DE ONNAVOLGBARE SPREEUW JH. D. VERTELLING
De vroolijke kant
BIOGRAPH1EEN IN
EEN NOTEDOP
Onze Pieten-Koning, zooais ik hem altijd
noem, de groote vogelman W. Tolsma is er
weer eens op uit geweest, heeft kans gezien
om de eerste lijster van het jaar 1930 te
hooren, de slimmerd. „Wie eenigszins muzi
kaal ontwikkeld is, zal kunnen opmerken, dat
de rhythmische strofen van dezen vogel bij
zonder gemakkelijk iji notenschrift weer te
geven zijn. Bij sommlgee vogels, spreeuwen,
leeuweriken en de meeste zangertjes b.v. is
dat volslagen onmogelijk", zoo schrijft hij.
Ik heb voor den Meester een diepen eer
bied, want hij is het, die mij een allerliefst
momentje ln mijn leven heeft geschonken,
door mij in de boschrijke vennen mee ter
schole te nemen en mij te laten zien en
hooren het jubelzangetje van den hoorn-
pieper, dat onopvallende prachtbeestje, dat
zich ergens in een hoogen boomtop neer zet,
daar begint te fllerefluiten om dan in eans
en vol plané, in 'n groote glijvlucht naar be
neden te zweven en 'n rosary van allerlief
ste, fijne geluidspareltjes neer te sprenkelen
over bosch en beemd. Voor dat moment ben
en blijf lk hem nog maar steeds dankbaar.
Echter!
Hij heeft lets over mijn lievelingsvogel, de
spreeuw, de protter zeggen de Friezen, ge
zegd. wat mijn sportleven knobbel geraakt
heeft. En ik vraag mij dus af tbegin van een
Nederlandsch beschaafd gesprek)Is dat
nu wérkelijk onmogelijk, volslagen onmoge
lijk om van de geluidjes, die de spreeuw ten
beste geeft Iets weer te geven?
Laten wij. om een gulden tusschenweg op
te zoeken (doel van elk beschaafd congres
alweer) die rhythmische vertolking in no
tenschrift even ter zijde laten Ik sta voor
al nu mijn gebit de bewijzen begint te geven
dat ik het ga overleven met noten op 'n
vrij vijandigen voet en de Notenkraker is
mij te roze. Ik ben jaren geleden trouwens,
met drie pianino-leermeesters slaags ge
weest. Ik noem dit mijn muzikale tijdperk,
het heeft bijna 3 maanden geduurd. Ik speel
sinds dien alles h vue, (mits het zich daar
toe leent).
Laten wU vooral niet afdwalen! Blijven
wij bij onze spreeuwen, desnoods uit na
tionaal gevoel, nu we in den Haag weer door
allerlei van de raarste aves worden over
stroomd, die bezig zijn de wereld-douloureuze
op te maken.
De spreeuw an sich ls mijns inziens de
Joligste vogel, die we hebben. Hij is aardig,
game and fit, altUd vlot en bezig, babbelt
den Godganschelijken dag gezellig door, is
'n goed musicus, die je nooit hoofdpijn en
hersenkramp bezorgt, zingt, fluit, kweelt,
dicht, studeert en repeteert, houdt nooit on
Interessant te zijn (wat je van 'n aanzien
lijke menigte, overigens charmante, lieden
niet zeggen kan) en hij is altijd frisch en
nieuw, zelfs in z'n scheldwoorden is hij rijk
gesorteerd gelijk het beste deel onzer natie,
de zeeman.
Zie 'm daar zitten op 'n hoogen schoor
steen, of heel boven in een popel, veilig voor
het zoogenaamde snelverkeer, wat de goed-
lachsche bevolking onzer steden op automa
tische wijze met groot» volhardingsvermogen
blijft decimeeren. Twee vlugge halen door
zijn gouddoorvonkte pelsje, even een brom
vlieg ingepikt, bekje afgeveegd en daar gaan
we!
TJoeketJoek, ik krijg bezoek, trrroeven.
met wat rhum. Mammelukken op krukken.
