoofd. „Neen, lady Harlsmore, dat moet u maar voor goed uit uw hoofd zetten". „Ik zal er ook niet op aandringen, kindje. Ik zei het maar zoo". Er viel een stilte en even later stond lady Harlsmore op. ..De eigenlijke reden van mijn bezoek was om je te vragen of je mevrouw Hemmings zoudt willen ontvangen". Lilian kreeg een kleur. „Heeft zij dat ge vraagd?" Lady Harlsmore knikte. „Zoo gauw als je stiefmoeder terug is, wil ze komen Ze ziet in dat ze je groot onrecht heeft gedaan. Ze is een vrouw met ecu goed hari en wil graag Dc wereld op baar ergst (Nadruk verboden). VERBETERINGEN IN HET TRAMVERKEER. WENSCHEN VAN DE VEREENIGING VAN HUISVROUWEN. Blijkens het Januarinummer van het Maandblad der afdeeling Haarlem van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen heeft een commissie van drie leden uit het bestuur een aantal van leden ingekomen klachten over de tram met de directie der N.Z.H.T.M. besproken. De vereeniging had on. verzocht om, nu voor houders van tienrittenkaarten het ta rief op lijn 1 uit de stad van en naar de Blauwe Brug slechts 10 cent is, dit ook in te voeren voor lijn 2, voor zoover deze lijn bin nen de gemeente Haarlem is gelegen, dus van de spoorwegovergang Kleverlaan af. Voorts waren er verzoeken om: Duidelijker aanwijzing der nummers van de tramlijnen en verlichting daarvan bij avond; gepast geld te eischen op alle een- manswagens, met het oog op de groote ver traging, die ontstaat door het wisselen van geld: een wachthuisje op het Adriaan Stoop plein: meer bekendheid bij conducteurs en wagenbestuurders met den plattegrond van Haarlem en omstreken, een beleefde hou ding van het bedienend personeel tegenover het publiek. Van de eerstgenoemde punten zegde de directeur, de heer Burgersdijk overweging toe. Wat het gepast geld betreft, de vertra ging bij het betalen veroorzaken de dames meestal zelf door de omslachtige manier, waarop zij geld te voorschijn brengen en ge prikkeldheid van den wagenbestuurder kan daar ücht een gevolg van zijn, gelijk het be stuur opmerkt. Met klachten kan men zich echter steeds tot. de directie wenden. De directeur beriep zich overigens op den overgangstoestand, waarin het tramverkeer te Haarlem thans verkeert, die opschbrting van verschillende veranderingen noodzakelijk maakt. alles in het reine brengen; een bespottelijk misverstand heeft jullie beide in een dwaze verhouding gebracht. Ik zal oprecht dank baar zijn als ik er iets toe kan bijdragen o:n jullie tot elkaar te brengen". „Dat vind ik heel vriendelijk van u", zei Lilian hartelijk. „Natuurlijk wil ik mevrouw Hemmings met genoegen ontvangen. Ik heb zelf ook veel schuld. Maar ik ben nil bezig mijn leven te beteren. Zij nam haar boezelaar weer op en duwde den vingerhoed aan haar vinger. .JDankje, kindje. Mevrouw Hemmings en ik gaan een poosje naar Bournemouth om na al die vreeselijke emoties weer wat tot ons zelf te komen. Ik zal haar bij je brengen als we terug zijn en je vader en moeder weer thuis zijn". „Ik verwaeht ze spoedig terug". „En hoe gaat het met het jonge paar?" vroeg lady Harlsmore vol belangstelling. ,.Ik krijg heel opgewekte brieven van alle bei. het huwelijk is een groot succes". „Nu, ik ben blij dat je vader gelukkig is". Lilian boog zich over haar schort. „U hebt heelemaal niet over Georgeover meneer Hemmings, bedoel ik, gesproken. Maakt hij het goed?" ..Wat dom van me! En ik heb nog wel zoo'n bewondering voor hem. Ik heb