OM ONS HEEN KLENE's KAUWGOM Voor allen die Sukkelen Mijnhardt's Laxcertabletten LETTEREN EN KUNST MUZIEK. AGENDA HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 8 JANUARI 1930 TWEEDE BLAD No. 3834 HAAGSCHE BABBEL. Vrij geregeld, zoo eens in de maand, roepen1 mijn bezigheden mij naar den Haag. Dit is natuurlijk een malle volzin, want ran dat roepen heb ik, noch een van mijn nuisgenoo- ten, ooit iets gehoord, maar ik gebruik die woorden vandaag toch, omdat zij passen bij mijn onderwerp: den Haag. Den Haag is een deftige stad en dit is een deftige volzin. Hij doet denken aan een haan, die zijn kam op zet voordat hij besluit om te gaan kraaien. Als ik in den Haag uit den electrischen trein stap en een voorbijschietende kennis vraagt: „wat doe jij in den Haag?" meet ik mijzelf geweld aandoen om niet te antwoorden: ,.ik heb hier vandaag een conferentie", terwijl het toch maar een doodgewone vergadering is. Maar de atmosfeer van den Haag verlangt „conferentie". Op het Stationsplein aangeland, zou ik liefst een taxi nemen als mij dat niet te duur v.-as: dus loop ik naar mijn vergaderzaal, want van de Haagsche team moet ik niets hebben. We weten nu allemaal, dat je in allerlei Nederlandsche steden gauwer kunt loopen dan met de electrische tram naar je bestemming gaan, vooral wanneer je niet bang bent van steegjes en de kunst van door steken verstaat maar de Haagsche tram is mij te kras. Die houdt zelfs den schijn van de snelheid der electriciteit niet op. Haagsche menschen, bij wie ik over die langzaamheid wel eens klaag, begrijpen dat niet. Ze denken, dat ik maar zoowat beweer, precies als: ,,'t is somber weer vandaag-", alleen maar om wat te zeggen. En toch is het waar, dat de Haag sche tram langzamer is dan een andere. Maar de Hagenaar merkt dat zoo niet. Zijn tram past in de Haagsche atmosfeer, die van haast niet afweet en er ook niet van weten wil. Haast is niet deftig. Haast is niet correct Let maar op als je den Stationsweg afloopt, de Wagenstraat in, door de Veenestraat, naar de Groenmarkt, door het Noordeinde en dan rechtsaf over de Plaats naar de Parkstraat waar ik wezen moet nu dan, langs dezen heelen weg, die een klein halfuur vordert, haast zich memand. Dat laat de atmosfeer niet toe en het is ook niet geraden, omdat een Haagsche politieagent die correct ove" straat gaat, denken zou dat je iemand of iets ontvluchten wilt en je bij den kraag zou pakken. De dames die in het gangetje dat Veenestraat heet in een niet bijzonder ver zorgd toilet loopen te winkelen (correct is, je mooie spullen pas 's middags aan te trekken) die dames dan vinden waardige tegenhangers in de statig voortstappende heeren, behalve in het costuum, want de heeren kleeden zich al vroeg, omdat immers de decoratie die hun waardige borst voor zich uit houdt, niet op een verschoten jasje passen zou. Die heeren zetten koers naar de Litteraire of Witte So- citeit en bestudeeren daar de kranten of (als zij in dit heiligdom der deftigheid niet zijn toegelaten) gaan een kopje koffie drin ken in „Central". Dat „Central" is een Haagsche merkwaar digheid. Een soort van continu bedrijf, want de zon is nauwelijks opgegaan of er worden kopjes koffie gevraagd en geschonken, je kunt er niet langs de groote spiegelruiten gaan, of er zitten menschen tot laat in den avond. Nergens, geloof ik, begint het koffie huisleven zoo vroeg of is het 's avonds op het sluitingsuur nog zoo druk als in Den Haag. Dat wijst niet op grooter drankgebruik dan elders, wel op meer tijd. Maar de uitdruk king „continu bedrijf" past eigenlijk niet op Den Haag. Het is immers een