POR I®
Cultuurfilm en speelfilm tegelijk. Mooie
opnemingen van dieren in Oost-Afrika.
Een werk van maanden. Hoe de
olifanten voor de lens kwamen
Olifanten tn een rivier, een fraaie foto uit de film Port
Er zou lang over te twisten zijn, of ln een
„cultuurfilm" een speelfilm verwerkt mag
worden, of men er, behalve de intrige die
reeds in het onderwerp kan schuilen, ook nog
een verhaaltje mag inilassohen.
De Duitschers zeggen: ja, 't mag. En ze
blijken het noodig te vinden op deze wijze
een cultuurfilm aantrekkelijk te maken ook
voor dat deel van het publiek dat niet aan
t belangwekkende van het onderwerp alleen
genoeg heeft. Het maakt per slot niet zoo
veel uit, mits de documentaire waarde van
de cultuurfilm er niet door daalt. Men kan
dan het verhaaltje op den koop toe nemen.
„Pori" een flinke film van het Oost-
Afrikaansche filmsyndicaat, uitgebracht door
de Ufa is een dergelijke mengeling van
cultuurfilm en speelfilm. De speelfilm is het
geraamte, daaromheen is de cultuurfilm
gewerkt en nu is het 't beste als ge 't ge
raamte beschouwt als een noodzakelijk
heid. als datgene wat het omhulsel stevig
houdt en moet ge vooral uw aandacht be
palen op dat omhulsel, op de cultuurfilm.
Pori is de naam van de steppe ln Zuid-
Afrika, waar doornstruiken allerwege groeien,
waar een enkel waterloopje tusschen groene
zoomen ligt en hier en daar plekken van
stevig bosch, van hoog opschietende ruigte
afwisselen met de vrij kale, droge steppe.
In zoo'n gebied ls ..Pori" opgenomen door
leden van een expeditie, men heeft er tal
loos vele goede beelden van alle mogelijke
dieren gekregen en dat is met de speel-
ecènes van den farmer die in dit land wil
gaan wonen en met een ossen kar door
kreken, moerassen en kreupelhout trekt,
samengevoegd tot een film. Er is natuur
lijk maanden lang gewerkt voor men een
rijke en belangwekkende collectie films- van
verschillende dieren had, waarvan de beste
stukken uitgekozen werden voor een film.
Ge zoudt den indruk kunnen krijgen of
daar zoo maar op een morgen allerhande
antilopen, giraffen, zebra's, gnoes, gieren,
pelikanen, benevens een clubje olifanten, een
leeuw en een tijger langs de filmcamera
marcheerden. Wat natuurlijk niet het geval
is. Dagen en weken heeft men moeten wach
ten op een gunstige gelegenheid, op een
bericht vam de kaffers die de pori ingezonden
waren dat ergens sporen van 't een of ander
beest waren bemerkt.
Onlangs ontvingen wij een relaas van
Werner Bohne, den camera-man dezer
expeditie, waarin hij vertelt hoe men er ein
delijk in slaagde olifanten te filmen.
Een uur loopens van het kamp stond een
oude, stevige tamarindeboom vlak bij een
olifanten-wissel. In den kfuin van den
boom werd een vloertje gebouwd en daar
wachtte hij tot de olifanten kwamen.
's Avonds, laat al, klonk ln de verte 't
kraken van takken, t rulschen en breken
van riet. Spoedig kwam het najderblj, was
er geluid op verschillende plaatsen. Een dom--
melende vogel schreeuwde, aapjes gilden.
Een knal: een olifant had zijn krachten be
proefd op een dood en palm en de stam was
doorgebroken, 'n vreemd geluld in den
nacht. De olifant trompetterde.
Maar toen hét dag werd en overal rond
om sporen van de nachtwandeling der oli
fanten te zien waren, bleken de dikhuiden er
van door te zijn. Kaffers brachten de bood
schap, dat verderop in een bosch aan een
rivier de dieren tra ren gezien. En dus trok
ken de cameraman en zijn dragers daar
heen. Eindelijk, na drie dagen hoorde men
de olifanten weer komen. Het kreupelhout
bewoog heftig waar ze voortscnreden. Lang
zaam ging de man met de camera in zijn
hand verder, tegen een heuveltje op.
Dan opeens, 'n vijftig meter van zldh af
stond een olifant Jong blad van de struiken
te halen. Het dier stapte ka'un verder, door
't droge rietgras. En zacht snorde de ca
mera.
