ATERDAGAVOND
DE VAL
PHILIPPE.
UIT VERGEELDE PAPERASSEN.
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1930
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
1 "J
VIJFDE BLAD
Historische Figuren.
(Februari 1848).
Vlucht van de Koninklijke familie uit de Tuilerieën den 24sten Februari 1848.
een lithographie van Victor Adam.
De „barricadehkoning", Louis Philippe,
koning der Franschen, was door een revolutie
op den troon gekomen en door een revolutie
werd hij er ook weer van verdreven. Zijn re
geering, van 18301848, is een tijd van onrust
geweest.
In 1832 bij de begrafenis van den republi-
keinschen afgevaardigde, generaal Lamarque
had te Parijs een opstand van de Republi
keinen plaats gehad; in 1834 brak een nog
gevaarlijker oproer uit onder de arbeiders
der zijdefabrieken te Lyon, vier jaar later
deed Chailes Louis Napoleon, een zoon van
den gewezen koning van Holland, een poging
om zich van het gezag meester te maken;
een tweede poging mislukte evenzeer en de
kroonpretendent werd te Ham gevangen ge
zet. De omwentelingen in België en in Polen
brachten hem in moeilijkheden met de Euro-
peesche mogendheden; zestien jaar lang had
den de Franschen te kampen tegen Abdel-
Kader, in Noord-Afrika. Het Oostersche
vraagstuk bracht Frankrijk bijna in oorlog
met Engeland.
Ook in zijn particulier leven ondeiwond de
burgerkoning veel tegenspoed. In 1839 ver
loor hij zijn dochter Marie, een bekwaam
beeldhouwster, in 1842 zijn oudsten zoon door
een ongeluk met een rijtuig. Voorts hadden
er niet minder dan acht aanslagen op zijn
leven plaats, waaraan hij telkens ontkwam.
Die van Fieschi in 1835 was wel een der
ergste en hierbij vielen tal van dooden en
gewonden; die van Darmès, in 1840, was wei
nig minder gevaarlijk; in 1846 loste zekere
Lecomte twee schoten op hem in het park
van Fontainebleau; twee maanden later gaf
een wapensmid, Joseph Henri, pistoolscho
ten af op den koning, terwijl deze op zijn bal
kon stond; d'Alibaud pleegde een anderen
mislukten aanslag.
In geheel Frankrijk heerschte ontevreden
heid, veroorzaakt door de zware schulden
last. die het land drukte, de grove onzede
lijkheid en andere ondeugden onder de hoo-
gere standen, het ongenoegzame van het
volksonderricht; het geheele volk zag reik
halzend uit naar hervormingen, vooral van
het kiesstelsel, waarop de Communisten en
Socialisten krachtig aandrongen. De tegen
standers der Regeering hielden groote feest
maaltijden, waarbij de noodzakelijkheid van
hervorming besproken werd, maar toen de
linkerzijde van de Kamer van Afgevaardig
den op 22 Februari te Parijs ook een derge
lijk „banquet" wilde houden werd dit verbo
den. Hierdoor kwam de lang bedwongen on
tevredenheid tot uiting, waarbij de haat van
het volk zich vooral richtte tegen den mi
nister Guizot. Groote samenscholingen van
oproerig volk vormden zich te Parijs en de
door de regeering tegen de ooroerige bewe
ging uitgezonden Nationale Garde verbroe
derde zich met het volk, dat zich vooral ge
prikkeld voelde door een zinsnede uit 's ko-
nings laatste troonrede: „De beroering, te
weeggebracht door groepen die mij vijandig
gezind of wel blind zijn".
Te laat nam de koning het besluit de her
vormingen in te voeren en de impopulaire
ministers te ontslaan.