Jij bent gek Hou Je bek! Mallemokken op
sokken enz. enz. Het is 'n allergenoege-
lijkst gebabbel, vol allitteraties. Steeds heeft
hij het rijmwoord en zijn maatvastheid en
snelheid zijn verbluffend. Daarbij hoor je
als bijgeluid 'n genoeglijk gepruttel en go-
gons als van 'n schareslieperswiel, oer-ge-
zellig. Daarmee houdt hij zich zelf denk ik
op stoom. Onderwijl slaat hij de naar ach
teren gestrekte vlekjes op de maat steeds
zachtjes uit en eindigt nu en dan in 'n exia-
siale verrukkelijke Ooo! Heel zacht en hoog
beginnend, zooals alleen zéér sympathieke
zangeressen dat kunnen als ze op 'n bazar
voor 'n beelderig ding staan, wat ze beslist
niet van plan zijn te koopen en niet durven
te zeggen dat de genoemde prijs haar te
hoog ls.
Allicht vindt men van dit alles iets terug
ln de bescheiden poging welke hier moge
volgen en waarin getracht wordt de zin
gende, studeerende causante spreeuw, de
verliefde troubadour, de driftige ruziemaker
de repetitor en klankknutselaar in woord
klank te benaderen.
tin poco allegretto.
De spreeuw sprenkelt liedjes,
HU snatert, hij spot,
Bouwt ze na onze pietjes,
Die zingende zot!
Weet wUfJes bU wolken,
Noemt naampjes, de nar,
Die 't luchtruim in kolken.
Komt nooit in de war.
„Marle-tje, Sophie-tje,
Catherine, Caroline,
Maria, Louize,
Cornélie, Colombine!"
Zoo zingzangt ie zachtjes
Het harempje af,
Met lollige lachjes.
Steeds haastig in draf.
Komt hU in extase.
De kwett'rende kwant.
Dan kan 't me verbazen.
W3ar hU soms belandt.;
Dan komt e.r zoo 'n „Ootje"
Héél hoog uit de lucht.
'n Extra cadeautje.
'n Jubelende zucht!
Z'n werkende vlerken,
Gaan gezwind op en neer.
Dat komt van het werker
HU is steeds in de weer.
Hans Sachs lapte laarzen.
En zor.g er s'oods bij.
Ook hU zingt z'n vaerzen
HU is Jolig en blij.
..Soohietie. Marletje!"
Je kwettert, je kweelt.
Je kwinkelt Je liedje,
je weeft en Je streelt.
Dan slijp je weer messen
JU scharesüep-piet!
Van zessen tot zessen
Snort zoemend, Je lied,
Je minstreelt. Je kwakcl
Je dicht, en je fluit,
je vleit en Je kakelt.
Verliefde schavuit!
Nu lapt hU bottines,
De pekdraad pikt prompt,
't Lijken machines,
Zooals alles bromt.
Dan bromt het al knar rend,
En knctt'rend van 't dak,
Als drijfriemen snorrend:
Fdédérique, Fladderak!
Je rhythmische vlerken,
Siaan slapjes de maat,
Mimietje, Sophietje,
Ik word straks je maat.
Dat raffelt en roffelt,
Dat wielt en dat krult,
Dat draalt en dat schoffelt,
Den lieven dag uit.
Jou zotte bedotter,
Goudsprank'lende spreeu
Jou prettige protter,
Met die Oo's in je geeuw!
Jij fopper, jij kletser,
Jij ratelend rad,
JU zwierige zwetser,
Je zingt je nooit zat!
Je spint en je knettert,
Je gonst en Je snort,
Je kwekt en je kwettert,
Komt tUd steeds te kort.
Soms scheld Je zoo vinnig,
Je schimpt en Je tiert,
Dan ben je weer innig,
Je lacht en je giert.
Soms wrok je, soms lok je,
Soms mok je met ons.
Als goud straalt je rokje,
BU 't zoemend gegons.
Soms zing Je voor Suusje,
Soms zing je voor Iet.
Fluit, flirtend met Truusje,
Je minnestreel-lied.
Dan weer repeteer je,
Je geographie;
Al zingende leer je
De santepetie:
„Paiacombo Pakokko,
„Marokko, Méraan,
„Rio de Janeiro
„Bellazzio, Milaan!"
Soms zing je, al blokkend,
Je genealogie,
Repeteert, hokkend, stokkend,
't Moet onder de knie.