fabrieksterm, voor een nijverheid die dag en nacht door werkt en van fabrieken weet Den Haag zoo niet af. Er zullen er wel wezen, maar ik ken er maar een, van passementerieën en die is dan ook in Den Haag net op haar plaats. Versiering van kragen en gewatteerde jas sen waar zou die beter passen? Een roe- kelooze journalist heeft dezer dagen durven schrijven, dat er in Den Haag meer vracht auto's zijn, dan in Rotterdam. Laat hij maar oppassen, of de halve bevolking van Den Haag vertrekt als dat waar is. Maar het kan niet waar wezen. De statistiek moet zich ver gissen, als ik dat zoo maar van dit heilige huisje zeggen mag. Neen, in Den Haag passen geen stampende machines en geen vrachtauto's. Ik weet wel, dat er contact bestaat tusschen Den Haag en Rotterdam. Spotters zeggen: „Rotterdam mers wonen in Den Haag". Dat wil zeggen Rotterdamsche families, de Rotterdam- sche zakenmenschen overnachten alleen in Den Haag en schieten 's morgens vroeg naar hunne kantoren te Rotterdam te rug. Die neemt de Haagsche sfeer nim mer in zich op. Dc ecnige tak van groote nijverheid in Den Haag is de wettenfabricage en de hemel weet, dat die in haar soort een continu bedrijf is. Zie de stroomen dames en heeren, die 's morgens tusschen negen en tien correct naar him bureau stappen, langzaam gevolgd door hun chefs; ziet ze tegen een uur of vijf, met den blos der inspanning op de kaken, de fa briekpardon, het bureau, weer verlaten. Is hun de waarlijk deftige taak niet toever trouwd, om de millioenen die de rest van Nederland, opbrengt, in wetten te verwer ken! Ze zijn lang niet altijd rechtvaardig, die wetten en voor een gemiddeld intellect be grijpelijk niet eens. maar wanneer ze een voudig waren zou het lijken alsof het wetten- maken geen moeite kostte. Dat zou niet correct wezen. En bovendien zijn, als nie mand er meer uit kan komen, de nader toe lichtende besluiten er ook nog. Het is maar geen toeval, dat wat ge pensioneerd is of zijn koetjes op het droge heeft gebracht, zich juist bij voorkeur in Den Haag gaat. vestigen. Om de nabijheid van Scheveningen kan het niet zijn, wij hebben in Nederland meer badplaatsen. Maar de wettenfabricage! Geeft het geen gevoel van veiligheid, te wonen bij de bron. waaruit regelmaat en orde, deftigheid en correctheid, kortom waar de wetten ontspringen? Nergens zijn de bovenhuizen in het heele land zoo in trek. als tegenover een politiebureau. Daar zal de inbreker zich niet wagen. De Wet heeit daar haar koel, maar starend oog op hem gevestigd. Wanneer je fortuin hebt gemaakt m verre landen, waar de kris soms vlug uit de schee schiet en Je dan toch maar niet weten kunt, wat die zwartjes soms bedenken, is het dan aan 't eind van je leven niet een streelen- de gedachte, te wonen bij de Bron der Wet, bij den Oorsprong van de Orde? Amsterdam en Rotterdam mogen om strijd beweren: „bij ons klopt het hart der natie", in den Haag mag men terecht antwoorden fiier hcerscht de Rust, de correcte* de deftige En met die zekerheid ben ik tenslotte aan gekomen in de Parkstraat, zonder iemand te hebben ontmoet, die harder liep dan een redelijk gemiddelde. De jachtige herrie van onzen modernen tijd laat den Haag onge moeid. Is het wonder, dat groote internatio nale vergaderingen Den Haag zoeken en dadelijk, zoodra zij op het Haagsche Stations plein aangekomen zijn, Conferenties heelen! Niet dat er niet gearbeid wordt Onze M'nls- ter van Buitenlandsche Zaken zelf heeft het heel druk gehad. Hij haalde in de vorige week maar voortdurend afgevaardigden naar de herstelconferentie af, nu aan het station Hollandsche Spoor, dan aan het station