H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN STADSNIEUWS FEUILLETON MET VERLOF NAAR HUIS HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 6 FEBRUARI 1930 (Nadruk rerboden; auteursrecht roorbehouden). Een Suffragette. door E. TEMPLE THURSTON. ..Ze dankte God", zoo zsi ze tegen mij, „dat ïij nooit getrouwd was." Ze was heel oud heel oud? Kan je dat eigenlijk ooit zeggen van een vrouw? Vrou wen zijn vijf Jaar lang „heel oud", maar dat ls ook alles. Ze zijn ..heel oud" tusschen de vljf-en-dertig en de veertig. En dan. als God hen een hart gegeven heeft en ze laten die gift niet ongebruikt liggen, komt hun jeugd weer terug. Het is misschien niet de jeugd van stralende oogen, maar hot Ls de jeugd in de oogen; het is niet de jeugd van frissehe roode lippen, maar de jeugd van de woorden, die van die lippen komen. Tusschen de vijf-en-dertig en de veertig tracht een vrouw te vergeten dat haar jeugd voorbij is. en dat maakt haar heel oud, heel. heel oud. En daarna wel. zooals Ik al ge- zeed heb, hangt het af van God en van haar zelf. En dus was M'ss Taviner niet heel oud Ze was heel jong. Ze was drie en zestig. Haar oogen waren helder, zelfs toen ze God dankte, omdat ze een oude vrijster was gebleven. „Ik kan niet vinden", zei ik, ..dat u een erg groot.cn dunk van ons mannen hebt". „Het is mijn dunk niet", zei ze, „het is mijn moeders dunk". Daar kon Ik weinig tegen in brengen. Het zou hoogst ongepast zijn geweest van mij, die nog maar net mijn eigen jeugd teruggevon den heeft, om het niet eens te 7.1 In met woor den. die ouder waren dan ik zelf. U moet weten, dat Miss Taviner nooit mooi geweest k^*n zi1n. Misschien was het Gods be doeling wel. dat weet ik niet. Maar de Na tuur bedierf de zaak in allen gevalle. Want toen ze Jong was een kind van lk denk niet ouder dan zes werd ze door de blik sem getroffen, bleef een poos verlamd, en toen 7.0 weer beter was keken haar oogen alle richtingen uit, behalve de goeie. Mi ar toch mag lk haar kleine, ger'mneld gezicht ie wel. Het is misschien wel een beetle slim. Ze ziet er uit. at*of ze alle nooels aan de boomen ln haar tuin natelt. Maar waar om zou ze dat ook niet doen? Een rroot-°n dunk van het mcnschdom heeft ze niet. Bo vendien vertegenwoordigen de apneis on Beech House Farm een deel van het kleine inkomen dat haar in s^aat stelt in het oude lniLs te bMjven wonen. Dan is het toch geen wonder, dat 7n ze natelt? Ik kan het zelfs geen wov't vinden, dat ze een beetje slim en sluw kijkt. Nee maar mis«ch1°n mag ik haar gezicht wel, omdat ik het niet hoef hef te hebben. En dat zal ook wel de reden zi1n, waarom 7e geen grooten dunk van de mannen heeft. Eens moet een man begrepen hebben, dat hij hnnr niet Hef had, en met haar gebroken hebben. Tenminste, dat dacht ik toen. De eene of andere hartelooze kerel had haar na tuurlijk vroeger in den steek gelaten had haar eerst geleerd, wat liefhebben was. en was toen achter een paar mooiere ooven aangespen. Ik moet toegeven, dat die niet moeilijk te vinden moeten zijn geweest. ..Maar", zei ik toen, „vindt u niet, dat man nen toch hun nut wel hebben?" „Nee!" zei ze vol overtuiging. ..En waarom", vroeg Ik toen. „hangt u dan dien ouden hoed van uw vader aan een haak ln de keuken, zoodat elke bedelaar, die u open doet. hem zien moet?" „Natuurlijk omdat hij dan wel denken moet. dat. er een man in huis is", zei ze. „En zet u daarom 's avonds ook een paar glazen en een flesch whisky op tafel?" „Ja". „Dus een man heeft zijn nut, voor