H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN STADSNIEUWS IV! FEUILLETON MET VERLOF NAAR HUIS HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 11 FEBRUARI 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). Bellwattle en de Natuurwetten door E. TEMPLE THURSTON. Ik kan geen verschil zien tussrhen de wet ten der Natuur en die van God. Dat kan al leen Bellwattle maar. Het zou moeilijk zijn precies te zeggen, waar voor haar de grens tusschen die twee ligt, maar Ik geloof, dat 't zoowat zoo is: Bij de wetten van God worden die dingen be paald. die al Bellwattle's Ideeën en bedoelin gen overhoop gooien. Als bijvoorbeeld een rups. in den moeilijken strijd om het bestaan een gat eet in haar allermooiste rozenknop. Is dat voor haar één van de wetten van God En met de Natuurwetten is het net anders om. Als Bellwattle het u moest uitleggen, zou ze waarschijnlijk zeggen, dat alle dingen, die gebeuren zooals zij ze van te voren voorge steld had. Natuurwetten zijn. Als bijvoorbeeld een rozenboom van begin Mei tot einde De cember duizend bloemen krijgt: als in de eerste week van Juni de doperwten dik en kogelrond In hun doppen liggen en de rid dersporen nog drie centimeter gegroeid zijn, als ze ze 's morgens gaat bekijken dat noemt Bellwattle de logische uitwerking der natuurwetten. Ik begrijp het heel goed. Ik bewonder het zelfs en ik wou o, ik wou, dat ik er ook zoo over kon denken. Zij twijfelt er absoluut niet aan. En ik heb nog nooit iemand ont moet., die de Natuur meer waardeert dan zij. Nog maar kort geleden zoo vertelde Crulkshank. haar man me zagen ze ergens in een heg een bloem zitten, die zoo spre kend op sleedoorn leek, dat hij haar zonder aarzelen vertelde, dat het er één was. Maai bij nadere beschouwing bleek het toch iets anders te zijn; een meidoorn was het ook niet. „Dan zal het wel een vergroeide sleedoorn zijn", beslist Bellwattle, en Cruikshank ver telde me. dat. hij het. daar maar bij gelaten heeft. Een dergelijk blind vertrouwen in de natuurwetten ging zijn stoutste verbeeldin gen te boven. Een anderen keer, toen zij mij de eer aan deed een wandeling met mij te maken, hoor den we ergens ver weg in de weilanden den rauwen kreet van een vogel. „Ik wed, dat je "niet weet wat dat voor een vogel is!" zei ik om haar op de proef te stel len: maar ze antwoordde zonder aarzelen: „Een patrijs". „Nee", zei ik een beetje teleurgesteld, om dat ze het toch mis had, „dat Is een fazant". „O, dat ls hetzelfde", zei Bellwattle niet in het minst uit het veld geslagen. „Natuurlijk, de tweede letter van allebei Is een a", zei Ik. En toen keek ze me van terzijde aan en knipoogde. Ik dank den hemel dat ik er in ge slaagd ben om 'niet te lachen. Anders zou ze me nooit meer geloofd hebben. Maar eigenlijk amuseer ik me het allerbest met Bellwattle, als zij meent de Natuur een handje te moeten helpen. Dat kan geen vrouw laten als ?.ij van.de'Natuur houdt om de wille van de Natuur zelve. Als ik Bellwattle zoo bij elke voorkomende gelegenheid bezig zie de Natuur in haar moeilijke taak te hel pen. heb ik wel ë'èns èen gevoel, alsof zij de verpersoonlijking van Eva. ons aller moeder, Is. Want als jc haar in den tuin, of buiten ziet. is het net, alsof ze zelf heilig gelooft, dat zij het leven heeft geschonken aan het min ste, geringste levende ding, van het sneeuw klokje dat zijn oogen opent naar den eersten lentezonnestraal, af, tot het laatste bibberen de kleine kalf toe, dat op onvaste knieën over het erf van de boerderij tegenover ons springt. „Het arme, kleine dier", zegt ze, en met haar vingers strijkt ze voorzichtig langs zijn tandelooze bek. Maar ik