DE ONNAVOLGBARE SPREEUW JH. D. VERTELLING De vroolijke kant BIOGRAPH1EEN IN EEN NOTEDOP Onze Pieten-Koning, zooais ik hem altijd noem, de groote vogelman W. Tolsma is er weer eens op uit geweest, heeft kans gezien om de eerste lijster van het jaar 1930 te hooren, de slimmerd. „Wie eenigszins muzi kaal ontwikkeld is, zal kunnen opmerken, dat de rhythmische strofen van dezen vogel bij zonder gemakkelijk iji notenschrift weer te geven zijn. Bij sommlgee vogels, spreeuwen, leeuweriken en de meeste zangertjes b.v. is dat volslagen onmogelijk", zoo schrijft hij. Ik heb voor den Meester een diepen eer bied, want hij is het, die mij een allerliefst momentje ln mijn leven heeft geschonken, door mij in de boschrijke vennen mee ter schole te nemen en mij te laten zien en hooren het jubelzangetje van den hoorn- pieper, dat onopvallende prachtbeestje, dat zich ergens in een hoogen boomtop neer zet, daar begint te fllerefluiten om dan in eans en vol plané, in 'n groote glijvlucht naar be neden te zweven en 'n rosary van allerlief ste, fijne geluidspareltjes neer te sprenkelen over bosch en beemd. Voor dat moment ben en blijf lk hem nog maar steeds dankbaar. Echter! Hij heeft lets over mijn lievelingsvogel, de spreeuw, de protter zeggen de Friezen, ge zegd. wat mijn sportleven knobbel geraakt heeft. En ik vraag mij dus af tbegin van een Nederlandsch beschaafd gesprek)Is dat nu wérkelijk onmogelijk, volslagen onmoge lijk om van de geluidjes, die de spreeuw ten beste geeft Iets weer te geven? Laten wij. om een gulden tusschenweg op te zoeken (doel van elk beschaafd congres alweer) die rhythmische vertolking in no tenschrift even ter zijde laten Ik sta voor al nu mijn gebit de bewijzen begint te geven dat ik het ga overleven met noten op 'n vrij vijandigen voet en de Notenkraker is mij te roze. Ik ben jaren geleden trouwens, met drie pianino-leermeesters slaags ge weest. Ik noem dit mijn muzikale tijdperk, het heeft bijna 3 maanden geduurd. Ik speel sinds dien alles h vue, (mits het zich daar toe leent). Laten wU vooral niet afdwalen! Blijven wij bij onze spreeuwen, desnoods uit na tionaal gevoel, nu we in den Haag weer door allerlei van de raarste aves worden over stroomd, die bezig zijn de wereld-douloureuze op te maken. De spreeuw an sich ls mijns inziens de Joligste vogel, die we hebben. Hij is aardig, game and fit, altUd vlot en bezig, babbelt den Godganschelijken dag gezellig door, is 'n goed musicus, die je nooit hoofdpijn en hersenkramp bezorgt, zingt, fluit, kweelt, dicht, studeert en repeteert, houdt nooit on Interessant te zijn (wat je van 'n aanzien lijke menigte, overigens charmante, lieden niet zeggen kan) en hij is altijd frisch en nieuw, zelfs in z'n scheldwoorden is hij rijk gesorteerd gelijk het beste deel onzer natie, de zeeman. Zie 'm daar zitten op 'n hoogen schoor steen, of heel boven in een popel, veilig voor het zoogenaamde snelverkeer, wat de goed- lachsche bevolking onzer steden op automa tische wijze met groot» volhardingsvermogen blijft decimeeren. Twee vlugge halen door zijn gouddoorvonkte pelsje, even een brom vlieg ingepikt, bekje afgeveegd en daar gaan we! TJoeketJoek, ik krijg bezoek, trrroeven. met wat rhum. Mammelukken op krukken. Jij bent gek Hou Je bek! Mallemokken op sokken enz. enz. Het is 'n allergenoege- lijkst gebabbel, vol allitteraties. Steeds heeft hij het rijmwoord en zijn