In den avond van den 23sten Februari 1848
beschermde een bataljon linietroepen het
ministerie van buitenlandsche zaken, op den
Boulevard des Capucines. Een woeste bende
naderde en de aanvoerder er van eischte op
onbeschoften toon doortocht, wat de com
mandant. de overste Courand. natuurlijk wei
gerde. De kerel trad nu op Courand toe en
trachtte met een fakkel diens knevel te ver
branden; bij dit beleedigend optreden trad
een Corsicaansch sergeant, Giacomoni, woe
dend geworden, naar voren en schoot den
woesteling neer. De linietroepen opgedron
gen door de bende, losten nu insgelijks een
salvo. Er vielen tientallen dooden en gewon
den en weldra galmde door Parijs'de kreet:
„Verraad! Men schiet op het volk! Te wapen!
Ónze broeders worden afgemaakt!"
De Liberalen hadden geen gemeene zaak
willen maken met de „roode" Republikeinen,
wel met die der bourgeoisie, wier aanvoerder
de dichter Lamartine was. Maar de „roode"
jvarcn het die nu in de werkliedenkwartieren
barricaden oprichtten en in den morgen van
den 24sten klonk de kreet: „Vive la républi-
que!" in plaats van het: „Vive la Réforme!"
Graaf Molé weigert de opdracht een mi
nisterie te vormen, Thiers neemt het aan,
met Odiilon Barrot. Lamoricière wordt bevel
hebber der Nationale Garde, generaal Bu-
geaud, commandant van het garnizoen, het
was den troepen echter verboden geweld met
geweld te keer te gaan. Bugeaud wordt ver
vangen door den meer ^pulairen Gérard.
De koning stijgt te paard en wil het volk
toespreken maar de vijandige kreten op den
Cour du Caroussel doen hem er van afzien,
Hij is diep geschokt en kan nog altijd niet
aan den ernst van den toestand gelooven. Om
9 uur 's morgens eischt het volk de afzet
ting des koning. Het Paleis Royal wordt be
stormd en geplunderd en de koninklijke fa
milie vlucht naar de Tuilerieën. Van alle
kanten drong men aan op abdicatie: de jour
nalist Girardin stormde de Tuilerieën binnen
en bezwoer den koning afstand van den
troon te doen en eindelijk schreef de koning:
„Ik doe afstand van de kroon welke de stem
des volks mij geroepen had te dragen ten
gunste van mijn kleinzoon den graaf van
Parijs. Moge hij slagen in het volbrengen van
de groote taak, die hem heden ten deel valt!
Louis Philippe".
Wie regent zou worden liet hij in het mid
den; de wet wees den hertog van Nemours
aan 's konings tweeden zoon. maar deze was
bij het volk gehaat, en zijn schoondochter,
de hertogin van Orleans, wantrouwde Louis
Philippe.
De afgevaardigde Cremieux waarschuwde
hem: „Sire, ge moet vertrekken!" Buiten
knetterden de geweren. De koning ontdoet
zich van zijn uniform, kleedt zich in een
burgerpak met ronden hoed. En in groote
haast verlaat men de Tuilerieën, door een
onderaardsche gang, op last van Napoleon I
aangelegd om den koning van Rome gemak
kelijk gelegenheid te geven in den tuin te
wandelen. Het was een sombere stoet; allen
waren in den rouw wegens het overlijden van
's konings zuster Adelaide, de koning, de ko
ningin, hun zoon, de hertog van Montpen-
sieDen diens vrouw. Op de place de la Révo-
lution, het plein, waar Lodewijk XVI onthoofd
was, miste de koning tot zijn schrik de rij
tuigen, die hij daar besteld had maar 't volk
had den koetsier doodgeschoten en de rijtui
gen verbrand! De koning zag een huurrij
tuig en ontdekte dat daarin zijn schoondoch
ters, de hertoginnen van Nemours en van
Joinville zaten; hij liet ze onmiddellijk uit
stijgen en nam met de koningin hun plaats
in.
Het rijtuig reed naar Neuilly: de koning
had de hertogin van Nemours vergund op
het klapbankje mee te rijden. Hij kon er nog
altijd niet toe komen de waarheid te aan
vaarden en de diepte van zijn ongeluk te
peilen. Eerst wilde hij te St. Cloud den loop
der gebeurtenissen afwachten maar de vijan
dige stemming van het volk dreef hem voort.
