POR I® Cultuurfilm en speelfilm tegelijk. Mooie opnemingen van dieren in Oost-Afrika. Een werk van maanden. Hoe de olifanten voor de lens kwamen Olifanten tn een rivier, een fraaie foto uit de film Port Er zou lang over te twisten zijn, of ln een „cultuurfilm" een speelfilm verwerkt mag worden, of men er, behalve de intrige die reeds in het onderwerp kan schuilen, ook nog een verhaaltje mag inilassohen. De Duitschers zeggen: ja, 't mag. En ze blijken het noodig te vinden op deze wijze een cultuurfilm aantrekkelijk te maken ook voor dat deel van het publiek dat niet aan t belangwekkende van het onderwerp alleen genoeg heeft. Het maakt per slot niet zoo veel uit, mits de documentaire waarde van de cultuurfilm er niet door daalt. Men kan dan het verhaaltje op den koop toe nemen. „Pori" een flinke film van het Oost- Afrikaansche filmsyndicaat, uitgebracht door de Ufa is een dergelijke mengeling van cultuurfilm en speelfilm. De speelfilm is het geraamte, daaromheen is de cultuurfilm gewerkt en nu is het 't beste als ge 't ge raamte beschouwt als een noodzakelijk heid. als datgene wat het omhulsel stevig houdt en moet ge vooral uw aandacht be palen op dat omhulsel, op de cultuurfilm. Pori is de naam van de steppe ln Zuid- Afrika, waar doornstruiken allerwege groeien, waar een enkel waterloopje tusschen groene zoomen ligt en hier en daar plekken van stevig bosch, van hoog opschietende ruigte afwisselen met de vrij kale, droge steppe. In zoo'n gebied ls ..Pori" opgenomen door leden van een expeditie, men heeft er tal loos vele goede beelden van alle mogelijke dieren gekregen en dat is met de speel- ecènes van den farmer die in dit land wil gaan wonen en met een ossen kar door kreken, moerassen en kreupelhout trekt, samengevoegd tot een film. Er is natuur lijk maanden lang gewerkt voor men een rijke en belangwekkende collectie films- van verschillende dieren had, waarvan de beste stukken uitgekozen werden voor een film. Ge zoudt den indruk kunnen krijgen of daar zoo maar op een morgen allerhande antilopen, giraffen, zebra's, gnoes, gieren, pelikanen, benevens een clubje olifanten, een leeuw en een tijger langs de filmcamera marcheerden. Wat natuurlijk niet het geval is. Dagen en weken heeft men moeten wach ten op een gunstige gelegenheid, op een bericht vam de kaffers die de pori ingezonden waren dat ergens sporen van 't een of ander beest waren bemerkt. Onlangs ontvingen wij een relaas van Werner Bohne, den camera-man dezer expeditie, waarin hij vertelt hoe men er ein delijk in slaagde olifanten te filmen. Een uur loopens van het kamp stond een oude, stevige tamarindeboom vlak bij een olifanten-wissel. In den kfuin van den boom werd een vloertje gebouwd en daar wachtte hij tot de olifanten kwamen. 's Avonds, laat al, klonk ln de verte 't kraken van takken, t rulschen en breken van riet. Spoedig kwam het najderblj, was er geluid op verschillende plaatsen. Een dom-- melende vogel schreeuwde, aapjes gilden. Een knal: een olifant had zijn krachten be proefd op een dood en palm en de stam was doorgebroken, 'n vreemd geluld in den nacht. De olifant trompetterde. Maar toen hét dag werd en overal rond om sporen van de nachtwandeling der oli fanten te zien waren, bleken de dikhuiden er van door te zijn. Kaffers brachten de bood schap, dat verderop in een bosch aan een rivier de dieren tra ren gezien. En dus trok ken de cameraman en zijn dragers daar heen. Eindelijk, na drie dagen hoorde men de olifanten weer komen. Het kreupelhout bewoog heftig waar ze voortscnreden. Lang zaam ging de man met de camera in zijn hand verder, tegen een heuveltje op. Dan opeens, 'n vijftig meter van zldh af stond een olifant Jong blad van de struiken te halen. Het dier stapte ka'un verder, door 't droge rietgras. En zacht snorde de ca mera. Verderop kwam de kudde te voorschijn. boven den wind gelukkig, ze merkten niets En op weinige tientallen meters werkte de cameraman, werden prachige beelden op het voortrollende filmband vastgelegd. En