H. D. VERTELLINGEN.
FLITSEN
STADSNIEUWS
IV!
FEUILLETON
MET VERLOF NAAR HUIS
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 11 FEBRUARI 1930
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden).
Bellwattle en de Natuurwetten
door
E. TEMPLE THURSTON.
Ik kan geen verschil zien tussrhen de wet
ten der Natuur en die van God. Dat kan al
leen Bellwattle maar.
Het zou moeilijk zijn precies te zeggen,
waar voor haar de grens tusschen die twee
ligt, maar Ik geloof, dat 't zoowat zoo is: Bij
de wetten van God worden die dingen be
paald. die al Bellwattle's Ideeën en bedoelin
gen overhoop gooien. Als bijvoorbeeld een
rups. in den moeilijken strijd om het bestaan
een gat eet in haar allermooiste rozenknop.
Is dat voor haar één van de wetten van God
En met de Natuurwetten is het net anders
om. Als Bellwattle het u moest uitleggen, zou
ze waarschijnlijk zeggen, dat alle dingen, die
gebeuren zooals zij ze van te voren voorge
steld had. Natuurwetten zijn. Als bijvoorbeeld
een rozenboom van begin Mei tot einde De
cember duizend bloemen krijgt: als in de
eerste week van Juni de doperwten dik en
kogelrond In hun doppen liggen en de rid
dersporen nog drie centimeter gegroeid zijn,
als ze ze 's morgens gaat bekijken dat
noemt Bellwattle de logische uitwerking der
natuurwetten.
Ik begrijp het heel goed. Ik bewonder het
zelfs en ik wou o, ik wou, dat ik er ook
zoo over kon denken. Zij twijfelt er absoluut
niet aan. En ik heb nog nooit iemand ont
moet., die de Natuur meer waardeert dan zij.
Nog maar kort geleden zoo vertelde
Crulkshank. haar man me zagen ze ergens
in een heg een bloem zitten, die zoo spre
kend op sleedoorn leek, dat hij haar zonder
aarzelen vertelde, dat het er één was. Maai
bij nadere beschouwing bleek het toch iets
anders te zijn; een meidoorn was het ook
niet.
„Dan zal het wel een vergroeide sleedoorn
zijn", beslist Bellwattle, en Cruikshank ver
telde me. dat. hij het. daar maar bij gelaten
heeft. Een dergelijk blind vertrouwen in de
natuurwetten ging zijn stoutste verbeeldin
gen te boven.
Een anderen keer, toen zij mij de eer aan
deed een wandeling met mij te maken, hoor
den we ergens ver weg in de weilanden den
rauwen kreet van een vogel.
„Ik wed, dat je "niet weet wat dat voor een
vogel is!" zei ik om haar op de proef te stel
len: maar ze antwoordde zonder aarzelen:
„Een patrijs".
„Nee", zei ik een beetje teleurgesteld, om
dat ze het toch mis had, „dat Is een fazant".
„O, dat ls hetzelfde", zei Bellwattle niet in
het minst uit het veld geslagen.
„Natuurlijk, de tweede letter van allebei Is
een a", zei Ik.
En toen keek ze me van terzijde aan en
knipoogde. Ik dank den hemel dat ik er in ge
slaagd ben om 'niet te lachen. Anders zou
ze me nooit meer geloofd hebben.
Maar eigenlijk amuseer ik me het allerbest
met Bellwattle, als zij meent de Natuur een
handje te moeten helpen. Dat kan geen
vrouw laten als ?.ij van.de'Natuur houdt om
de wille van de Natuur zelve. Als ik Bellwattle
zoo bij elke voorkomende gelegenheid bezig
zie de Natuur in haar moeilijke taak te hel
pen. heb ik wel ë'èns èen gevoel, alsof zij de
verpersoonlijking van Eva. ons aller moeder,
Is. Want als jc haar in den tuin, of buiten
ziet. is het net, alsof ze zelf heilig gelooft, dat
zij het leven heeft geschonken aan het min
ste, geringste levende ding, van het sneeuw
klokje dat zijn oogen opent naar den eersten
lentezonnestraal, af, tot het laatste bibberen
de kleine kalf toe, dat op onvaste knieën over
het erf van de boerderij tegenover ons
springt.