Verderop kwam de kudde te voorschijn.
boven den wind gelukkig, ze merkten niets
En op weinige tientallen meters werkte de
cameraman, werden prachige beelden op
het voortrollende filmband vastgelegd. En
toen klonk opeens de aanvalskreet van de
kaffers. Met pijl en boog gewapend holden
ze door de open vlakte. De olifanten staken
de slurven in de lucht, keerden zich om. naar
het bosch. De cameraman er achter aan.
En daar, waar het dichte gebladerte 't licht
onderschepte stond als een schim tusschen
't hout een olifant. De kaffers naderden,
schoten hun pijlen af, ze schemen langs de
harde huid he en te schampen, tot één ach
ter 't oor ln t vleesch drong en 't snel
werkend vergift aan den pijlpunt den kolos
deed neerstorten.
Moeilijk en gevaarlijk werk zoo voor den
man met de camera.
Maar hij heeft het schitterend gedaan.
Hij kende zijn toestel en zijn lenzen, hU
wist heel knap met de telelens een „ver
rekijker-lens" om te gaan en vervaardig
de zoo beelden van heel deze belangwek
kende dlerenweireld uit de pori.
Er zijn beelden bij die wel bijzonder de
aandacht verdienen. Wat ls het niet mooi
ln 't stille water van een plas de gracleuse
bewegingen van struisvogelhalzen weerspie
geld te zien. hoe keurig zijn niet de dansende
kaffers gefilmd.
Het Ls fototechnisch een zeer goede film er.
de samenstelling is zeker te prijzen.
C. G B.
EIGENAARDIGE VASTEN-
AVONDSGEBRUIKEN.
PANCAKE DAY EN HAANSLAAN.
Van de oude gebruiken, die langzaam uit
sterven kunnen zich nog het beste hand
haven die, welke met eten of drinken ver
bonden zijn, ofschoon de oorsprong van het
gebruik zelf dikwijls in de nevelen van het
verleden verborgen ligt.
Aan zulk een oud gebruik wordt de herin
nering bewaard in den Engelschcn ..Rancake
Day" of Pannekoekendag, bij ons bekend als
de dag vóór Asch-Woensdag.
En toch zijn er maar weinigen, die er over
nadenken waarom Juist pannekoeken op dien
dag worden gegeten. Het is natuurlijk on
mogelijk om aan t< geven, wanneer de eerste
pannekoeken bij die gelegenheid werden ge
bakken, maar dat het gebruik oud is, is
zeker.
De meest aannemelijke verklaring voor bet
eten van pannekoeken voor Asch-Woensdag
is te vinden in den overvloed van eieren, spek
en vet, die van de feestelijkheden gedurende
den carnevalstijd is overgebleven- Bovendien
waren eieren en spek in vroeger tijden ge
durende den vasten verboden en dai.om
wilde men zich nog éénmaal te goed doen
Die pannekoeken van vroeger waren dan ook
heel wat volumineuzer en zwaarder dan
tegenwoordig: Een oud Engelsch kookboek
geeft als recept aan: zes eieren, een halve
.Iter room en 125 gram meel.
Tegenwoordig heeft Asch-Woensdag voor
de meesten in Engeland geen religieuze be-
teekenis meer. Het is voor hen eenvoudig
Pancake Day, maar vódr de Hervorming was
het anders.
De leden van ieder gezin vereenigden zich
dan bij het bakken van de pannekoeken.
Iedere gast moest zijn eigen pannekoek om
hoog gooien, terwijl de omstanders in span
ning het resultaat afwachtten. Het doel was
om hem zoo hoog mogelijk ln de lucht te
werpen.
De nannekoek en Asch-Woensdag waren in
Engeland onafscheidelijk verbonden, zoowel
in den volksgeest als ln de oude litteratuur.
Shakespeare laat den clown In .All's well,
that ends well" spreken over lets, dat er even
goed bij past „als eer. pannekoek bij Asch-
Woensdag".
Het was eveneens een gebruik om den eer
sten pannekoek aan te bieden aan den groot
sten slons of langslaper.
In de dagen van Koningin Elizabeth was
het in Eton gebruik, dat de kok een panne
koek vastmaakte aan den klopper van de
schooldeur.