moet eerlijk zeggen, dat ze haar behulpzaamheid soms wel een beetje over drijft. Natuurlijk kan het geen kwaad de Na tuur ln sommige gevallen te hulp te komen. Wij mannen doen dat op onze gewone, dorre manier, en zeggen dan dat wij onze weten schap toepassen. Kijk eens toe, als een man zijn rozen snoeit.. Hij gloriet in de wonden en sneden, die zijn mes in naam der wetenschap maakt. Ik weet zeker,, dat Bellwattle's tuin en wildernis van rozestruiken zou zijn, als Crulkshank niet ergens, in een gesloten la, een mes met een hoornen lemmet had, dak hij ieder jaar in de' maand Maart te voorschijn haalt, als Bellwattle een poos bij haar moe der in de stad logeeren gaat. Om u de waar heid te zeggen, is dat met opzet zoo geregeld „Het schijnt niet. anders te kunnen", zegt ze, terwijl ze haar koffer pakt. „Maar ik vind het idioot, dat je iemands armen en boenen afknipt, voor ze behoorlijk hebben kunnen groeien. Verleden jaar zaten er rozen aan. Waarom van het jaar niet?" i Maar als de Natuur het alleen wel af kan. staat Bellwattle klaar. Ze heeft zich zelf aan gesteld tot kindermeisje van alle vogels in den tuin. Van het voorjaar had een vink zijn nest gebouwd in de larlx, die midden Sn onze haag staat. In een oogenblik van tijdelijke verstandsverbijstering vertelde Cruikshank het haar. Ze holde er meteen naar toe. en telde de eieren. Vijf waren er. Ze had wel eens eerder eieren gezien, maar dit waren de mooiste, die ooit door een vogel gelegd wa ren. Van dot oogenblik af werd ze zoo zenuw achtig cn druk. dat Cruikshank niet meer wist, wat hij met haar moest beginnen. „Ze jaagt dat beest nog weg", zei hij te gen mij. „Zeg haar dat dan", zei ik. „Dat heb ik al gedaan", „En?" „Ze zei alleen maar, dat dat beest vast en zeker voeide, dat ze het goed meende". „Daar heeft ze natuurlijk gelijk in", zei ik. „Ik geloof niet, dat er ln de heele schenping één enkel beest, is, dat het moederlijk in stinct niet herkent, als het er mee te maken krijgt". Dat was allemaal erg mooi, zoolang er al leen eieren waren, Maar toen Bellwattle op een morgen ging kijken en vijf kleine, zwav- tp. verwarde kopjes vond met groote grijze verwarde veerbossen er op, was ze niet. meer te houden. Ze klapte In haar handen. Ze danste op cn nee- en „O, de schatten!" riep ze. „O, de dodden! Ze moeten iets te eten hebben! Wat zouden ze Pten?" Ik keek naar Cruikshank. Ik was dien mor gen aan komen Ioopen om zijn rozeknoppen met hem te tollen een zwakheid van hem. waar ik veel te veel aan toe geef. Hij beweert altijd, dat het de eenige manier is, waarop hij het gebruik van zijn mes kan rechtvaar digen. Ik keek hem aan. en hij mij. „Dat gaat te ver", fluisterde hij, „Kunnen we daar geen einde aan maken?" „Laat het maar aan mij over", zei ik, en Bellwattle, die ons had hooren fluisteren, keek om en staarde ons aan. „Wat is er?" vroeg ze. „We zeiden wat", zei ik. „Ja, maar wat?" Ze begon achterdochtig te worden. „Wij waren bezig te bedenken, wat je ze het beste zou kunnen geven". Weg was de achterdocht weer. „Wat denken jullie?" vroeg ze. „Graan?" Cruikshank snoot zijn neus. „Een beetje onverteerbaar", zei hij weife lend. „Je zult ze niets beters kunnen geven dan wat hun moeder hun. geeft", vond ik. „Wat Is dan dan?" vroeg ze. „Wurmen", zei ik. terwijl ik naar haar ge zicht keek; „van die.lclclnc, dikke rooie". Ze zei niets er» wan de Wc weg.. Ze haat wurmen. Heel logisch dat doen alle vrouwen. Cruikshank legde dankbaar zijn hand op mijn schouder. ,.Je hebt het. hem geleverd", zei hij. „Ik was al bang, dat ze ze niet met rust zou laten en de moeder weg jagen, maar je hebt het hem geleverd". Maar ik voelde