H. D. VERTELLINGEN.
LANGS DE STRAAT.
FEUILLETON
ONTWARDE DRADEN.
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 15 JANUARI 1930
(Nadruk Torboden; auteursrecht voorbehouden).
floor OSSIP DYMOW.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
De Droomer.
„Luister eens. kind, er moet nu eindelijk
een eind aan komen. Karei is niet de goede
man voor je. Hij is te slap en bovendien geen
verdiener, maar een droomerige leeglooper,
die niet eens in staat is, zijn brood te verdie
nen, laat staan dus een gezin te onderhou
den. Je verknoeit je tijd vergeefs met hem.
Je moet hem zijn congé geven, hoe eer hoe
beter".
Zoo of ongeveer zoo sprak de koop
man Schelling tot zijn twee-en-twintigjarige
dochter Dorothea.
Die hoorde de toespraak van haar zorg-
zamen vader aan en er kwamen tranen in
haar helder-blauwe, gehoorzame oogen; zij
antwoordde;
„Je hebt stellig gelijk, vader, hij staat mij
weliswaar heel goed aan, maar ik zie toch
ln, dat ik bij hem onvoldoende verzorgd en
mijn leven lang ongelukkig zou worden.
Morgen zal ik er al een einde aan maken".
„Morgenochtend moet je voor mij op het
exportbureau aandeelen en cognossementen
afhalen".
„Graag, vader".
Dorothea belde Karei op en maakte met
hem een afspraak bij een bepaalde bank, die
zij beiden heel goed kenden, daar zij elkaar
daar al twee jaren lang ontmoetten. Dat was
„hun" bank, „hun" plaats van ontmoeting.
Om elf uur in den morgen haalde Doro
thea de aandeden en commercieele papieren
van haar vader van het exportbureau, deed
ze in haar tasch en snelde naar het park
voor haar afspraak. Zij was opgewonden en
liep tamelijk haastig. Op dit uur waren er
nog weinig wandelaars in het park. Zij merk
te niet, dat haar tasch open ging en de en
veloppe, die zij ir. het exportbureau in ont
vangst had genomen, zacht in het verwel
kende gras neerviel. Karei, die haar trachtte
ln te halen, had het echter gezien; zonder
zijn meisje te roepen, nam hij het pakje op.
deed het in zijn binnenzak en bereikte „hun"
bank met anderhalve minuut vertraging.
Deze samenkomst was buitengewoon ont
roerend en hartelijk. Beiden zagen ln, dat
Dorothea's vader gelijk had, dat de omstan
digheden tegen hen waren, dat het hun in
dit ij dele en prozaïsche leven niet vergund
was. hun levensloop te vereenigen.
Karei, die wist, dat het de laatste maal
was. drukte het beminde meisje aan zijn
borst: zij hoorde het stormachtige kloppen
van zijn hart en het ritselen van het papier
ln zijn binnenzak, maar zij wist niet, dat dit
het pakje was, dat zij had verloren.
ZIJ namen afscheid, nadat zij elkaar voor
de laatste maal omhelsd hadden en elkaar in
de oogen hadden gezien, die gesluierd waren
door Ingehouden tranen.
Den volgenden morgen keek Karei de kran
ten nauwkeurig door en weldra ontdekte hij
de volgende advertentie:
„Vijftig gulden belooning voor dengeen.
die een verloren geraakt pakket documenten
terug bezorgt.dit en dit en dat.bevat
tend. Terug te bezorgen bij
Het adres was Karei maar al te goed be
kend. Hij vond het meisje om zoo te zeggen
badend in tranen maar het waren geen
liefdes-, maar om het zoo uit te drukken
commercieele tranen: het meisje treurde over
de verloren aandeelen en zakelyke papieren,
waarvan het verlies een stormachtige dis
cussie met haar vader ten gevolge had ge
had.
„Huil maar niet", sprak Karei tot haar.
„Ik heb de napieren gevonden en kom hier,
om ze aan je vader terug te geven".
