H. D. VERTELLINGEN.
FLITSEN
STADSNIEUWS
FEUILLETON
MET VERLOF NAAR HUIS
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 6 FEBRUARI 1930
(Nadruk rerboden; auteursrecht roorbehouden).
Een Suffragette.
door
E. TEMPLE THURSTON.
..Ze dankte God", zoo zsi ze tegen mij, „dat
ïij nooit getrouwd was."
Ze was heel oud heel oud? Kan je dat
eigenlijk ooit zeggen van een vrouw? Vrou
wen zijn vijf Jaar lang „heel oud", maar dat
ls ook alles. Ze zijn ..heel oud" tusschen de
vljf-en-dertig en de veertig. En dan. als God
hen een hart gegeven heeft en ze laten die
gift niet ongebruikt liggen, komt hun jeugd
weer terug. Het is misschien niet de jeugd
van stralende oogen, maar hot Ls de jeugd
in de oogen; het is niet de jeugd van frissehe
roode lippen, maar de jeugd van de woorden,
die van die lippen komen.
Tusschen de vijf-en-dertig en de veertig
tracht een vrouw te vergeten dat haar jeugd
voorbij is. en dat maakt haar heel oud, heel.
heel oud. En daarna wel. zooals Ik al ge-
zeed heb, hangt het af van God en van haar
zelf.
En dus was M'ss Taviner niet heel oud Ze
was heel jong. Ze was drie en zestig. Haar
oogen waren helder, zelfs toen ze God dankte,
omdat ze een oude vrijster was gebleven.
„Ik kan niet vinden", zei ik, ..dat u een erg
groot.cn dunk van ons mannen hebt".
„Het is mijn dunk niet", zei ze, „het is mijn
moeders dunk".
Daar kon Ik weinig tegen in brengen. Het
zou hoogst ongepast zijn geweest van mij, die
nog maar net mijn eigen jeugd teruggevon
den heeft, om het niet eens te 7.1 In met woor
den. die ouder waren dan ik zelf.
U moet weten, dat Miss Taviner nooit mooi
geweest k^*n zi1n. Misschien was het Gods be
doeling wel. dat weet ik niet. Maar de Na
tuur bedierf de zaak in allen gevalle. Want
toen ze Jong was een kind van lk denk
niet ouder dan zes werd ze door de blik
sem getroffen, bleef een poos verlamd, en
toen 7.0 weer beter was keken haar oogen
alle richtingen uit, behalve de goeie.
Mi ar toch mag lk haar kleine, ger'mneld
gezicht ie wel. Het is misschien wel een beetle
slim. Ze ziet er uit. at*of ze alle nooels aan
de boomen ln haar tuin natelt. Maar waar
om zou ze dat ook niet doen? Een rroot-°n
dunk van het mcnschdom heeft ze niet. Bo
vendien vertegenwoordigen de apneis on
Beech House Farm een deel van het kleine
inkomen dat haar in s^aat stelt in het oude
lniLs te bMjven wonen. Dan is het toch geen
wonder, dat 7n ze natelt? Ik kan het zelfs
geen wov't vinden, dat ze een beetje slim
en sluw kijkt.
Nee maar mis«ch1°n mag ik haar gezicht
wel, omdat ik het niet hoef hef te hebben.
En dat zal ook wel de reden zi1n, waarom 7e
geen grooten dunk van de mannen heeft.
Eens moet een man begrepen hebben, dat hij
hnnr niet Hef had, en met haar gebroken
hebben. Tenminste, dat dacht ik toen. De
eene of andere hartelooze kerel had haar na
tuurlijk vroeger in den steek gelaten had
haar eerst geleerd, wat liefhebben was. en
was toen achter een paar mooiere ooven
aangespen. Ik moet toegeven, dat die niet
moeilijk te vinden moeten zijn geweest.
..Maar", zei ik toen, „vindt u niet, dat man
nen toch hun nut wel hebben?"
„Nee!" zei ze vol overtuiging.
..En waarom", vroeg Ik toen. „hangt u dan
dien ouden hoed van uw vader aan een haak ln
de keuken, zoodat elke bedelaar, die u open
doet. hem zien moet?"
„Natuurlijk omdat hij dan wel denken moet.
dat. er een man in huis is", zei ze.
„En zet u daarom 's avonds ook een paar
glazen en een flesch whisky op tafel?"