zoover het zijn hoed betreft?" Ze knipoogde met haar wonderlijke oogen, en zei: „Ja. zoo lang er geen hoofd binnen ln zit". Ik lachte. „Dus u haat ons heusch?" besloot lk. „Zeker wel", ze! ze. „Waarom eigenlijk?" En toen verwachtte ik. dat ik haar kleine romance met zijn zielig slot te hooren zou krij gen. Maar nee. ze haalde alleen haar schouders op. zette een oude baret op, en ging in Jen tuin controleeren of de tuinman wel goed doorwerkte. Misschien zou ik aan dit gesprek nooit meer gedacht hebben, ais ik niet bij toeval, samen met andere oude familiestukken, een oude mahoniehouten doos van haar gekocht had met oen koperen slot en een koperen hand vat. Het was een heel mooi ding, met- een bewerkt deksel. De sleutel ervan was ze kwijt geraakt- Zij was op slot en ze verkocht haar mij, omdat ze er het geld niet voor over had om een nieuwe te laten maken. Toen liet ik er één maken. Ik maakte de doos open. Zij was leeg, alleen lag onderin een te lezen. En natuurlijk deed ik hem toch. te lezen. En naturulijk deed ik het toch. „Beste Miss Taviner", 200 luidde hij. „nu de avonden zoo lang zijn, speelt, iedereen cricket op den brink. Zullen we elkaar bij het Kruis voorbij den smid ontmoeten? In haast, uwe Henry Yeoman". „Daar heb Je het al", zei ik bij mezelf. „HIJ schaamde zich toen al om met haar gezien te worden. Geen wonder, dat ze geen grooten dunk van de mannen heeft". En ik voelde een gevoel van diepe verontwaardiging Jegens Henry Yeoman in mU opkomen. Maar ik deed hem onrecht aan. Want toen ik 'n paar dagen later voorbij den smid kwam. stapte ik naar binnen en informeerde eens naar iemand van dien naam. ..Henry Yeoman", zei hij. „Die is hier zeker al vijftien jaar weg. Die woont tegenwoordig in Reading". „Is hij getrouwd?" vroeg ik. „Ja. met Miss Taviner". „Miss Taviner?" „Ja, een zuster van die op Beech House Farm". „Ik heb nooit geweten, dat die een zuster had", zei lk. „Ja. Ze heeft er zelfs drie, alle drie ge trouwd". „En waarom ls zij dan nooit getrouwd?' vroeg ik, want toen wist ik, dat de brief niet voor haar bestemd was. „Waarom niet?" Hij sloeg met zijn hamer op het aanbeeld en lachte bulderend „Om dat niemand ooit notitie van haar genomen heeft, zou ik zoo zeggen". Toen begreep ik het. Ik begreep, waarom ze van ons mannen geen grooten dunk had. Ik begreep, waarom ze den hemel dankte, dat ze nooit getrouwd was Niemand had ooit de moeite genomen om haar te leeren wat liefde is. Niemand had haar zelfs ooit ln den steek gelaten. Geen wonder, dat ze ze haatte. Geen wonder, dat ze secuur en precies haar appels natelde.... HET SCHEEPVAARTVERKEER. DE INVLOED VAN DE VERLAAGDE HAVENGELDEN. In 1929 zijn onze gemeente binnengevaren om hier te laden of te lossen 14.337 schepen met een inhoud van 1.007.091 ton.. Voor 1928 waren die cijfers 14464 schepen en 1.009.921 ton. Bovendien zijn hier in 1929 14156 schepen met een Inhoud van 862.632 ton doorgevaren. In 1928 waren dit 17668 schepen met 887.302 ton. Oogenschijnlijk zou men dus uit deze ver gelijking moeten concludeeren, dat de ver wachting, dat door de verlaging van de haven gelden op 1 Januari 1929, het scheepvaartver keer zou toenemen, niet vervuld is. Deze conclusie is evenwel onjuist, want in 1929 was de vaart door Ijsgang meer dan een maand gestremd. In 1928 was er bijna geen ijsgang! Bovendien was 1928 voor de Haarlemsche scheepvaart een buitengewoon gunstig jaar, omdat gedurende eenige maan den de sluis bij de Overtoom te Amsterdam gestremd was, waardoor vele