In Trianon verving een reiswagen het huur
rijtuig en met vermijding van het hem on
gunstig gezinde Dreux (op de begraafplaats,
die hij daar had, zou hij later met koningin
Marie Amélie begraven wordenreed men
naar Evreux. 's Konings kamerdienaar Thu-
ret had zich te Trianon bij hen gevoegd.
De drie-en-zeventigjarige koning zag er
erbarmelijk uit; hij had zijn pruik voor een
zwartzijden muts verwisseld, was bleek en
ongeschoren. Men had zoo goed als niets
meegenomen; de sous-préfet van Dreux had
den koning nog haastig 12000 francs kunnen
ter hand stellen. Louis Philippe had plan bij
een zijner getrouwen in de buurt van Dreux
den heer de Perthuis een schuilplaats te
zoeken, maar deze was helaas afwezig en het
vorstelijk echtpaar vond een tijdelijk onder
komen bij een zijner pachters, Renard.
Deze reed een paar dagen later naar de
havenplaats Honfieur in een sjees met den
Koning en Thuret als passagiers; de eerste
had zich min of meer vermomd. Een paar
dagen later volgde koningin Maric Amélie in
een reiswagen. In Evreux herkende een offi
cier den verdreven vorst maar liet dit niet1
blijken en vergunde hem door te reizen.
Na een onafgebroken rit van twaalf uur
ze hadden in het geheel acht dagen in Nor-
mandië rondgezworven bereikte men des
morgens vroeg Honfieur. waar een visscher
hun een tijdelijk onderkomen verschafte:
deze voer het koninklijk echtpaar met zijn
boot naar de Engelsche stoomboot Express,
die bij Havre lag.
De komst van den generaal de Rumigny.
die door het volk herkend werd had bijna
geleid tot de ontdekking van Louis Philippe.
Maar nog zelfs op het- laatste ooger.blik
dreigde gevaar! De commissaris van politie
onderzocht het vaartuig van den boeg tot de
kiel en trof op het achterdek een bejaard
echtpaar aan; hij scheen een nader onder
zoek te willen instellen maar de kapitein liet
de touwen losgooien en de commissaris moest
aan wal gaan, wilde hij niet meegenomen
worden naar Engeland!
Nog waren zij niet buiten gevaar! Het was
slecht weer en een donkere nacht; even bui
ten de haven kwam de Express in aanvaring
met een groot vaartuig en verloor daarbij
een deel van zijn staand tuig en van de ver
schansing doch overigens liep het accident
goed af. Den volgenden dag stapte het oude
echtpaar te Newhaven aan wal.
De hertogin van Orleans, de weduwe van
's konings oudsten zoon, had met den kleinen
graaf van Parijs evenzeer voor het woedende
volk moeten vluchten; eerst was zij het kind
in het gedrang kwijtgeraakt, maar had het
later teruggevonden, een tijdelijke schuil
plaats gezocht in het Palais des Invalides en
was daarna naar Duitschland ontkomen.
Van haar zwagers had Nemours het bevel
over de troepen in de Tuilerieën op zich ge
nomen, maar dit paleis was door de oproer
lingen vermeesterd en de troon het venster
uitgeworpen; hij had daarna zijn gene
raalsuniform uitgetrokken, zich als Natio
nale Garde vermomd, twee dagen door Parijs
gezworven en was tenslotte naar Engeland
ontvlucht.
Aumale legde 8 Maart de landvoogdij over
Algiers neer en vertrok met zijn broeder Join
ville. mede naar Engeland, waar Montpensier
zich reeds bevond.
Te Croydon vonden de familieleden elkaar;
de koning vestigde zich op het kasteel Cla-
remont, aan zijn schoonzoon Leopold, den
koning van België, toebehoorende. Hoewel de
Engelsche minister Palmerston de koninklijke
familie, vooral Montpensier en diens vrouw,
weinig goedgezind was nam koningin Victoria
een welwillende houding tegen het verdreven
gezin aan. Enkele jaren later werd de hoog
bejaarde vorst, dien zijn val hevig geschokt
had. ziek en stierf op 25 Augustus 1850. Een
katholieke dame. Miss Taylor, die een fami
liegraf bezat in de nabijheid van Claremont.
liet zijn stoffelijk overschot daar voorloopig
bijzetten.
