TER UITVAART.
PARIJSCHE BRIEVEN.
"m.
ZATERDAG 18 JANUARI 1930
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
„Een Keizerszoon? of een Avonturier?
Het kasteel Bouchoute nabij Brussel, waar Charlotte, ex-keizerin van Mexico, in de
maand Januari van het jaar 1927 overleed.
Al ls het nog maar heel kort geleden,
want wat is een zestigtal jaren op de Eeuwig
heid toch is er nog maar bitter weinig be
kend van het ontzettende drama dat zich in
1867 afspeelde in Mexico. De oorzaak van
deze geheimzinnigheid kan men hierin zoe
ken, dat de vijf groote getuigen van het dra
ma van Queretaro, en alles wat daaraan
vooraf ging, niet bij machte zijn geweest, om
zich er over uit te laten. De eenige, die het
zou hebben kunnen doen, heeft wijselijk ge
zwegen, omdat meer dan één feit erop wijst,
dat zij er niet geheel onschuldig aan was,
Wij bedoelen keizerin Eugénie, die in haar
„Mémoires" wel over talrijke nietszeggende
en onbeduidende details van 't tweede Keizer
rijk praat, maar zorgvuldig verborgen houdt,
welk een noodlottigen invloed zij persoon
lijk heeft uitgeoefend op de buitenlandsche
politiek, die noodwendig naar catastrophen
als Queretaro en Sédan moest leiden. En ziet
wat er met de andere voornaamste getuigen
is geschied:
Napoleon III nam de wijk naar Engeland
en stierf daar, (waarschijnlijk vergiftigd).
Voor Bazaine, die de opperste leiding van het
Fransche leger in Mexico had, volgde de ca
pitulatie van Metz en het schandaalproces
van Versailles, zoodat ook hij zich onmoge
lijk kon uitspreken over de wareoorzaken
van de catastrophe in Mexico. Maximiliaan,
die goedgeloovig rekende op de belangelooze
hulp van Napoleon, werd, zooals men weet,
door de rebellen gevangen genomen en op
Charlotte.
staanden voet gefusilleerd. Zijn ongelukkige
gemalin Charlotte van België, de dochter van
Leopold I, was naar Frankrijk gekomen om
de hulp in te roepen van het Fransche kei
zerlijke echtpaar; zij werd niet eens op de
Tuillerieën ontvangen en in het Grand Hotel
afgescheept met een paar vage beloften.
Moedeloos spoedde zij zich naar Rome om
aan den Paus te vragen pressie uit te oefenen
op den Fransehen keizer, toen de noodlottige
mare tot haar kwam, dat Maximiliaan den
dood had gevonden. Dienzelfden dag ver
toonde zij de eerste verschijnselen van onge-
neese 1 ij ke krankzinnigheid en twee jaar ge
leden is zij gestorven, zonder zich ooit reken
schap meer te hebben gegeven van hetgeen
er sinds dien noodlotsdag in de wereld was
omgegaan.
Zooals gezegd, hoeven wij ons er dus niet
over te verwonderen dat er betrekkelijk wei
nig bekend is van de dessous van dit drama.
Er rust nog veel in de stoffige kartons van
de archieven van Buitenlandsche Zaken en
waar de geschiedenis van het Tweede Kei
zerrijk zoo nauw samenhangt met die van
de Derde Republiek, wijl daarin dezelfde po
litici zulk een belangrijke rol hebben ge
speeld, daar is de tijd nog niet gekomen om
alles te openbaren. Zelfs het groote door de
Acedémie Frangaise bekroonde werk: „La
Vérité sur l'expedition du Mexique" van Paul
Gaulot, is nog slechts een inleiding tot de
ware geschiedenis.
Maar zeker is het opmerkelijk, dat ons ook
nog zoo bitter weinig bekend is van het in
tieme l(\°n van de beide Mexicaansche sou-
verein. Verwondering hoeft het niet te
wekken, want wij weten hoe ongeregeld het
leven van Maximiliaan was, daar hij doorloo
pend en campagne moest om de rebelsche
elementen achterna te jagen.