Een andere eigenaardige gewoonte was het
luiden van de „Pancake bell", dat nog in ver
schillende dorpen in Engeland bestaat. In af
gelegen plaatsen, zooals Oxfordshire.
Wildshire en Shorpshire wordt de Pancake
bell nog altijd geluid om de dorpsbewoners
samen te roepen. Onder leiding van den kos
ter geven zij elkander een hand en trekken
drie maal Ln stilte rondom de kerk.
Dergelijke gebruiken zijn nog een overblijf
sel uit de tij der. dat Engeland nog werkelijk
Merry England was.
Onder de vermaken, welke dien dag ken
merkten, speelde voetbal ln verschillende
streken een groote roL Er was misschien
•geen plaats, waar de sport op Asch-Woensdag
zoo ijverig werd beoefend als In Scone bij
Perth ln Schotland.
De mannen verdeelden zich In twee groepen de
getrouwden aan den eenen, de ongetrouwden
aan den anderen kant. De bal werd opgewor
pen en men speelde van 's middags twee tot
zonsondergang.
Eén ander vastenavond gebruik was ook het
onmenscheiijke haanslaan.
Het arme dier werd met een kort touw aan
een paal gebonden en de mannen en Jongens
moesten er naar gooien op een afstand van
18 a 20 Meter. Als iemand een haan be
schikbaar had gesteld om er wat aan te ver
dienen. dan moest twee pence betaald wor
den voor drie worpen. Als projectiel werd
een bezemsteel gebruikt. Deze wreede sport
werd zoolang doorgezet tot het dier dood
was. Ook kippen vielen op dien dag als
slachtoffers van het volksvermaak. In Corn
wall werd een soort strafoefening gehouden
op kippen, die vóór Aschwoensdag geen
eieren gelegd hadden. Zij werden in een
schuur op den grond vastgebonden en ver
volgens doodgeslagen. Ze werden bewerkt mot
een doschvlegel en degene, die er ln slaagde
ze hiermede te dooden, mocht ze voor zijn
moeite behouden.
Ook wel bond een Jongen een kip op zijn
rug met paardenbellen ernaast. Andere Jon
gens, die geblinddoekt waren en takken droe
gen, volgden den eersten Jongen op het ge
luid van de bellen en trachten de kip te
slaan. Natuurlijk gaf dit aanleiding tot veel
vroolljkheld, want niet alleen dat de Jongen,
lnplaats van de kip de klappen opliep, maar
ook ranselden de deelnemers soms elkaar af.
Als slot werd de kip geconsumeerd op het
gebruikelijke paonekoekenfeest.
De har.egevechten waren ln die dagen
eveneens ln trek; ln sommige plaatsen wa
ren zij een soort gesanctioneerde sport van
de school, waarvoor de meester bij die gele
genheid van de jongens een kleine gift ont
ving. onder den naam van cockpenny. Vooral
ln Schotland waren de hanegevechten zeer
geliefd tot ln het midden van de 18e eeuw. De
meester leidde het gevecht en zijn emolu
menten bestonden uit de hanen, die er ge
noeg van hadden en ontvluchtten.
Ook ln ons land was het pannekoe ken-etca
op Vastenavond niet onbekend. In Limburg
luidt nog het spreekwoord, dat iemand het
zoo druk heeft, als de pan op Vastenavond.
Ook de z.g. kwellende dlerenvermaken heb
ben ln ons land bestaan en bestaan mis
schien nog in Outecoven (L en Rijkevoort
(Br.) zooals haanslaan, gansrijden, gans
trekken of knuppelen.
Men had zelfs een gansrljdersgilde en de
leden moesten ln vollen draf onder de gans
doorrijden, die tusschen twee paien was op
gehangen en trachten het dier den kop af
te rukken.
wy zUn er echter wel op vooruitgegaan,
want Ter Gouw wydt ln zyn Volksvor
maken nog twaalf bladzijden aan deze
wreede gebruiken. W. S.
EEN SNELLE BOOT.