Louis Philippe had meestentijds het goede
gewild, maar de teekenen der tijden niet be
grepen. Hij, de zoon van Philippe Egalité,
nad zijn heele leven zeer democratisch ge
voeld en leefde voor een vorst eenvoudig. De
graaf de Montalivet vertelt dat, toen hij op
een morgen onaangediend bij Louis
Philippe binnenkwam, de koningin bezig was
de voeten van haar echtgenoot te wasschen!
Louis Philippe toonde graag zijn echtelijk
slaapvertrek als om te bewijzen dat het tijd
perk der favorietes voor goed voorbij was.
Zijn huwelijk was zeer gelukkig; de koningin
was een beminnelijke vrouw, godsdienstig
aangelegd en die zich weinig of niet met de
politiek bemoeide.
In Parijs was de koning een bekende fi
guur, rondwandelende, als ..bourgeois" ge
kleed met zijn onafscheidelijke paraplu.
Maar tegen de beweging die in de jaren
voorafgaande aan het „dolle" jaar 1848 ont
staan was trachtte hij z^h tevergeefs te ver
zetten. De geschriften vau Saint Simon, Four-
nier, Proudhon ea. hadden grooten invloed
gehad op de bevolking; de reactionnaire mi
nisters, vooral Guizot. raadden hem aan in
niets toe te geven, en te laat zag hij in dat
ee:i overweldigende kracht van nieuwe be
grippen geheel Europa doortrok en dat zelfs
de koningen zich. daarvoor moesten buigen!
Dr. J. WACKIE EYSTEN.
door P. I. ZÜRCHER.
XVI.
Pieter Erbervelt en de omverwerping van het
Gezag. Hoe dat afliep. Torture, bekentenis
en vonnis. Wat beoogde Swaardecroon?
Latere G.-G.'s. Corruptie overal. Opstand
der Chineezen.
Na van Swoll, die van 17131718 de teugels
van het bestuur in handen had, trad de gou
verneur-generaal Swaardecroon, als bewinds
man op. Hij was een zeer verdienstelijk man
en hield er gedreven door zijn prachtlie-
vendheid een vorstelijke hofhouding op na
aan den Jacatraschenweg. te Batavia deze
bestaat nog waar hij resideerde. Tijdens
zijn bestuur zijn ook hem geen moeilijkheden
bespaard. Weliswaar wist hij. zonder veel
moeite, den tweeden Javaanschen successie
oorlog te doen eindigen, maar een ander ge
vaar. een grooter nog. omdat het in stille af
zondering was voorbereid, dreigde binnen de
wallen van de stad.
Pieter Erbervelt, een halfbloed, zoon uit
het huwelijk van een Duitscher en een In-
landsche vrouw, die voor zeer vermogend
doorging, had een samenzwering onder de
inlanders in Batavia en uit de ommelanden,
met vertakkingen in Oort-Java, tegen de Hol
landers op touw gezet. Hij zou de aanvoerder
der beweging zijn en hij had beraamd zoo
heette het althans om od Nieuwjaarsdag
1722 alle Europeanen te vermoorden, waarna
hij, Erbervelt. met den titel Toewan Goesti,
tot hoofd te Batavia zou worden uitgeroepen.
Maar nademaal de meeste comulotten ver
ijdeld worden, juist oo het ..psychologische"
moment, dat ze ten uitvoer dienen te worden
gebracht, liep ook de onzet van deze fameuze
samenzwering mis. Einde December 1721, was
den „Commissaris tot de zaken van den In
lander", zekeren Revkert Heere, „bij gerug-
ten" ter oore gekomen, dat eenige Javanen in
de voorsteden van Batavia zich bezig hiel
den met „het onruijen van slaeven ende het
verkoouen van talismans", om op Nieuwjaars
dag het gezag omver te werpen. In een uit
voerig rapport vroeg hij den Gouverneur-ge
neraal Swaardecroon vergunning de verdach
te personen in hechtenis te mogen nemen.