schippers ge dwongen waren over Haarlem te varen. Als men belde factoren in aanmerking neemt is wel te zeggen, dat het gewone scheepvaartverkeer door de verlaging der havengelden met ongeveer 20 pet. is toege nomen. De verlaging van de havengelden be draagt 33 13 petzaodat het scheepvaartver keer met 50 pet moet toenemen voor dezelfde ontvangsten geboekt zullen worden. Daaraan zijn wij dus nog niet toe. INLICHTINGEN GEVRAAGD. Op Vrijdag 31 Januari 1930, des namiddags omstreeks 8 uur heeft op de Raambrug een aanrijding plaats gehad tusschen een dame die aldaar per rijwiel reed, en een vierwielig motorrijtuig. Hun. die hieromtrent inlichtingen kunnen verstrekken wordt verzocht zich aan te mel den aan het bureau van politie, Smedestraat, af deeling; Verkeer, tusschen 9 uur v.m. en 5 uur non. HET KINDERBAL VAN „JACOB VAN LENNEP". Een goed geslaagd feest. Er was een massa klein grut, zoo van t slag van een knie hoog en grooter, van vier, vijf jaar en ouder op het kinderbal, dat gisterenavond door „Jacob van Lennep" voor het kroost zijner leden en de vrindjes en vriendinnetjes van die jeugd weTd gegeven in de groote zaal van den Haarlemschen Kegelbond. Die kleuters en die kinderen van tweehonderd tot bijna duizend weken waren verkleed, écht verkleed als vlinders of clowns, als pierrots en pierrettes. DT was een leuke schilderes met 'n ondeugende snuit en een Jackie Googan- pet, een klein meiske dat aLs Miss Holland 1931 optrad, een parmantig filmdiva-tje dat nauwelijks over de tafel kon kijken, een jonge man die als-maar trommelde, er was nieuwe verschijning op de gecostumeerde bals zelfs een als Al Jolson uitgedoste knaap die van het podium af aardig 't liedje van „Sonny Boy" zong, wat hij op veler verzoek nog eens moest herhalen. We kunnen niet alle mooie en leuke costuumpjes opnoemen die daar te zien waren. Van werkelijk dansen komt op zoo'n kin derbal natuurlijk weinig terecht- Het. bleef bij wat allergenoegelijkst rondhuppelen en springen. En er was dan ook voor goede af wisseling gezorgd. Mevrouw Co van den Berg zong een paar kinderliedjes, vanwege „Palace" werden enkele vermakelijke lach-films vertoond die natuur lijk veel succes hadden en twee clowns, mr. Barnsteel and his partner traden op als snelteekenaars, terwijl later een van hun beiden den ander binnenleidde als olifant. Jonge, dat was een succes. Die olifant kon tellen en rekenen, liet zelfs een kleine peuter op zijn rug rijden! En zoo was het al ver over kinderbedtijd maar wat hindert dat voor een avond? toen de Jury de prijzen begon te verdeelen. Alle kinderen kregen een prijs, dat was me een pret. De vele anderen die aanwezig waren en even hard genoten als de jeugd, kenden „AI Jolson" een specialen prijs toe. En voor de tafel waarop de prijzen lagen en waarachter de eere-voorzitter, de heer S. Prins o-a. zit. kwamen toen achtereenvolgens het kleinste Tirolerinnetje met veeren op d'r hoedje, bijna zoo lang als zü zelf, het. Bloemenmeisje, de Groene Danseres, de Schilderes, het Meisje met den luifelhoed, het Meisje uit Hawaï, Miss Holland 1931, de Blauwe Vlinder, het Film- divatje, Roodkapje en de andere meisjes om de eerste, de tweede, de derde en de volgende prijzen in ontvangst te nemen. Van de jongens kreeg de Nar den eersten prijs, de Arabier den tweeden, dan volgden de Edelman, het Pic- colotje, de Witte Pierrot, het Aardmannetje, enz. Het was een blij, vroolijk feest, dit kinder bal. De heer J. van Maris die steeds de leiding had. heeft wel succes