Op een scheepswerfje te Cow es is oen
nieuwe ren boot ln aanbouw voor den snel-
heldsheld Sir Henry Segrave. ZUn eerste boot
wordt op het oogenbilk, tot groote vreugde
van de Jonge Britten tentoongesteld in een
hal van het Underground-station van
Charing Cross, een van de drukste stations
voor het Londensch treinverkeer. Miss Enge
land n dat is de naam van de nieuwe
boot krijgt twee motoren van elk 2000
P.K. Het doel, dat men er mee voor heeft,
ls het snelheidsrecord voor motorbooten, dat
nog in het bezit der Amerikanen ls, te
veroveren. De Brltsche motorjachtclub heeft
juist aan de offlcieele club ln Amerika bi ten
weten dat dit voornemen bestaat. En de strUd
zal ln Augustus plaats hebben op wateren
bij Detroit. Het zal de zevende maal worden
dat men zal beproeven aan Amerika dit re
cord te ontnemen. Aan hot record ls ver
bondon de Brltsche Internationale Trophee.
Tot nu toe heeft Frankrijk twee maal en
heeft Engeland vier maal tevergeefs beproefd
dit kleinood ln Europa terug te brengen.
De nieuwe MLss England Ls van uitzonder
lijk gewaagde constructie. De boot Ls zeer
licht gebouwd, vooral Indien men bedenkt,
dat er twee monstermotoren van 2000 P.K. in
moeten. De ontwerpers hebben berekend dat
het vaartuigje een vaart van 100 tot 120 mijl
op het water kan ontwikkelen. Het bestaande
record ls Iets meer dan 93 myi per uur en
staat op naam van den Amerikaanschen
marineofficier Garwood. De motoren van
Miss England n zUn van de soort, die wordt
gebruikt voor vliegen. De constructie heeft
plaats gehad onder de hoede van het Brlt
sche ministerie voor Luchtvaart en de de
tails van den bouw worden geheim gehcu-
den. Segrave zelf weet niets van de motoren
af en mag ze zelfs niet aanraken. Dat ls
teekenend voor het beperkt aandeel dat deze
held heeft ln deze recordpoging. HU ls trou
wens nooit mechanician maar altijd uitslui
tend bestuurder geweest, ook ln zUn verrich
tingen met auto's. In de Vereen'.gde Staten
beantwoordt men de Brltsche uitdaging met
den bouw van een nieuwe boot. die eveneens
4000 P.K. voor haar voortstuwing zal heb
ben; ln dit geval is het vermogen echter
verdeeld over vier motoren.
HAARLEMMER HALLETJES
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Van den man die altijd tegenspoed
had en van de omstandigheden.
Dezer dagen was Ik op reis en ging ergens
lh een koffiehuis voor de ruiten zitten om
een kopje koffie te drinken. Op het plein
vlak voor het café liep een man, die mij be
kend voorkwam. Hij was haveloos gekleed,
was vandaag niet geschoren, den vorigen dag
blijkbaar oek niet en den dag daarvoor
waarschijnlijk evenmin Zyn kleeren waren
wat slordig en zijn boord was niet schoon.
Juist toen ik bezig was mij af te pijnigen, wie
die man toch kon zijn, kreeg hij mU in het
oog en begon te lachen. Aan dat lachje her
kende ik hem; het was een vroegere school
kameraad. hij had naast mij gezeten. Latei-
had ik hem uit het oog verloren. Nu kwam
hij plotseling in mijn gezichtskring terug.
Tien seconden later stond hij voor mij en
stak mij een hand toe met onverzorgde na
gels. Ik vroeg hem of hij een kopje koffie
hebben wou; hij keek alsof hU liever een bor
rel zou hebben gehad, maar nam niettemin
de koffie aan. Je kunt een menschenvriend
zijn en niet trotsch wanneer je een school
kameraad tegenkomt, dien het blijkbaar
slecht gaat, maar een pretje is dat toch ook
niet. Ik liet hem dus aan het woord; hij nam
het dadelijk. Het was blijkbaar het eenlge,
waarin hij rijk was, want onmlddeliyk be
gon hij met een stroom van dien rijkdom te
vertellen hoe het hem gegaan was, nadat wij
elkaar op school hadden gekend. Dit was een
angstig vooruitzicht, want die schooltijd is
veertv jaar geleden. Ik dacht: „als ik zijn
heele historie moet aanhooren. kom ik hier
in geen vierentwintig uur vandaan en drin
ken wij samen de koffieoogst van het vorig
ja ai* op."
Behoef ik nog te zeggen, dat hij zich be
klaagde over de maatschappij? AL* je or zóó
uitziet, als hij. dan heeft- de maatschappij het
altijd gedaan. Ik herinnerde mij die karak
tertrek van hem op school: hij had altijd
gelijk en de onderwijzer wist er nie*s van,
vooral niet wanneer hU hem straf gaf of
naar het hoofd stuurde. Maar laat ik hem
nu zijn levensgeschiedenis laten vertellen.