„Heerlijk!" riep Dorothea opgetogen uit,
„wat zal vader blij zijn. Hij was zoo overstuur
dat hU mij zelfs een tik heeft gegeven. Maar
daar ben ik niet eens boos meer om. Geef
mij het pak, ik zal het vader geven, wanneer
hij terug komt."
„Neen. ik wil het hem persoonlijk overhan
digen", antwoordde Karei, „ik heb vijftig gul
den van hem te goed".
..VUftig gulden, waarvoor?" riep het meis
je verwonderd.
„Je vader heeft ln de bladen een belooning
voor den vinder uitgeloofd. Hier, lees maar",
en hij gaf haar de krant.
Dorothea duwde hem weg, stootte een kreet
uit, begon te hullen en stormde de kamer uit,
bevend van verontwaardiging en opwinding.
Des avonds vertelde zij haar vader hetgeen
was voorgevallen en wond zich weer zoo op,
dat zij begon te stotteren:
„Je hebt gelijk gehad, vader, dat is geen
man vpor mij. Ik heb anderhalf jaar aan
hem verknoeid. O, wat heb ik mij in hem
vergist!"
De vader liet haar kalm uitspreken, be
gon toen ernstig na te denken en zeide ten
slotte:
„Ook ik heb mij in hem vergist. HU is toch
niet zoo'n slappe droomer, waarvoor ik hem
altijd heb gehouden. Ik geloof, dat hy zijn
hoofd op de goede plaats heeft zitten
Kort en goed, ik wil hem spreken".
En zy spraken met elkaar. Het resultaat
van dit gesprek was, dat Karei van Schel
ling vijftig gulden, zUn dochter en de be
lofte. hem een leidende functie op zijn kan
toor te verschaffen, ontving.
Dorothea is met Karei getrouwd en zij wa
ren belden en. lang gelukkig niet minder
gelukkig, dan ontelbare andere getrouwde
jonge menschen.
DE ZIEKTEVERZEKERING.
HET PREMIETARIEF.
Naar het Volk verneemt zal binnenkort in
het Staatsblad verschijnen het Koninklijk
Besluit tot vaststelling van de door de Raden
van Arbeid te heffen premiën voor de ver
plichte ziekteverzekering.
De premie zal voor de groote meerderheid
der verzekerde arbeiders bedragen 2.3 pet.
van hun loon; voor de arbeiders, werkzaam in
een 30-tal bedrUven, met verhoogd ziekte
risico zijn hoogere premiën vastgesteld ten
beloope van 4.9 pet. voor het mijnbedrijf en
het hoogovenbedrijf en 3.4 pet. voor de ove
rige bedrijven.
GROOTE HOEVEELHEID OPIUM
TE BATAVIA ONTDEKT.
Gesmokkeld in vaten cement.
WAARDE VAN 180.000.—
Aneta seinde gisteren uit Batavia:
De douanebeambten hebben 3000 thai! opium
aangehaald, die een waarde vertegenwoordi
gen van f 100.000. De opium werd ontdekt
in een zending van 200 vaten cement, die uit
China waren ingevoerd door een Chinees.
Deze werd gearresteerd. Tot dusver zUn slechts
tien vaten onderzocht, zoodat de mogelijkheid
bestaat, dat de hoeveelheid opium veel
grooter is.
Nader wordt gemeld, dat thans 6000 thail
opium aangehaald is tot een waarde van
f 180.000. Een onderzoek bracht uit, dat het
opium een minderwaardig product is, afkom
stig uit Amoy, terwijl de cement afkomstig
is uit Hongkong.
Het Hb'.d. teekent bij deze berichten nog
het volgende aan:
„WU hoorden in den loop der jaren van
belangrijke opium-aanhalingen in ons Indië
maar een aanhaling als deze is zeker zeld
zaam. En beteekent een ongewoon buiten
kansje voor de bU bet geval betrokken ambte
naren. Het gouvernement keert n.l. aan de
aanbrengers, aanhalers en medewerkers, ge
zamenlijk een premie uit van vier gulden per
thail of 33601 gram. Een landsdienaar mag
echter ineens aan premie niet meer ont
vangen dan duizend gulden en in een loopenö
kalenderjaar aan premie niet meer toucheeren
dan f 5000. Maar ook de boeten, opgelegd
voor deze overtredingen, komen aan de ambte
naren.