„Ja".
„Dus een man heeft zijn nut, voor zoover
het zijn hoed betreft?"
Ze knipoogde met haar wonderlijke oogen,
en zei:
„Ja. zoo lang er geen hoofd binnen ln zit".
Ik lachte. „Dus u haat ons heusch?" besloot
lk.
„Zeker wel", ze! ze.
„Waarom eigenlijk?"
En toen verwachtte ik. dat ik haar kleine
romance met zijn zielig slot te hooren zou krij
gen.
Maar nee. ze haalde alleen haar schouders
op. zette een oude baret op, en ging in Jen
tuin controleeren of de tuinman wel goed
doorwerkte.
Misschien zou ik aan dit gesprek nooit meer
gedacht hebben, ais ik niet bij toeval, samen
met andere oude familiestukken, een oude
mahoniehouten doos van haar gekocht had
met oen koperen slot en een koperen hand
vat. Het was een heel mooi ding, met- een
bewerkt deksel. De sleutel ervan was ze kwijt
geraakt- Zij was op slot en ze verkocht haar
mij, omdat ze er het geld niet voor over had
om een nieuwe te laten maken.
Toen liet ik er één maken. Ik maakte de
doos open. Zij was leeg, alleen lag onderin een
te lezen. En natuurlijk deed ik hem toch.
te lezen. En naturulijk deed ik het toch.
„Beste Miss Taviner", 200 luidde hij. „nu
de avonden zoo lang zijn, speelt, iedereen
cricket op den brink. Zullen we elkaar bij het
Kruis voorbij den smid ontmoeten? In haast,
uwe Henry Yeoman".
„Daar heb Je het al", zei ik bij mezelf. „HIJ
schaamde zich toen al om met haar gezien
te worden. Geen wonder, dat ze geen grooten
dunk van de mannen heeft". En ik voelde een
gevoel van diepe verontwaardiging Jegens
Henry Yeoman in mU opkomen.
Maar ik deed hem onrecht aan. Want toen
ik 'n paar dagen later voorbij den smid kwam.
stapte ik naar binnen en informeerde eens
naar iemand van dien naam.
..Henry Yeoman", zei hij. „Die is hier zeker
al vijftien jaar weg. Die woont tegenwoordig
in Reading".
„Is hij getrouwd?" vroeg ik.
„Ja. met Miss Taviner".
„Miss Taviner?"
„Ja, een zuster van die op Beech House
Farm".
„Ik heb nooit geweten, dat die een zuster
had", zei lk.
„Ja. Ze heeft er zelfs drie, alle drie ge
trouwd".
„En waarom ls zij dan nooit getrouwd?'
vroeg ik, want toen wist ik, dat de brief niet
voor haar bestemd was.
„Waarom niet?" Hij sloeg met zijn hamer
op het aanbeeld en lachte bulderend „Om
dat niemand ooit notitie van haar genomen
heeft, zou ik zoo zeggen".
Toen begreep ik het. Ik begreep, waarom ze
van ons mannen geen grooten dunk had. Ik
begreep, waarom ze den hemel dankte, dat ze
nooit getrouwd was
Niemand had ooit de moeite genomen om
haar te leeren wat liefde is. Niemand had haar
zelfs ooit ln den steek gelaten. Geen wonder,
dat ze ze haatte. Geen wonder, dat ze secuur
en precies haar appels natelde....
HET SCHEEPVAARTVERKEER.
DE INVLOED VAN DE VERLAAGDE
HAVENGELDEN.
In 1929 zijn onze gemeente binnengevaren
om hier te laden of te lossen 14.337 schepen
met een inhoud van 1.007.091 ton..
Voor 1928 waren die cijfers 14464 schepen
en 1.009.921 ton.
Bovendien zijn hier in 1929 14156 schepen
met een Inhoud van 862.632 ton doorgevaren.
In 1928 waren dit 17668 schepen met 887.302
ton.
Oogenschijnlijk zou men dus uit deze ver
gelijking moeten concludeeren, dat de ver
wachting, dat door de verlaging van de haven
gelden op 1 Januari 1929, het scheepvaartver
keer zou toenemen, niet vervuld is.