„Het arme, kleine dier", zegt ze, en met
haar vingers strijkt ze voorzichtig langs zijn
tandelooze bek.
Maar ik moet eerlijk zeggen, dat ze haar
behulpzaamheid soms wel een beetje over
drijft. Natuurlijk kan het geen kwaad de Na
tuur ln sommige gevallen te hulp te komen.
Wij mannen doen dat op onze gewone, dorre
manier, en zeggen dan dat wij onze weten
schap toepassen. Kijk eens toe, als een man
zijn rozen snoeit.. Hij gloriet in de wonden en
sneden, die zijn mes in naam der wetenschap
maakt. Ik weet zeker,, dat Bellwattle's tuin en
wildernis van rozestruiken zou zijn, als
Crulkshank niet ergens, in een gesloten la,
een mes met een hoornen lemmet had, dak hij
ieder jaar in de' maand Maart te voorschijn
haalt, als Bellwattle een poos bij haar moe
der in de stad logeeren gaat. Om u de waar
heid te zeggen, is dat met opzet zoo geregeld
„Het schijnt niet. anders te kunnen", zegt
ze, terwijl ze haar koffer pakt. „Maar ik vind
het idioot, dat je iemands armen en boenen
afknipt, voor ze behoorlijk hebben kunnen
groeien. Verleden jaar zaten er rozen aan.
Waarom van het jaar niet?" i
Maar als de Natuur het alleen wel af kan.
staat Bellwattle klaar. Ze heeft zich zelf aan
gesteld tot kindermeisje van alle vogels in
den tuin.
Van het voorjaar had een vink zijn nest
gebouwd in de larlx, die midden Sn onze
haag staat. In een oogenblik van tijdelijke
verstandsverbijstering vertelde Cruikshank
het haar. Ze holde er meteen naar toe. en
telde de eieren. Vijf waren er. Ze had wel
eens eerder eieren gezien, maar dit waren de
mooiste, die ooit door een vogel gelegd wa
ren.
Van dot oogenblik af werd ze zoo zenuw
achtig cn druk. dat Cruikshank niet meer
wist, wat hij met haar moest beginnen.
„Ze jaagt dat beest nog weg", zei hij te
gen mij.
„Zeg haar dat dan", zei ik.
„Dat heb ik al gedaan",
„En?"
„Ze zei alleen maar, dat dat beest vast en
zeker voeide, dat ze het goed meende".
„Daar heeft ze natuurlijk gelijk in", zei ik.
„Ik geloof niet, dat er ln de heele schenping
één enkel beest, is, dat het moederlijk in
stinct niet herkent, als het er mee te maken
krijgt".
Dat was allemaal erg mooi, zoolang er al
leen eieren waren, Maar toen Bellwattle op
een morgen ging kijken en vijf kleine, zwav-
tp. verwarde kopjes vond met groote grijze
verwarde veerbossen er op, was ze niet. meer
te houden.
Ze klapte In haar handen. Ze danste op
cn nee- en
„O, de schatten!" riep ze. „O, de dodden!
Ze moeten iets te eten hebben! Wat zouden
ze Pten?"
Ik keek naar Cruikshank. Ik was dien mor
gen aan komen Ioopen om zijn rozeknoppen
met hem te tollen een zwakheid van hem.
waar ik veel te veel aan toe geef. Hij beweert
altijd, dat het de eenige manier is, waarop
hij het gebruik van zijn mes kan rechtvaar
digen. Ik keek hem aan. en hij mij.
„Dat gaat te ver", fluisterde hij, „Kunnen
we daar geen einde aan maken?"