Staatsspoor. „De andere Ministers zijn in Den Haag gevestigd, maar Beelaerts is hier gestat ion neerd", heb ik een Hagenaar hooren zeggen. Natuurlijk worden al die aankomende heeren dadelijk gek'ekt voor de kranten. Ze zetten daarbij verschillende gezichten, waar van bijvoorbeeld de Duitsche delegatie een staalkaart geeft. Dr. Curtius kijkt neutraal, langs den fotograaf heen. Als Buitenland moet je niets op Je gelaat- verraden. Dr. Mol- denhauer (Financiën! glimlacht. Die hoopt wat uit de conferentie te halen. Dr. Wirt-h (bezette gebieden) lacht vroolijk, natuurlijk omdat de bezetting langzamerhand hesle- maal vertrekt en alleen Dr. Schmidt (econo mische zaken) zet een somber gezicht. Over Duitschland's economische aangelegenheden? Of alleen, omdat hij de kleinste is en dus wel wat afsteekt bij de drie andere stoere Germanen? Eén ding hebben de vier gemeen: het dop- hoedje. Blijkbaar raakt de- slappe hoed uit de mode. Toen ik een van mijn kennissen tegenkwam die zoo'n rond ding droeg, zei Ik: „wat staat dat hoedje komisch!" Hij ant woordde: „het is practisch. Slappe hoeden zijn na een regenbui uit hun vorm. Deze kan er tegen." Net als dames, die ook nooit toegeven dat zij een nieuwen hoed hebben gekocht omdat die mode Is. „Hij is zoo practisch!" Onze mannelijke schoonheid schijnt door den dophoed niet toe te nemen. En hebben wij voor de slappe hoeden den hoedendokter niet! Als ik den volgenden keer weer naar de Parkstraat moet, verwacht ik de heeren die er 's morgens om een uur of tien, half elf gepensioneerd naar de Witte wandelen, of naar Central voor een kopje koffie, met een dophoed te zien. Voor zoover zij al niet tot de nieuwste mode zijn overgegaan, J. C. P. DE VRIJE HALVE DAG VOOR DE WINKELBEDIENDEN. Werknemers vragen den Donderdagmiddag verplicht le stellen. MOTIE VAN DEN ALCEMEENEN BOND VAN HANDELS- EN KANTOORBEDIENDEN. Aan den vooravond van de Raadsvergade ring van heden waarin de belangrijke be slissing omtrent de al of niet verplichte sluiting van winkels op een bepaalden hal ven dag genomen zou worden had de af- deeling Haarlem van den Algemeenen Bond van Handels- en Kantoorbedienden Dinsdag een groote openbare vergadering belegd in het Blauwe Kruis. De heer F. C. Gies, die de vergadering opende kon zijn vreugde uitspreken over een drukke opkomst. Hij verheugde zich ook over de goede samenwerking tusschen de werkne mersorganisaties in dezen, maar vond het jammer, dat de gezochte samenwerking met de werkgevers was afgesprongen. Spreker vond het niet loyaal dat daarop eerst na het- adres der werknemers de actie van werkge vers los kwam en de werkgevers een adver tentie plaatsten, waaruit bleek, dat de zaken Vrijdagmorgen gesloten zouden zijn. in plaats van op een middag. Van loyaliteit van de werkgevers is dus ook in de toekomst niet veel te verwachten. De Bondsvoorzitter, de heer G. J. A. Smit Jr., hield daarop een rede. Hij schetste de voorgeschiedenis van het besluit, dat oor spronkelijk gekoppeld zou zijn aan de Win kelsluitingswet, welke poging strandde op de sabotage van de Tweede Kamer. Wat den halven vrijen dag betreft, spreker ontkent, dat de winkeliers te dien opzichte een onderlinge regeling kunnen maken. Voor het groote bedrijf is dit zeer moeilijk. a-oor het kleine bedrijf veelal onmogelijk. En de controle is onmogelijk, vooral in het kleine bedrijf, terwijl op de loyaliteit van de winke liers niet vertrouwd behoeft te worden, dat is reeds uit rancunemaatregelen tegenover per- soneeien gebleken, zooals inhouden van va- cantie. De vraag is nu, moeten wij een vrijen mor gen of een vrijen middag