Deze conclusie is evenwel onjuist, want in
1929 was de vaart door Ijsgang meer dan een
maand gestremd. In 1928 was er bijna
geen ijsgang! Bovendien was 1928 voor de
Haarlemsche scheepvaart een buitengewoon
gunstig jaar, omdat gedurende eenige maan
den de sluis bij de Overtoom te Amsterdam
gestremd was, waardoor vele schippers ge
dwongen waren over Haarlem te varen.
Als men belde factoren in aanmerking
neemt is wel te zeggen, dat het gewone
scheepvaartverkeer door de verlaging der
havengelden met ongeveer 20 pet. is toege
nomen. De verlaging van de havengelden be
draagt 33 13 petzaodat het scheepvaartver
keer met 50 pet moet toenemen voor dezelfde
ontvangsten geboekt zullen worden. Daaraan
zijn wij dus nog niet toe.
INLICHTINGEN GEVRAAGD.
Op Vrijdag 31 Januari 1930, des namiddags
omstreeks 8 uur heeft op de Raambrug een
aanrijding plaats gehad tusschen een dame
die aldaar per rijwiel reed, en een vierwielig
motorrijtuig.
Hun. die hieromtrent inlichtingen kunnen
verstrekken wordt verzocht zich aan te mel
den aan het bureau van politie, Smedestraat,
af deeling; Verkeer, tusschen 9 uur v.m. en
5 uur non.
HET KINDERBAL VAN
„JACOB VAN LENNEP".
Een goed geslaagd feest.
Er was een massa klein grut, zoo van t
slag van een knie hoog en grooter, van
vier, vijf jaar en ouder op het kinderbal, dat
gisterenavond door „Jacob van Lennep"
voor het kroost zijner leden en de vrindjes
en vriendinnetjes van die jeugd weTd gegeven
in de groote zaal van den Haarlemschen
Kegelbond.
Die kleuters en die kinderen van tweehonderd
tot bijna duizend weken waren verkleed, écht
verkleed als vlinders of clowns, als pierrots
en pierrettes. DT was een leuke schilderes met
'n ondeugende snuit en een Jackie Googan-
pet, een klein meiske dat aLs Miss Holland
1931 optrad, een parmantig filmdiva-tje dat
nauwelijks over de tafel kon kijken, een jonge
man die als-maar trommelde, er was nieuwe
verschijning op de gecostumeerde bals zelfs
een als Al Jolson uitgedoste knaap die van
het podium af aardig 't liedje van „Sonny
Boy" zong, wat hij op veler verzoek nog eens
moest herhalen. We kunnen niet alle mooie
en leuke costuumpjes opnoemen die daar te
zien waren.
Van werkelijk dansen komt op zoo'n kin
derbal natuurlijk weinig terecht- Het. bleef
bij wat allergenoegelijkst rondhuppelen en
springen. En er was dan ook voor goede af
wisseling gezorgd.
Mevrouw Co van den Berg zong een paar
kinderliedjes, vanwege „Palace" werden enkele
vermakelijke lach-films vertoond die natuur
lijk veel succes hadden en twee clowns, mr.
Barnsteel and his partner traden op als
snelteekenaars, terwijl later een van hun
beiden den ander binnenleidde als olifant.
Jonge, dat was een succes. Die olifant kon
tellen en rekenen, liet zelfs een kleine peuter
op zijn rug rijden!
En zoo was het al ver over kinderbedtijd
maar wat hindert dat voor een avond? toen
de Jury de prijzen begon te verdeelen. Alle
kinderen kregen een prijs, dat was me een
pret. De vele anderen die aanwezig waren
en even hard genoten als de jeugd, kenden „AI
Jolson" een specialen prijs toe. En voor de
tafel waarop de prijzen lagen en waarachter
de eere-voorzitter, de heer S. Prins o-a. zit.
kwamen toen achtereenvolgens het kleinste
Tirolerinnetje met veeren op d'r hoedje, bijna
zoo lang als zü zelf, het. Bloemenmeisje, de
Groene Danseres, de Schilderes, het Meisje
met den luifelhoed, het Meisje uit Hawaï, Miss
Holland 1931, de Blauwe Vlinder, het Film-
divatje, Roodkapje en de andere meisjes om
de eerste, de tweede, de derde en de volgende
prijzen in ontvangst te nemen. Van de jongens
kreeg de Nar den eersten prijs, de Arabier den
tweeden, dan volgden de Edelman, het Pic-
colotje, de Witte Pierrot, het Aardmannetje,
enz.