Dan weef Je refreinen
Tot een zangrUk gazouille,
„De Nsrée, van Neerynen,
d'Aulnis de Bourrouill!"
Steeds sluit je je praatjes
Met dat mooie geluid,
Die „Oo" van 8 maatjes
Is t roerend besluit.
PIM PERNEL.
(Nadruk verboden).
SCHRANDERE KATTEN.
Er zUn heel wat verhalen im omloop be
treffende de schranderheid van honden,
maar katten behoeven blUkbaar in dit op
zicht niet voor honden onder te doen.
Op kattenten oonstelliiigen is het her-
haaldelUk voorgekomen, dat als er appel ge
houden werd. er eenige katten ontbraken.
Niettegenstaande de dieren zorgvuldig be
waakt werden, wisten zij toch te ontsnap
pen. Een kat die in het Kristallen Paleis te
Londen tentoongesteld werd, ontsnapte en
wist zich gedurende veertien dagen aan alle
vervolging te onttrekken.
Onlangs verhuisde een kat met zUn mees
teres mee van Alresford naar Helston, in
Cornwalhs (Engeland een afstand van 250
mijl. Poos kan het in haar nieuwe woning
niet vinden en eens op een dag was zij ver
dwenen. Ongeveer één maand later arri
veerde zU in haar oude woning te Alresford.
ZU had de heenreis gemaakt in een ge
sloten mand, zoodat zU niet in de gelegen
heid was geweest den weg te „bestudeeren".
Een kat een een hond leefden in een toe
stand van „gewapende neutraliteit" in een
huis te Londen. ZU vochten nooit met si
kaar maar gingen ook niet vriendschappelijk
met elkander om.
Eens op een dag werd de hond door een
auto overreden en gewond. Het dier werd
in een mand gelegd en met de meeste zorg
behandeld.
De kat zag dit alles met groote belangstel
ling aan, ging toen naar de mand en rook
er aan. Daarna likte zij den bewusteloozen
hond en ging naast hem liggen. Van dat
oogenblik af besteedde de kat groote zorgen
aan den hond en toonde de meeste belang
stelling in zUn toestand.
Maar toen de hond weer beter wastrad
dadelijk de toestand van gewapenden vrede
weer in!
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
Gobelin
door
LOUISE FRANKEN.
Toen de laatste gast verdwenen en Gerda
alleen achtergebleven was, drentelde ze door
de groote kamer en bekeek achtereenvolgens
de geschenken, die ze gekregen had. Heel
mooie dingen waren er bij, maar het geluk
kigst was ze toch met den ouderwetschen
stoel waarvan de zitting en rug met gobelin
overtrokken waren, die ze van haar man ge
kregen had. Ze trok het stoeltje dicht bij den
haard en ging er in zitten. Het was toch lief
van haar man geweest, overpeinsde ze, haar
dien duren stoel te geven. Alles, het mooiste
en kostbaarste kreeg ze, als ze maar een kik
gaf en tcch was ze niet tevreden.
Gerda zuchtte en ging nog eens gemakke
lijker in haar stoel zitten. Nu ook weer, van
avond was hy plotseling weggeroepen en liet
haar temidden van haar gasten achter. En
ofschoon hij nooit erg druk en vroolijk was,
was zyn afwezigheid toch een gemis, dat de
feestvreugde overschaduwde. En natuurlijk
was Bruno, zUn vriend, weer den geheelcn
avond bU haar geweest, had haar allerlei
complimentjes en geestigheden in het oor
gefluisterd en toen ze even alleen waren ge
vraagd:
„Gerda, ik heb je m'n cadeautje niet mee
gebracht, ik heb het thuis laten liggen, ik
kon het je niet geven nu, waar iedereen by
is, maar wil je het morgen zelf komen halen-
wil je?"
Gerda had het antwoord ontweken, maar
Bruno had het toch als een belofte opgevat.
Zou ze morgen gaan? Het was gevaarlijk:
zU wist, dat Bruno den laatsten tyd niet
meer alleen als de vriend van haar man kwam-
Ze wist, ais ze morgen ging, dat....
Ze sloot de oogen.
,Als myn man me maar niet altijd zoo
alleen liet", fluisterde ze zacht voor zich heen.