„Laat het maar aan mij over", zei ik, en
Bellwattle, die ons had hooren fluisteren,
keek om en staarde ons aan.
„Wat is er?" vroeg ze.
„We zeiden wat", zei ik.
„Ja, maar wat?"
Ze begon achterdochtig te worden.
„Wij waren bezig te bedenken, wat je ze
het beste zou kunnen geven".
Weg was de achterdocht weer.
„Wat denken jullie?" vroeg ze. „Graan?"
Cruikshank snoot zijn neus.
„Een beetje onverteerbaar", zei hij weife
lend.
„Je zult ze niets beters kunnen geven dan
wat hun moeder hun. geeft", vond ik.
„Wat Is dan dan?" vroeg ze.
„Wurmen", zei ik. terwijl ik naar haar ge
zicht keek; „van die.lclclnc, dikke rooie".
Ze zei niets er» wan de Wc weg..
Ze haat wurmen. Heel logisch dat doen
alle vrouwen.
Cruikshank legde dankbaar zijn hand op
mijn schouder.
,.Je hebt het. hem geleverd", zei hij. „Ik
was al bang, dat ze ze niet met rust zou laten
en de moeder weg jagen, maar je hebt het
hem geleverd".
Maar ik voelde me niet zoo zeker. En het
verbaasde me niets, toen ik den volgenden
morgen onverwachts den tuin in kwam Ioo
pen en haar betrapte terwijl ze met een vies
gezicht aan een paar spitse vingers ver voor
zich uit twee kleine wriemelende wurmen
droeg. De uitdrukking op haar gezicht zal ik
van mijn leven niet vergeten. Ik verstopte
me achter een boom en keek wat ze ging
doen. Ik zag niets, maar dit is wat ik hoorde:
„O jullie grappige kleine ondeugden! Jullie
schatten! Hier! Hier! Doe je mond open, jou
kleine ezel! Niet zoo wijd niet zoo wijd. Als
jullie je zóó utrekt, vallen jullie er op een
keer nog eens allemaal uit! Ga liggen, ga
dan toch liggen, jullie kleine stommerikjes!
Doe nu je bek dicht, het zit er al lang in.
Dicht die mond!"
En zoo voorts en zoo voorts, tot. ik me ver
raadde door in lachen uit te barsten.
,Heb je den heelen tijd geluisterd?" vroeg ze.
Ik knikte.
„De moeder vink ook", zei ik, „boven in die
sering. Wat denk je, dat die er van vindt?
Ze denkt natuurlijk dat je geprobeerd hebt
ze te vergiftigen".
„Wel nee", zei Bellwattle. „Ik heb een groo
te wurm voor haar op den rand van het nest
laten liggen, dan kan ze zelf zien, dat het
in orde was".
Maar teen gebeurde er iets veel ergers. Al
die aandacht, die besteed werd aan iets, dat-
volgens alle Natuurwetten met rust gelaten
zou hebben moeten worden, viel Bellwattle's
poes op. De volgenden morgen was het nest
leeg en ln de takken hing het lijk Van één
van de kleine zwarte gevalletjes.
Bellwattle kwam het tuinpad afhollen, ter
wijl de tranen over haar gezicht liepen en
haar lippen trilden.
„Dat komt er van als je je met de natuur
bemoeit", begon Cruikshank, maar ik legde
hem haastig het zwijgen op.
„Als je haar nu niet uit laat huilen, en
haar boos maakt"; fluisterde ik, „vergeeft ze
het je nooit. Laat haar maar huilen; dat is
de manier, waarop vrouwen wijzer moeten
werden".
HET BAL-MASQÜé VAN GEBR.
KWEKKEBOOM.
Gebroeders Kwekkeboom hebben het sei
zoen der bal-masqués Zaterdag geopend met
hun groot bal in hun eigen gebouw ..Bloem
hof'. Al aardig vol liep het op dit eerste
groote Carnavalsbal. De zaal was mooi ver
sierd en aantrekkelijk verlicht en onder die
decoratie bewoog zich een vroolijke menigte.