Het was een blij, vroolijk feest, dit kinder
bal. De heer J. van Maris die steeds de leiding
had. heeft wel succes ondervonden van zijn
bemoeiingen. En ook de anderen die zich in
spanden om 't bal te doen slagen zullen de
kinderen wel heel dankbaar zijn.
En toen de kleintjes naar huis waren heb
ben de ouderen bij de muziek van Stoeken's
band nog geruimen tijd gedanst.
ONGEWENSCHTE WONING
TOESTANDEN.
WAT DE HEER GROENENDAAL IN
1918 ZEIDE.
In aansluiting met het stuk over onge-
wenschte woningtoestanden in ons nummer
van Dinsdag wordt ons verzocht er aan te
herinneren dat in de Raadszitting van 5
Maart 1918 de heer Groenendaal reeds over
de woningen aan de Leidschevaart sprak. Aan
het verslag van dit zitting is ontleend:
„De heer Groenendaal verklaart dat hij
geen bezwaar heeft, voor dit voorstel te stem
men Het komt hem intusschen voor dat de
woningen die thans aan de Leidschevaart
worden gebouwd, niet voldoen aan de eischen
die men kan stellen aan woningen voor groo
te gezinnen. Het zijn eenvoudig kleine wo
ningen, waarin men groote gezinnen wil on
derbrengen.
Spr. heeft deze woningen Zondag bekeken
en natuurlijk eenige aandacht gewijd aan de
zolders, die verdeeld zullen moeten worden in
twee slaapkamertjes. Spr. is technisch niet
biutengewoon onderlegd en weet niet of hij
zich goed uitdrukt, niaar hij wenscht op te
merken dat de daken, van den vloer der
zolderverdieping af, rechtstreeks naar boven
gaan. Wanneer me nnu van den nok af een
schot op de zolders maakt, zullen de bedden
bepaald aan weerskanten tegen dat schot
moeten worden geplaatst, omdat men anders
's morgens niet uit zijn bed kan en, wanneer
men misschien niet rustig slaapt, met zijn
beenen tegen de zoldering terecht zal ko
men. Spr. vindt dit een primitieven en on-
houdbaren toestand. Hij vraagt of het niet
mogelijk ls. aan den Raad tee keningen voor
te leggen van die woningen".
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1546
DE ROEPSTEM
Je mompelt dat het
hoog tijd ls, dat die
jongen nu eindelijk
-ens in huis komt
je roept herhaalde
malen, intusschen
naar alle kanten
rondziende
je loopt naar den
trottoirband en ver
sterkt het geluid
je hoort verschexienë
vrouwen aan hun
mannen vragen of zij
soms riepen en zoo
ja, wat er dap is
waarop je je toe
vlucht neemt tot het
..familiefiuitje"
hetgeen tot resultaat i je hoort de Kommers l je komt weer thuis
heeft dat de hond
van de Kommers
komt aansnellen
het dier roepen
brengt bet terug
om te vernemen dat
IJan al den beelen
middag op zolder
heeft zitten knutselen
(Nadruk verboden).
CREMATIE JUST HAVELAAR.
Gisterenmorgen werd op Westerveld verascht
het stoffelijk overschot van den kunstcriti
cus en essayist Just Ha velaar. Vele vrien
den en bewonderaars begeleidden den overle
den kunstenaar naar de plaats der veras-
sching.
Osi. waren aanwezig dr. G. H. van Senden,
namens de Woodbrookers, dr. O. Miedema
namens de vereeniging „Pallas Athene", mr.
Trip, vice-president der Rotterdamsche recht
bank. de toonkunstenaars Joh. F. Keja en
Piet Tiggers. de schilders Jos de Gruyter, W.
Jos. de Gruyter, W. Schumacher, J. van Her-
wijnen, Dop Bles, mr. Bakels en Isaacson,
verder de letterkundigen Herman Robbers,
mej. Fenna de Meyler, dr. J. D. Bierens de
Haan en vele anderen.
De heer Dirk Coster, mederedacteur van
,,De Stem" zeide namens velen, die den over
ledene lief hadden, een paar woorden van
afscheid te willen spreken. „De rijkdom van
je werk zal nu meer gaan stralen; jij hebt
geschreven wat de menschen van dezen tijd
spreken en denken. Je werk was af", aldus be
sloot de heer Coster zijn gevoelvolle rede.