En nu zijn wij onlangs getuige
geweest van een schijnbaar onbeduidend
voorval, hetwelk toch misschien van histori
sche beteeken is is. Het was in de kerk St.-
Germain de Gagny, waar slechts in tegen
woordigheid van een twintigtal genoodigden
de hoogst plechtige begrafenis plaats had
van een man. die bekend was onder den
naam Don Simoni. Al waren er dan maar
weinig genoodigden, toch droeg de ceremonie
een hoogst plechtig karakter. Als gold het
een vorst, zoo voltrok zich daar de ceremonie
1 met orgel spel en orkest, soli en koren.
Wie Don Simoni was? De menschen, die
hem het meest nabij hebben gekend, hebben
het zelfs niet met groote zekerheid durven
zeggen, want,ziet hier lettelijk vertaald de
doodsannonce: „Bidt voor de nagedachtenis
van Don Simoni, (wellicht) eenig zoon van
Maximiliaan van Habsburg-Lotharingen,
Keizer van Mexico en van Prinses Charlotte
van België, Keizerin van Mexico. Namens de
dames Clémence Paillard en Valentine Ro
land,, zijn trouwe medewerksters."
Daar staan wij voor een groot en nieuw
raadsel in- de geschiedenis. Alvorens ons na
dere bronnen ten dienste staan, durven wij
ons eenigszins sceptisch te toonen tegenover
de beweringen van Don Simoni zelf. Maar
toch ontkennen wij niet dat er in zijn ver
haal menig verwarrend feit schuilt, hetgeen
ons het recht ontneemt om de geschiedenis,
gekwalificeerd als pure nonsens en ver
dichtselen térzijde te gooien.
Na den opstand zou het keizerlijke kind
zijn weggevoerd door een officier, genoemd
Don Simoni, die hem in een klooster zou heb
ben gebracht. Deze officier was onbemiddeld
en toch zou het kind, dat den naam van zijn
ontvoerder kreeg, een kostbare en prinse
lijke opvoeding ontvangen. Als hij meerder
jarig is, wendt hij zich tot zdjn gepreten
deerde familie in Oostenrijk, maar het
Weensche hof doet hem antwoorden dat hij
verder niet moet aandringen, doch dat het
hem vrij staat om zich een zelfstandige positie
in de maatschappij te veroveren, onder voor
behoud, dat hij nimmer zaltrachten uit te
vinden, wie de middelen verstrekt om zijn
studies te voltooien. Lijkt dit alles erg vaag
en erg fantastisch, dan staan er toch enkele
feiten tegenover. Ten eerste was Don Simoni
volkomen het evenbeeld van Maximiliaan en
ten tweede ervaren we, dat altijd weer de
geheimzinnige macht over hem waakte
wanneer er zich moeilijkheden in zijn leven
voordeden. Onbezorgd heeft hij heel zijn leven
zich aan allerlei kostbare studies kunnen
wijden, zonder zich te bekommeren over
financieele moeilijkheden, welke daaraan wa
ren verbonden.
Merkwaardig is het dat ook Don Simoni,
evenals Naundorff, wiens identiteit met Louis
XVII echter vast staat, zich ook toelegde op
het uitvinden van krijgsmaterialen. Kort voor
het uitbreken van den oorlog, treffen wij hem
aan in Bordeaux waar hij aan de militaire
overheid eener zijner uitvindingen het para
bellumgeweer, met succes demonstreerde. Hij
vestigde toen reeds de aandacht op zich als
een knap ingenieur. Het jaar daarop echter,
toen de oorlog in vollen gang was, werd hij
in een duistere aangelegenheid gewikkeld en
beschuldigd in verstandhouding met den
vijand te staan. Hij had namelijk aan Judet
brieven geschreven die werden onderschept
waarin hij allerlei technische détails gaf over
Duitsche legerkrachten en instellingen. Maar
al te zeer weet men hoe er en terecht, met
groote gestrengheid werd opgetreden tegen
allen, die er van beschuldigd werden met de
tegenpartij te heulen.