ondervonden van zijn bemoeiingen. En ook de anderen die zich in spanden om 't bal te doen slagen zullen de kinderen wel heel dankbaar zijn. En toen de kleintjes naar huis waren heb ben de ouderen bij de muziek van Stoeken's band nog geruimen tijd gedanst. ONGEWENSCHTE WONING TOESTANDEN. WAT DE HEER GROENENDAAL IN 1918 ZEIDE. In aansluiting met het stuk over onge- wenschte woningtoestanden in ons nummer van Dinsdag wordt ons verzocht er aan te herinneren dat in de Raadszitting van 5 Maart 1918 de heer Groenendaal reeds over de woningen aan de Leidschevaart sprak. Aan het verslag van dit zitting is ontleend: „De heer Groenendaal verklaart dat hij geen bezwaar heeft, voor dit voorstel te stem men Het komt hem intusschen voor dat de woningen die thans aan de Leidschevaart worden gebouwd, niet voldoen aan de eischen die men kan stellen aan woningen voor groo te gezinnen. Het zijn eenvoudig kleine wo ningen, waarin men groote gezinnen wil on derbrengen. Spr. heeft deze woningen Zondag bekeken en natuurlijk eenige aandacht gewijd aan de zolders, die verdeeld zullen moeten worden in twee slaapkamertjes. Spr. is technisch niet biutengewoon onderlegd en weet niet of hij zich goed uitdrukt, niaar hij wenscht op te merken dat de daken, van den vloer der zolderverdieping af, rechtstreeks naar boven gaan. Wanneer me nnu van den nok af een schot op de zolders maakt, zullen de bedden bepaald aan weerskanten tegen dat schot moeten worden geplaatst, omdat men anders 's morgens niet uit zijn bed kan en, wanneer men misschien niet rustig slaapt, met zijn beenen tegen de zoldering terecht zal ko men. Spr. vindt dit een primitieven en on- houdbaren toestand. Hij vraagt of het niet mogelijk ls. aan den Raad tee keningen voor te leggen van die woningen". VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1546 DE ROEPSTEM Je mompelt dat het hoog tijd ls, dat die jongen nu eindelijk -ens in huis komt je roept herhaalde malen, intusschen naar alle kanten rondziende je loopt naar den trottoirband en ver sterkt het geluid je hoort verschexienë vrouwen aan hun mannen vragen of zij soms riepen en zoo ja, wat er dap is waarop je je toe vlucht neemt tot het ..familiefiuitje" hetgeen tot resultaat i je hoort de Kommers l je komt weer thuis heeft dat de hond van de Kommers komt aansnellen het dier roepen brengt bet terug om te vernemen dat IJan al den beelen middag op zolder heeft zitten knutselen (Nadruk verboden). CREMATIE JUST HAVELAAR. Gisterenmorgen werd op Westerveld verascht het stoffelijk overschot van den kunstcriti cus en essayist Just Ha velaar. Vele vrien den en bewonderaars begeleidden den overle den kunstenaar naar de plaats der veras- sching. Osi. waren aanwezig dr. G. H. van Senden, namens de Woodbrookers, dr. O. Miedema namens de vereeniging „Pallas Athene", mr. Trip, vice-president der Rotterdamsche recht bank. de toonkunstenaars Joh. F. Keja en Piet Tiggers. de schilders Jos de Gruyter, W. Jos. de Gruyter, W. Schumacher, J. van Her- wijnen, Dop Bles, mr. Bakels en Isaacson, verder de letterkundigen Herman Robbers, mej. Fenna de Meyler, dr. J. D. Bierens de Haan en vele anderen. De heer Dirk Coster, mederedacteur van ,,De Stem" zeide namens velen, die den over ledene lief hadden, een paar woorden van afscheid te willen spreken. „De rijkdom van je werk zal nu meer gaan stralen; jij hebt geschreven wat de menschen van dezen tijd spreken en denken. Je werk was af", aldus be sloot de heer Coster zijn gevoelvolle rede. Dr- J. Nieweg, een vriend van Just Have- laar, las daarop eenige fragmenten uit „Religie der ziel" van den overledene. Nadat de weduwe twee amarillen op de baar had neergelegd als symbool eener dierbare herinnering, dankte een b*-oer van den over ledene voor de belangstelling. Tot besluit der plechtigheid zong Ine van Dillen twee liederen van Bach. DE POLITIE. VEEL BEKEURINGEN WEGENS VERKEERS VOORSCHRIFTEN. De politie te Haarlem maakte in 1929 het volgende aar.tal processen-verbaal: 84 Arbeids- en Veiligheidswet. 