hebben? De vrije morgen is een verloren stuk tijd, waarin de bediende niets doen kan. De middag echter sluit aan bij den avond, men kan ergens heen gaan, zelfs 's avonds, wat op andere dagen nooit kan. De arbeiders hebben immers ook den vrijen Zaterdagmiddag. Uit de urenverdee- ling blijkt-, dat het de bedoeling van den mi nister was, dat de halve dag een middag zal zijn. De vrije morgen brengt mede een schaft tijd indeeling, die ontwrichtend is voor het gezinsleven. Spr. had ae bevordering hiervan van een Christelijk minister zeker niet ver wacht. De vraag is, zal er bij een vrijen middag nog voldoende koopgelegenheid overblijven voor het publiek en secundair: zal de algeheele omzet in de winkels verminderen? Op dikwijls geestige wijze ridiculiseerde de heer Smit de artikelen in sommige couranten waarin betoogd werd, dat de winkelier aan elke gril van het publiek moet voldoen. In het rapport- van de Haarlemsche com missie heeft spreker tot zijn verwondering niets gevonden over de overblijvende gele genheid te koopen, De heer Smit noemde dit rapport ongeoorloofd eenzijdig opgesteld. Van de werkgevers wordt alles zonder verder onderzoek aangenomen. Het vertrouwen van de commissie in de loyaliteit van de winkeliers werd denzelfden dag. dat het rapport in de bladen verscheen aoor een groote advertentie weersproken. Spreker wil de raadsleden waarschuwen voor het rapport. De verhouding tusschen werkgever en werknemer in het Haarlemsche klein- en middenbedrijf vond de heer Smit in het rapport te idyllisch voorgesteld. En hoogst verbaasd is hij over den euvelen moed van de raadscommissie om het winkelpersoneel te taxeeren en het in Haarlem als niet goed te kenschetsen. Wat de vermindering van omzet betreft, raaagt spr. zullen wij minder eten, zullen wij minder rooken, zullen wij minder kleeding dragen na dien vrijen middag. En ten aan zien van het koopen in randgemeenten tij dens de sluiting in de stad zijn de argumen ten overdreven, naar spreker meent- Het vreemdelingenverkeer is van geen in vloed, eentonigheid van het stadsbeeld vreest de heer Smit niet. De commissie heeft voorts verkeerd gedacht, dat het grootbedrijf toerbeurt zal invoeren. Afwachten tot de chaos er eerst te en dan maatregelen nemen, noemde spr. geen regee- ren, hij hoopt, dat de Raad tegen het dwaze advies van de commissie in zal gaan. Spreker heeft ergens als argument tegen de uniforme sluiting gelezen: „Het personeel kan dan niet inkoopen doen." Kan het- per soneel dan nu wel koopen? Trouwens de ge dachte is absurd, dat wij in den vrijen tijd niets zouden doen dan koopen, wij hebben er immers geen geld voor! Een ander argument van de werkgevers is. fïnancïeele malaise in het winkelbedrijf, doch deze heeft met sluitingsuren niets te maken. Statistieken toonen aan. dat deze een gevolg is van het te groot aantal winkels. Er is dus geen enkele reden om het winkelper soneel achter te stellen bij andere groepen van arbeiders. De heer Smit sprak zijn hoop uit op een voldoende sociaal inzicht in den Haarlem- schen Raad. doch een compromis, zooals Haarlem's Dagblad veronderstelde, dat be reikt zou kunnen worden, zou hij een zeer slechte oplossing vinden. Vooral wilde spreker pleiten voor de belan gen der vrouw, die de grootste plaats onder het winkelpersoneel inneemt. De raadscommissie constateert weinig or ganisatie onder het winkelpersoneel te Haar lem. Dit is helaas juist en het karakter van het praeadvies is er een gevolg van. Met woorden van propaganda besloot de Bondsvoorzitter. Bij de gelegenheid tot de bat welkte de heer V i s s e r op om de Raadstribune