voorgesteld dat hij met Augustus een Jaar op het vaste land zou gaan reizen". „Met lord Harlsmore?" „Ja, George Hemmings wil de moeilijke taak op zich nemen om een oudere broer en leermeester voor hem te zijn en Augustus op te voeden". (Wordt vervolgd.) Uit het Engelsch van ARCHIBALD EYRE. 37) „Zoomen, ja ziet u, schorten zoomen is een symbolische handeling". „Hoezoo?" „Ja, lady Harlsmore. lk ben niet langer het. lichtzinnige meisje van vroeger. Ik ben mezelf aan het verbeteren. Mijn stiefmoeder komt binnenkort met mijn vader terug en lk zal haar vragen om mij op te voeden". „Om je op te voeden?" „Ja. ik moet langzamerhand eens een be hoorlijk mensch worden, een beetje bezadig der, weet u". „Voor hoe lang?" vroeg lady Harlsmore. terwijl 4J rimpeltjes om haar oogen kreeg van plezier. Voor eeuwig en altoos, hoop ik. u hebt natuurlijk qehoord ln wat voor vreeselljke moeilijkheden ik ben geraakt, door mijn llchötzlnnlgheld en aan wat voor gevaren ik ternauwernood ontsnapt ben. Ja dat heb ik", antwoordde lady Harls more.' hartelijk lachend. „Mevrouw Hemmings logeert op het oogehbllk bij mij en we heb ben veel over Je gepraat". Lilian schrok. ..Lady Harlsmore ik ben niet zoo# echt als u misschien denkt", zei ze ern- Sl wcct het Meneer Greville heeft ons het heele verhaal gedaan. is een goede, yrleudclljkc man. Hij heelt een uur ians in mijn slaapkamer gezeten, terwijl hij mevrouw Hemmings' hand en de mijne vasthield en heeft ons alles verteld", „Alles?" „Ja". Lilian keek haar bezoekster strak aan. „Weet u zeker dat hij u alles verteld heeft?" „Dat zei hij tenminste". „Heeft hij verteld van....?" „Van wie?" „Hoe gaat het met Lord Harlsmore?" vroeg Lilian plotseling. „Die kwajongen? O. hij heeft vreeselijk berouw". „Dan", zei Lilian zacht. „weet. u alles". Zij stond op en knielde naast haar bezoek ster neer. „Lieve lady Harlsmore, het moet een vreeselljke schok voor u geweest zijn". „Een groote schok". Ze schudde ernstig het hoofd en de lila veer op haar hoed schudde mee. Ze bedekte haar rose gezicht met haar wit-gehandschoende hand. ..Ai-me lady Harlsmore' O^wat doet mij dat. een verdriet. Nee, u lacht!" „Ja. kindje", zei lady Harslmore be schaamd. „Het was maar een glimlach. Ik kon er niets aan doen. Wat denk je dat die aap van een jongen van mij gedaan heeft?" Lilian wendde het gezicht af. „Ik durf niets te denken". „Hij heeft mijn diadeem aan een lommerd houder verkocht vcor twee honderd pond". Lilian klemde haar handen Ineen van schrik. „Dus, die ellendeling van een War den heeft hem tenslotte toch gekregen! Ik had dat moeten voorkomenlk had wat. bent u vreeselijk zenuwachtig, lady Harlsmore!" „Tk weet niet wat zenuwen zijn, kindlief!" „Waarom doet u dan niets als lachen?" „Neem nnj niet kwalijk, kindje", zei lady Wanneer je op bezoek bent en de groote bonbondoos die je van de eerste minuut af in het oog gehouden hebt gaat eindelijk open, alleen om te toonen, dat zg voi prentbriefkaarten zit. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN i 60 Cu, per regel. GEEN LIFLAFJES in den winter, maar krachtig voedsel: missie van bijstand zou de overwerk-kwestie opnieuw bekijken en eventueel een nieuw voorstel doen aan B. en W. Het advies dier commissie is blijkbaar gun stig geweest, want een dezer dagen kreeg het personeel der waterleiding de verblijdende tijding, dat een bedrag van 600 beschik baar was gesteld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6