toen klonk opeens de aanvalskreet van de kaffers. Met pijl en boog gewapend holden ze door de open vlakte. De olifanten staken de slurven in de lucht, keerden zich om. naar het bosch. De cameraman er achter aan. En daar, waar het dichte gebladerte 't licht onderschepte stond als een schim tusschen 't hout een olifant. De kaffers naderden, schoten hun pijlen af, ze schemen langs de harde huid he en te schampen, tot één ach ter 't oor ln t vleesch drong en 't snel werkend vergift aan den pijlpunt den kolos deed neerstorten. Moeilijk en gevaarlijk werk zoo voor den man met de camera. Maar hij heeft het schitterend gedaan. Hij kende zijn toestel en zijn lenzen, hU wist heel knap met de telelens een „ver rekijker-lens" om te gaan en vervaardig de zoo beelden van heel deze belangwek kende dlerenweireld uit de pori. Er zijn beelden bij die wel bijzonder de aandacht verdienen. Wat ls het niet mooi ln 't stille water van een plas de gracleuse bewegingen van struisvogelhalzen weerspie geld te zien. hoe keurig zijn niet de dansende kaffers gefilmd. Het Ls fototechnisch een zeer goede film er. de samenstelling is zeker te prijzen. C. G B. EIGENAARDIGE VASTEN- AVONDSGEBRUIKEN. PANCAKE DAY EN HAANSLAAN. Van de oude gebruiken, die langzaam uit sterven kunnen zich nog het beste hand haven die, welke met eten of drinken ver bonden zijn, ofschoon de oorsprong van het gebruik zelf dikwijls in de nevelen van het verleden verborgen ligt. Aan zulk een oud gebruik wordt de herin nering bewaard in den Engelschcn ..Rancake Day" of Pannekoekendag, bij ons bekend als de dag vóór Asch-Woensdag. En toch zijn er maar weinigen, die er over nadenken waarom Juist pannekoeken op dien dag worden gegeten. Het is natuurlijk on mogelijk om aan t< geven, wanneer de eerste pannekoeken bij die gelegenheid werden ge bakken, maar dat het gebruik oud is, is zeker. De meest aannemelijke verklaring voor bet eten van pannekoeken voor Asch-Woensdag is te vinden in den overvloed van eieren, spek en vet, die van de feestelijkheden gedurende den carnevalstijd is overgebleven- Bovendien waren eieren en spek in vroeger tijden ge durende den vasten verboden en dai.om wilde men zich nog éénmaal te goed doen Die pannekoeken van vroeger waren dan ook heel wat volumineuzer en zwaarder dan tegenwoordig: Een oud Engelsch kookboek geeft als recept aan: zes eieren, een halve .Iter room en 125 gram meel. Tegenwoordig heeft Asch-Woensdag voor de meesten in Engeland geen religieuze be- teekenis meer. Het is voor hen eenvoudig Pancake Day, maar vódr de Hervorming was het anders. De leden van ieder gezin vereenigden zich dan bij het bakken van de pannekoeken. Iedere gast moest zijn eigen pannekoek om hoog gooien, terwijl de omstanders in span ning het resultaat afwachtten. Het doel was om hem zoo hoog mogelijk ln de lucht te werpen. De nannekoek en Asch-Woensdag waren in Engeland onafscheidelijk verbonden, zoowel in den volksgeest als ln de oude litteratuur. Shakespeare laat den clown In .All's well, that ends well" spreken over lets, dat er even goed bij past „als eer. pannekoek bij Asch- Woensdag". Het was eveneens een gebruik om den eer sten pannekoek aan te bieden aan den groot sten slons of langslaper. In de dagen van Koningin Elizabeth was het in Eton gebruik, dat de kok een panne koek vastmaakte aan den klopper van de schooldeur. Een andere eigenaardige gewoonte was het luiden van de „Pancake bell", dat nog in ver schillende dorpen in Engeland bestaat. In af gelegen plaatsen, zooals Oxfordshire. Wildshire en Shorpshire wordt de Pancake bell nog altijd geluid om de dorpsbewoners samen te roepen. Onder leiding van den kos ter geven zij elkander een hand en trekken drie maal Ln stilte rondom de kerk. Dergelijke gebruiken zijn nog een overblijf sel uit de tij der. dat Engeland nog werkelijk Merry England was. Onder de vermaken, welke dien dag ken merkten, speelde voetbal ln verschillende streken een groote roL Er was misschien •geen plaats, waar de sport op