dicht te bezetten. Het raadslid L. Peper herinnerde aan den drang van de communistische fractie op B. en W. om sooed in deze zaak. De heer Peper is er vrij zeker van, dat het door Haarlem's Dagblad vermelde compromis aan vaard zal worden, om de goede samenwerking niet te verstoren. De heer Joh. Smit zeide van een wette lijk verplichte sluiting schade te vreezen voor den kleinen winkelier, vooral voor dien in consumptie-artikelen. Ook vestigde hij de aandacht op drukker bezoek aan café's dat door de meerdere vrijheid mogelijk is. Hij wilde dit onder de aandacht van geheel-ont houders bx-engen. De spreker weerlegde de bezwaren van de debaters. Bij verwerpen van de middagsluiting zal er een groote actie gevoerd worden. Tenslotte werd een motie aangenomen, waarin de vergadering onder ver wijzing naar het adres van de organisa ties waarin algeheele sluiting op Donderdag middag na 1 uur gevraagd wordt, er op aan dringt dit verzoek in te willigen. Deze motie zou ingezonden worden ln de raadsvergadering van heden. De heer F. C. Gies sloot de vergadering, die behalve door den heer Peper ook bezocht was door de raadsleden de heeren W. A. J. v. d. Kamp en G. Oversteegen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Cl», per rejfel. met Verstopping of moeilijken, tragen en onregelmatigen Stoelgang zijn onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of pijn. Bij Apothekers en Drogisten. Doos 60 ct. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. HET VEREENIGD TOONEEL. EEN NIEUWE GIJSBREGHT Verkade heeft dit jaar een nieuwen Gijs- breght gebracht, een Gijsbreght. die door een deel van de Amsterdamsche kritiek hemel hoog is geprezen en door een ander deel in ce felste termen is afgebroken. Dit was voor mij een aanleiding Zondag de forensenvoor- steüing in den stadsschouwburg op het Leid- sche Plein te bezoeken om mij zelf een oor deel over dit nieuwe experiment te kunnen vormen. Verkade heeft bij zijn ensceneering blijk baar meer verband willen brengen tusschen het Kerstfeest en den Val van Amsterdam. Hij heeft zich de vraag gesteld, of Vondel enkel Amsterdam's ondergang heeft willen dramatiseeren, dan wel of het werk een die peren zin had. ..Het Kerstfeest" zoo lezen wij in het programma „is het hoogge- iijde van de vreugde, van de blijde verwach ting, die in vervulling zal gaan. Maar ir. het Bijbelsch verhaal volgt op de geboorte van het Goddelijk Kind de moord op al de nieuw geboren „onnoozele" kinderen van Israël. Zoo volgt in Vondel's stuk op de verwachting van de bevrijding van de belegerde stad de zekerheid van haar ondergang, dc sluip moord en het verraad". Om het nauwe ver band. dat Vondel heeft aangebracht tusschen den hoofdinhoud van den Gijsbreght en het Kerstfeest, heeft Verkade gemeend meerdere motieven aan het Kerstfeest te moeten ont leen en. Verkade staat ln zijn opvatting omtrent den Gijsbreght dus zeer dicht bij L. Simons, die indertijd sprak van een „mysteriespel". Deze opvatting brengt mede. dat de Gijs breght waarin de hoofdpersoon meer wordt gezien als geloovig Christen dan als een strijdbare held niet wordt gespeeld als een treurspel, maar dat de opvoering veel eer gaat in de richting van een reli- gieuse handeling. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Ct» per r*ft- Nederandsch fabrikaat, prima kwaliteit, 5 tabletten 5 cent. In dit verband moeten wij dan ook de nieuwe door Rle Cramer ontworpen en ge schilderde decors voor dezen Gijsbreght be schouwen. Er is gestreefd naar een bouw als in oude kerken en getracht het geheel het aanzien te geven van een primitief altaar stuk. Een drieluik met aan weerskanten ge schilderde paneclen, waarop telkens ver schillende motieven zijn afgebeeld, die verband houden met de voortschrijdende ge beurtenissen. en in het midden een vesting wal. een poort, een nis, een altaar, een zaal, al naar het tafereel als fond der eigenlijke handeling verlangt. Boven dat triptiek dat horizontaal wordt afgesloten door een hekje in boogvorm een met sterren bezaa de hemel, waarin ln het midden een poort- van wit doek geflankeerd door twee kleinere hemelpoorten is aangebracht. Het geheel is naar de zaalzijde aan weerskanten afge sloten door twee kasteeltorens met nissen, van waaruit de Amsterdamsche Maeghden. de Edelinghen, Klaerissen en Buxghzaten hun beroemde reyen zeggen. Deze tooneelbcuw maakt het mogelijk, dat de verschillende t-afereelen in vlugge opeen volging zonder onderbreking na elkander kunnen worden afgespeeld, maar dat zou Ik dan ook vrij wel het eenige voordeel kunnen noemen. Deze decors waren mij al te primi tief en werkten meermalen eer storend dan dat zij den indruk van het geheel verhoog den. In een enkel tooneel zooals in de Kloosterscène en bij den droom van Bar.e- loch was dat altaarstuk werkelijk de pas sende omlijsting van het spel. maar wat te zeggen bijvoorbeeld bij de ontmoeting tus schen den heer Van Vooren en Gysbreght. waarbij alles aan onze ve: beelding werd over gelaten: De bode moest zijn indrukwekkend verhaal doen in een al te klein en te fel ver licht, kaal wit vertrek een soort nis waardoor de tragische sfeer geheel ontbrak. Een nadeel van deze tooneelindeeling is ook, dat de speelruimte over het algemeen te bekrompen is en de spelers zich soms nauwe lijks viij uit kunnen bewegen. Het moge waar zijn, dat Verkade in zijn opvatting de op voering blijkbaar zoo sober mogelijk heeft willen houden en hij aan de declamatie een grootere plaats in ruimde dan aan het spel, aan den totaalindruk kwam dit dan toch al lerminst ten goede. Bepaald storend-leelijk vond ik den hemel met zijn drie poorten boven het primitieve hekje, dat mij deed denken aan een schoor steenmantel met de daarbij behoorende pen dule en coupes, en de verschijning van de engel Rafaël die in 't rood-blauwe uniform met kuras geleek op een Franschen kuras sier van vóór den oorlog met een gasmasker voor was niet bepaald eschikt om ons in een verheven stemming te brengen. Ook de oplossing der reyen vond ik in deze opvoering allesbehalve gelukkig. Verkade liet alle reyen „tweestemmig" maar dan uni sono zeggen en dat klonk zoo kunstmatig, dat wij er meer op letten, of de stemmen wel gelijk „uitkwamen", wat heel dikwijls niet het geval was dan dat wij oor hadden voor de prachtige verzen van Vondel, die genoeg muziek in zich zelf hebben om nog verdub beling der stemmen te behoeven. Paul Huf was ditmaal voor het- eerst Gys breght en dit bracht het- voordeel mee. dat de taal van Vondel uit Gysbreght's mond op onovertroffen wijze tot ons kwam. Want Huf Is een voorbeeldig verzenzegger. Ook Huf's uitbeelding van den Gysbreght kan ik alles zins roemen. Hij gaf hem in het- begin met volmaakte beheersching en verheven rust- als de geloofsheld, zooals Verkade hem blijkbaar ziet. Dan, na den keer, dien het treurspel neemt, met sterker, innerlijke bewogenheid, maar toch steeds waardig, een krachtig, maar toch innig vroom krijgsman! Naast dezen sterken Gysbreght stond de Badeloch van mevrouw Jacqueline Royaards- Sandberg, die in haar blauw-fluweelen kleed en met haar zangerige stem iets van de schoonheid van vroegere Gysbreght-opvoe- ringen met zich medebracht. De droom van Badeloch werd het hoogtepunt