Dr- J. Nieweg, een vriend van Just Have-
laar, las daarop eenige fragmenten uit
„Religie der ziel" van den overledene.
Nadat de weduwe twee amarillen op de baar
had neergelegd als symbool eener dierbare
herinnering, dankte een b*-oer van den over
ledene voor de belangstelling.
Tot besluit der plechtigheid zong Ine van
Dillen twee liederen van Bach.
DE POLITIE.
VEEL BEKEURINGEN WEGENS
VERKEERS VOORSCHRIFTEN.
De politie te Haarlem maakte in 1929 het
volgende aar.tal processen-verbaal:
84 Arbeids- en Veiligheidswet.
5 Drankwet.
3135 Motor- en Rijwielwet en Gemeente
lijke verkeersvoorsehriften.
41 Verordeningen op de Winkelsluiting.
605 andere wetten en verordeningen.
Bovendien werden 2082 processen-verbaal
opgemaakt wegens misdrijven.
In 1928 waren er 2393 processen-verbaal
wegens verkeersvoorsehriften.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ctt. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTLLJORISSTRAAT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.—
OPENBAAR SLACHTHUIS.
HET AANTAL GESLACHTE DIEREN.
In 1929 zijn ln het Openbaar Slachthuis
34904 dieren geslacht. Dit ls vergeleken bij
1928 eenige achteruitgang, want toen was hei
aantal 36550.
Blijkbaar was 1928 een zeer gunstig jaar; in
1927 waren het er slechts 33 464.
Onder de dieren die geslacht zijn waren
nu 4566 gevallen van tuberculose tegen 4038
ln 1928. 148 dieren werden nu vernietigd, tegen
152 in 1928.
In het laatste jaar werden 271843 K.G.
buitenlandsch vleesch en 84231 K.G. vet inge
voerd tegen 467.630 K.G. vleesch en 94761 K.G.
vet in 1928.
Over 1927 waren de cijfers 653665 K.G,
vleesch en 94483 K.G. vet.
Daaruit blijkt, dat de invoer van buiten*
landsch vleesch sterk vermindert.
KANTONGERECHT.
De stem van de tribune,
De koeien hadden op het land geloopen
van iemand ,die niet de eigenaar was van het
vee en zij hadden er boerenkool en andere
kool gegeten. De jongen, die de koeien daar
van had moeten terughouden stond nu te
recht, omdat hij tegen deze genoegens van
de huisdieren niet preventief opgetreden was.
Het verhoor was in vollen gang en de Jon
gen v/as aan 't uitleggen, dat het zeer moei
lijk was de koeien van de boerenkool te hou
den.
Toen klonk er eensklaps een lulde stem
van de tribune: „Ik heb ze er uit gehaald, de
kalveren, Edelachtbare".
Het bleek een getuige décharge te zijn,
die in staat was om verzachtende omstandig
heden aan te voeren.
De kantonrechter concludeerde echter, dat
wanneer hij de kalveren uit de boerenkool
gehaald had ze er wel degelijk in waren en
de koejongen werd veroordeeld tot een tien
tje boete.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct., per regel.
GEEN LIFLAFJES in den winter, maar krachtig voedsel:
iARR's BV| OUTBROOD
Vrij bewerkt naar
PAUL OSKAR HÖCKER.
Vertaling van Christine Kamp.
9)
Juffrouw SchraW. zuchtte. Zij hield van hem
juis'. omdat hij zoo'n openhartig, resoluut
karakter had. Maar zij vermoedde niet alleen
het gevaar, zij zag dat ook in en het liefst
zou zij hem de hand hebben toegestoken om
hem eruit le helpen. To'ch kon zij niet op
tegen zijn ontr'.uimig koppig karakter.
Toen zij op Oudejaar uit de kerk kwamen,
werkte de godsdicns.lge stemming nog na.
Bijna was dc harmonie van den eersten tijd
tusschen hen hersteld.
Moeder Schratt had beignets gebakken en
warmen wijn klaar gemaakt. Er werd vroolijk
gebabbeld en Frits ging aan hot vertellen. Hij
bezat het talen', alles, wat hij beleefd had
met gloeiende kleuren to kunnen schilderen,
het was alsof hij een toovermantol uitspreid
de. waarop hij zijn toehoorders ver weg naar
vreemde landen ontvoerde.