me niet zoo zeker. En het verbaasde me niets, toen ik den volgenden morgen onverwachts den tuin in kwam Ioo pen en haar betrapte terwijl ze met een vies gezicht aan een paar spitse vingers ver voor zich uit twee kleine wriemelende wurmen droeg. De uitdrukking op haar gezicht zal ik van mijn leven niet vergeten. Ik verstopte me achter een boom en keek wat ze ging doen. Ik zag niets, maar dit is wat ik hoorde: „O jullie grappige kleine ondeugden! Jullie schatten! Hier! Hier! Doe je mond open, jou kleine ezel! Niet zoo wijd niet zoo wijd. Als jullie je zóó utrekt, vallen jullie er op een keer nog eens allemaal uit! Ga liggen, ga dan toch liggen, jullie kleine stommerikjes! Doe nu je bek dicht, het zit er al lang in. Dicht die mond!" En zoo voorts en zoo voorts, tot. ik me ver raadde door in lachen uit te barsten. ,Heb je den heelen tijd geluisterd?" vroeg ze. Ik knikte. „De moeder vink ook", zei ik, „boven in die sering. Wat denk je, dat die er van vindt? Ze denkt natuurlijk dat je geprobeerd hebt ze te vergiftigen". „Wel nee", zei Bellwattle. „Ik heb een groo te wurm voor haar op den rand van het nest laten liggen, dan kan ze zelf zien, dat het in orde was". Maar teen gebeurde er iets veel ergers. Al die aandacht, die besteed werd aan iets, dat- volgens alle Natuurwetten met rust gelaten zou hebben moeten worden, viel Bellwattle's poes op. De volgenden morgen was het nest leeg en ln de takken hing het lijk Van één van de kleine zwarte gevalletjes. Bellwattle kwam het tuinpad afhollen, ter wijl de tranen over haar gezicht liepen en haar lippen trilden. „Dat komt er van als je je met de natuur bemoeit", begon Cruikshank, maar ik legde hem haastig het zwijgen op. „Als je haar nu niet uit laat huilen, en haar boos maakt"; fluisterde ik, „vergeeft ze het je nooit. Laat haar maar huilen; dat is de manier, waarop vrouwen wijzer moeten werden". HET BAL-MASQÜé VAN GEBR. KWEKKEBOOM. Gebroeders Kwekkeboom hebben het sei zoen der bal-masqués Zaterdag geopend met hun groot bal in hun eigen gebouw ..Bloem hof'. Al aardig vol liep het op dit eerste groote Carnavalsbal. De zaal was mooi ver sierd en aantrekkelijk verlicht en onder die decoratie bewoog zich een vroolijke menigte. Daar waren de Russische paren en de Mexi canen, de cowboys en merkwaardig weinig pierrots en plerettes ditmaal. Het actueelste type was ongetwijfeld de „Regenmaker", maar de Regeenmaker had concurrentie van de „Eerste Nederlandsche Regenmakerij" een jongen, die met een re genjas aan paradeerde en een vliegmachine tje achter zich aan liet rollen. De ander had een paraplue op. waarop zijn naam was ge schilderd „Oome Kees de Regenmaker", hij was een der populairste lieden op het bal. Een waarlijk origineele dame vonden wij de Chocolade-fee. welke haar tollet getooid had met ahes wat der chocolade is, cacao,- busjes en reepomslagen en bonbondoozen. Een aardig paar was „Hij klopt, hij veegt, hij zuigt", de athteton liepen in een niet alle- daagsch costuum rond, het Perzisch paar im poneerde dorr het smetteloos wit van zijn gewaad en de neger met ringen door den neus c!ong naar den prijs voor den leelijk- sten heer, en inderdaad verkoos de jury hem tot ..Monsterkoning". Vroolijkheid brachten de Matrozendames en de meisjes in het paars, de muzikanten. Van hen. die veel werk gemaakt hadden van hun costuum noemen wij nog den heer met de met rozen bestikto cape, terwijl de film operateur als komisch type de opmerkzaam heid trok. Een orkest en een harmonica-ensemble zorgden afwisselend, dat de zaal vol was van muziek, de bezoekers tooiden zich met bloe men. wie niet- geeostumeerd was vond achter ln de zaal een ruimte om te dansen en wie niet danste kon aan den kant van den dans vloer een makkelijk zitje vinden om het fleu rig schouwspel gade te slaan De heeren H. C. Muller, P. A. Dinges en H. J. van Teunenbroek Sr., die de jury vorm den kenden prijzen toe voor: Hulde aan Gebr. Kwekkeboom, Indische Prins en Prinses, Genuaansehe neger, Biljard- dame, De drie Filmoperateurs, 2 muzikale clowns, dame sigarettenvlaggen, rozenheer, 't paar regenmakers, een regenmaker, de 4 saxofoon-dames. 