Ook om andere redenen verdient de aan
haling van een zoo groote partij opium de
aandacht. Terwijl gedurende enkele jaren
het smokkelen van opium verminderde, mis
schien tengevolge van deugdelijker maatrege
len tot tegengaan van den sluikhandel, doch
zeker in verband met den hoogen prijs van
de smolckel-opium. toonden de laatste maan
den van 1929 ln Oost-Java een daling van
het debiet der opium-regie, welke daling o.a.
moet wijzen op toonemenden smokkelhandel,
hoewel daarop tevens van invloed kunnen
zijn minder*, gunstige economische omstandig
heden bij een deel der bevolking. bUv. ten ge
volge van de misoogsten in Kediri".
BELOONDE HULPVAARDIGHEID
.Aan de redders van de be
manningen van de IJM. 316
en van de „Scliuttevaer".
De Nederiandsche regeering heeft aan
den kapitein en den hofmeester van het
Britsche stoomschip „Findhorn" belooningcn
toegekend als blijk van waardeering voor de
goede diensten, bewezen bij de redding van
1929 op de Engelsche kust is vergaan,
de opvarenden van het Nederiandsche vis-
schersvaartuig Gerard IJM. 316, dat op 13 Juli
Verder heeft zij aan den gezaghebber van
het Spaansohe stoomschip „Marqués de Cor-
nillas" een belooning toegekend als blijk van
v/aardeering voor de goede diensten, bewezen
bij de redding van de drie opvarenden van
de Nederiandsche reddingboot Schuttevaer,
welke op 18 Maart 1929 bij de Canarische
eilanden in nood verkeerde, aldus de N.R.C.
NA DE RAZZIA.
Stopzetting van de actie der P.N.I.
Aneta seint uit Batavia:
Naar wU vernemen, hebben de leiders der
Partai Nasional Indonesia Sartono en An-
wari een rondschrijven gericht tot de leden
der partij, waarin zij verzoeken alle actie der
P. N. I. te staken zoo lang het onderzoek
inzake de jongste huiszoekingen hangende
is.
DE „NEDERLAND"-EXPRESS.
Mail van s.s. „Prinses Juliana".
De speciale trein met post en passagiers,
in aansluiting op het stoomschip „Prinses
Juliana", zal Vrijdagmorgen 17 Januari om
11 u. 10 van Genua vertrekken.
Aankomst Zaterdagmorgen 18 Januari om
7 uur 57 te Arnhem, 8 u. 48 te Utrecht. 9 u.
45 te Den Haag (SB.). 9 u. 36 te Amsterdam
(WT,), 9 u. 53 te Amsterdam (C.S.) en 9 u. 52
te Rotterdam (M.)
HET GEVANGENISPERSONEEL.
TE LANGE DIENSTTIJD TE
HAARLEM?
Onder den titel „Op, voor verkorting van
den arbeidstyd van het gevangenispersoneel"
wordt door den Centralen Ned. Ambtenaars-
bond een brochure uitgegeven, bevattende de
rede, door den secretaris van het N.V.V., den
heer S. de La Bella uitgesproken op het con
gres van het Justitiepersoneel. Uit het artikel
blijkt dat het gevangenispersoneel in ver
schillende inrichtingen buitengewoon lange
arbeidstUden maakt, waartegen de organisatie
die dit congres belegde, een stevige actie
voert.
Over den arbeidsdag te Haarlem wordt
medegedeeld dat de bezetting als volgt is:
In het Huis van Bewaring' gemiddeld 25 ge
vangenen.
In de Strafgevangenis gemiddeld 120 gevan
genen, terwijl er hier ruimte is voor 180.
Voor het Huis van-Bewaring is een direc
teur eiï 9 man personeel, terwijl voor de straf
gevangenis behalve een directeur ook een on
der-directeur en voorts 20 man personeel
werkzaam zyn voor de bewaking.