En zeker zou Don Simoni eenzelfde lot zijn
ondergaan als zijn gepretendeerde vader,
ware het niet,dat weer die geheimzinnige
macht tusschenbeide kwam en hem niet al
leen onttrok aan elke vervolging, maar hem
zelfs een geziene persoonlijkheid maakte in
officieele kringen. Onmiddellijk wordt hij in
vrijheid gesteld en van dat oogenblik af wijdt
de mysterieuze ingenieur al zijn krachten
aan uitvinden en verbeteringen van allerlei
oorlogsmateriaal. Talrijke min of meer be
langrijke uitvindingen, zoowel voor de marine
als voor de luchtvaart en het leger worden
aangenomen en toegepast. Hij knoopt relaties
aan met Charles Bos en twee Fransche mi
nisters van Defensie. Paul Painlevé en Laurent
minister van Luchtvaart, onderhielden tot voor
Maximiliaan
slechts heel kort nauwe relaties met Don
Simoni. Slechts eenmaal onderbreek: hij zijn
zeer kostbare experimenten. Hij krijgt van de
Fransche regeering opdracht om zich naar
Madagascar te begeven ten einde daar de
leiding op zich te nemen voor den aanleg
van spoorwegen, welke uitsluitend een stra
tegisch doel hebben.
In technische kringen trokken de geleerde
verhandelingen van Don Simoni bui.engewoon
de aandacht. Toen Parijs door de Bertha's
werd bestookt en niemand nog durfde te ver
moeden dat Krupp zulke enorme monsters
had vervaardigd, toen was het Don Simoni
die met 'cijfers en in détails de verklaring
gaf, dat deze enorme kanonnen werkelijk
moeten kunnen bestaan. Zonder natuurlijk
ooit iets van een Bertha te hebben gezien, gaf
hij er een technisch juiste beschrijving van.
Toen de ramp van de „Dixmude", Frankrijk
trof, gaf Don Simoni ook een technische uit
eenzetting, hoe het ongeluk zich moest heb
ben voorgedaan en deze uiteenzetting heeft
men tenslotte in een officieel rapport als de
eenig mogelijke en juiste erkend. Het lijkt
wel alsof deze bijzondere man ook een pro-
fetischen blik had, maar wanneer men het
goed nagaat, ziet men wel degelijk dat zijn
voorspellingen gebaseerd zijn op technische
kennis. Zoo heeft hij bij den wapenstilstand
reeds aan de Arademie een uitvoerig rapport
ingestuurd hoe Duitschland in de komende
jaren zijn luchtmacht zou organiseeren en to;
nu toe hebben de feiten hem reeds op alle
punten gelijk gegeven.
Wat Don Simoni's persoonlijkheid betreft,
allen die hem tijdens zijn leven benaderden,
geven volmondig toe, dat hij het type van
den „grand seigneur" was. Hij was zeer
hautain en het bevelen geven zat hem blijk
baar in het bloed. Of hij werkelijk een keizers
zoon was, dat is een andere kwestie, waar
over wij ons op het oogenblik althans niet
durven uitspreken. Keizerszoon ofavon
turier? maar dan toch in alle geval geen
avonturier in de slechte be teekenis van het
woord.
HENRY A. TH. LESTURGEON.
Mamma-visch: „Pas op voor die haak, on
deugende jongen, of ik zal je naar een
aquarium laten sturen. (Smith's Weekly).
DE KRANTEN VAN SCOTLAND
YARD.
Het zal weinigen bekend zijn, dat in
het gebouw van Scotland Yard een heel
modern ingerichte drukkerij, met de nieuw
ste machines is ingericht, dat deze drukkerij
niet slechts een dagelij ksche krant met
morgen- en avondeditie, maar ook een
week- en maandschrift, die beiden buiten
gewoon interessant zijn, uitgeeft. Deze bla
den zijn echter niet bestemd voor het groote
publiek.
De officieele Scotland Yardkranten zijn
voor alle politiebeambten, die in Engeland
en in de Engelsche koloniën werkzaam zijn,
ter beschikking. In deze bladen is alles ver
meld van misdadigers, verdacht van een of
ander misdrijf, en die door de politie ge
zocht worden.