„O jade zee!" zuchtte hij met schit
terende oogen en vuurroode wangen.
Hij had zijn hand op die van zijn ver
loofde gelegd, maar verschrikt trok hij die
terug, want Louise's hand was ijskoud ge
worden. Nu zag hl) haar aan en weer kwam
or oen gevoel van wrevel in hem op, omdat
in haar gelaat een uitdrukking van angst
en vrees was gekomen.
„Wat scheelt Jo, Louise?" vroeg hU verwij
tend, bijna wanhopig.
„Niets, lieve Frits, ik luisterde slechte naar
je. Komaan wees niet boos".
Hij was opgestaan en ontstemd keek hij de
aanwezigen den een na den ander aan. Het
kookte in hem. „Jelui hebt iets tegen mij. Ja
ik weet hetWaarom durf Je mij niet in
de oogen te zien, Hubert?"
„Jelui zijn niet oprecht jegens mij".
Het was als een kreet, zelf verwonderde
hij zich over die plotseling in hem gekomai
verdenking. Juffrouw Schratt keek hem aan.
ernstig en ontroerd. „Ik heb een moeilijk
leven achter mij" zei zij langzaam, haar stem
nauwelijks hoorbaar, „ik heb veel daarin ge
leden. juist omdat lk dikwijls liever zonder
omwegen de waarheid heb gesproken, in plaats
van omwegen te zoeken. Je doet ml) verdriet
aan. groot verdriet, als je mij van onoprecht
heid beschuldigt".
Frits Kelxrbacher voelde, dat het bloed hem
naar het hoofd steeg. Het giste, het stormde
In hemhij kon zich niet weerhouden, hoe
wel hij duidelijk voorzag, dat er nu iets ging
gebeuren, dat hem later zelf 7.ou pijn doen.
„Jelui willen mij niet gelukkig zien", stoof
hij op. „ik ben jelui vreemd, slechts een in
dringer, ja dat is het.... ik sta alleen ge
heel alleenoveral".
„Frits, zeg dat toch niet!", smeekte Louise
„Je bent een driftkop. Frits", berispte hem
Hubert. „Je weet zelf niet, wat je zegt".
„O. dat. weet ik wel. Ik ben het volkomen
met mezelf eens. Jelui hebt Je willen stellen
tusschen Louise en mU"\
.Frits, Frits", riepen zU opnieuw.
..Misschien niet moedwillig", ging hij nog
altijd woedend voort, „misschien alleen, omdat
Jelui mij niet begrijpt. Maar dat verstoppertje
spelen moet uit zijn. Hoe dan ook, ik ver
draag het niet langer".
Hij beefde, zyn handen waren klam.
„Wees toch niet zoo kinderachtig", zei
Hubert. „Wat om Gods wil zouden wij je dan
gedaan hebben? Wij meenen het zoo goed
met Je".
„Dat is niet waar! Met honderden duistere
zinspelingen komt het telkens weer op het
tapijt: WU passen niet bij elkaar. Ja, dat
zeggen jelui met elk woord; En zoo niet met
woorden, dan met de oogen!"
„Wie?"
„Jij, Hubert!En je moeder ook!"
Louise schreide. Zij was opgestaan en stond
bU den haard, haar gezicht in de handen ver
borgen.
„Jelui maakt er mij een verwijt van, dat ik
graag terugdenk aan mijn leven op de zee.
Maar Ls dat een bewijs, dat ik ook niet graag
mUn plicht op het vatscland zal doen? Ben ik
een luiaard, een dagdief?"
„Frits, wat overdrijf je.... Er is niet met
jc te praten".
„Ja. JU, Hubert, hebt mU altijd het minst
begrepen. Aan boord heb je al rijd heimwee
naar huis gehad. Maar ikik had toch
geen tehuis. Het schip was mijn tehuis, de
zee. Ja, was het anders denkbaar? Wie of
wat bond mU aan het vasteland? Moederziel
alleen stond ik daar. Hier op het kerkhof
is het eenigste plekje, zes voet lang en zes
diep, dat was alles, wat mij overbleef, van
hetgeen voor mij het vaderland kon zUn. In
Freiburg wist niemand zich meer den naam
van mUn vader te herinneren.... Ja. en nu
kwam lk hier en een is er, die mij be
grijpt. met wie ik een nieuw tehuis wil
stichtenMaar jelui waarschuwt haar voor
mij.... Ja, dat weet ikje waarschuwt
haar, dat ik onbestendig ben, ik deug voor
niets dan de zee, andersanders
HU hield opeens op, zyn stem sloeg over.