Daar de strafgevangenis en het Huis van
Bewaring binnen één muur zijn gevestigd, zou
door behoorlijk overleg een redelijke dienst-
tijdregeling künnen gemaakt worden, doch
doordat het overleg ontbreekt komen er thans
niet minder dan 120 afwisselende slaap- en
waakwachten voor met soms diensttijden van
niet minder dan 83 12 uur per week.
Dit is te erger, aldus lezen wij in de
brochure, omdat het hier menschen betreft,
die dag aan dag vertoeven in een trieste,
grauwe omgeving, wier arbeid zonder levens
vreugde, vervelend en eentonig is. Die arbeid
is van zoodanigen aard, dat de psychische
gesteldheid van het personeel er onder lijdt,
waardoor het aantal ziektedagen in vele ge
vallen buitengewoon groot is.
SOC. DEM. VROUWENCLUB.
Door de afdeellng Haarlem van de Soc. Dem,
Vrouwenclub wordt op Vrydag 17 Januari a s.
een ledenvergadering gehouden. Op deze ver
gadering zullen o m behandeld worden de
voorstellen voor de jaarvergadering en de
nieuwe regeling inzake „De Proletarische
Vrouw".
GEVONDEN DIEREN EN
VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij:
Meyer. Dahliastraafc 23, abonnement: Vonk,
Kokstraat 13a rood, armbandje; Postkantoor
Frans Halsstraat, bankbiljet.; DernJson, Rip-
perdapark 5, bont; v. d. Oosterkamp, Beek-
steeg 4 d. boek (order), van Winds, Tulpen
straat 12rood, bril; Abbeve, Adr. Loosjes-
straat 71, cape; v. d- Linden, Potgieterstraat
41, duif; Poels NagtzaamsUaat 18rood, hand
beschermer; Hille, Kolkstraat 14 rood, hoed;
Roos, Brouwersstraat 43c. handschoen; Drenth
Fr. Varkensmarkt 20, hoed; Paap, Oranje
boomstraat 134, handschoentje; Besseling,
Rozemarijnsteeg 8. hondje; Kennel Fauna,
zwart-brnin hondje, gebracht door: Steen
man, Garenkokerskade 62; idem, gebracht
door: Schouten, BegUnhof 1; wit katje, ge
bracht door: Haan, Rozenstraat 63; Zum
Klaussner. Groote Markt, kipkarretje; Van
Norden, Leidsche zystraat 12rood. ports-
monnaie met inhoud; Heniers, Eikenstraat
39, idem; Veis, Schoterweg 160rood, pet; De
Haas, 2e Zuid Polderstraat 44 pet; Bureau
van Politie. Smedestraat, dakraam; Meyer.
Spiegelstraat 8, rentezegels; Harren, Kruis-
tochtstraat 62, rywielbelastingmerk; Var.
Kessel, Merovingenstrat 44, ring met sleutels:
Spanjaard, Overbiltweg 31, Santpoort, wagen
moer.
VISSCHERIJ-UITKOMSTEN.
DE BESOMMINGEN.
Heden waren aan den Rijksvischafslag 24
stoomtrawlers. De besommingen waren:
Derica VII 3010, Mies en Truus 2853,
Ewald 3500, Alma 3072, Hibernla 1833,
Marie R. Ommering 3408. Herberdina Jo
hanna 5245, Dordrecht f 2652, Amsterdam
IJm. 100 1030, Petten 3613, Christina Ca-
tharina f 2527, Acacia 3450. Kamperduin
f 2961, Victor 3500, Clazina Luther f 2400,
Sumatra 3900, Magpie 1700, Ada f 2600,
Zwarte Zee f 2300, Ecliptica 1200, Frisia
3600, Rijnmond 3300, Witte Zee 1900.
John Brown 600.
HAARL. WANDELSPORT-VEREENIGING.
Bovengenoemde vereeniging heeft jL Zon
dag vier van haar leden uitgezonden naar
Amsterdam, om te kampen tegen haar zuster
verenigingen.