van den mid dag. Het was het eenige moment, dat wer kelijk ontroering over ons kwam Bij me vrouw Royaards kwam evenals bij pui Huf Vondel's taal volkomen tot haar recht. Van haar kregen wij het vers ln zijn doorgloeid rhythme. En ook Frits van Dijk, die het verhaal van den Bode deed vol kleur en met sterk beel dend vermogen. Die kleur en dat bee.dena vermogen misten wij te veel bij Bob Geraerds. die overigens aan het rhythme van he „vers alle recht doet en die ook boeit door zijn fraai donker getimbreerd geluid. Zijn Arent van Aemstel die meer nog dan Gysbregnt krijgsman is zou overigens in uitbeel ding forscher en krachtiger kunnen zijn. De overiee rollen waren wel zeer ongelijk verdeeld. Cees Laseur kon ik als Vosmeer de Sn ie meer bewonde-en om zijn sterk, sug gestief wat uit het kader der opvoeding springend spel dan om zijn declamatie, die wel plastiek aan het woord geeft, maar het rhythme van het vers nog al eens te kort doet. Johan de Meester Egmond houdt er blijkbaar in het verzen zeggen een geheel eigen stijl op na en bij Paul Storm die gruwelijk brouwt en ons storend liet hooren. hoeveel r's hij vermoordde kunnen wij ran stijl zelfs niet spreken. Ook de Heer Van Vooren Adolph Hamburger was geheel onvoldoende, waardoor van het mooie toonee! tusschen hem en Gysbreght vrijwel niets te recht kwam. Een zeer goeden Gozewyn zagen wij daarentegen van Hans van Meerten, die dezen bisschop teer en gevoelig als een oud. afgeleefd, maar aldoor waardig geestelijke gaf. De andere geestelijken Willebrord en vooral Peter voldeden minder. Zoo kregen wij een geheel, dat zeer ge mengde indrukken naliet. Een sterke herin nering zooals van de stijlvolle, onvergelij kelijke opvoering van Royaards zullen wij ran deze nieuwe Gysbrecht-voorst-elling zeker niet bewaren. Wij hebben eerbied voor den hoogen ernst, waarmee Verkade ook deze Gvsbreght-opvoering heeft voorbereid en ge leid en erkennen gaarne zijn doelbewust stre ven. maar het resultaat heeft ons teleurge steld. Gvsbregt als krachtig gespeeld treur spel is ons liever dan als Middeleeuwsch Kerst, mis-spel. gespeeld voor een primitief altaar stuk van een oud-Gothische kerk. Het publiek echter de schouwburg was op de forensen-matinee stampvc* bleek groote bewondering te hebben voor Verkade's werk en heeft aan het slot van deze bewondering door een op een ovatie gelijkende huldiging van de twee hoofdpersonen Paul Huf en mevrouw Royaards blijk gegeven. Aanstaanden Zondagmiddag wordt de Gys breght wederom te Amsterdam voor forensen gespeeld. J. B. SCHUIL, GEMEENTELIJK ORGELCONCERT. Was het onbezet-blijven van meerdere be sproken plaatsen toe te schrijven aan de om standigheid dat Mevr. Noordewier-Readin- gius hare medewerking had moeten afzeg gen? In elk geval hebben de afwezigen on gelijk gehad, want Theodora Verstecgh. die a'.s^plaatsvervangster optrad heeft zic.h schit terend van haar niet gemakkelijke taak ge kweten. Trouwens, zij is hier een te goede bekende, dan dat men anders zou hebben mogen verwachten, en men make dan ook uit den aanhef van mijn verslag niet- de con clusie dat de belangstelling niet groot was: de zaal was zeer. zeer goed bezet. Theodora Versteegh heeft verstandig ge daan door ons nu eens op Iets anders te ont halen dan arlas uit cantate no. zooveel en zooveel van J. S. Bach, waarmee de zange ressen uit den treure aankomen, arlas. die bij al hun schoonheden door hun uniformi teit op den dui^1 de belangstelling minder wekken. In stee daarvan heeft zil ons verrast met- twee prachtige liederen van Carl PhiL Em- Bach: het eene, „Gottes Grösze in der Naturvol frlschheid