„Je weet, dat mijn vader mij wat geld had
achtergelaten. Daarmee heb ik een fabriekje
opgezet van houten ledikanten. Ik zei tegen
mezelf: „ijzeren ledikanten zUn miserabel".
Ik had er thuis altijd In geslapen en als je je
hand onder de dekens vandaan haalt, dan
voelt zoo'n ijzeren ledikant steenkoud Sn den
winter. Ik maakte dus houten ledikanten en
ging er mee op reis naar de cllëntèle. Het
was gek. maar ze konden tfiijn houten ledi
kanten niet gebruiken; alle winkeliers, die ik
bezocht zeiden, dat ze uit de mode waren en
kromoen in den zomer. Daarom moest het
ijzer wezen. Ik zelde, dat het verschrik
kelijk dom van het publiek was. en dat gaven
ze me toe. maar zij konden het niet helpen.
„Je levert wat de mensohen vragen, hè? En
ze willen nu eenmaal geen houten led.kan-
ten hebben." Ik hield voet bij stuk. denken
de: „misschien verandert de mode en dan
heb ik honderden ledikanten in alle moten
klaar staan voor directe levering." Maar de
mode veranderde niet en eindelijk had ik-een
pukhuis vol ledikanten en nog maar heel
Epelnis geld ia kas. Ik dacht: „weet je wat,
voordat ik straatarm ben van-die houten le
dikanten, ga ik handelen ln ijzeren ledikan
ten. Dan heb ik geen risico en hoef mijn
personeel niet te betalen en alleen maar voor
mijzelf te zorgen."
Dus ging ik naar een fabrikant van ijzeren
ledikanten en werd zijn reiziger op provisie.
Natuurlijk kwam ik toen het eerst bij de
winkeliers, die vroeger mijn houten ledikan
ten niet hadden willen hebben en zei: „nu
handel ik in ijzeren ledikanten kijk eens wat
voor keus ik heb: voor het kleinste kind en
voor den grootsten lummel." Dat laatste was
een beetje een fout. want je moet nooit zeg
gen, dat iemand zijn klanten lummels zijn;
alleen de menschen. die zijn klant, n i e t zijn.
Maar van dien lummel trokken zij zich niet
veel aan, ze zeiden alleen: „het spijt, ons erg.
maar we zitten vol ijzeren ledikanten en er
is een professor geweest, die gezegd heeft,
dat ijzeren ledikanten ongezond zijn door
de magnetische stroomingen van de aarde.
Blik moet het wezen."
Ik vroeg beleefd <?t dat niet een vergissing
was. maar ze zeiden van niet. In elk geval
konden ze mijn ijzeren ledikanten niet ge
bruiken, en als ik niet maakte, dat ik weg
kwam, dan zouden ze me eruit zetten. Ze
hadden wel wat anders te doen dan altijd
over ledikanten te praten.
Ik probeerde het bij den een en ik pro
beerde het bij den ander en lk verkocht z06
weinig; mijn patroon zei: „je verdient het
zout in de soep niet," en hij wou me de reis-
en verblijfkosten nauwelijks betalen. Provisie
kreeg lk natuurlijk heelemaal niet. „Zoo on
billijk zijn de menschen", zei hij en nam een
slokje van zijn koffie.
Ik vroeg hem: „neem me niet kwalijk, maar
had je den goeien slag wel om te verkoop..n'
Kun je wel goed met menschen omgaan?
Zorgde je er wel voor de winkeliers niet lastig
te vallen, als ze koopers ln den winkel had
den?"
Hij antwoordde: „of ik er slag van had?
Maar dat kan toch ledereen. reizen met ledi
kanten? Dat is geen kunst,; honderden men
schen reizen. Waarom zou ik het dan nfet
kunnen?"
„O, zoo", zei lk ..Maar ga voort".
..Ik had nog wat geld overgehouden en
daar kocht ik een lunchroom van, waar lk
tegenover woonde. Zoo'n lunchroom is een
gemakkeiyk bedrijf; lk had het zoo vaak ge
zien als ik naar binnen keek. Achter de toon
bank stond een juffrouw, die het werk deed;
de patroon liep maar zoo wat rond en re
kende af. maar de juffrouw zorgde voor al
les: die schonk de glazen melk in en de kop
jes chocolade, smeerde de broodjes en legde
er de ham op of kaas en gaf de gebakjes uit,
die de banketbakker van den hoek leverde.