Deze wedstrijd was georganiseerd door de
Amsterdamsche Athletiek Club; het was een
veldloop met hindernissen. Het was een
zware strijd voor de Haarlemmers, omdat zij
meer doen aan snelwandelen of afstand-
marschen. De afstand van Zondag was be
paald op drie K.M. (klasse C)het ging over
slooten, greppels, hekken, enz. Wegens den
regen van de laatste dagen was men af en
toe genoodzaakt om een modderbad te ne
men.
Aan dezen wedstrijd werd deelgenomen
door 104 loopers, van wie twintig al spoedig
den strijd opgaven. De drie Haarlemmers
A. de Nys, Kooien en J. van den Berg wisten
de finish met goed succes te bereiken.
Vooral voor laatstgenoemde is het een
mooie prestatie, want hij is 52 jaar.
FAILLISSEMENTEN.
Door de Arrondissements-Rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen uit
gesproken op Dinsdag 14 Januari 1930.
1. Simon Rond, fabrieksarbeider, wonende te
Wormerveer, Paul Krugerstraat 14; curator
Mr. M. van Toulon van der Koog, wonende
te Haarlem.
2. W. O. E. Donath, postzegelhandelaar,
wonende te Zandvoort. Verlengde Haltestraat
73: curator Mr. G. Seret, wonende te Amster
dam.
4. P. Wals Szn., koopman in matten en
tapijten, wonende te Landsmeer; curator mej.
Mi*. M. Kluitman, wonende te Haarlem.
Rechter-Commissaris Mr. A. W. J. van
Vryberghe de Coningh, in al deze faillisse
menten.
Opgeheven werden de faillissementen ran:
1. A. Borgart, wonende te IJmuiden, gem.
Velsen; curator Mr. A. W. Hellema, wonende
te IJmuiden.
2. J. van Duin, wonende te Haarlem; curator
Mr. J. Deenik. wonende te Haarlem.
Geëindigd zijn door het verbindend worden
der uiiaeelingslijst de faillissementen van:
1. D. van Zaane, wonende te Zaandam:
curator Mr. H. H. Riepma, wonende te
Edam.
2. M. Kuiper, wonende te Landsmeer; cu
rator Jhr. Mr. L. U. Rengers Hora Siccama,
wonende te Haarlem.
4. J. B. Schouw, wonende te Beemster; cu
rator Mr. H. H. Riepma, wonende te Edam.
5. A. A. Rap, vroeger wonende te Haarlem,
thans te Amsterdam; curator Air. S. Groen,
wonende te Haarlem.
6. G. J. van Geffen. wonende te Hoofd
dorp; curator Mr. F. J. D. Theyse, wonende
te Haarlem.
7. J. Th. Borst, wonende te Wijk aan Zee en
Duin: curator Mr. Dr. F. A. Bijvoet, wonende
te Haarlem.
Gehomologeerd werd het faillissement van
Mr. W. Loeb. wonende ie Overveen gem. Bloe-
mendaal; curator Mr. Dr. F. A. Bijvoet-, wo
nende te Haarlem.
De Schel.
In de Amsterdamsche Leidschestraat doet
de regeling van het verkeer tegenwoordig aan
kinderspel denken. Hiermede bedoel ik niets
kleineerends voor de politie-ambtenaren, die
dit schei-systeem hebben uitgedacht of voor
hen die het uitvoeren, maar het geheele me
chaniek van deze regeling wekt, als je er
eenigen tijd naar staat te kijken, werkelijk
de gedachte aan mechanisch kinderspeel
goed.
Na bepaalde tusschenpoozen rinkelt er tel
kens een alleraardigst electrisch schelletje en
dan breiden alle agenten die op de bruggen
en by de zystraaten geposteerd zyn, de ar
men uit om het verkeer beurtelings in één
bepaalde of de daarop loodrecht staande
richting te laten doorgaan. Als de stroom
eenmaal op gang is gebracht, laten de agen
ten hun armen weer neer.
Het gaat uitstekend en zij is een beziens
waardigheid van Amsterdam geworden, deze
moderne verkeersregeling. Vooral dat leuke
schelletje doet het 'm. Dikwijls blyven men
schen op een brug of op een hock by een zij.
straat staan om dat schelletje een paar keer
te hooren en den verkeersstroom c te
laten voorbijgaan.