maatvastheid en snelheid zijn verbluffend. Daarbij hoor je als bijgeluid 'n genoeglijk gepruttel en go- gons als van 'n schareslieperswiel, oer-ge- zellig. Daarmee houdt hij zich zelf denk ik op stoom. Onderwijl slaat hij de naar ach teren gestrekte vlekjes op de maat steeds zachtjes uit en eindigt nu en dan in 'n exia- siale verrukkelijke Ooo! Heel zacht en hoog beginnend, zooals alleen zéér sympathieke zangeressen dat kunnen als ze op 'n bazar voor 'n beelderig ding staan, wat ze beslist niet van plan zijn te koopen en niet durven te zeggen dat de genoemde prijs haar te hoog ls. Allicht vindt men van dit alles iets terug ln de bescheiden poging welke hier moge volgen en waarin getracht wordt de zin gende, studeerende causante spreeuw, de verliefde troubadour, de driftige ruziemaker de repetitor en klankknutselaar in woord klank te benaderen. tin poco allegretto. De spreeuw sprenkelt liedjes, HU snatert, hij spot, Bouwt ze na onze pietjes, Die zingende zot! Weet wUfJes bU wolken, Noemt naampjes, de nar, Die 't luchtruim in kolken. Komt nooit in de war. „Marle-tje, Sophie-tje, Catherine, Caroline, Maria, Louize, Cornélie, Colombine!" Zoo zingzangt ie zachtjes Het harempje af, Met lollige lachjes. Steeds haastig in draf. Komt hU in extase. De kwett'rende kwant. Dan kan 't me verbazen. W3ar hU soms belandt.; Dan komt e.r zoo 'n „Ootje" Héél hoog uit de lucht. 'n Extra cadeautje. 'n Jubelende zucht! Z'n werkende vlerken, Gaan gezwind op en neer. Dat komt van het werker HU is steeds in de weer. Hans Sachs lapte laarzen. En zor.g er s'oods bij. Ook hU zingt z'n vaerzen HU is Jolig en blij. ..Soohietie. Marletje!" Je kwettert, je kweelt. Je kwinkelt Je liedje, je weeft en Je streelt. Dan slijp je weer messen JU scharesüep-piet! Van zessen tot zessen Snort zoemend, Je lied, Je minstreelt. Je kwakcl Je dicht, en je fluit, je vleit en Je kakelt. Verliefde schavuit! Nu lapt hU bottines, De pekdraad pikt prompt, 't Lijken machines, Zooals alles bromt. Dan bromt het al knar rend, En knctt'rend van 't dak, Als drijfriemen snorrend: Fdédérique, Fladderak! Je rhythmische vlerken, Siaan slapjes de maat, Mimietje, Sophietje, Ik word straks je maat. Dat raffelt en roffelt, Dat wielt en dat krult, Dat draalt en dat schoffelt, Den lieven dag uit. Jou zotte bedotter, Goudsprank'lende spreeu Jou prettige protter, Met die Oo's in je geeuw! Jij fopper, jij kletser, Jij ratelend rad, JU zwierige zwetser, Je zingt je nooit zat! Je spint en je knettert, Je gonst en Je snort, Je kwekt en je kwettert, Komt tUd steeds te kort. Soms scheld Je zoo vinnig, Je schimpt en Je tiert, Dan ben je weer innig, Je lacht en je giert. Soms wrok je, soms lok je, Soms mok je met ons. Als goud straalt je rokje, BU 't zoemend gegons. Soms zing Je voor Suusje, Soms zing je voor Iet. Fluit, flirtend met Truusje, Je minnestreel-lied. Dan weer repeteer je, Je geographie; Al zingende leer je De santepetie: „Paiacombo Pakokko, „Marokko, Méraan, „Rio de Janeiro „Bellazzio, Milaan!" Soms zing je, al blokkend, Je genealogie, Repeteert, hokkend, stokkend, 't Moet onder de knie. Dan weef Je refreinen Tot een zangrUk gazouille, „De Nsrée, van Neerynen, d'Aulnis de Bourrouill!" Steeds sluit je je praatjes Met dat mooie geluid, Die „Oo" van 8 maatjes Is t roerend besluit. PIM PERNEL. (Nadruk verboden). SCHRANDERE KATTEN. Er zUn heel wat verhalen im omloop be treffende