5 Drankwet. 3135 Motor- en Rijwielwet en Gemeente lijke verkeersvoorsehriften. 41 Verordeningen op de Winkelsluiting. 605 andere wetten en verordeningen. Bovendien werden 2082 processen-verbaal opgemaakt wegens misdrijven. In 1928 waren er 2393 processen-verbaal wegens verkeersvoorsehriften. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ctt. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTLLJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— OPENBAAR SLACHTHUIS. HET AANTAL GESLACHTE DIEREN. In 1929 zijn ln het Openbaar Slachthuis 34904 dieren geslacht. Dit ls vergeleken bij 1928 eenige achteruitgang, want toen was hei aantal 36550. Blijkbaar was 1928 een zeer gunstig jaar; in 1927 waren het er slechts 33 464. Onder de dieren die geslacht zijn waren nu 4566 gevallen van tuberculose tegen 4038 ln 1928. 148 dieren werden nu vernietigd, tegen 152 in 1928. In het laatste jaar werden 271843 K.G. buitenlandsch vleesch en 84231 K.G. vet inge voerd tegen 467.630 K.G. vleesch en 94761 K.G. vet in 1928. Over 1927 waren de cijfers 653665 K.G, vleesch en 94483 K.G. vet. Daaruit blijkt, dat de invoer van buiten* landsch vleesch sterk vermindert. KANTONGERECHT. De stem van de tribune, De koeien hadden op het land geloopen van iemand ,die niet de eigenaar was van het vee en zij hadden er boerenkool en andere kool gegeten. De jongen, die de koeien daar van had moeten terughouden stond nu te recht, omdat hij tegen deze genoegens van de huisdieren niet preventief opgetreden was. Het verhoor was in vollen gang en de Jon gen v/as aan 't uitleggen, dat het zeer moei lijk was de koeien van de boerenkool te hou den. Toen klonk er eensklaps een lulde stem van de tribune: „Ik heb ze er uit gehaald, de kalveren, Edelachtbare". Het bleek een getuige décharge te zijn, die in staat was om verzachtende omstandig heden aan te voeren. De kantonrechter concludeerde echter, dat wanneer hij de kalveren uit de boerenkool gehaald had ze er wel degelijk in waren en de koejongen werd veroordeeld tot een tien tje boete. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct., per regel. GEEN LIFLAFJES in den winter, maar krachtig voedsel: iARR's BV| OUTBROOD Vrij bewerkt naar PAUL OSKAR HÖCKER. Vertaling van Christine Kamp. 9) Juffrouw SchraW. zuchtte. Zij hield van hem juis'. omdat hij zoo'n openhartig, resoluut karakter had. Maar zij vermoedde niet alleen het gevaar, zij zag dat ook in en het liefst zou zij hem de hand hebben toegestoken om hem eruit le helpen. To'ch kon zij niet op tegen zijn ontr'.uimig koppig karakter. Toen zij op Oudejaar uit de kerk kwamen, werkte de godsdicns.lge stemming nog na. Bijna was dc harmonie van den eersten tijd tusschen hen hersteld. Moeder Schratt had beignets gebakken en warmen wijn klaar gemaakt. Er werd vroolijk gebabbeld en Frits ging aan hot vertellen. Hij bezat het talen', alles, wat hij beleefd had met gloeiende kleuren to kunnen schilderen, het was alsof hij een toovermantol uitspreid de. waarop hij zijn