3 Russen, Cabactgirls, Turk- sche danseres. Carnaval-dame, danseresje ln 't rood, vlinder-dame, pierrot en pierrette, geel. zwart, de. 3mandoline-dames, oud-Hol- landsch-burgemeester, chocolade-dame, de 2 acrobaten. De jury heeft vervolg'ens een prijs beschik baar gesteld voor de „Schoonheidskoningin". Haar werd een lint in de Haarlemsche kleu ren en een taart overhandigd. Ook de Ge nuaansehe neger mocht als „monsterkoning" een taart in ontvangst nemen. De vreugde steeg ten top, toen de Schoonheidskoningin met den Monsterkoning een walsje maakte. Het bal-masqué van gebroeders Kwekke boom is weer wel geslaagd. GEEN DRAAIORGELS OP BALS- MASQUéS. Naar wij vernemen heeft de burgemeester van Haarlem" ook dit jaar geen vergunning gegeven voor draaiorgels op bals masqués. De weigering geldt voor alle' zalen en is gegrond op klachten van bewoners in de buurt van deze feestzalen over het vele lawaai. VOLKSZANG. Het bestuur van Volkszang maakt bekend dat de afdeeling Haarlem a.s. Woensdag een extra avond houdt in gebouw Caecilla, Jans straat. Eenige solisten hebben hun medewer king toegezegd. Het geheel belooft een ge noegen jke avond te worden. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1548 KAARTJE LEGGEN Vader heeft zin om een kaartje leg gen en er wordt be sloten. dat hij pro- boeren zal iemand te krijgen wacht vijf minuten op antwoord van de Kommers en conclu deert dan. dat die naar de bioscoop zul len zijn vraagt de van Stui teren's die duidt-ijk maken dat ze liever thuis blijven, omdat ,>2U" hoofdpijn heeft het wordt lastig, want de Jansens kennen er niets van en de Pietersens spe len te goed probeert de van Ep- soheutens, die onge loofwaardig berich ten, dat ze graag zouden komen, maar zelf gasten hebben stelt de van Puffe- lens voor. maar her innert zich, dat „hij" niet tegen zijn ver lies kan. herinnert zich plot seling de Genitscns, die antwoorden, dat ze heel graag zullen komen op welk oogenblik de bel gaat en de Kom mers onverwacht op bezoek komen. (Nadruk verbodem. DE STEM DE VOLKS. Door een groot aantal leden van de arbei ders zangvereeniging „De Stem des Volks" is besloten om dit jaar met de Pinksterdagen een bezoek te brengen aan Duitschland en wel speciaal aan Solingen. Het vorig jaar kwamen de leden van de arbeiders-zangver- eeniging uit Solingen hier te gast, zoodat er nu een tegenbezoek zai worden gebracht. Het ligt in de bedoeling om in Duitschland eenige uitvoeringen to geven. Verder is besloten om uit de leden van het gemengde koor een apart mannenkoor samen te stellen, maar deze leden zullen ook lid moeten blijven van het gemengde koor. ZIEKENVERPLEGING. Het' bureau van de Haarlemsche vereeni- g'Ing voor ziekenverpleging hield een leden- vergaderinjg onder voorzitterschap van Dr. W. E. Merens in het Remomstrantenhuis. De werkzaamheden van het bureau breiden zich voortdurend uit. Het aantal verpleegtijden is aanzienlijk toegenomen, zoodat het getal zusters weer is vermeerderd. Dat aan het Ondersteuningsfonds, hetwelk ln 1928 Werd opgericht, groote behoefte be staat, is wel gebleken uit het feit, dat ook dit jaar verscheidene zusters, die door ziekte langeren