de schranderheid van honden, maar katten behoeven blUkbaar in dit op zicht niet voor honden onder te doen. Op kattenten oonstelliiigen is het her- haaldelUk voorgekomen, dat als er appel ge houden werd. er eenige katten ontbraken. Niettegenstaande de dieren zorgvuldig be waakt werden, wisten zij toch te ontsnap pen. Een kat die in het Kristallen Paleis te Londen tentoongesteld werd, ontsnapte en wist zich gedurende veertien dagen aan alle vervolging te onttrekken. Onlangs verhuisde een kat met zUn mees teres mee van Alresford naar Helston, in Cornwalhs (Engeland een afstand van 250 mijl. Poos kan het in haar nieuwe woning niet vinden en eens op een dag was zij ver dwenen. Ongeveer één maand later arri veerde zU in haar oude woning te Alresford. ZU had de heenreis gemaakt in een ge sloten mand, zoodat zU niet in de gelegen heid was geweest den weg te „bestudeeren". Een kat een een hond leefden in een toe stand van „gewapende neutraliteit" in een huis te Londen. ZU vochten nooit met si kaar maar gingen ook niet vriendschappelijk met elkander om. Eens op een dag werd de hond door een auto overreden en gewond. Het dier werd in een mand gelegd en met de meeste zorg behandeld. De kat zag dit alles met groote belangstel ling aan, ging toen naar de mand en rook er aan. Daarna likte zij den bewusteloozen hond en ging naast hem liggen. Van dat oogenblik af besteedde de kat groote zorgen aan den hond en toonde de meeste belang stelling in zUn toestand. Maar toen de hond weer beter wastrad dadelijk de toestand van gewapenden vrede weer in! (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Gobelin door LOUISE FRANKEN. Toen de laatste gast verdwenen en Gerda alleen achtergebleven was, drentelde ze door de groote kamer en bekeek achtereenvolgens de geschenken, die ze gekregen had. Heel mooie dingen waren er bij, maar het geluk kigst was ze toch met den ouderwetschen stoel waarvan de zitting en rug met gobelin overtrokken waren, die ze van haar man ge kregen had. Ze trok het stoeltje dicht bij den haard en ging er in zitten. Het was toch lief van haar man geweest, overpeinsde ze, haar dien duren stoel te geven. Alles, het mooiste en kostbaarste kreeg ze, als ze maar een kik gaf en tcch was ze niet tevreden. Gerda zuchtte en ging nog eens gemakke lijker in haar stoel zitten. Nu ook weer, van avond was hy plotseling weggeroepen en liet haar temidden van haar gasten achter. En ofschoon hij nooit erg druk en vroolijk was, was zyn afwezigheid toch een gemis, dat de feestvreugde overschaduwde. En natuurlijk was Bruno, zUn vriend, weer den geheelcn avond bU haar geweest, had haar allerlei complimentjes en geestigheden in het oor gefluisterd en toen ze even alleen waren ge vraagd: „Gerda, ik heb je m'n cadeautje niet mee gebracht, ik heb het thuis laten liggen, ik kon het je niet geven nu, waar iedereen by is, maar wil je het morgen zelf komen halen- wil je?" Gerda had het antwoord ontweken, maar Bruno had het toch als een belofte opgevat. Zou ze morgen gaan? Het was gevaarlijk: zU wist, dat Bruno den laatsten tyd niet meer alleen als de vriend van haar man kwam- Ze wist, ais ze morgen ging, dat.... Ze sloot de oogen. ,Als myn man me maar niet altijd zoo alleen liet", fluisterde ze zacht voor zich heen. „hy geeft meer om zyn werk dan om mij Ze opende de oogen weer en herhaalde: „Hy geeft meer om zijn werk, dan om mij