De redacties van deze Scotland Yardkran-
ben, krijgen van de 200 eigen radiostations,
welke zich in Londen bevinden, dagelijks te
legrafische berichten.
In de rubriek „laatste berichten" publiceert
het blad de nieuwste mededeelingen, die op
het laatste oogenblik door leidende politie
ambtenaren zijn binnengekomen. Het blad is
rijk geillusteerd.
In Scotland Yard verschijnt ook nog een
tweede krant, die ook tweemaal per dag uit
komt. Het blad draagt den titel van „Infor
matie."
In deze krant worden de gegevens over
verschillende personen die door de politie
gezocht worden, zoowel voor diefstal, inbra
ken, verdachte gevallen, gepubliceerd.
Ieder artikel Ls een spannend detective
verhaal. Beide bladen geven vijf bijbladen.
Het bijvoegsel A heet „geïllustreerde cir
culaire". Dit geeft tweemaal per maand be
richten over verschillende verdachte per
sonen, publiceert hun foto's, den afdruk van
hun vingers en geeft biografische bijzonder
heden.
Bijvoegesel B verschijnt wekelijks en pu
bliceert de volledige lijst van houders van
huizen van in- en verkoop, en wel van nen,
dit verzuimd hebben, bij de politie aangifte te
doen van hun verschillende transacties.
De poli tie-beambten kijken deze lijsten
door en hebben tot taak, de in gebreke geble
ven handelaren op hun verzuim te wijzen en
er voor te zorgen, dat, alsnog de lijsten zoo
spoedig mogelijk worden ingezonden.
Bijvoegsel C. geeft een lijst van buiten
landers, die in Engeland leven en wier
adressen, door Scotland Yard worden ge
zocht. In dit bijblad wordt ook een lijst ge
publiceerd van buitenlanders, die uit Enge
land zijn verbannen.
Bijvoegsel D geeft elke week de adressen
van deserteurs van het leger en van de vloot.
Bijvoegsel E verschaft, elke maand, een
lijst van alle gestolen en nog niet gevonden
auto's.
„Scotland Yard" kent alle plaatsen, waar
misdadigers, die uit de gevangenis zijn ont
slagen, vertoeven en naar de lijst welke de
particuliere houders van pandjeshuizen
Scotland Yard" dagelijksch moeten inzen
den, kan de politic de gestolen voorwer
pen gemakkelijk vinden en de dieven, ook
gemakkelijk observeeren. Het werk is zeer
gecompliceerd, maar het heeft resultaten en
„Scotland Yard" zdjn wereldvermaardheid
verschaft.
Bij het afbreken der Groote Houtbrug
u.
Wijbrand Hendriks bracht de Groote Hout
poort in beeld toen de slooper aan de
stadszijde zijn werk reeds begonnen was.
Ge ziet hier het gebouw van den Gasthuis
singel af en dus meteen de oude brug waar
over ik het hebben zou. Deze brug moest nu
verbreed worden. Immers in December 1824
werd door Burgemeester en Wethouders
aanbesteed: la. Het maken van twee gebou
wen ter wederzijde der brug. 2o. Het maken
van twee steenen bruggen aan beide zij
den der brug. 3o. Het maken en leveren van
een ijzeren hek met bruggeleuningen.
Deze aanbesteding was een groote teleur
stelling. Het totaal bleek ruim f 11.000 lioo-
ger dan de laatste raming, bijna f 16.000 dan
de op de begrooting voor 1825 aangevraagde
som. Perceel 1, waarnaar de heer G. van Bij
leveld had Ingeschreven voor f 23.000 en per-
ceel 2, de heer B. van Liemt voor f 11.840,
werden dan ook niet gegund. Wat nu? vroeg
de burgemeester in de extra-ordinaire raads
vergadering van 30 December. Het werk in
daggeld laten verrichten? Dit scheen onge
raden „uithoofde er geen stedelijk magazijn
en werf meer aanwezig is en de tijdsruimte
niet toelaat om de materialen aan den oor
sprong te ontbieden; terwijl men bovendien
geen werklieden zoude kunnen bekomen,
daar het juist In de drukste tijden is en deze
lieden hunne vaste bazen voor een zoo korte
poos niet zouden verlaten." Opnieuw aanbe
steden? Dan zouden we het werk „vóór de
aanstaande Tentoonstelling niet voltooid
zien."