Bij den banketbakker kostten ze zes cent; in
de lunchroom vijftien. Een voordeelig zaak
je! 's Avonds om een uur of zeven ging de
lunchroom dicht en de Juffrouw naar huls.
Dan sloot de patroon de affaire en ging
ook weg.
Ik dacht: „zoo'n zaakje moest lk ook heb
ben. Daar wordt heel wat verdiend en Je slijt
er niet veel van en je hebt geen gezeur meer
met Ijzeren of met houten ledikanten". Toe
vallig hoorde ik. dat het zaakje te koop
kwam. Ik ernaar toe. een beetje georaat met
den eigenaar en het was klaar. Mijn laatste
duiten gingen eraan, maar dat hinderde niet,
de zaak was goed en ik zou er voortaan lek
ker van kunnen leven. M ae wereld, waar
de vriend, heeft xnjj altijd slecht behandeld.
Op school hadden de onderwijzers ook al een
{)ik op me en later met die malligheid van die
edikanten was het ook weer mis. Ik weet
niet hoe het komt, maar het loopt me niet
mee. Van het oogenblik af, dat ik in de zaak
kwam, ging ze achteruit. Ik had dezelfde juf
frouw gehouden, dus daar lag het niet aan.
Ze deed haar best, ook wel, precies zooals
vroeger, maar er kwamen hoe langer hoo
mindes menschen. De banketbakker leverde
op de maand, maar die domme man wou mij
heelemaal geen crediet geven en toen ik niet
gere'geld meer betaalde, leverde hij oude ge
bakjes, die de menschen niet meer lustten.
Om kort te gaan, het duurde zoowat een Jaar
en toen was ik uitgewerkt. Drie maanden
huur achterstallig en een honderd gulden of
wat, aan den bakker en aan den melkboer en
aan ik weet niet wlen en op een goeden dag
was ik failliet. Er kwam een piepjong advo
caat om het actief op te nemen, zei hij. Ex-
was geen actief en toen hij wegging, vroeg
hij of ik zelf wel actief was geweest en grin
nikte cr zoo'n beetje over, alsof het een
grapje was. Ik zei: „als je me voor den gek
houdt, kun je wel heengaan". Dat deed hij
dan ook en naderhand hoorde ik, dat mijn
faillissement was opgeheven by gebrek aan
actief.
Daar stond ik weer".
..Wacht even", zei ik. „Mag ik Je eens wat
vragen? Hoe laat deed je 's morgens de
lunchroom open?"
„MUn voorganger", zei hij, „opende de deux
's morgens om zeven uur. Dan liet hij de juf
frouw binnen. Ik zei den tweeden dag: „hoo
eens, Juffrouw, dat is mU te lastig. Hier heeft
U den sleutel; U kunt toch zelf wel een deur
opendoen, hè? Nu. dat doet U dan maar en
dan begint U maar vast. Ik kom straks wel".
„Hoe laat kwam JU dan?"
„Ik? Ik kwam om een uur of tien. Er zyn
menschen in de wereld, die komen maar een
paar uurtjes op kantoor en verdienen dan
toch een heeleboel geld. Je begrijpt wel, van
's morgens tien tot 's avonds zes in zoo'n
lunchroom te staan ls ook niet alles".
„Zes? Je zei zeven?"
„Ja, dat, deed de vorige eigenaar. Maar
tusschen zes en zeven verkoop Je weinig en
daarom had lk na een week tegen de Juf
frouw gezegd: „we sluiten maar een uur
vroeger. Het is al welletjes".
..En kwam de Juffrouw om zeven uur, toen
ze zelf den sleutel had?"
..Dat ls nu Juist het leelljke van zoo'n
meisje. Naderhand heb ik van de buren ge
hoord. dat ze eerst om half acht kwam en
later om acht uur en toen om half negen. Er
kwamen toch zoo vroeg geen klanten, zei ze".
„Juist, maar JU stond dan toch ook veel te
laat op".
„Laat?" zei hU, en keek verontwaardigd.
..Maar een mensch mag toch wel acht uur
slaap hebben? Ik kwam 's nachts niet vóór
vier uur thuis".