Dan keek ze verschrikt in het rond. De kamer, waarin ze zooeven nog gezeten had, was veranderd in een groote, ouderwetsche zaal. Voor haar voeten, een eindje verderop, zat in een laag bankje, een heel oude vrouw, in ouderwetsche kleederdracht. En toen Gerda zich zelf bekeek, zag ze, dat ook zy een japon droeg, zooals ze die wel eens van haar grootmoeder op oude portretten gezien had. „Hy werkte zoo hard voor u, alleen voor u'\ zeide de oude vrouw op het lage bankje, „hij deed dat om al uw wenschen en grillen te kunnen bevredigen Het vlammende vuur in de open haard wierp schaduwen op haar oud, gerimpeld ge laat. In het midden van de zaal stond op een tafel een kandelaar en de flakkerende kaarsen wierpen spookachtige lichtplekken op de wanden. „Nu is het te laat", zeide de oude vrouw met een harde stem, „nu is hU dood Gerda sloot de oogen. „Het is een schande, gen schande is het", riep de oude vrouw uit, „dat hy door uw schuld gestorven isEn u, u hebt nog geen enkele traan om Hem gelaten „Door mUn schuld?." stamelde Gerda. „Ja zeker, door uw schuld", herhaalde de vrouw nog eens, „de menschen wilden u de oorzaak van zijn dood sparen, maar ik, ik zal het u vertellen". De oude vrouw sprak hard en kwaad, maar de tranen stroomden langs haar wangen. „Een schande is het!" riep ze nogmaals uit. „Uw man gaf u alles wat u wilde Toen u een paar weken geleden nog om dien antieken stoel vroeg, werd hy den volgenden dag thuisbezorgd Do oude vrouw wees naar den stoel, waarop Gerda zat en toen ze deze bekeek zag ze, dat het een ouderwetsche stoel was, waarvan de zitting en rug met gobelin overtrokken waren. „Uw man 'had altyd het grootste vertrouwen in u", vertelde de oude vrouw, toen Gerda bleef zwijgen, ..ik heb hem meerdere malen hooren vertellen, datNu ja. dat zal ik u maar sparen. Hij was zoo goed van vertrouwen. En toen men hem onderweg vertelde, dat u hem bedroog met zijn besten vriend, werd hij zoo woedend, dat hU met den verteller bijna slaags raakte. Want hU geloofde het niet. Als een razende is hU toen op zyn paard gesprongen en naar huis gerend. Wat hy eigenlijk wilde, weet natuurlijk niemand, maar zeker is het, dat hU u toen. toen nog. heele- maal vertrouwde. Toen hy dan eindelijk thuis kwam, bezweet en ademloos, vond hy u in de armen van „Van Bruno", zeide Gerda werktuigelijk, heeft hU dat gezien?" „Ja, dat heeft hij gezien. U beiden was zoo verblind, dat u hem niet hoorde binnen komen Het oudje zweeg even. Dan vervolgde ze: „Zonder een woord te zeggen is hU toen als een gek op zUn paard gesprongen en weg geredeneen half uur later vond men hem dood op den weg...." Gerda sloeg de handen voor het gelaat. „Het zal altUd als een schaduw op uw verdere leven blijven" zeide de vrouw, „dat u de schuld was van zyn dood „Ik dacht altyd dat het een ongeluk was", stamelde Gerda. „Een ongelukhet zou wat! Maar ik weet wel, dat uw straf niet zal uitblUven. Niemand zal u meer aankijken en met u spreken, want iedereen in de stad weet „Oh, maar Bruno zal mU wel wegbrengen", zeide Gerda plotseling, vo* vuur, „hij zal mij niet in den steek laten De oude vrouw lachte smalend. „Hy is sinds het. ongeluk niet bij u ge weest Op hetzelfde oogenblik ging de deur open en trad een jonge, slanke man, gekleed in reiscostuum, binnen. Gerda stond op en snelde naar hem toe, maar de jonge man ontweek haar handig, door een paar passen opzU te