Daar waren de Russische paren en de Mexi
canen, de cowboys en merkwaardig weinig
pierrots en plerettes ditmaal.
Het actueelste type was ongetwijfeld de
„Regenmaker", maar de Regeenmaker had
concurrentie van de „Eerste Nederlandsche
Regenmakerij" een jongen, die met een re
genjas aan paradeerde en een vliegmachine
tje achter zich aan liet rollen. De ander had
een paraplue op. waarop zijn naam was ge
schilderd „Oome Kees de Regenmaker", hij
was een der populairste lieden op het bal.
Een waarlijk origineele dame vonden wij
de Chocolade-fee. welke haar tollet getooid
had met ahes wat der chocolade is, cacao,-
busjes en reepomslagen en bonbondoozen.
Een aardig paar was „Hij klopt, hij veegt, hij
zuigt", de athteton liepen in een niet alle-
daagsch costuum rond, het Perzisch paar im
poneerde dorr het smetteloos wit van zijn
gewaad en de neger met ringen door den
neus c!ong naar den prijs voor den leelijk-
sten heer, en inderdaad verkoos de jury hem
tot ..Monsterkoning".
Vroolijkheid brachten de Matrozendames
en de meisjes in het paars, de muzikanten.
Van hen. die veel werk gemaakt hadden van
hun costuum noemen wij nog den heer met
de met rozen bestikto cape, terwijl de film
operateur als komisch type de opmerkzaam
heid trok.
Een orkest en een harmonica-ensemble
zorgden afwisselend, dat de zaal vol was van
muziek, de bezoekers tooiden zich met bloe
men. wie niet- geeostumeerd was vond achter
ln de zaal een ruimte om te dansen en wie
niet danste kon aan den kant van den dans
vloer een makkelijk zitje vinden om het fleu
rig schouwspel gade te slaan
De heeren H. C. Muller, P. A. Dinges en
H. J. van Teunenbroek Sr., die de jury vorm
den kenden prijzen toe voor:
Hulde aan Gebr. Kwekkeboom, Indische
Prins en Prinses, Genuaansehe neger, Biljard-
dame, De drie Filmoperateurs, 2 muzikale
clowns, dame sigarettenvlaggen, rozenheer,
't paar regenmakers, een regenmaker, de 4
saxofoon-dames. 3 Russen, Cabactgirls, Turk-
sche danseres. Carnaval-dame, danseresje ln
't rood, vlinder-dame, pierrot en pierrette,
geel. zwart, de. 3mandoline-dames, oud-Hol-
landsch-burgemeester, chocolade-dame, de 2
acrobaten.
De jury heeft vervolg'ens een prijs beschik
baar gesteld voor de „Schoonheidskoningin".
Haar werd een lint in de Haarlemsche kleu
ren en een taart overhandigd. Ook de Ge
nuaansehe neger mocht als „monsterkoning"
een taart in ontvangst nemen. De vreugde
steeg ten top, toen de Schoonheidskoningin
met den Monsterkoning een walsje maakte.
Het bal-masqué van gebroeders Kwekke
boom is weer wel geslaagd.
GEEN DRAAIORGELS OP BALS-
MASQUéS.
Naar wij vernemen heeft de burgemeester
van Haarlem" ook dit jaar geen vergunning
gegeven voor draaiorgels op bals masqués. De
weigering geldt voor alle' zalen en is gegrond
op klachten van bewoners in de buurt van
deze feestzalen over het vele lawaai.
VOLKSZANG.