Asch-Woensdag zoo ijverig werd beoefend als In Scone bij Perth ln Schotland. De mannen verdeelden zich In twee groepen de getrouwden aan den eenen, de ongetrouwden aan den anderen kant. De bal werd opgewor pen en men speelde van 's middags twee tot zonsondergang. Eén ander vastenavond gebruik was ook het onmenscheiijke haanslaan. Het arme dier werd met een kort touw aan een paal gebonden en de mannen en Jongens moesten er naar gooien op een afstand van 18 a 20 Meter. Als iemand een haan be schikbaar had gesteld om er wat aan te ver dienen. dan moest twee pence betaald wor den voor drie worpen. Als projectiel werd een bezemsteel gebruikt. Deze wreede sport werd zoolang doorgezet tot het dier dood was. Ook kippen vielen op dien dag als slachtoffers van het volksvermaak. In Corn wall werd een soort strafoefening gehouden op kippen, die vóór Aschwoensdag geen eieren gelegd hadden. Zij werden in een schuur op den grond vastgebonden en ver volgens doodgeslagen. Ze werden bewerkt mot een doschvlegel en degene, die er ln slaagde ze hiermede te dooden, mocht ze voor zijn moeite behouden. Ook wel bond een Jongen een kip op zijn rug met paardenbellen ernaast. Andere Jon gens, die geblinddoekt waren en takken droe gen, volgden den eersten Jongen op het ge luid van de bellen en trachten de kip te slaan. Natuurlijk gaf dit aanleiding tot veel vroolljkheld, want niet alleen dat de Jongen, lnplaats van de kip de klappen opliep, maar ook ranselden de deelnemers soms elkaar af. Als slot werd de kip geconsumeerd op het gebruikelijke paonekoekenfeest. De har.egevechten waren ln die dagen eveneens ln trek; ln sommige plaatsen wa ren zij een soort gesanctioneerde sport van de school, waarvoor de meester bij die gele genheid van de jongens een kleine gift ont ving. onder den naam van cockpenny. Vooral ln Schotland waren de hanegevechten zeer geliefd tot ln het midden van de 18e eeuw. De meester leidde het gevecht en zijn emolu menten bestonden uit de hanen, die er ge noeg van hadden en ontvluchtten. Ook ln ons land was het pannekoe ken-etca op Vastenavond niet onbekend. In Limburg luidt nog het spreekwoord, dat iemand het zoo druk heeft, als de pan op Vastenavond. Ook de z.g. kwellende dlerenvermaken heb ben ln ons land bestaan en bestaan mis schien nog in Outecoven (L en Rijkevoort (Br.) zooals haanslaan, gansrijden, gans trekken of knuppelen. Men had zelfs een gansrljdersgilde en de leden moesten ln vollen draf onder de gans doorrijden, die tusschen twee paien was op gehangen en trachten het dier den kop af te rukken. wy zUn er echter wel op vooruitgegaan, want Ter Gouw wydt ln zyn Volksvor maken nog twaalf bladzijden aan deze wreede gebruiken. W. S. EEN SNELLE BOOT. Op een scheepswerfje te Cow es is oen nieuwe ren boot ln aanbouw voor den snel- heldsheld Sir Henry Segrave. ZUn eerste boot wordt op het oogenbilk, tot groote vreugde van de Jonge Britten tentoongesteld in een hal van het Underground-station van Charing Cross, een van de drukste stations voor het Londensch treinverkeer. Miss Enge land n dat is de naam van de nieuwe boot krijgt twee motoren van elk 2000 P.K. Het doel, dat men er mee voor heeft, ls het snelheidsrecord voor motorbooten, dat nog in het bezit der Amerikanen ls, te veroveren. De Brltsche motorjachtclub heeft juist aan de offlcieele club ln Amerika bi ten weten dat dit voornemen bestaat. En de strUd zal ln Augustus plaats hebben op wateren bij Detroit. Het zal de zevende maal worden dat men zal beproeven aan Amerika dit re cord te ontnemen. Aan hot record ls ver bondon de Brltsche Internationale Trophee. Tot nu toe heeft Frankrijk twee maal en heeft Engeland vier maal tevergeefs beproefd dit kleinood ln Europa terug te brengen. De nieuwe MLss England Ls van uitzonder lijk gewaagde constructie. De boot Ls zeer licht gebouwd, vooral Indien men bedenkt, dat er twee monstermotoren van 2000 P.K. in moeten. De ontwerpers hebben berekend dat het vaartuigje een vaart van 100 tot 120 mijl op het water kan