tijd buiten haar werk waren, daaruit geholpen zijn. De zusters werkten ook in 't algemeen tot tevredenheid van de families, afgeloopen jaar met toewijding en over het die haar huip inriepen. Mevrouw G. C. Everwijn LangeVan Mar len clie als penningmeesteresse sedert bijna 40 jaar aan het bureau verbonden is geweest, en dje steeds vol belangstelling en toewijding haar beste krachten aan het bureau gegeven heeft, heeft gemeend haar taak aan jongere krachten te moeten overlaten. Met algemeenc stemmen werd mevrouw Everwijn Lange tot eere-lid van het bestuur benoemd. DE BROCKWAY-BUS MAATIJ. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben afwijzend beschikt op de verzoeken van de N.V. Haarlemsche Brockway-Bus Maatschappij te Heemstede, om wijziging van de haar verleende vergunning tot het in wer king houden van een autobusdienst van Haar lem over Bloemendaal naarIJmuiden en terug- en om vergunning tot het in werking brengen van een autobusdienst van Haarlem naar Jan Gijzenvaart en terug. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTR A AT 16 TELEroON 10756 VAMPYR STOFZUIGERS f98.— INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts per regel KIEST IN DEN WINTER de beste brandstof voor Uw lichaam: ARR'S OUTBROOD BEGRAFENIS J. J. FRANCKEN. Op de begraafplaats aan de Kleverlaan la Maandagmiddag ter aarde besteld het stoffelijk overschot vaq den heer J. J. Francken oudhoofd eener openbare lagere school te Haarlem. Nadat familieleden bloemen in het graf hadden gestrooid sprak de heer Van Doornik. In het landelijke dorpje waar de overledene geboren werd, lezen wij thans aldus spreker bij den ingang van het kerkhof: Gedenk te sterven. Deze woorden spreken van het leven dat gevolgd wordt door den dood. En nu wij hier het stoffelijk overschot va-n den geliefden dcode aan den schoot der aarde heb ben toevertrouwd, komt voor ons oog ook 't oogenblik dat ook wij zuilen starven. Dat woord „Gedenk te sterven" moeten we ons goed realiseeren. De heer J. J. Klimbie, hoofd eener school memoreerde hoe den heer Francken, toen in 1898 in Haarlem een afdeeling van de Ver- eeniging van Hoofden van Scholen in Neder land werd opgericht, het secretariaat werd toevertrouwd. Later werd de overledene voor zitter, en aan hem is de ontwikkeling der activifceit, die de Haarlemsche afdeeling ken merkte te danken. Ook als hoofdbestuurslid van de Vereeniging heeft de heer Francken veel van zijn krachten gegeven. Spreker dank te hier den overledene voor'de belangstelling die men steeds ondervond en voor zijn groote toewijding. De heer J. A. L. Doyer, hoofd eener school bracht vervolgens in herinnering wat de heer Francken vele jaren lang deed voor de bur geravondschool. Het moge een troost voor de familie zijn, dat de gedachte aan den heer Francken steeds zal blijven voortleven. De heer R. Blomberg, hoofd van school 8 sprak namens het personeel dezer school een woord van dank. Maai' ook wilde hij een persoonlijk woord spreken, als vriend van den overledene, met wien hij 37 jaren lang heeft samengewerkt. De heer Kraal, een schoonzoon van den overledene bedankte namens de familie voor de belangstelling hier betoond. EEN MELKWAGENTJE GESTOLEN. Zaterdag is een melkwagentje verdwenen, met twee melkbussen er op! Het wagentje stond onbeheerd in de Gortestraat. Het is nog niet teruggevonden. Vrij bewerkt naar PAUL OSKAR HÖCKER. Vertaling van Christine Kamp. Nu begon de handschoenenmaakster harte lijk te lachen. „O, die zullen wij wel eens hel pen". riep zii uit. En snel bukkend maakte zij een sneeuwbal en wierp dien Frits om de ooren, maar de bal ging over zijn schouder. „Mis, mis!" spotten