Dit werd hem onmiddellijk toegestaan en de
zen waren dan ook weldra in handen der
overheid. Scherp ondervraagd bekenden zij:
.door eenen Pieter Erbervelt. mixtiesburger
buyten deese stadt woonagtig. te sijn ge
ïnduceerd. opgerockend ende vervolgens uyt-
gesonden' ter aensoekinghe en versamelinge
van allerhande Inlanderen vrije en lijfeige
nen, om bij hem Erbervelt te verschijnen ter
vernedering en na belofte van getrouwigheyt
op seekere kopere plaetjes voor betaling te
ontfangen de caracters ende besweeringhe,
waerdoor sv sterck en schootvrij souden kon-
nen sijn, met recommadatie een yder der
selve haer moesten voorsien van een piek en
cris en daermee bij een vergaeaere ter plaet-
se daer hij sulx ordonneren soude. ten eynde
op hollandts Nieujaarsdagh gelijkerhand een
aanval op deese plaets te doen"
Onnoodig te vermelden, dat Pieter Erber
velt, nog dienzelfden dag in „de boeyen" ge
sloten was. Intusschen waren meer arresta
ties gevolgd, van wie later weer enkelen de
vrijheid kregen
Niet alzoo Pieter Erbervelt, van wien uit
de verhooren al spoedig bleek, „dat hij. seeke-
ren Javaan. Carta Dria, alias Radin genaamd,
neevens eenen Lay Ek. wel de principaele
hoofden van het „voorgenomen verraedt"
waren. Maar Erbervelt verklaarde zich bij
voorbaat „onnosel en onschuldig" en „stelde
sijn saeck in handen van God Almaghtig";
Carta Dria persisteerde hij zijn „ontkennisse",
terwijl Lay Ek volhield, „datte hij nae waer-
heyt geantwoort had en er niets van weet".
Dit- hielp hen evenwel niet. De landswetten
van dien tijd stonden de torture toe en de
middelen om beklaagden langs dien weg tot
een bekentenis „te dwingen", waren eindeloos.
De landdrost dienden daarop een eisch „ad
torturam" in en Heeren Scheepenen „op alles
wat ter materie dienende was, naauwkeurig
ghelet hebbende, Doende Regt, condemnee-
ren vooreerst de bevde laetste gevangens
Carta Dria en Lay Ek „tot scherper exaameh
gebracht" om bij verder ontkentenisse ge-
tortureerd te worden en houden de saeck ten
aans^en van den eersten gevangen nog in
advis".
Het einde laat zich voorzien. Allen werden
zij tot den marteldood veroordeeld. Dat men
zich niet met halve middelen tevreden stel
de. bewijst het vonnis 1), dat, voor Pieter Er
bervelt luidde:
„Eerstelijk de gevangens Pieter Erbervelt
en Carta Dria alias Radin. yder agterwaarts
op een kruys te werden gebonden en de reg
terhand afgekapt mitsgaeders voorts met
vloevende tangen op de armen en beenen en
borsten geknepen en het vlees daeruyt ge-
haelt. dan van onderen op, het lighaam
g'opent. het hart daeruyt gehaelt en hun in
't gesight geworpen, en wijders haer het
hooft afgekapt en hun lighamen yder in
stucken gehouwen te werden om quaertieren
opgehangen en haer hoofden op staecken te
worden geset buyten deese stadt (Batavia)
ter plaetse daer het de Eedele Regeringhe
deeser Landen gelieven sal te statueren ten
proye der vogelen ghelaeten".
Dit model vonnis werd „model" ten uitvoer
eebracht oo den 14en April daaraan volgend
De executie van dit vonnis had „sondcr
enige stoornisse" plaats en ln het openbaar
werden den eersten Zondag daarna „tot slot
van deese saecken hoognoodlg geoordeelt onse
verschuldigde danckbaerheyt publvkelyk aan
God Almagtig te betuygen ter saecke het syn
H. Majt. uyt louter ghenaede heeft behaegt
"bytyds te "doen bekend werden en aan oen
dagh koomen het voorengem. geitendeert
verraet, enz. enz."