springen. Verslagen bleef Gerda hem aan kijken. „Mevrouw", zeide de jonge man, galant, met een buiging, „het spUt mU afscheid van u te moeten nemen. Ik ga op reis". „Ga je nu weg, nu?" riep Gerda, „ik heb je juist zoo noodig, nu „U begrypt mevrouw", antwoordde de jonge man, nog alMjd even galant, „dat het na het gebeurde met uw man beter is, dat ik mU eenigen tijd verwUder, temeer daar mijn naam ook by het geval betrokken wordt „Maar waarom neem je mU niet mee", riep Gerda uit, „ik wil hier niet alleen achter- blUven!" „Het spUt my mevrouw, maar u zult wel begrypen. dat ik. na het gebeurde... „Je had altUd beloofd ray te zullen trouwen, alsHerinner je je dat niet meer?" „Mevrouw, u begrypt toch wel. dat ik nooit met- een vrouw zal trouwen, die haar man bedrogen heeft. Ik zou alUjd bevreesd zijn, datHU zweeg even. „U bent een vrouw met een verleden", zeide de jonge man, terwUl hU naar de deur liep. „en ik ga myn toekomst tegemoetVaar wel mevrouw". Dan verliet hU het vertrek. Wezenloos bleef Gerda staan, midden in de groote zaal. „Verledentoekomst", prevelde zy. Dan kwam ze tot bezinning. ZU Ulde naar de deur. maar plotseling duizelde ze en met een gil viel zij op den grond Toen Gerda de oogen weer opende, be vond zy zich in haar eigen vertrek. Om haar heen lagen de geschenken, die zij dezen dag gekregen had. Het haardvuur brandde laag. Dan stond ze op, en streek met haar hand over den rug van haar stoel. „Verleden? Toekomst?" vroeg ze zich zelf bang af. En met een resoluut gebaar dep ze naar haar schrUftafel en schreef Bruno een briefje, dat het haar speet, maar dat ze niet komen zou, den volgenden dag.... Patiënt: Dokter bent u er zeker van dat het longontsteking is? Soms stellen dok toren longonsteking als diagnose en dan sterft de patiënt aan iets heel anders. Dokter: (uit de hoogte) Meneer, wanneer ik longontsteking als diagnose stel; dan sterft u ook aan longontsteking. Dame aan de telefoon: Maar juffrouw, als dat nummer in gesprek is geeft u me dan maar een ander nummer. Ik wil alleen maar een beetje praten. Zeeofficier: „Het schip is lek! Kan één van jullie een pomp hanteeren?" Derdeklasse-passagier: „Ja, Kees kan het. Hy heeft ons juist verteld, dat'ie drie jaar in een biertapperij heeft gewerkt." Rechter: ,,U zegt dat u gelukkig met uw man geleefd heeft. tot hU u sloeg?" Dame die wil scheiden: „Ja edelachtbare" Rechter: „En wanneer sloeg hy u?" Dame: Op weg van het stadhuis naar onze woning, edelachtbare." Geïrriteerd vader: „Jou gedrag is het ge sprek van de stad." Dochter: „En waarvoor? Vandaag of mor gen hoort u van een moord en dan kan ik weer opnieuw beginnen." Dame (eigenaresse van een gedistingeerd hondje): „Werkelyk Toeti is vervelend van morgen. Nu speelt hij al met een hondje dat een gewoon confectiedekje aan heeft." Kinderjuffrouw tot vechtende jongens: „Foei. moet lk het aan vader en moeder zeg gen dat julllle zoo ondeugend zUn!" Jan: „Hindert niet. Sint-Nicolaas is voor- by. ..Ik heb niks op honden tegen, maar dat een dame zich zoo kan verlagen door zich met zoo'u mormeldiertje te vertoonen, dat begrijp ik niet!" (Life). INSECTEN ALS ATHLETEN. Dat vooral kleinere dieren over een buiten gewone lichaamski-acht. in verhouding tot hun grootte beschikken, is tamelijk bekend. Het bekendste voorbeeld is de vloo met zUn geweldige sprongen. Een juist, inzicht in cte prestaties van deze dieren