en haast ln het kader van Haydns ,-Schöpfung" of „Jahreszetten" patsend; het andere, „Jesus ln Gcthsemané" vol diep gevoelde somberheid en verrassend door zijn koene harmonieën. In het vooraf gegane „Busslied" van Strattner scheen mij de zangeres nog niet geheel op dreef cn was de intonatie een paar maal iets te laag; ln de liederen van Ph. Ent. Bach had zij de volle beschikking over haar groot talent, evenals in het volgende lied, een oude lof zang uit de zestiende eeuw. Na de pauze gaf zij ons nieuwere kunst. Het „Morgen-Gebet" van Hans Schouwman dwaalt, hier en daar cn overal heen. zonder tot een logisch geheel te komen cn eindigt met een zeer banaal, ouderwetsch slot. Het. werd door den glans van Mahlers „Urlicht" tuit- de tweede Symphonic) volkomen over straald; dit en het volgende „Um Mit-ter- nacht." van Mahler werden zeer treffend en mooi weergegeven. George Robert was ln zijn begeleidingen minder gelukkig dan anders; de oorzaak ver nam ik na afloop: dc organist voelde zich eenigszins ziek. Hij opende den avond met een curieus „Preludium en Fuga" van den beroemden Bach-voorganger. den Liibccker organist Buxtehude en een werk, welks stijl duidelijk met dien van Bach verwant is- De fuga bestaat uit drie deelen, waarvan het eerste geschikt „die Hühnerfuge" kon heeten. Het Preludium en Fuga In b min. van J. S. Bach viel ons ditmaal vrij lang. Twee stuk ken van onzen landgenoot C. F. Hendrik* toonden muzikaal talent, maar weinig per soonlijkheid: het eerste, „Regrets" Is ondanks zijn Franschen titel zeer burgerlijk Hol- landsch; het tweede, „Feuillet d'Album" ver raadt in vele chromatische wendingen den in vloed van César Franck; het is mij echter niet- duidelijk geworden wat het bulderende middenstuk in dit „Albumblaadje" tc maken heeft. Met een Interessant koraalvoorspcl van Karg-Elert besloot hij de reeks der voor* drachten waardig. K. DE JONG. HET OOST-NEDERLANDSCH TOONEEL, FÏNANCÏEELE MOEILIJKHEDEN. Naar het Vad. verneemt, bevindt het Oost- Nederlandsch Tooneel zich sedert korten tijd! in financieele moeilijkheden, die het voort bestaan van het gezelschap in zijn tegen- woordigen vorm ernstig bedreigen. Mien Duymaer van Twist heeft reeds haar verbin tenis aan dezen troep opgezegd en naar ver luidt-, zal weldra Jules Verst-raete er even eens geen deel meer van uitmaken. Men zal trachten, zooveel mogelijk verder te speler* en eventueel nog een nieuw stuk. O'Neills Een liefde onder de olmen, voor het voetlicht; te brengen. Het meerendecl der leden is be reid om voorloopig zonder ontvangst vani gage zijn krachten te geven aan de door Al- bert van Dalsum, dr. Wijnand Frans en A. Defresne gestichte combinatie. Heden; WOENSDAG 8 JANUARI Stadsschouwburg. „Zijn terugkeer" (Kari und Anna). 8 uur. Schouwburg Jansweg. Abonnementsvoor- stelling. „De Broadway-Melodle". 8.15 uur. Gem. Concertzaal. Ledenconcert H. O. V, O- 1. v. Eduard van Belnum. Josef Pembaur, plano. 8.15 uur. Doopsgezinde Kerk, Groote Houtstraat 43, Ds. S. H. N. Gorter: „De Russische Doopsge zinde Emigranten". 8 uur. Palace. „De Man met het IJzeren Masker", 2.30 en 8.15 uur. Luxor Theater. „Saxophoon Susi". Tooneel; Les Corellls en 2 Barty's. 2.30 en 8.15 uur. Rembrandt Theater. „The Singing Fool", Tooneel: Yamamoto and Koyoski. 2-30, 7 en 9.15 uur. Statenzaal. Prinsenhof. Gemeenteraad. 1.30 en zoo noodig 8 uur. DONDERDAO 9 JANUARI Schouwburg Jansweg. „Dc Broadway Me lodie". 8.15 uur. Bioscoopvoorstellingen. Teyleris Museum, Spaarne 18. Geopend on werkdagen van 11—3 uur, bchalv© Maan dags toegang vrij,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5