In deze omstandigheden mocht het aan
bod vari den heer Van Bijleveld een uitkomst
heeten. Deze aannemer verklaarde zich be
reid de gebouwen en bruggen samen voor
f 30.000 te maken, en deed hiermee een op
lossing aan de hand, waarop de raad ten
slotte inging. „Gedelibereerd zijnde" besloot
hij Burgemeester en Wethouders machti
ging te verleenen om met G. van Bijleveld
te contracteeren.
Zoo kon dan een aanvang gemaakt wor
den met het werk, dat zou eindigen met een
„hoogst onaangename zaak". Dit was niet te
kras uitgedrukt. Immers de brug was nau
welijks gereed, of zij verzakte precies tien
dagen voor den datum waarop de opening
der tentoonstelling zou plaats hebben. De
bijgebouwde vleuge's aan de stadszijde
schenen niet voldoende gefundeerd te zijn;
althans een gedeelte daarvan, met het ijze
ren hek, gaf her. op. De toestand der bogen
eischte onmiddellijke voorziening. Burge
meester en We til ouders hadden dan ook da
delijk „dezelve doen onderstutten" en gelast
„dat de brug inmiddels zoude worde afge
maakt ten einde, bij gelegenheid der toon
stelling gebruikt te kunnen worden. Na af
loop waai-van „men een streng onderzoek
zoude behoren te doen om na te gaan wat
daartoe aanleiding hoeft kunnen geven."
Ternauwernood was de laatste bezoeker
van de vermaarde tentoonstelling, 10 Augus
tus 1825, over de onbetrouwbare brug huis
waarts gekeerd, of het onderzoek begon.
Reeds in de raadsvergadering van 26 Augus
tus kon de voorzitter de leden overtuigen,
dat het Dagelij ksch Best uur niet ha d stilge
zeten. Het had de voorlichting ingeroepen
van twee deskundigen, de heeren Uytten-
brceck, Mr. metzelaar tc Rotterdam, en
Jansen, onder-directeur der stadswerken te
Amsterdam; den Haarlemschcn advocaat
Copes van Hasselt uitgenood igd de bestek
ken aan een rechtskundig onderzoek te on
derwerpen; den aannemer Van Bijleveld
een- en andermaal gehoord. Dat dit alles
het aanzyn gaf aan een stapeltje rapporten,
adressen, missiven, spreekt vanzelf. Ik durf
ze niet alle met u doorlezen, maar wat ze ver
melden van den uitslag van het onderzoek
en den afloop der zaak, mag ik u niet ont
houden.
Ze „maakt nog al wat gerucht", schreef de
heer Uyttenbroeck uit Rotterdam aan den
burgemeester. Hier in Haarlem fluisterde
men elkander In het oor, dat de stadsarchi
tect Van der Paauw, zijn hielen had gelicht.
Dergelijke praatjes plegen lang te leven, en
dit praatje is, zooals mij dezer dagen bleek,
nóg niet dood. Laat het dan nu sterven!
Want de waarheid is, dat Van der Paauw.
staande het onderzoek, honorabel ontslag
vroeg „in aanmerking nemende den gevor
derde leeftijd waarin ik het Geluk heb te
mogen verkeren; alsmede den tijd van ruim
dertig Jaren, dat ik mijn Post In onderschei
dene betrekkingen, en zooverre mij bewust
is, ln behorelijke order, althans na mfju
beste weten en vermogen, heb waargeno
men." Wel gaf de raad hem ontslag zonder
meer, maar op grond der overweging, „dat
uit de van het werk aan de Groote Hout-
brug gedane opmetlngen blijkt, dat hij in
geenen dele dat -.oezigt heeft uitgeoefend,
hetwelk men met alle reden van hem mogt
verwagten." Eervol is anders, maar behoef
de de bejaarde ambtenaar zich om dit ge
tuigenis uit do voeten te maken? Hij heeft
behoorlijk rekening en verantwoording van
zijn administratie gedaan, niemand had bc-
zwaar hem volledig te dechargeeren. En zoo
weinig dacht de druk besproken man aan
vluchten, dat hij mot zijn aanvraag om ont
slag tevens verzocht te mogen vernemen
„wanneer Hun Ed. Achtb. zoude verlangen,
dat ik de woning, thans door mij geoccu
peerd. zoude ontruimen."