Het bestuur van Volkszang maakt bekend
dat de afdeeling Haarlem a.s. Woensdag een
extra avond houdt in gebouw Caecilla, Jans
straat. Eenige solisten hebben hun medewer
king toegezegd. Het geheel belooft een ge
noegen jke avond te worden.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1548
KAARTJE LEGGEN
Vader heeft zin om
een kaartje leg
gen en er wordt be
sloten. dat hij pro-
boeren zal iemand te
krijgen
wacht vijf minuten
op antwoord van de
Kommers en conclu
deert dan. dat die
naar de bioscoop zul
len zijn
vraagt de van Stui
teren's die duidt-ijk
maken dat ze liever
thuis blijven, omdat
,>2U" hoofdpijn heeft
het wordt lastig,
want de Jansens
kennen er niets van
en de Pietersens spe
len te goed
probeert de van Ep-
soheutens, die onge
loofwaardig berich
ten, dat ze graag
zouden komen, maar
zelf gasten hebben
stelt de van Puffe-
lens voor. maar her
innert zich, dat „hij"
niet tegen zijn ver
lies kan.
herinnert zich plot
seling de Genitscns,
die antwoorden, dat
ze heel graag zullen
komen
op welk oogenblik de
bel gaat en de Kom
mers onverwacht op
bezoek komen.
(Nadruk verbodem.
DE STEM DE VOLKS.
Door een groot aantal leden van de arbei
ders zangvereeniging „De Stem des Volks" is
besloten om dit jaar met de Pinksterdagen
een bezoek te brengen aan Duitschland en
wel speciaal aan Solingen. Het vorig jaar
kwamen de leden van de arbeiders-zangver-
eeniging uit Solingen hier te gast, zoodat er
nu een tegenbezoek zai worden gebracht. Het
ligt in de bedoeling om in Duitschland eenige
uitvoeringen to geven.
Verder is besloten om uit de leden van het
gemengde koor een apart mannenkoor samen
te stellen, maar deze leden zullen ook lid
moeten blijven van het gemengde koor.
ZIEKENVERPLEGING.
Het' bureau van de Haarlemsche vereeni-
g'Ing voor ziekenverpleging hield een leden-
vergaderinjg onder voorzitterschap van Dr.
W. E. Merens in het Remomstrantenhuis.
De werkzaamheden van het bureau breiden
zich voortdurend uit. Het aantal verpleegtijden
is aanzienlijk toegenomen, zoodat het getal
zusters weer is vermeerderd.
Dat aan het Ondersteuningsfonds, hetwelk
ln 1928 Werd opgericht, groote behoefte be
staat, is wel gebleken uit het feit, dat ook
dit jaar verscheidene zusters, die door ziekte
langeren tijd buiten haar werk waren, daaruit
geholpen zijn. De zusters werkten ook in 't
algemeen tot tevredenheid van de families,
afgeloopen jaar met toewijding en over het
die haar huip inriepen.
Mevrouw G. C. Everwijn LangeVan Mar
len clie als penningmeesteresse sedert bijna
40 jaar aan het bureau verbonden is geweest,
en dje steeds vol belangstelling en toewijding
haar beste krachten aan het bureau gegeven
heeft, heeft gemeend haar taak aan jongere
krachten te moeten overlaten. Met algemeenc
stemmen werd mevrouw Everwijn Lange tot
eere-lid van het bestuur benoemd.
DE BROCKWAY-BUS MAATIJ.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
hebben afwijzend beschikt op de verzoeken
van de N.V. Haarlemsche Brockway-Bus
Maatschappij te Heemstede, om wijziging van
de haar verleende vergunning tot het in wer
king houden van een autobusdienst van Haar
lem over Bloemendaal naarIJmuiden en
terug- en om vergunning tot het in werking
brengen van een autobusdienst van Haarlem
naar Jan Gijzenvaart en terug.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTR A AT 16
TELEroON 10756
VAMPYR STOFZUIGERS f98.—
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts per regel
KIEST IN DEN WINTER de beste brandstof voor Uw lichaam:
ARR'S
OUTBROOD
BEGRAFENIS J. J. FRANCKEN.