„Ha zoo", zei lk. „Maar ga voort".
„Toen lk geen geld meer had, kon lk dur
ook geen zaken meer doen. Daarom zocht lk
een betrekking op een kantoo-. Ze vroegen ol
lk kon sehryven en dat kon lk- Ik heb altUd
een po»!" ha^d van schrijven zehad. Of Ik
kon typen? .Jawel", zei lk, maar dat kon lk
niet. Ik dacht: „als ik de betrekking kry-»
zal ik het wel even leeren". Ik huurde eer.
schrijfmachine en ging aan den gang. maar
ik was net erg verkouden en als ik zoo zat
te typen, tik! tik! altijd maar (stomvervelend
werk hoor' t dan viel er af en toe een druppel
op de toetsen en dat was vervelend. Daarom
bracht lk na een paar dagen de machine
terug en dacht bij mijzelf: „het zal met dat
typen zoo'n vaart niet loopen. Wat doen zc
op zoo'n klein kantoor (want een groote
zaak was het heelemaal niet) met getypte
brieven? Weet je wat, Ik schrijf ze, dat is
mooi genoeg*
Dat ging de eerste dagen goed. Na een
week zei de patroon: „dit stuk moet getyp
worden", en wees me de machine. Ik tikte
erop los en bracht hem het stuk. HU zei:
„daar zitten dertig tikfouten ln en twintig
andere fouten, spelfouten en zoo. Heb Je geer.
Nederlanrische taal geleerd?"
s.Ja wel", zei ik, maar lk dacht aan den
onderwyzer, Je weet wel die met dat gele
haar. die altyd zoo'n pik op me had.
„Nou", zei de patroon, „weet Je wat je doet?
Ik zal je een week geven ora een andere be
trekking te zoeken en dan kun je Je salaris
nog krijgen. Maar ik kan Je niet gebruiken".
Zoo vreeseUjk onblliyk zUn de menschen".
„Ah zoo", zei ik, „maar ga voort met je ver
haal".
„Je begrUpt, ik had een afkeer gekregen
van de kantoren. Zoo'n kantoor is ook niet
aardig. Mooi weer of slecht weer, je zit er
maar altyd op je stoel geplakt en jè schryft
maar en schryft maar.
Het was net in het voorjaar, er was een
tuintje achter het kastoor en daar wipte
een mees heen en weer en die wiegde op
een takje net als een acrobaat en dan kwa
men er brutale spreeuwen en daar speelde
hij een beetje mee net zoolang tot ze ruzie
kregen en de spreeuwen wegvlogen, want die
konden niet tegen de mees op. Als Je zoo
zat te pennelikken, zei je tegen Jezelf: „lk
wou. dat lk bulten was- Liever dan op dat
duffe kantoor". Dus nam lk een betrekkin"
aan als reiziger ln stofzuigen* en ging by
de menschen rond om te vragen of lk een
demonstratie mocht geven. De meeste men
schen zelden, ze hadden er al een; andere
menschen zelden: we hebben een beter
merk", en als ik dan vroeg: „welk?", gooiden
ze de deur voor mUn neus dicht. Volgens
hun zeggen hadden ze een stofzuiger, die
kon kloppen, vegen en zullen. Ik geloof, dat
er ook stofzuigers waren, die Fransch en
Engelsch spraken, maar zulke dingen kan
ik niet gelooven. Toen zei lk .unyn stof
zuiger kan ook de jas van uw man af
borstelen er. zUn schoenen poetsen en het
fornuis potlooden en dan vroegen ze of tk
ze voor den mal hield en stuurden me weer
de straat op. Toen dat een poosje geduurd
had en lk maar één stofzuiger verkocht had
ln veertien dagen en bij den leverancier
terugkwam, zei die plompverloren (het was
een ruwe kerel, zoo'n snauwer): „we kunnen
Je niet gebruiken. Ga maar heen". En toen
stond ik weer on de kelen, waar lk eigenlijk
niet van af geweest was en het was in dien
tusschent-Ud herfst geworden en het regen
de. dat het goot. zoodat lk zei: „met stof
zuigers is het ook niets gedaan en dat
'oooen on straat den heelen dag bevalt eer
mensch ook niet. Je bent 's avonds zoo moe
als een hond. en die eene Juffrouw, d'e eer
stofzuiger koonen wou. had hem ln drie laa*
willen afbetalen en dat vonden ze te lang
Wou Je wat zeggen?"