krygen we eigen- lUk eerst,, wanneer we ze vergpiijken met wat grootere dieren en menschen kunnen- Zoo kan een rups een vracht van ongeveer 27.5 gram voortbewegen, terwijl ze zelf weinig meer dan een gram weegt De vracht, welke ze, zonder veel moeite meesleept, is ongeveer 25 maal zwaarder dan zU zelf. Desondanks is deze rups een zwakkeling in verhouding tot andere insecten- De bromvlieg is in staat het 170-voudige van haar gewicht te dragen. Een gewone kever brengt het tot het 282-voudige Deze prestaties worden weer in de schaduw ge steld door den kreeft, die het 300-voudige van zyn lichaamsgewicht kan dragen, terv.yi de oorworm met het 530-voud, het record weg draagt. De cyfers hebben betrekking op het trekken van vrachten in horizontale rich ting. Moeten de dieren een vracht near boven trekken, dan zUn de cUfers veel geringer. Dan gelukt het een oorworm bUv. slechts het 20-voudige van zyn eigen gewicht te trekken. Hoe buitengewoon deze krachttoeren zUn. kunnen wy opmaken, als we de cijfers op menschelyke verhoudingen overdragen. Een man, met een gemiddeld gewicht van 70 KG., zou dan een gewicht van 37100 K G dus rond 37 ton kunnen trekken. In verti cale richting zou dat nog 1820 K.G. zUn. REMBRANDT. 16061669. Van den allergrootste is de levensgeschie denis eenvoudig. Rembrandt Harmenszoon van RUn was een jongen uit den burgerstand, zoon van den molenaar te Leiderdorp, die zich zelf naar den ouden stroom genoemd had, waaraan zyn molen stond. Het is merkwaardig, dat j de jongen, die behoorde tot een gezin van ambachtslieden, (de andere zoons van Har- men Gerritsz van RUn waren immers bakker en schoenmaker), door de ouders voor studie bestemd werd. Toen Rembrandt veertien jaar telde, was hU student in de letteren aan de Leidsche HoogeschooL Doch Rembrandt, wiens plezier het was te teekenen had „gants i geen lust ofte genegenheyt" tot de studie en gelukkig waren zyn ouders zoo verstandig om hem niet te dwingen in een richting, die niet de zyne was, maar deden zU hem in. I den leer bij den schilder Jakob Isaakszoon. van Swanenburch, die juist uit Italië terug gekeerd was. Drie jaren onderwUs van dezen werden gevolgd door 6 maanden onderricht van Pieter Lastman te Amsterdam, welke grooten invloed had op den zich snel ontwik kelenden schilder. Rembrandt etste naar hem. Tenslotte was het Jacob Pinas, dien hij i zich korten tijd tot leermeester koos. Maar verder ging de schilder langs eigen wegen en hy had niet, zooals de meeste tUd- genooten behoefte aan een artistieke bede vaart naar Italië om tot het meesterschap te komen. Hy vestigde zich te Leiden. Geens zins wil dit zeggen, dat hU niet met Italië in contact bleef en niet den goeden invloed van de meesters onderving, zonder tot hun navol ger te worden. HU inspireerde zich op Ca ra vaggio's wUze van schilderen in Nederland geïntroduceerd door vele terugkeerende Hol landers. doch steeg boven hen uit. Niet meer in Italië behoefde men ter schole te gaan, een meester als Gerard Dou heeft bU hem ge leerd, hoe jong Rembrandt toen ook was. Het wonder van het clair-obscur, van het licht met al zUn diepte en kleurgloeiïng, zoo als de werking er van werd onder Rembrandts machtig penseel begon zich aan de Neder- landsche schilderkunst te voltrekken. Is heb wonder, dat iedereen zich door Rembrandt wou laten uitschilderen, dat de opdrachten voor portretten overstelpend