Er wordt gezegd dat dit maar een over-
gapgstoestand is en de schelletjes op den duur
door lichtseinen zullen worden vervangen.
Het zou jammer zyn, want Amsterdammers
zyn in sommige opzichten groote kinderen.
Maar zij zullen misschien die lichtjes óók
weer aardig vinden!
Drie buitendames èn een meisje van bui
ten van een jaar of veertien haaden zich in
hef. Amsterdamsche verkeer gewaagd en
wat> méér zegt ook in het verkeer van de
Leidschestraat. Zij waren zonder eenigen
twijfel geen inwoonsters van de hoofdstad,
want/ daar draagt men geen rokken meer die
bijna tot de enkels reiken en vooral: daar
spanseert men niet over de trottoirs in rijen
van vier. En dat deden deze vertegenwoor
digsters van de zwakke sexe uit Noord-Schar-
woude of uit Upendam of een ander vrien-
delyk Noord-Hollandsch dorpje. Bovendien
liepen ze nog gearmd ook. Er bleef er wel
eens even een achten maar spoedig haakte
ze dan weer in en de «sliert" was weer héél
Zy onderhielden een gezellige conversatie in
het in vele opzichten merkwaardige dialect
onzer provincie, maar op een van de eerste
bruggen van de Leidschestraat verstomden
heur luide stemmen. De geheele rij bleef in
eens stokstijf staan.
De Schel had geklonken!
Met open monden staarden ze naar bo
ven, als hing dat rinkelding daar ergens in
het luchtruim. Zij snapten er blijkbaar niets
van en schoven, gevieren, wat verder de brug
op.
Een pientere Amsterdamsche loopjongen
(zooals bekend, is een jonpjongen een jongen
die fietst) had het viertal spoedig „in de
goate" en zag hier met geoefenden blik een
prachtige gelegenheid voor een gijntje. Hij
stond met zijn linkerbeen elegant over het
zadel van zijn fiets geslagen en met zijn
rechteronderdaan rustend op den trottoir
rand te wachten tot de verkeersagent zijii
armen zou uitbreiden in de voor hem gun
stige richting, en zei tot de dichtst bij hem
staande van de vier, op vertrouwelijken toon
en met een gezicht waar de eerlijkheid en de
onschuld van afgeschept konden worden:
„Mittet folgende belletje meg je pes de
grecht oufersteike!"
De boodschap werd gauw doorgegeven in
de rij en de vier waagden zich inderdaad
niet verder dan het einde van de brug. Eerst
toen de schel weer rinkelde stoven ze, zon
der den keten te verbreken, giechelend naar
de overzijde.
Bij de volgende brug hoopte ik, eerlijk ge
zegd, op een herhaling van dit tooneel. Maar
de loopjongen was, na met groote voldoening
zijn succes genoten te hebben, alweer doorge-
fietst. En de dames-van-buiten hadden, na
van het ongewone bekomen te zijn, blUkbaar
eens wat beter om zich heen gekeken en be
grepen dat de voetgangers zich van de Schel
niets behoeven aan te trekken.
Want nu wachtte de keten niet, maar nam
onverschrokken de kruising.
Toch was het goed geweest.
J. C. E.
OhZE GROerSTUE
Oirs5DAÖ
DOM DERDAQ
1= ZATERDAG 1
Eenige avonturen van
den Engelschen Meester-Speurder
HERBERT PORTER.
5)
„Wie heeft dat geld voor haar gedepo
neerd?"
„Een beroemd viool virtuoos. Vanmorgen
heeft hU voor een gramofoohopneming ge
speeld. Van zyn honorarium hebben wU op
zijn verzoek het bedrag van duizend Mark af
gehouden en aan haar uitbetaald. Kort
daarna is hU op reis gegaan."
De detective keek vluchtig naar de rUen
gramofoonplaten op de planken in het rond
en vroeg: „Hoe is de naam van dien vir
tuoos?"
„I-IU Is heel beroemd en wij zijn erg blij
met onze aanwinst: Holger Karst".