„hy geeft meer om zyn werk dan om mij
Ze opende de oogen weer en herhaalde:
„Hy geeft meer om zijn werk, dan om
mij
Dan keek ze verschrikt in het rond. De
kamer, waarin ze zooeven nog gezeten had,
was veranderd in een groote, ouderwetsche
zaal. Voor haar voeten, een eindje verderop,
zat in een laag bankje, een heel oude vrouw,
in ouderwetsche kleederdracht. En toen
Gerda zich zelf bekeek, zag ze, dat ook zy
een japon droeg, zooals ze die wel eens van
haar grootmoeder op oude portretten gezien
had.
„Hy werkte zoo hard voor u, alleen voor
u'\ zeide de oude vrouw op het lage bankje,
„hij deed dat om al uw wenschen en grillen
te kunnen bevredigen
Het vlammende vuur in de open haard
wierp schaduwen op haar oud, gerimpeld ge
laat. In het midden van de zaal stond op
een tafel een kandelaar en de flakkerende
kaarsen wierpen spookachtige lichtplekken
op de wanden.
„Nu is het te laat", zeide de oude vrouw
met een harde stem, „nu is hU dood
Gerda sloot de oogen.
„Het is een schande, gen schande is het",
riep de oude vrouw uit, „dat hy door uw
schuld gestorven isEn u, u hebt nog geen
enkele traan om Hem gelaten
„Door mUn schuld?." stamelde Gerda.
„Ja zeker, door uw schuld", herhaalde de
vrouw nog eens, „de menschen wilden u de
oorzaak van zijn dood sparen, maar ik, ik
zal het u vertellen".
De oude vrouw sprak hard en kwaad, maar
de tranen stroomden langs haar wangen.
„Een schande is het!" riep ze nogmaals
uit. „Uw man gaf u alles wat u wilde
Toen u een paar weken geleden nog om dien
antieken stoel vroeg, werd hy den volgenden
dag thuisbezorgd
Do oude vrouw wees naar den stoel, waarop
Gerda zat en toen ze deze bekeek zag ze,
dat het een ouderwetsche stoel was, waarvan
de zitting en rug met gobelin overtrokken
waren.
„Uw man 'had altyd het grootste vertrouwen
in u", vertelde de oude vrouw, toen Gerda
bleef zwijgen, ..ik heb hem meerdere malen
hooren vertellen, datNu ja. dat zal ik u
maar sparen. Hij was zoo goed van vertrouwen.
En toen men hem onderweg vertelde, dat u
hem bedroog met zijn besten vriend, werd
hij zoo woedend, dat hU met den verteller
bijna slaags raakte. Want hU geloofde het
niet. Als een razende is hU toen op zyn paard
gesprongen en naar huis gerend. Wat hy
eigenlijk wilde, weet natuurlijk niemand, maar
zeker is het, dat hU u toen. toen nog. heele-
maal vertrouwde. Toen hy dan eindelijk thuis
kwam, bezweet en ademloos, vond hy u in
de armen van
„Van Bruno", zeide Gerda werktuigelijk,
heeft hU dat gezien?"
„Ja, dat heeft hij gezien. U beiden was zoo
verblind, dat u hem niet hoorde binnen
komen
Het oudje zweeg even. Dan vervolgde ze:
„Zonder een woord te zeggen is hU toen als
een gek op zUn paard gesprongen en weg
geredeneen half uur later vond men hem
dood op den weg...."
Gerda sloeg de handen voor het gelaat.
„Het zal altUd als een schaduw op uw
verdere leven blijven" zeide de vrouw, „dat
u de schuld was van zyn dood
„Ik dacht altyd dat het een ongeluk was",
stamelde Gerda.
„Een ongelukhet zou wat! Maar ik
weet wel, dat uw straf niet zal uitblUven.
Niemand zal u meer aankijken en met u
spreken, want iedereen in de stad weet
„Oh, maar Bruno zal mU wel wegbrengen",
zeide Gerda plotseling, vo* vuur, „hij zal
mij niet in den steek laten
De oude vrouw lachte smalend.