Op de begraafplaats aan de Kleverlaan la
Maandagmiddag ter aarde besteld het
stoffelijk overschot vaq den heer J. J. Francken
oudhoofd eener openbare lagere school te
Haarlem.
Nadat familieleden bloemen in het graf
hadden gestrooid sprak de heer Van Doornik.
In het landelijke dorpje waar de overledene
geboren werd, lezen wij thans aldus spreker
bij den ingang van het kerkhof: Gedenk
te sterven. Deze woorden spreken van het
leven dat gevolgd wordt door den dood. En
nu wij hier het stoffelijk overschot va-n den
geliefden dcode aan den schoot der aarde heb
ben toevertrouwd, komt voor ons oog ook 't
oogenblik dat ook wij zuilen starven. Dat woord
„Gedenk te sterven" moeten we ons goed
realiseeren.
De heer J. J. Klimbie, hoofd eener school
memoreerde hoe den heer Francken, toen
in 1898 in Haarlem een afdeeling van de Ver-
eeniging van Hoofden van Scholen in Neder
land werd opgericht, het secretariaat werd
toevertrouwd. Later werd de overledene voor
zitter, en aan hem is de ontwikkeling der
activifceit, die de Haarlemsche afdeeling ken
merkte te danken. Ook als hoofdbestuurslid
van de Vereeniging heeft de heer Francken
veel van zijn krachten gegeven. Spreker dank
te hier den overledene voor'de belangstelling
die men steeds ondervond en voor zijn groote
toewijding.
De heer J. A. L. Doyer, hoofd eener school
bracht vervolgens in herinnering wat de heer
Francken vele jaren lang deed voor de bur
geravondschool. Het moge een troost voor de
familie zijn, dat de gedachte aan den heer
Francken steeds zal blijven voortleven.
De heer R. Blomberg, hoofd van school 8
sprak namens het personeel dezer school een
woord van dank. Maai' ook wilde hij een
persoonlijk woord spreken, als vriend van den
overledene, met wien hij 37 jaren lang heeft
samengewerkt.
De heer Kraal, een schoonzoon van den
overledene bedankte namens de familie voor
de belangstelling hier betoond.
EEN MELKWAGENTJE GESTOLEN.
Zaterdag is een melkwagentje verdwenen,
met twee melkbussen er op! Het wagentje
stond onbeheerd in de Gortestraat. Het is nog
niet teruggevonden.
Vrij bewerkt naar
PAUL OSKAR HÖCKER.
Vertaling van Christine Kamp.
Nu begon de handschoenenmaakster harte
lijk te lachen. „O, die zullen wij wel eens hel
pen". riep zii uit. En snel bukkend maakte zij
een sneeuwbal en wierp dien Frits om de ooren,
maar de bal ging over zijn schouder.
„Mis, mis!" spotten de anderen. Onmiddel
lijk waren allen met sneeuwballen gewapend.
„Laat nu eens zien, wie een bange Plet is",
riep er een.
Van alle zijden begon het bombardement.
Ecu oogenblik bleef Frlts Kehrbacher nog
met somber gelaat voor zich zien, maar het
lachen der meisjes, de koude sneeuw, die hij
weldra op gezicht en handen voelde .brachten
ln hem plotseling een verandering teweeg. Er
steeg een uitgelatenheid ln hem op, die Iets
koortsachtigs had.
„Ik zal Jelui wel eens toonen, wie bang is",
riep hij. Meteen bukte hU zich, maakte haas
tig eenige sneeuwballen terwijl zijn aanvalsters
hoe langer hoe meer hem bestookten.
Plotseling richtte hij zich weer op. en
veegde de sneeuw uit zijn gezicht. Nu begon
ook hU te werpen, maar elke bal was raak.
Gillend vluchtte eindelijk het vroolijke ge
zelschap den tuin lnhij er achteraan.