(Want hij zag, dat lk mijn mond open
deed).
Maar ik bedacht me en ze: alleen: „ga
maar verder met Je verhaal".
HU ging voort: „Toen heb ik van alles ge
daan. Je weet niet wat ik niet al gedaan heb.
want ik ben altyd Uverig geweest en vlijtig
genoeg; daar lag het niet. aan. Maar het
is me nooit meegeloopën, zie je; de omstar.-
digheden werkten niet meg en wat kan een
mensch daaraan doen? Hob Je veel tyd?"
„Nou?" zei lk, „veel? Over twintig minuten
gaat mijn trein en het station ls tien minu
ten hier andaan. Maar je ging toch zeker
wel weer aan he. werk?"
„Natuurlijk", ael hy, „lk zou niet buiten
werk kunnen. Ik weet niets vreeslij kers dan
een man, die niet werkt. Op een dag kwam
ik langs de begraafplaats en daar stond
bU het hek iemand te kyken. Ik vroeg nem
toen op goed geluk af: „heeft u ook een
baanitjo voor mU?"
„Heb Je nog al stevige armen?" zei hy.
Ik stroopte mUn mouwen op en liet mijn
armen zien. Je weet. lk ben altyd sterk ge
weest en op school kon niemand tegen niy
op. Ik kon ze allemaal afranselen. Jou neb
ik ook nog wel eens een pak slaag gegeven*
weet Je het nog?"
„Dat ben ik al lang vergeten", zei ik, „maar
ga voort".
„Toert zei die mynheer: „ik heb juist een
doodgraver noodig. Je kunt hier komen als
los voor tydeiyk en als je voldoet dan zulten
we er een vaste betrekking van maken".
.Net iets voor Jou", zei lk tot hem, „want
hier had je toch geen last van de omstan
digheden. De dooden zUn niet moeilijk o:n
mee om te gaan".
„Nee", zei hy, „die niet. maar die direc
teur van de begraafplaats was een lastige
kerel en ik werk e nooit hard genoeg naar
zijn zin. Het valt niet mee om den heelen
jag kuaen te graven, 's Avonds als je naar
bed gaat, voel Je Je gekraakt en 's morgens
als je opstaat zoo s-uljf ais een plank. De
vorige week was lk daarom een paar uur
tjes langer ln myn bed gebleven en toen
Jc weer op de begraafplaats kwam, stond de
directeur daar weer aan het hek net als den
eersten keer en vroeg: „waar kom Je van
daan?"
„Waar zou ik vandaan komen?", zei lk.
„Van myn huis natuurlijk".
„Dat dacht ik wel", zei hy. „Weet je wat
Je doet. ga JU maar weer naar huls terug.
Een doodgravor, die twee uur te laat op
zijn werk koraj., kan lk niet gébruiken". En
zoo ben Ik nu wear zonder betrekking.
Hy probeerde nog weer een slokje koffie
te nemen, maar dat lukte niet. wamt het
kopje was leeg. Ik keek op mUn horloge en
ze!: „Nu. gegroet hoor! Het beste gewenscht.
Het ls mijn tUd voor den trein".
„Heb Je niet een gulden voor me?" vroeg
hy
„Ik gaf hem er twee en lk zei: „la*en we
nu meteen een afspraak maken. ALs je me
weer ergens ziet zitten, ga dan voorby, want
Je krijgt van my geen kopjes koffie meer
en ook geen gulden".
„Je bent al net aLs de rest" ze! hy. maar
nam de twee gulden toch aan „Je wlH ock
niet gelooven, dat een mensch tegenspoed
'can'hebben en dat de omstandigheden
„Zorg jy maar", ze! lk. „<tot je geen 'ae'-ze
omstandigheden meer on'moet. maar de
omstandigheid ls voor my. dat lk den trein
mis als lk niet maak, dat lk weg kom".
En daarmee zUn we gescheiden. Ik heb hem
tot nu toe nog niet weer gezien en als
u hem soms ook kent en hU komt op u af.
en wil u ook een verhaal doen over tegen
spoed en menschen. die de pik op hem heb
ben en omstandigheden, zeg dan liever
cacle'.ljk. dat u geen tUd heeft, anders kost
het je ook één of twee gulden. Behalve het
kopje koffie.
FIDELIQ.