De belde heeren hadden den trein op het
station Pótzletnsdorf verlaten en waren te
voet den landweg afgelcopen. die aan weers
zijden met hooge beuken beplant, naar net
bosch voerde. Achter den kleinen vischvijver
liep een grintweg; op een bordje stond: „Par
ticuliere weg naar Slot Harrcnfels."
De vage schaduw van de vroege scheme
ring begon zich over de wijde landen te les
sen Achter de dicht begroeide heuvels zee-
ten do laatste stralen van de scheidende zon
den hemel in violettcn gloed. De detective
jyecs met dc hand recht voor zich. Daar las.
als in een mantel van vuur gehuld, een wit
kasteel. In de hooge vensters weerkaatste de
goud-roode schijn van de ondergaande zon
en één seconde schoen het dat gansch het
gebouw in lichtelaaie stond. „Een benydens-
waardige bezitting!" zei Herbert Porter.
„Gaat u maar mee, we zullen den weg door
de velden gaan."
Een kwartiertje later waren ze aan de
achterzijde van het groote Jachtslot aange
komen. Stemmengegons en vrooiyk lachen
drong tot hen door. Een paar fraai-geschü-
derde glas-ln-loodvensters stonden open.
Herbert Porter maakte er zijn metgezel op
merkzaam op en trok hem mee.
Plotseling verstomde het gelach. Aarzelend
parelde een zacht preludium uit den vleugel
omhoog. Toen zette een viool zacht en lief-
lyk, sidderend een melodie in, die aanzwol
tot een jubelend crescendo.
De detective draaide langzaam het hoofd
om en keek den kunstenaar vol belangstel
ling aan. Met een gezicht zoo wit als een
doek, stond Holger Karst daar; onbeweeglijk,
de starre oogen omhoog gericht, nam hij de
tonen die door de open vensters naar hem
overwaaiden, in zich op. Zwaar ging zijn
adem in den zoelen, geurenden zomernacht.
„Nu.vroeg Herbert Porter zachtjes.
De kunstenaar breidde de armen uit als
wilde hij de tonen grUpen en bevend zei hij
„Myn Amati...."
De twee woorden klonken door den nacht
als de half-smartelUke, half jubelende uit
roep van een mensch, die na lang. trooste
loos zoeken in den nacht, zUn verlóren-ge
waand kind weervindt. En nog voordat Her-
bert Porter het kon verhinderen, rende de
violist door de nlet-gesloten deur het huis
binnen.
De toehoorders in de muziekzaal keken
verschrikt en verstoord om. toen de deur met
geweld opengegooid werd. Ook de speler op
het podium keek verbaasd op. Op hetzelfde
oogen blik viel zyn hand slap naar beneden.
Het spel werd afgebroken.
Met drie sprongen was Holger Karst op de
kleine verhevenheid. De toehoorders spron
gen verschrikt van hun zitplaatsen op en
staarden niet-bcgrljpend naar het tooneel
vóór 'non: twee mannen stonden daar. die a!s
twee druppelen water op elkaar geleken.
De nieuw-aangekomene rukte den ander
viool en strijkstok uit de handen.
„Wie bent u?" De heer des huizes was met
een paar groote stappen op het podium toe
gekomen.
„Graafkent u mij niet meer?"
De aangesprokene keek beduusd vah den
een naar den ander.
Holger Karst zette de viool aan zijn kin en
deed do strijkstok over de snaren glijden en
toen geschiedde het wonder: wat uit de
Amati opstpeg was niet meer het schoolsche
gespeel van'een klein talent, maar het jube
land uitzingen van een groote. bewogen kun
stenaarsziel. Het was een stralend lied van
verrukking, een zoete zang van verlangen,
een smachten naar ondefinieerbare ont
roering
Door den kleinen kring van liefhebbers
voer een gefluister: De meester!", ging het
van mond tot mond. De gravin stond op en
ging met uitgestrekte hand op den virtuoos
toe.
„Holger Karst. ik herken u", zei ze zacht.
„En wie is die man daar dan?" vroeg de
graai aan de anderen.