veel tot hem kwamen? De vriendschap van Huygens, wiens aandacht hy getrokken had, bezorgde hem er genoeg. Uit den eersten Leidschen tyd dateeren Bybelsche voorstellingen, „Paulus", „De Ge vangenneming van Simson", portretten van zUn moeder. Neeltgen Willems van Zuyt- brouck, mythologische onderwerpen. Belangryk is het, dat Rembrandt in 1631 Leiden verlaat om zich te Amsterdam te ves tigen. waar het drukke leven van de bloeien de koopstad hem zooveel te meer stof tot waarnemen en weergeven bood. De chirur gijns dragen hem op het vervaardigen van „De Anatomische Les", een opdracht, waar van hij zich op geniale wyze kweet. Prach tige portretten schilderde hy, telkens weer verrassend van opvatting, van Saskia van Uilenburch, de Leeuwardensche burgemees tersdochter, waarmede hy in 1634 trouwde. Een reeks passiestukken ontstond, later geeft hy dikwyls dezelfde onderwerpen opnieuw, maar dan nog doordachter en nog kunstzin niger uitgewerkt, steeds strevend naar hoo- ger. Het Imposant stuk, dat „De Nachtwacht" genoemd is, is het eenig schuttersstuk door Rembrandt vervaardigd. Hoewel het in com positie ver staat boven soortgelyke stukken van andere meesters voldeed het als portret niet voor de korporaals van Frans Banning Cocq. In het Jaar, dat de Nachtwacht gereed kwam, 1642 verloor Rembrandt zUn vrouw Saskia. In zyn huishoudster Hendrickje Stof fels heeft de schilder een grooten steun ge vonden, hij heeft haar later gehuwd. Het leven van den kunstenaar was in dien tyd vol geldzorgen, hy kocht een huls in de Sint Anthoniesbreestraat, het tegenwoordige „Rembrandthuis" en betaalde het niet, hU legde een uitgebreide kunstverzam°ling aan, doch hield geen rekening met de financieele mogelykheden. In 1656 moest hU zelfs, sur séance van betaling aanvragen. Toch moet hy voor zyn dood ongeveer alle schulden te rug betaald hebben. Artistiek bereikte hy echter hot, hoogte punt, dat tevens het hoogtepunt beteekent, voor de Nederlandsche schilderkunst, voor die der geheele wereld wellicht.. Steeds dieper worden zyn doeken, de Bybelsche van „Da vid, harpspelende bij Saui". ..Jacob's Zegen", het portret van Jan Six. dc zelfportretten uit den tyd tusschen 1630 en 1662, waaron der vorst-eiyke. „De honderd guldens prent" is een beroemd voorbeeld van R°mbrandt's etskunst, geëvenaard door „Jezus, de z'cken genezende", vele teekenlngen bewyzen zUn volkomen meesterschap. Govert Flinck. Nicolaas Maes. Hoo",sf,-".te,n, Fabritius, behooren onder zun leerl'^ecn. Ongeveer 600 schilderij en. 300 etsen. 14(H) 're keningen heeft deze Nederlander de wereld eeschonken. Zyn grootste meest°,'wBrk van licht en donker en kleuren is we"' *ht De Staalmeesters". ..H~: Joo^ehe Brugje Ho merus". .De Vereren Zoon" donn °r in schoonheid wemig voor on->r 7Jlr, viteit is tot het eind van zyn leven bijna on verminderd. Doch de laatste levnsjaren brachten Vm veel lf>ed. ZUn tweede vrouw was ook ge storven, hem een dochter, Cornelia ra'a+--nd en ook de zoon uit het eerste huwelijk, Tltus was hem ontvallen. Omringd door weinigen stierf Rembrandt 5 October 1669. 63 jaar oud Fy kreeg een eenvoudige begrafenis m dc Westerkerk. waar eerst in *906 een gedenk- teeken voor hem werd opgericht. ZUn schilderyen, etsen en teekeninger. zUn verspreid over musea en particuliere verza melingen in de geheele wereld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 16