„Hy is sinds het. ongeluk niet bij u ge
weest
Op hetzelfde oogenblik ging de deur open
en trad een jonge, slanke man, gekleed in
reiscostuum, binnen. Gerda stond op en snelde
naar hem toe, maar de jonge man ontweek
haar handig, door een paar passen opzU te
springen. Verslagen bleef Gerda hem aan
kijken.
„Mevrouw", zeide de jonge man, galant,
met een buiging, „het spUt mU afscheid van
u te moeten nemen. Ik ga op reis".
„Ga je nu weg, nu?" riep Gerda, „ik heb je
juist zoo noodig, nu
„U begrypt mevrouw", antwoordde de jonge
man, nog alMjd even galant, „dat het na het
gebeurde met uw man beter is, dat ik mU
eenigen tijd verwUder, temeer daar mijn naam
ook by het geval betrokken wordt
„Maar waarom neem je mU niet mee", riep
Gerda uit, „ik wil hier niet alleen achter-
blUven!"
„Het spUt my mevrouw, maar u zult wel
begrypen. dat ik. na het gebeurde...
„Je had altUd beloofd ray te zullen trouwen,
alsHerinner je je dat niet meer?"
„Mevrouw, u begrypt toch wel. dat ik nooit
met- een vrouw zal trouwen, die haar man
bedrogen heeft. Ik zou alUjd bevreesd zijn,
datHU zweeg even.
„U bent een vrouw met een verleden", zeide
de jonge man, terwUl hU naar de deur liep.
„en ik ga myn toekomst tegemoetVaar
wel mevrouw".
Dan verliet hU het vertrek. Wezenloos bleef
Gerda staan, midden in de groote zaal.
„Verledentoekomst", prevelde zy. Dan
kwam ze tot bezinning. ZU Ulde naar de deur.
maar plotseling duizelde ze en met een gil
viel zij op den grond
Toen Gerda de oogen weer opende, be
vond zy zich in haar eigen vertrek. Om haar
heen lagen de geschenken, die zij dezen dag
gekregen had. Het haardvuur brandde laag.
Dan stond ze op, en streek met haar hand
over den rug van haar stoel.
„Verleden? Toekomst?" vroeg ze zich zelf
bang af. En met een resoluut gebaar dep
ze naar haar schrUftafel en schreef Bruno
een briefje, dat het haar speet, maar dat ze
niet komen zou, den volgenden dag....
Patiënt: Dokter bent u er zeker van
dat het longontsteking is? Soms stellen dok
toren longonsteking als diagnose en dan
sterft de patiënt aan iets heel anders.
Dokter: (uit de hoogte) Meneer, wanneer
ik longontsteking als diagnose stel; dan
sterft u ook aan longontsteking.
Dame aan de telefoon: Maar juffrouw, als
dat nummer in gesprek is geeft u me dan
maar een ander nummer. Ik wil alleen maar
een beetje praten.
Zeeofficier: „Het schip is lek! Kan één
van jullie een pomp hanteeren?"
Derdeklasse-passagier: „Ja, Kees kan het.
Hy heeft ons juist verteld, dat'ie drie jaar in
een biertapperij heeft gewerkt."
Rechter: ,,U zegt dat u gelukkig met
uw man geleefd heeft. tot hU u sloeg?"
Dame die wil scheiden: „Ja edelachtbare"
Rechter: „En wanneer sloeg hy u?"
Dame: Op weg van het stadhuis naar onze
woning, edelachtbare."
Geïrriteerd vader: „Jou gedrag is het ge
sprek van de stad."
Dochter: „En waarvoor? Vandaag of mor
gen hoort u van een moord en dan kan ik
weer opnieuw beginnen."
Dame (eigenaresse van een gedistingeerd
hondje): „Werkelyk Toeti is vervelend van
morgen. Nu speelt hij al met een hondje dat
een gewoon confectiedekje aan heeft."
Kinderjuffrouw tot vechtende jongens:
„Foei. moet lk het aan vader en moeder zeg
gen dat julllle zoo ondeugend zUn!"
Jan: „Hindert niet. Sint-Nicolaas is voor-
by.
..Ik heb niks op honden tegen, maar dat een dame zich zoo kan verlagen door zich
met zoo'u mormeldiertje te vertoonen, dat begrijp ik niet!" (Life).
INSECTEN ALS ATHLETEN.