En de commissaris Reykert Heere werd bc
loond in den vorm van een besluit, dat luidde
„te verstaen den coopman en gecommit
teerde tot de saecken van den Inlander Rey
kert Heere tot remuneratie van dien selvcn
ie advanceeren tot opper-coopman met 100
per maand voor vijf jaaren en hem per naas
ten nae het vaderlant favorabel te beschrij
ven".
De goederen der landverraders werden
verbeurd verklaard. Onder deze behoorden
een slaaf en twee slavinnen, die met zijn
have en goed den 27sten Juni werden geveild.
De opbrengst van deze laatste bedroeg 33
rijksdaalders en 30 „stuyvers"; de gronden
brachten 3515 rijksdaalders op. En zijn wo
ning werd geslecht en ommuurd met de be
paling, dat daarop nimmer meer gebouwd
en/of geplant mocht worden. Van dit bevel
werd een in steen gebeiteld afschrift in den
muur gemetseld. Woordelijk staat er nog
heden ten dage te lezen:
„Uyt een verfoeyelycke Gedagtenisse,
teegen den Gestraften lantverraeder
Pieter Erberveld sal niemant vermogen
te deeser Plaetse te Bouwen off Planten
nu ofte ten Eenigen daage.
Batavia, den 14 April 1722.
Dit verbod is tot op heden streng gehand
haafd. Zij, die van de oude stad Batavia
langs den stoffigen Jacatraschenweg naar
het hooger gelegen Weltevreden tuffen, of
per electrische tram dit traject maken, zullen
ter hoogte, waar nu nog het Portugeesche
Buitenkerkje staat, zich van een en ander
kunnen overtuigen.
Zij dan zullen het met een hoogen, wit
steenen muur omgorde landje ontwaren en
daar boven, juist op de plek, waar de steen
zich bevindt, een doodshoofd zien, dat, naar
men zweert, van Pieter Erbervelt moet
zijn. Op deze plek smeedde hij eens „syne
geconcipieerde yerraederyen teegen de
H. Ed.Ue en magtlge Regeringhe", die de om
verwerping van het Gezag der Hollanders op
Java beoogden en den len Januari 1722, in
dien zij niet tijdig waren onthuld, misschien
in daden zouden zijn omgezet.
MisschienWant absolute zeker
heid is nimmer verkregen. De torture-
dwang en de daarop gevolgde bekentenis,
mogen wij aannemen eenigszins met elkaar
in strijd te zijn en dan moeten wy niet ver
geten. dat de Gouverneur-generaal Swaarde
croon een buurman van Erberveit- was en
deze vele (mislukte) pogingen had aange
wend om zekere perceelen grond, die aan Er
bervelt toebehoorden, van dezen te koopen.
Valentijn vermoedt nu. „dat hij (Sw.) een
buurman, dié het syne niet wilde verkoopen,
met- een quaet oogh sal hebben aangesien".
En Blocké getuigt: „dat Swaardecroon voor
niets terugdeinsde, waer 't de bevreediging'n
syner kwaede driften gold."
Een feit is het, dat Swaardecroon later den
begeerden grond in zijn bezit kreeg. Maar
f de geschiedenis laat een sluier vallen over
de ware toedracht van de zaak.