Men kon in de stilte niets hooren. dan het
zachte schreien van LouLse en zUn heftig,
opgewonden ademhalen. Moeder en zoon
waren diep gekrenkt en spraken geen woord.
ZUn temperament had hem weer eens mee
gesleept, had allerlei dingen, die hem het ge
moed bedrukten, overdreven scherp voorge
steld. Maar toch het meest was diep gevoelde
bittere waarheid.
Hadden zU hem op dezelfde wijze geant
woord, hem flink aangepakt, dan zou hy wel
dra tot bezinning zUn gekomen. Maar hun
zv/Ugen, hun stil verdragen bracht hem tot
het uiterste. Plotseling greep hU zün hoed
en verliet zonder groet of verontschuldiging
het vertrek.
Juist toen hij buiten op het plein stond,
begonnen de groote klokken van de O. L.
Vrouwekerk middernacht te luiden. Vensters
werden geopendmen hoorde geroep, ge
jubel. ergens werd er een koraal gezongen,
waarbij de schoten, die in naburige straten
werden gelost, de bas vormden.
Frits bleef staan, de koude winternacht
deed hem huiveren. Als een siddering ging net
over zijn verhit gemoed by die majestueuse
klanken van de klokken, bU het eerbiedig,
vroom koraalgezang.
Een groote treurigheid welde in hem op
HU voelde zich geheel $n al verlaten. Indien
Louise nu bU hem was geweest, zou hij zich
snikkend om haar hals hebben geworpen.
Haastig keerde hU zich omWas zij hem
gevolgd?
HU wachtte, tanden en lippen opeengeklemd,
onbewegelijk, angstig naar de huisdeur starend
Maar die werd niet geopend.
Het werd levendig op straat. Vroolijke
jongelieden kwamen uit een deur, maakten
een langen slinger en dansten joelend over het
plein. „Zalig Nieuwjaar!" riepen zU hem toe.
En lachend, juichend als uitgelaten kinderen
omringden zy hem. Toen hij zich eindelUk
kon vrij maken, voelde hU zich nog ellendiger
en eenzamer dan te voren. Maar er was een
vreemde ontnuchtering over hem gekomen,
ook wat betreft Louise. Wrevelig stak hij de
gebalde vuisten in zUn zakken en ging naar
huis.
Den volgenden morgén verzoenden de ver
loofden zich met elkander, maar de oneenig-
heid tuschen Frits Kehrbacher en de Schraits
bleef.
In de zachtere, feestelijke stemming van
den nieuwjaarsmorgen had Louise getracht
haar verloofde in te lichten omtrent de goede
meening te zUnen opzichte van Hubert en
zUn moeder, maax het was vruchteloos. Hij
was en bleef onverzoenlijk.
Te zamen waren zU naar het berkhof ge
gaan, hadden daar het graf van Louise's
vader bezocht en dan dat van zUn moeder.
Toen zU op den terugweg naai- huis waren,
gaf hU haar den ring, die hij haar öeu vorigen
avond bU het vieren van Oudejaar had willen
geven.
Beiden waren zeer ontroerd, maar zU wil
den het niet laten merken aan de menschen,
die zU ontmoetten en die hen met vroolijke
gezichten aankeken. Een heele poos liepen zU
zwUgend naast elkander. Hij hield haar hand
vast en omklemde die zoo stevig, dat het naar
bUna pUn deed.
„Ja, zie je", zei hU eindelijk zachtjes. ..wij
tweeën staan geheel alleen op de wereld en
als wU niet ons aan elkander vastklemmen,
dan
Zij viel hem in de rede. Bij het verdergaan,
drukte zU zich t-eeder tegen hem aan. .Ik be
min je, Frits. Ik wil je t-och mUn heele '.even
schenken, ik vraag alleen, dat je mij ver
trouwt".
„Vertrouw je mij dan?", vroeg hU ernstig.
ZU knikte bevestigend, zonder te spreker
„Maar de anderen... die willen je het
vertrouwen ontnemen, Louise".
(Wordt vervolgd.i