Dat vooral kleinere dieren over een buiten
gewone lichaamski-acht. in verhouding tot
hun grootte beschikken, is tamelijk bekend.
Het bekendste voorbeeld is de vloo met zUn
geweldige sprongen. Een juist, inzicht in cte
prestaties van deze dieren krygen we eigen-
lUk eerst,, wanneer we ze vergpiijken met wat
grootere dieren en menschen kunnen-
Zoo kan een rups een vracht van ongeveer
27.5 gram voortbewegen, terwijl ze zelf weinig
meer dan een gram weegt De vracht, welke
ze, zonder veel moeite meesleept, is ongeveer
25 maal zwaarder dan zU zelf. Desondanks
is deze rups een zwakkeling in verhouding
tot andere insecten-
De bromvlieg is in staat het 170-voudige
van haar gewicht te dragen. Een gewone
kever brengt het tot het 282-voudige Deze
prestaties worden weer in de schaduw ge
steld door den kreeft, die het 300-voudige van
zyn lichaamsgewicht kan dragen, terv.yi de
oorworm met het 530-voud, het record weg
draagt. De cyfers hebben betrekking op het
trekken van vrachten in horizontale rich
ting. Moeten de dieren een vracht near boven
trekken, dan zUn de cUfers veel geringer.
Dan gelukt het een oorworm bUv. slechts
het 20-voudige van zyn eigen gewicht te
trekken.
Hoe buitengewoon deze krachttoeren zUn.
kunnen wy opmaken, als we de cijfers op
menschelyke verhoudingen overdragen.
Een man, met een gemiddeld gewicht van
70 KG., zou dan een gewicht van 37100 K G
dus rond 37 ton kunnen trekken. In verti
cale richting zou dat nog 1820 K.G. zUn.
REMBRANDT.
16061669.
Van den allergrootste is de levensgeschie
denis eenvoudig.
Rembrandt Harmenszoon van RUn was een
jongen uit den burgerstand, zoon van den
molenaar te Leiderdorp, die zich zelf naar
den ouden stroom genoemd had, waaraan
zyn molen stond. Het is merkwaardig, dat j
de jongen, die behoorde tot een gezin van
ambachtslieden, (de andere zoons van Har-
men Gerritsz van RUn waren immers bakker
en schoenmaker), door de ouders voor studie
bestemd werd. Toen Rembrandt veertien jaar
telde, was hU student in de letteren aan de
Leidsche HoogeschooL Doch Rembrandt,
wiens plezier het was te teekenen had „gants i
geen lust ofte genegenheyt" tot de studie en
gelukkig waren zyn ouders zoo verstandig
om hem niet te dwingen in een richting, die
niet de zyne was, maar deden zU hem in. I
den leer bij den schilder Jakob Isaakszoon.
van Swanenburch, die juist uit Italië terug
gekeerd was. Drie jaren onderwUs van dezen
werden gevolgd door 6 maanden onderricht
van Pieter Lastman te Amsterdam, welke
grooten invloed had op den zich snel ontwik
kelenden schilder. Rembrandt etste naar
hem. Tenslotte was het Jacob Pinas, dien hij i
zich korten tijd tot leermeester koos.
Maar verder ging de schilder langs eigen
wegen en hy had niet, zooals de meeste tUd-
genooten behoefte aan een artistieke bede
vaart naar Italië om tot het meesterschap te
komen. Hy vestigde zich te Leiden. Geens
zins wil dit zeggen, dat hU niet met Italië in
contact bleef en niet den goeden invloed van
de meesters onderving, zonder tot hun navol
ger te worden. HU inspireerde zich op Ca
ra vaggio's wUze van schilderen in Nederland
geïntroduceerd door vele terugkeerende Hol
landers. doch steeg boven hen uit. Niet meer
in Italië behoefde men ter schole te gaan, een
meester als Gerard Dou heeft bU hem ge
leerd, hoe jong Rembrandt toen ook was.
Het wonder van het clair-obscur, van het
licht met al zUn diepte en kleurgloeiïng, zoo
als de werking er van werd onder Rembrandts
machtig penseel begon zich aan de Neder-
landsche schilderkunst te voltrekken. Is heb
wonder, dat iedereen zich door Rembrandt
wou laten uitschilderen, dat de opdrachten
voor portretten overstelpend veel tot hem
kwamen? De vriendschap van Huygens, wiens
aandacht hy getrokken had, bezorgde hem
er genoeg.