Die in de zaal waren gebleven, hoorden het
spektakel en kwamen snel naar bulten. De
jongens stelden zich dadelijk aan de zijde van
hun danseressen, de eenige dlc het. met Frits
Kehrbacher hield, was de matroos. Maar toch
bleven zij overwinnaars. Toen zij de gillende
vluchtende schaar tot aan den muur van het<
tuinhuis hadden gedreven, smeekten de over
wonnenen om genade.
Seiffert besliste dat de twee. die begonnen
waren, hun, de overwinnaars, elk een kus
moesten geven.
„Neen, neen", schreeuwden de meisjes
lachend „die straf is te zwaar".
Opnieuw begon de veldslag, maar weer zege
praalden de twee zeelieden.
Nu werden uit de overwonnenen twee naar
de overwinnaars geleld. Frits herkende zijn
kleine danseres van te voren.
„Ja, maar hij is verloofd", riep het meisje,
dat erg tegenstreefde.
„Hindert niet.... het is oorlogsrecht!" werd
er geroepen.
In hetzelfde oogenblik stond het offer vlak
voor hem. „Niet meer dan een!" riep het
meisje.
Frits voelde de koude meisjeslippen, die
dadelijk warm werden, op de zijnen. Een paar
van de ineest'over moedigen hielden hun hoof
den tegen elkander vast
Lachend stoof de kring uit elkaareen
paar struikelden en vielen in de sneeuw
snel verdween alles door de smallen Ingang
van de zaal.
De twee zeelieden waren door dat lawaai,
het roepen, lachen en bombardeeren geheel
buiten adem. Wederzijds klopten zij de sneeuw
van zich af.
„Zeg, Kehrbacher, je zult toch niet om
een meisje hier blijven?" riep de matroos
daarbij. „Zoo'n flinken zeeman kan aan eiken
vinger een dozijn krijgen. En denk eens aan:
wij van de Herta zu'.lca hooger gesalarieerd
worden dan de naderen. Ja. de inspecteur
heeft het gezegd. En ook over jou Is zooveel
gesproken. Och.... zij zullen je toch niet met
rust laten; een man als jij, hoort aan
boord
„Stil toch", onderbrak hem Frits verward.
Hij had in den ingang der zaal Louise zien
staan. Zeker was zij getuige geweest van den
sneeuwballensLag en het einde daarvan. Zon
der twijfel had zij nu ook gehoord wat Seif-
fert zei.
De matroos was echter eenmaal aan den
gang. De dans, de muziek, het vroolijke ge
zelschap, de punch, dat alles had zijn bloed
in beweging gebracht. Nu hij ook de verloofde
van den machinist herkende, wendde hij zich
direct tot haar. „Waarom zou men dat niet
mogen zoggen? Het is toch de waarheid! V/ie
een echte zeeman is, die deugt niet meer voor
hot leven op het vasteland! En praat hem
maar zooveel voor als je wilt: Je maakt hem
eenvoudig ongelukkig! Ja, ongelukkia, dat zeg
ik...."
„Zwijg toch, Seiffert", riep Kehrbacher
boos.
Maai' reeds was Louise naderbij gekomen.
In de lichtglans, die uit de vensters der bal
zaal viel, kon men zien, hoe bleek zij was,
zag men den angstigen, ja wahhopigen blik
harer oogen.
„Neen, hij moet niet zwijgen, Frits", zei
zij opgewonden, zachtjes maar met beslist
heid. „De waarheid hoeft niet verscholen te
blijven. En ik geloof, dat wat hij zegt, de
waarheid ls".
„Maar ik wil er niet naar hooren", viel
Kehrbacher haar bijna barsch in de rede.
„Je moet", ging zij ademloos verder. „Nu
hoor je het ook eens van iemand uit je vroe
gere omgeving. Om mijnentwil mag je niet
hier blijven. Onze verloving was verkeerd,
ja.... een groote vergissing. En daarom
verbreek ik die nu. Ja. ik wil die vergissing
goed maken, daarneem den ring terug
Frits. Het is beter zoo...."