de anderen. Onmiddel lijk waren allen met sneeuwballen gewapend. „Laat nu eens zien, wie een bange Plet is", riep er een. Van alle zijden begon het bombardement. Ecu oogenblik bleef Frlts Kehrbacher nog met somber gelaat voor zich zien, maar het lachen der meisjes, de koude sneeuw, die hij weldra op gezicht en handen voelde .brachten ln hem plotseling een verandering teweeg. Er steeg een uitgelatenheid ln hem op, die Iets koortsachtigs had. „Ik zal Jelui wel eens toonen, wie bang is", riep hij. Meteen bukte hU zich, maakte haas tig eenige sneeuwballen terwijl zijn aanvalsters hoe langer hoe meer hem bestookten. Plotseling richtte hij zich weer op. en veegde de sneeuw uit zijn gezicht. Nu begon ook hU te werpen, maar elke bal was raak. Gillend vluchtte eindelijk het vroolijke ge zelschap den tuin lnhij er achteraan. Die in de zaal waren gebleven, hoorden het spektakel en kwamen snel naar bulten. De jongens stelden zich dadelijk aan de zijde van hun danseressen, de eenige dlc het. met Frits Kehrbacher hield, was de matroos. Maar toch bleven zij overwinnaars. Toen zij de gillende vluchtende schaar tot aan den muur van het< tuinhuis hadden gedreven, smeekten de over wonnenen om genade. Seiffert besliste dat de twee. die begonnen waren, hun, de overwinnaars, elk een kus moesten geven. „Neen, neen", schreeuwden de meisjes lachend „die straf is te zwaar". Opnieuw begon de veldslag, maar weer zege praalden de twee zeelieden. Nu werden uit de overwonnenen twee naar de overwinnaars geleld. Frits herkende zijn kleine danseres van te voren. „Ja, maar hij is verloofd", riep het meisje, dat erg tegenstreefde. „Hindert niet.... het is oorlogsrecht!" werd er geroepen. In hetzelfde oogenblik stond het offer vlak voor hem. „Niet meer dan een!" riep het meisje. Frits voelde de koude meisjeslippen, die dadelijk warm werden, op de zijnen. Een paar van de ineest'over moedigen hielden hun hoof den tegen elkander vast Lachend stoof de kring uit elkaareen paar struikelden en vielen in de sneeuw snel verdween alles door de smallen Ingang van de zaal. De twee zeelieden waren door dat lawaai, het roepen, lachen en bombardeeren geheel buiten adem. Wederzijds klopten zij de sneeuw van zich af. „Zeg, Kehrbacher, je zult toch niet om een meisje hier blijven?" riep de matroos daarbij. „Zoo'n flinken zeeman kan aan eiken vinger een dozijn krijgen. En denk eens aan: wij van de Herta zu'.lca hooger gesalarieerd worden dan de naderen. Ja. de inspecteur heeft het gezegd. En ook over jou Is zooveel gesproken. Och.... zij zullen je toch niet met rust laten; een man als jij, hoort aan boord „Stil toch", onderbrak hem Frits verward. Hij had in den ingang der zaal Louise zien staan. Zeker was zij getuige geweest van den sneeuwballensLag en het einde daarvan. Zon der twijfel had zij nu ook gehoord wat Seif- fert zei. De matroos was echter eenmaal aan den gang. De dans, de muziek, het vroolijke ge zelschap, de punch, dat alles had zijn bloed in beweging gebracht. Nu hij ook de verloofde van den machinist herkende, wendde hij zich direct tot haar. „Waarom zou men dat niet mogen zoggen? Het is toch de waarheid! V/ie een echte zeeman is, die deugt niet meer voor hot leven op het vasteland! En praat hem maar zooveel voor als je wilt: Je maakt hem eenvoudig ongelukkig! Ja, ongelukkia, dat zeg ik...." „Zwijg toch, Seiffert", riep Kehrbacher boos. Maai' reeds was Louise naderbij gekomen. In de lichtglans, die uit de vensters der bal zaal viel, kon men zien, hoe bleek zij was, zag men den angstigen, ja wahhopigen blik harer oogen. „Neen, hij moet niet zwijgen, Frits", zei zij opgewonden, zachtjes