Uit den eersten Leidschen tyd dateeren
Bybelsche voorstellingen, „Paulus", „De Ge
vangenneming van Simson", portretten van
zUn moeder. Neeltgen Willems van Zuyt-
brouck, mythologische onderwerpen.
Belangryk is het, dat Rembrandt in 1631
Leiden verlaat om zich te Amsterdam te ves
tigen. waar het drukke leven van de bloeien
de koopstad hem zooveel te meer stof tot
waarnemen en weergeven bood. De chirur
gijns dragen hem op het vervaardigen van
„De Anatomische Les", een opdracht, waar
van hij zich op geniale wyze kweet. Prach
tige portretten schilderde hy, telkens weer
verrassend van opvatting, van Saskia van
Uilenburch, de Leeuwardensche burgemees
tersdochter, waarmede hy in 1634 trouwde.
Een reeks passiestukken ontstond, later geeft
hy dikwyls dezelfde onderwerpen opnieuw,
maar dan nog doordachter en nog kunstzin
niger uitgewerkt, steeds strevend naar hoo-
ger.
Het Imposant stuk, dat „De Nachtwacht"
genoemd is, is het eenig schuttersstuk door
Rembrandt vervaardigd. Hoewel het in com
positie ver staat boven soortgelyke stukken
van andere meesters voldeed het als portret
niet voor de korporaals van Frans Banning
Cocq.
In het Jaar, dat de Nachtwacht gereed
kwam, 1642 verloor Rembrandt zUn vrouw
Saskia. In zyn huishoudster Hendrickje Stof
fels heeft de schilder een grooten steun ge
vonden, hij heeft haar later gehuwd.
Het leven van den kunstenaar was in dien
tyd vol geldzorgen, hy kocht een huls in de
Sint Anthoniesbreestraat, het tegenwoordige
„Rembrandthuis" en betaalde het niet, hU
legde een uitgebreide kunstverzam°ling aan,
doch hield geen rekening met de financieele
mogelykheden. In 1656 moest hU zelfs, sur
séance van betaling aanvragen. Toch moet
hy voor zyn dood ongeveer alle schulden te
rug betaald hebben.
Artistiek bereikte hy echter hot, hoogte
punt, dat tevens het hoogtepunt beteekent,
voor de Nederlandsche schilderkunst, voor
die der geheele wereld wellicht.. Steeds dieper
worden zyn doeken, de Bybelsche van „Da
vid, harpspelende bij Saui". ..Jacob's Zegen",
het portret van Jan Six. dc zelfportretten
uit den tyd tusschen 1630 en 1662, waaron
der vorst-eiyke. „De honderd guldens prent"
is een beroemd voorbeeld van R°mbrandt's
etskunst, geëvenaard door „Jezus, de z'cken
genezende", vele teekenlngen bewyzen zUn
volkomen meesterschap.
Govert Flinck. Nicolaas Maes. Hoo",sf,-".te,n,
Fabritius, behooren onder zun leerl'^ecn.
Ongeveer 600 schilderij en. 300 etsen. 14(H) 're
keningen heeft deze Nederlander de wereld
eeschonken. Zyn grootste meest°,'wBrk van
licht en donker en kleuren is we"' *ht De
Staalmeesters". ..H~: Joo^ehe Brugje Ho
merus". .De Vereren Zoon" donn °r in
schoonheid wemig voor on->r 7Jlr,
viteit is tot het eind van zyn leven bijna on
verminderd.
Doch de laatste levnsjaren brachten Vm
veel lf>ed. ZUn tweede vrouw was ook ge
storven, hem een dochter, Cornelia ra'a+--nd
en ook de zoon uit het eerste huwelijk, Tltus
was hem ontvallen. Omringd door weinigen
stierf Rembrandt 5 October 1669. 63 jaar oud
Fy kreeg een eenvoudige begrafenis m dc
Westerkerk. waar eerst in *906 een gedenk-
teeken voor hem werd opgericht.
ZUn schilderyen, etsen en teekeninger. zUn
verspreid over musea en particuliere verza
melingen in de geheele wereld.