Zij had den gouden ring van den vinger
gedaan en legde die in zijn hand- Zij hield
zijn vingers, die zich ertegen verzetten, met
geweld vaat. Bijna kwam het tot een worste
ling tusschen hen.
„Loulse, dat ise dwaasheid!" riep hij buiten
zichzelf. „Daar heb je geen recht toe. Ik heb
niets gedaanGa weg. Seiffert", onder
brak hij zijn woorden, vol toorn zich naar zijn
kameraad wendend.
„Neen, ik ga heen", viel Louise haastig in
de rede. „Er is ook niets meer te zeggen
Laten wij geen ruzie makenneen, dat
vooral niet".
Haastig sloop zij naar de zaal terug. Frits
wilde haar achterna gaan, maar Seiffert hield
hem tegen. „Laat haar gaan! Wil je haar
achterna loopen?"
„Och, wat weet je ervan, wat dat meisje
voor mij is!"
In de zaal had de kapel weer het vlaggen -
lied aangeheven, dat te voren zooveel applaus
had uitgelokt. Seiffert was in de deur gaan
staan om Frlts den toegang te versperren. He:
hoofd heen en weer bewegend neuriede hij
de melodie mee.
Kehrbacher luisterde, maar opeens greep
hem een diepe ontroering aan en hij steunde
lulde.
,'.Hé, Kehrbacher", riep hem de matroos
goedhartig, maar ruw toe. „wat geeft je om
een meisje! Je gaat toch weer naar zee terug
Zeg, misschien kom je ook op de Induna
Dan hebben wij weer de oude route: Gibraltar
Middellandsche Zee, Roode Zee, Aden, Singa-
poorEn dan naar Japan!Weet je :.og
dat fees:, op de Japansche kust, toen wij in
quarantaine lagen en toch aan wal gingen?
Je was er toch ook bij! Hè. dat was nog eens
pleizier.het heele land vol chrysanthemum.
O. om niets ter wereld zou ik van de zee
,afstand doen!"
Frits speeide met den ring, die Louise ..em
teruggegeven had. Hij hoorde nauwelijks, het
geen Seiffert hem zei, want zijn gedachten
waren geheel vervuld met eigen voorstellin
gen, die de muziek van het zoo dikwijls ge
zonden lied in hem had opgewekt-
„Zeg, jelui tweeën! Jelui sneeuwmannetjes!
Jelui Zeeraren!" riep een vroolijke meisjes
stem uit het venster, dat een weinig geopend
was.
„Wat gebeurt er? Zullen wij weer een
sneeuwballenslag beginnen?", antwoordde de
matroos.
„De sleden lijden terug naar Neurenberg.
Maar eerst gaan wij naar Rosenau. Daar zal
gedanst worden tot het dag wordt".
„Fijn!" riep Seiffert. „Kom Kehrbacher, wij
gaan mee". Haastig ging hij naar de zaal.
Kehrbacher volgde hem niet. Hij ging om
het huls heen naar een kamer, waar zij allen
de mantels, jassen en hoeden hadden neer
gelegd. Hij vermoedde, dat Louise de hare
reeds daar ad weggehaald. Het was waar
schijnlijkna de heftige manier, waarmede
zij zich van hem had gescheiden, dat zij alleen
en te voet naar huls zou gaan.
Haai- mantel en hoed waren er niet meer.
Hij greep zijn eigen hoed en snelde naar
den landweg. Lan aarns franden slechts in
de naaste omgeving van den herberg. Wel
schitterde de sneeuw mat. zoodat men nog
-en eind over den weg kon zien. Maar nereens
was Louise te ontdekken.
Hij voelde in zich een groten, wreeden twee
strijd. Meer dan wat ook had hij medelij ren
met Louiseen toch voelde hij in den
grond van zijn gemoed een groote verilcia-
tingeen bevrijding.
(Wordt vervolgd.)