Na Swaardecroon trad de Haan (tot
1729) als bewindsman op. Uit zijn bestuur
valt weinig belangrijks te vermelden. Na
hem kregen de landvoogden, Mr. Diederik
Durven (tot 1732) en Mr. Dirk van Clotm
(tot 1735) „de macht" in handen. Deze bei
den voerden, rond-ult gezegd, een wanbe
heer. Durven, die bekend stond als zeer
schraapzuchtig, onderdrukte op hemelter
gende wijze de Chineezen en paste allerlei
knevelarijen op hen toe. Het was een tijd van
groote corruptie bij de Compagnie, die ein
digde met zijn ontslag. Hij werd „buyten
gage" gesteld en naar het Moederland ont
boden. Daarna hoorde men nooit meer iets
van hem. Onder Van Cloon, zijn opvolger
verergerde de corruptie onder de dienaren
der Compagnie nog. Na een kortstondig be
stuur overleed hij op zijn landhuis aan het
Molenvliet. Zijn opvolger was Abraham Pa
tras, 'n Franschman van origine, die reeds na
twee jaar stierf. Adriaan Valckenier, die hém
weder opvolgde (17371741) is berucht ge
worden door den schandelijken Chineezen -
moord, alsmede door het begin van den
Chineesch-Javaanschen oorlog, die eerst in
1757 werd beëindigd.
In en om Batavia werden de Chineezen
door de lagere Compagnies-dienaren ge
kneveld en uitgeperst.. De oud-gouverneur
van Ceylon, van Imhoff, tevens Raad van
Indië wist gedaan te krijgen, dat Valckenier
besloot om de rondzwervende Chineezen. die
geen legitimatiebrief bezaten, naar Ceylon te
emigreeren om daar als kaneelschillers dienst
te doen. Maar dit goed bedoelde besluit werd
geheel corrupt geïnterpreteerd. Nu werd
het afkoopsysteem op de rijke Chineezen,
die uit hun woningen opgelicht werden, toe
gepast. En de wildste geruchten deden de
ronde, dat de arme, weggevoerde Chinee
zen, nimmer Ceylon zouden bereiken, maar
onderweg in zee werden gegooid. Dit alles
zette veel kwaad bloed en de Chineezen Be
gonnen nu te zwerven en brouwden kwaad.
Europeanen werden vermoord en verscnll-
lende versterkingen in den buitengordel wer
den aangevallen. Ook binnen de wallen
werd gecomplotteerd en toen nu enkele
hoofd versterkingen werden aangevallen,
stelde Valckenier in den Raad voor de stad
van Chineezen „te suyveren en te ruymen".
Doch een meerderheid was voor een regel
matige huiszoeking ln de stad en na een he
vige discussie werd ten leste daartoe beslo
ten, doch het was reeds te laat, want dien-
zelfden avond (Zondag 9 October) nog ont
ketende zich de groote hartstocht.
Er was namelijk in de Chineezenwijk
brand uitgebroken en dit had een groote op
schudding verwekt, want het toeval wilde,
dat onze gewapende mannen Juist waren
aangekomen voor een huiszoeking. Het ge
peupel, dat hierdoor geprikkeld werd begon
nu een waren plundertocht en in de ontke
tening van hun hartstochten werd er maar
op los geschoten, terwijl de vluchtende
Chineezen werden neergeknuppeld. Het was
een afschuwelijke moordpartij bij welke nie
mand genade vond. De inlanders en slaven
waren op onze hand. Een angstige paniek
had zich van allen meester gemaakt en nie
mand stak een hand uit om den brand te
helpen blusschen. Het bloed stroomde langs
de straten en de grachten lagen vol doo
den, gewonden en stervenden. Weerloozc
Chineezen die in de boei zaten en in het zie
kenhuis lagen werden als beesten afgemaakt.
Vrouwen noch kinderen werden gespaard. Dc
woning van den kapitein-Chinees, dat een
„arsenaal" bleek te zijn, werd in puin ge
schoten.
Twee dagen hield dit „bloedbad" aan en
eerst, nadat meer dan tienduizend Chinee
zen waren vermoord, keerde de rust in de
geteisterde stad terug.
Nadat nog eenige dagen de plundering
lustig was voortgezet, trachtte het Bestuur,
op 11 October de bezetting weder in zijn
macht te krijgen. Men ging daarby mensch-
kundig te werk. Er werd geen straf uit
gedeeld. maar ieder die onverwijld ge
hoorzaamde, zou beloond worden.
1) Naar officieele gegevens uit dc Lands-
archieven te Batavia.
„Wat! Heb je alweer gevochtenV'
,Jtee, juffrouw, we zijn gisteren verhuisd,
en ik moest {Je kat dragen",