Dit ontslag ls het eenige wat lk gewenscht:
had te kunnen verzwijgen. Voor het overige
valt hier slechts te roemen. Het Ls een ge
noegen die welwillendheid te zien. die in
schikkelijkheid, waarmee de handelende per
sonen elkander tegemoetkomen. Iedereen
doet zijn best om een allen bevredigende op
lossing te vinden. Er heerscht een vriend
schappelijke toon. Mr. Copes van Hasselt,
schoon hij een lijvig advies heeft opgesteld,
weigert, zelfs na herhaalden aandrang, te
declareeren. Hij heeft het stadsbestuur den
weg gewezen dien het had te volgen „bij
altiien het noodig ware toevlugt te nemen
tot een rechterlij ke uitspraak." Maar dit
bleek niet noodig te zijn. Immers de houding
des heeren Van Bijleveld was zóó correct,
dat partijen het spoedig eens werden. De
aannemer namelijk verklaarde zich bereid
de bogen opnieuw te bouwen „bij aldien be
vonden wordt, dat de gebreken veroorzaakt.
7jjn door of te van wege de Aanneemer of
diens bewerking, of dat de materialen onge
noegzaam ot ondeugdzaam zijn, en in 't al
gemeen, dat niet precleselijk conform het
Bestek gehandeld of gewerkt is." Ook de
belde experts beijverden zich. „De taak.
Edelachtbare Heeren. aan ons opgedragen,"
aldus de heer Uyttenbroeck me ie namens
zijn ambtgenoot, den heer Jansen, „is zwaar;
wij vinden, dat zeer veel noodig is om een
billijk en regtmatlg oordeel over een en an
der uit te spreken, voornamelijk aangaande
de Bogen, geslagen benevens de Groote brug
om te dienen tot een weg voor Voetgangers".
Deze zware taak hebben ze blijmoedig vol
bracht- Herhaaldelijk schrijft, de burge
meester verplicht te zijn voor hun wclmcc-
nende raad."
Dit stond al dadelijk bij alle heeren vast:
om de oorzaak der verzakking te kunnen,
vaststellen, moesten de bogen worden afge
broken. Ze zijn dan ook afgebroken en heb
ben haar „ellendige constructie aan de des
kundiger getoond en de oorzaak der ver
zakking verklaard: ..de tegenstand biedende
muren, van geen genoegzame zwaarte of
dikte, waren aangelegd op onvoldoende fun
damenten." Er za.t dus niets anders op dan
de opgedane ervaring te benuttigen en op
nieuw de troffel ter hand te nemen.
Van dezen wederopbouw hot was in
middels Maart 1826 geworden heeft de
heer Jansen het bestek gemaakt. Dit bestek
is vervolgens aan den aannemer Bijleveld
ter bestudeering gegeven „ten einde daarop
zijn bedenkingen en die van zodanig be
kwaam en geaccrediteerd metzelaar als hij
tot den opbouw zoude verlangen te gebrui
ken te kunnen communiceeren." Zoo'n be
kwaam en vertrouwd man vond hij in den
heer Bart Van Liemt.l) die, zooals de lezer
weet, naar perceel 2 had ingeschreven. Deze
Mr. metzelaar beeft in den bouw der nieu
we brug een belangrijk aandeel gehad. Op
zijn aanwijzing zijn in het bestek enkele
veranderingen aangebracht en het metsel
werk is door hem gemaakt.
Ir, September kon de brug opgeleverd
worden. Het was een dure brug geworden.
Maar ze was dan ook niet langer gevaarlijk
en mocht zich verheugen in aller goedkeu
ring.
H. E. KNAPPERT.
1) Overgrootvader van ons raadslid, don
heer W. J. B. Van Liemt,
5e Qrovt* Houtpoort,