maar met beslist heid. „De waarheid hoeft niet verscholen te blijven. En ik geloof, dat wat hij zegt, de waarheid ls". „Maar ik wil er niet naar hooren", viel Kehrbacher haar bijna barsch in de rede. „Je moet", ging zij ademloos verder. „Nu hoor je het ook eens van iemand uit je vroe gere omgeving. Om mijnentwil mag je niet hier blijven. Onze verloving was verkeerd, ja.... een groote vergissing. En daarom verbreek ik die nu. Ja. ik wil die vergissing goed maken, daarneem den ring terug Frits. Het is beter zoo...." Zij had den gouden ring van den vinger gedaan en legde die in zijn hand- Zij hield zijn vingers, die zich ertegen verzetten, met geweld vaat. Bijna kwam het tot een worste ling tusschen hen. „Loulse, dat ise dwaasheid!" riep hij buiten zichzelf. „Daar heb je geen recht toe. Ik heb niets gedaanGa weg. Seiffert", onder brak hij zijn woorden, vol toorn zich naar zijn kameraad wendend. „Neen, ik ga heen", viel Louise haastig in de rede. „Er is ook niets meer te zeggen Laten wij geen ruzie makenneen, dat vooral niet". Haastig sloop zij naar de zaal terug. Frits wilde haar achterna gaan, maar Seiffert hield hem tegen. „Laat haar gaan! Wil je haar achterna loopen?" „Och, wat weet je ervan, wat dat meisje voor mij is!" In de zaal had de kapel weer het vlaggen - lied aangeheven, dat te voren zooveel applaus had uitgelokt. Seiffert was in de deur gaan staan om Frlts den toegang te versperren. He: hoofd heen en weer bewegend neuriede hij de melodie mee. Kehrbacher luisterde, maar opeens greep hem een diepe ontroering aan en hij steunde lulde. ,'.Hé, Kehrbacher", riep hem de matroos goedhartig, maar ruw toe. „wat geeft je om een meisje! Je gaat toch weer naar zee terug Zeg, misschien kom je ook op de Induna Dan hebben wij weer de oude route: Gibraltar Middellandsche Zee, Roode Zee, Aden, Singa- poorEn dan naar Japan!Weet je :.og dat fees:, op de Japansche kust, toen wij in quarantaine lagen en toch aan wal gingen? Je was er toch ook bij! Hè. dat was nog eens pleizier.het heele land vol chrysanthemum. O. om niets ter wereld zou ik van de zee ,afstand doen!" Frits speeide met den ring, die Louise ..em teruggegeven had. Hij hoorde nauwelijks, het geen Seiffert hem zei, want zijn gedachten waren geheel vervuld met eigen voorstellin gen, die de muziek van het zoo dikwijls ge zonden lied in hem had opgewekt- „Zeg, jelui tweeën! Jelui sneeuwmannetjes! Jelui Zeeraren!" riep een vroolijke meisjes stem uit het venster, dat een weinig geopend was. „Wat gebeurt er? Zullen wij weer een sneeuwballenslag beginnen?", antwoordde de matroos. „De sleden lijden terug naar Neurenberg. Maar eerst gaan wij naar Rosenau. Daar zal gedanst worden tot het dag wordt". „Fijn!" riep Seiffert. „Kom Kehrbacher, wij gaan mee". Haastig ging hij naar de zaal. Kehrbacher volgde hem niet. Hij ging om het huls heen naar een kamer, waar zij allen de mantels, jassen en hoeden hadden neer gelegd. Hij vermoedde, dat Louise de hare reeds daar ad weggehaald. Het was waar schijnlijkna de heftige manier, waarmede zij zich van hem had gescheiden, dat zij alleen en te voet naar huls zou gaan. Haai- mantel en hoed waren er niet meer. Hij greep zijn eigen hoed en snelde naar den landweg. Lan aarns franden slechts in de naaste omgeving van den herberg. Wel schitterde de sneeuw mat. zoodat men nog -en eind over den weg kon zien. Maar nereens was Louise te ontdekken. Hij voelde in zich een groten, wreeden twee strijd. Meer dan wat ook had hij medelij ren met Louiseen toch voelde hij in den grond van zijn gemoed een groote verilcia- tingeen bevrijding. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6