„Een mislukt amateur-misdadiger", ant
woordde Herbert Porter. „Iemand wiens bra-
vourstukje mislukt is. Ja zeker, meneer Ralp
Walden.... U bent ontmaskerd. Uw plan
was anders zoo kwaad niet: Juffrouw Jung-
mann. uw verloofde, was mal genoeg om op
uw smeekbeden in te gaan. toen ze dien
nacht dlc viool voor u stal, gebruik makend
van het moment dat meneer Karst even naar
de keuken was gegaan en vioolcassette en
sleutel onbeheerd had gelaten. Ze had op de
loer gelegen! En een valsche sleutel van de
kamer had ze ook. het lieve meisje.
Het arme kind liet zich bepraten dat u
alleen maar een eerste-klasse viool noodig
had om een der grootste virtuozen ter wereld
te worden. Ook de foto hebt u niet zonder
talent gecopieerdde gelijkenis is werke
lijk frappant.
Tijdens het concert by den Rijkskanselier
had juffrouw Jungmann het portret even
„geleend". Toen meneer Karst thuis kwam
stond het weer op zijn plaats. Maar toen me
neer Walden zijn „tournee" moest beginnen
en hij zijn uiterlijk natuurlijk af en toe
moest „bijwerken", moest het portret mee op
reis: vandaar dat het later definitief ver
dween. Het spook dat u, meneer Karst. des
nachts gezien hebt. de griezelige verschy-
ning van uw evenbeeld, was niets anders
dan onze vriend hier. Hij was een beetje on
geduldig, hy opende het raam te vroeg, ter
wijl hij in zenuwachtige spanning wachtte
op het lichtsignaal van zijn verloofde, dat
hem moest berichten dat de diefstal gelukt
was. Maar het schrandere meisje had er niet
aan gedacht, dat ze door het aandraaien van
den hoofdschakelaar het huis zou alarmee
ren en zoo meneer Karst op de idee zou
brengen dat er iets niet in den haak was. Ze
is ook geen beroepsmisdadigster! Dat blijkt
ook uit de buitengewoon domme streek van
het telegram.nota bene uit Berlyn ver
zonden. dat meneer Karst er toe bracht
zich met my in verbinding te stellen, waar
door het hcele stoute stukje is uitgekomen.
By een van haar clandestiene bezoeken aan
de kamer van meneer Karst, had juffrouw
Jungmann een briefkaart van de Stettiner
vriend ontdekt en was toen op het schit
terend plan gekomen om meneer Karst een
dagje weg te lokken; dan liep haar vriend in
zyn vermomming minder gevaar. Maar
daarmee is ze te wijs geweest. Want toen kon
een kind begrijpen dat de zaak niet iil orde
was. Door de gewoonte van mevrouw Valen
tin om te herhalen wat aan den anderen
kant van de telefoon wordt gezegd, kwam ze
er achter dat meneer Karst mij zou raad
plegen en toen schreef ons viollstje hier met
een verdraaide hand een briefje om mij van
huis te lokken en het onderhoud te verhin
deren. Maar jongeman", besloot de detective
tot den jongen violist gewend, ..zoo hebt ge
samen de keten gesmeed, waaraan ge nu zelf
vastzit."
„Blijkbaar", ging Herbert Porter voort,
„had meneer Walden er op gerekend dat Hol
ger Karst. van zyn Amati beroofd, hopeloos
ontmoedigd zou zijn en half-zenuwziek zyn
tournee zou afbreken en hém in zijn plaats
roem en eer te laten oogsten. Maar dat was
een kleine misrekening! En bovendien: ik
was e r ook nog." De detective keek op zijn
horloge. „En nu, meneer Walden, we zullen
uw meisje en u deze jeugdige onbezonnen
heid maar vergeven. Over drie kwartier ver
trekt van hier een trein, stap erin, trek de
wijde wereld in en probeer op een eerlijke
manier de carrière te maken, die u op een
oneerlijke manier niet gelukt is. En als u er
niets tegen hebt. Graaf, dan zal meneer
Karst, de échte Holger Karstnu het af
gebroken concert voortzetten."