toehoorders ver weg naar vreemde landen ontvoerde. „O jade zee!" zuchtte hij met schit terende oogen en vuurroode wangen. Hij had zijn hand op die van zijn ver loofde gelegd, maar verschrikt trok hij die terug, want Louise's hand was ijskoud ge worden. Nu zag hl) haar aan en weer kwam or oen gevoel van wrevel in hem op, omdat in haar gelaat een uitdrukking van angst en vrees was gekomen. „Wat scheelt Jo, Louise?" vroeg hU verwij tend, bijna wanhopig. „Niets, lieve Frits, ik luisterde slechte naar je. Komaan wees niet boos". Hij was opgestaan en ontstemd keek hij de aanwezigen den een na den ander aan. Het kookte in hem. „Jelui hebt iets tegen mij. Ja ik weet hetWaarom durf Je mij niet in de oogen te zien, Hubert?" „Jelui zijn niet oprecht jegens mij". Het was als een kreet, zelf verwonderde hij zich over die plotseling in hem gekomai verdenking. Juffrouw Schratt keek hem aan. ernstig en ontroerd. „Ik heb een moeilijk leven achter mij" zei zij langzaam, haar stem nauwelijks hoorbaar, „ik heb veel daarin ge leden. juist omdat lk dikwijls liever zonder omwegen de waarheid heb gesproken, in plaats van omwegen te zoeken. Je doet ml) verdriet aan. groot verdriet, als je mij van onoprecht heid beschuldigt". Frits Kelxrbacher voelde, dat het bloed hem naar het hoofd steeg. Het giste, het stormde In hemhij kon zich niet weerhouden, hoe wel hij duidelijk voorzag, dat er nu iets ging gebeuren, dat hem later zelf 7.ou pijn doen. „Jelui willen mij niet gelukkig zien", stoof hij op. „ik ben jelui vreemd, slechts een in dringer, ja dat is het.... ik sta alleen ge heel alleenoveral". „Frits, zeg dat toch niet!", smeekte Louise „Je bent een driftkop. Frits", berispte hem Hubert. „Je weet zelf niet, wat je zegt". „O. dat. weet ik wel. Ik ben het volkomen met mezelf eens. Jelui hebt Je willen stellen tusschen Louise en mU"\ .Frits, Frits", riepen zU opnieuw. ..Misschien niet moedwillig", ging hij nog altijd woedend voort, „misschien alleen, omdat Jelui mij niet begrijpt. Maar dat verstoppertje spelen moet uit zijn. Hoe dan ook, ik ver draag het niet langer". Hij beefde, zyn handen waren klam. „Wees toch niet zoo kinderachtig", zei Hubert. „Wat om Gods wil zouden wij je dan gedaan hebben? Wij meenen het zoo goed met Je". „Dat is niet waar! Met honderden duistere zinspelingen komt het telkens weer op het tapijt: WU passen niet bij elkaar. Ja, dat zeggen jelui met elk woord; En zoo niet met woorden, dan met de oogen!" „Wie?" „Jij, Hubert!En je moeder ook!" Louise schreide. Zij was opgestaan en stond bU den haard, haar gezicht in de handen ver borgen. „Jelui maakt er mij een verwijt van, dat ik graag terugdenk aan mijn leven op de zee. Maar Ls dat een bewijs, dat ik ook niet graag mUn plicht op het vatscland zal doen? Ben ik een luiaard, een dagdief?" „Frits, wat overdrijf je.... Er is niet met jc te praten". „Ja. JU, Hubert, hebt mU altijd het minst begrepen. Aan boord heb je al rijd heimwee naar huis gehad. Maar ikik had toch geen tehuis. Het schip was mijn tehuis, de zee. Ja, was het anders denkbaar? Wie of wat bond mU aan het vasteland? Moederziel alleen stond ik daar. Hier op het kerkhof is het eenigste plekje, zes voet lang en zes diep, dat was alles, wat mij overbleef, van hetgeen voor mij het vaderland kon zUn. In Freiburg wist niemand zich meer den naam van mUn vader te herinneren.... Ja. en nu kwam lk hier en een is er, die mij be grijpt. met wie ik een nieuw tehuis wil stichtenMaar jelui waarschuwt haar voor mij.... Ja, dat weet ikje waarschuwt haar, dat ik onbestendig ben, ik deug voor niets dan de zee, andersanders HU hield opeens op, zyn stem sloeg over. Men kon in de stilte niets hooren. dan het zachte schreien van LouLse en zUn heftig, opgewonden ademhalen. Moeder en zoon waren diep gekrenkt en spraken geen woord. ZUn temperament had hem weer eens mee gesleept, had allerlei dingen, die hem het ge moed bedrukten, overdreven scherp voorge steld. Maar toch het meest was diep gevoelde bittere waarheid. Hadden zU hem op dezelfde wijze geant woord, hem flink aangepakt, dan zou hy wel dra tot bezinning zUn gekomen. Maar hun zv/Ugen, hun stil verdragen bracht hem tot het uiterste. Plotseling greep hU zün hoed en verliet zonder groet of verontschuldiging het vertrek. Juist toen hij buiten op het plein stond, begonnen de groote klokken van de O. L. Vrouwekerk middernacht te luiden. Vensters werden geopendmen hoorde geroep, ge jubel. ergens werd er een koraal gezongen, waarbij de schoten, die in naburige straten werden gelost, de bas vormden. Frits bleef staan, de koude winternacht deed hem huiveren. Als een siddering ging net over zijn verhit gemoed by die majestueuse klanken van de klokken, bU het eerbiedig, vroom koraalgezang. Een groote treurigheid welde in hem op HU voelde zich geheel $n al verlaten. Indien Louise nu bU hem was geweest, zou hij zich snikkend om haar hals hebben geworpen. Haastig keerde hU zich omWas zij hem gevolgd? HU wachtte, tanden en lippen opeengeklemd, onbewegelijk, angstig naar de huisdeur starend Maar die werd niet geopend. Het werd levendig op straat. Vroolijke jongelieden kwamen uit een deur, maakten een langen slinger en dansten joelend over het plein. „Zalig Nieuwjaar!" riepen zU hem toe. En lachend, juichend als uitgelaten kinderen omringden zy hem. Toen hij zich eindelUk kon vrij maken, voelde hU zich nog ellendiger en eenzamer dan te voren. Maar er was een vreemde ontnuchtering over hem gekomen, ook wat betreft Louise. Wrevelig stak hij de gebalde vuisten in zUn zakken en ging naar huis. Den volgenden morgén verzoenden de ver loofden zich met elkander, maar de oneenig- heid tuschen Frits Kehrbacher en de Schraits bleef. In de zachtere, feestelijke stemming van den nieuwjaarsmorgen had Louise getracht haar verloofde in te lichten omtrent de goede meening te zUnen opzichte van Hubert en zUn moeder, maax het was vruchteloos. Hij was en bleef onverzoenlijk. Te zamen waren zU naar het berkhof ge gaan, hadden daar het graf van Louise's vader bezocht en dan dat van zUn moeder. Toen zU op den terugweg naai- huis waren, gaf hU haar den ring, die hij haar öeu vorigen avond bU het vieren van Oudejaar had willen geven. Beiden waren zeer ontroerd, maar zU wil den het niet laten merken aan de menschen, die zU ontmoetten en die hen met vroolijke gezichten aankeken. Een heele poos liepen zU zwUgend naast elkander. Hij hield haar hand vast en omklemde die zoo stevig, dat het naar bUna pUn deed. „Ja, zie je", zei hU eindelijk zachtjes. ..wij tweeën staan geheel alleen op de wereld en als wU niet ons aan elkander vastklemmen, dan Zij viel hem in de rede. Bij het verdergaan, drukte zU zich t-eeder tegen hem aan. .Ik be min je, Frits. Ik wil je t-och mUn heele '.even schenken, ik vraag alleen, dat je mij ver trouwt". „Vertrouw je mij dan?", vroeg hU ernstig. ZU knikte bevestigend, zonder te spreker „Maar de anderen... die willen je het vertrouwen ontnemen, Louise". (Wordt vervolgd.i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6