ontwikkelen. Het bestaande record ls Iets meer dan 93 myi per uur en staat op naam van den Amerikaanschen marineofficier Garwood. De motoren van Miss England n zUn van de soort, die wordt gebruikt voor vliegen. De constructie heeft plaats gehad onder de hoede van het Brlt sche ministerie voor Luchtvaart en de de tails van den bouw worden geheim gehcu- den. Segrave zelf weet niets van de motoren af en mag ze zelfs niet aanraken. Dat ls teekenend voor het beperkt aandeel dat deze held heeft ln deze recordpoging. HU ls trou wens nooit mechanician maar altijd uitslui tend bestuurder geweest, ook ln zUn verrich tingen met auto's. In de Vereen'.gde Staten beantwoordt men de Brltsche uitdaging met den bouw van een nieuwe boot. die eveneens 4000 P.K. voor haar voortstuwing zal heb ben; ln dit geval is het vermogen echter verdeeld over vier motoren. HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Van den man die altijd tegenspoed had en van de omstandigheden. Dezer dagen was Ik op reis en ging ergens lh een koffiehuis voor de ruiten zitten om een kopje koffie te drinken. Op het plein vlak voor het café liep een man, die mij be kend voorkwam. Hij was haveloos gekleed, was vandaag niet geschoren, den vorigen dag blijkbaar oek niet en den dag daarvoor waarschijnlijk evenmin Zyn kleeren waren wat slordig en zijn boord was niet schoon. Juist toen ik bezig was mij af te pijnigen, wie die man toch kon zijn, kreeg hij mU in het oog en begon te lachen. Aan dat lachje her kende ik hem; het was een vroegere school kameraad. hij had naast mij gezeten. Latei- had ik hem uit het oog verloren. Nu kwam hij plotseling in mijn gezichtskring terug. Tien seconden later stond hij voor mij en stak mij een hand toe met onverzorgde na gels. Ik vroeg hem of hij een kopje koffie hebben wou; hij keek alsof hU liever een bor rel zou hebben gehad, maar nam niettemin de koffie aan. Je kunt een menschenvriend zijn en niet trotsch wanneer je een school kameraad tegenkomt, dien het blijkbaar slecht gaat, maar een pretje is dat toch ook niet. Ik liet hem dus aan het woord; hij nam het dadelijk. Het was blijkbaar het eenlge, waarin hij rijk was, want onmlddeliyk be gon hij met een stroom van dien rijkdom te vertellen hoe het hem gegaan was, nadat wij elkaar op school hadden gekend. Dit was een angstig vooruitzicht, want die schooltijd is veertv jaar geleden. Ik dacht: „als ik zijn heele historie moet aanhooren. kom ik hier in geen vierentwintig uur vandaan en drin ken wij samen de koffieoogst van het vorig ja ai* op." Behoef ik nog te zeggen, dat hij zich be klaagde over de maatschappij? AL* je or zóó uitziet, als hij. dan heeft- de maatschappij het altijd gedaan. Ik herinnerde mij die karak tertrek van hem op school: hij had altijd gelijk en de onderwijzer wist er nie*s van, vooral niet wanneer hU hem straf gaf of naar het hoofd stuurde. Maar laat ik hem nu zijn levensgeschiedenis laten vertellen. „Je weet, dat mijn vader mij wat geld had achtergelaten. Daarmee heb ik een fabriekje opgezet van houten ledikanten. Ik zei tegen mezelf: „ijzeren ledikanten zUn miserabel". Ik had er thuis altijd In geslapen en als je je hand onder de dekens vandaan haalt, dan voelt zoo'n ijzeren ledikant steenkoud Sn den winter. Ik maakte dus houten ledikanten en ging er mee op reis naar de cllëntèle. Het was gek. maar ze konden tfiijn houten ledi kanten niet gebruiken; alle winkeliers, die ik bezocht zeiden, dat ze uit de mode waren en kromoen in den zomer. Daarom moest het ijzer wezen. Ik zelde, dat het verschrik kelijk dom van het publiek was. en dat gaven ze me toe. maar zij konden het niet helpen. „Je levert wat de mensohen vragen, hè? En ze willen nu eenmaal geen houten led.kan- ten hebben." Ik hield voet bij stuk. denken de: „misschien verandert de mode en dan heb ik honderden ledikanten in alle moten klaar staan voor directe levering." Maar de mode veranderde niet en eindelijk had ik-een pukhuis vol ledikanten en nog maar heel Epelnis geld ia kas. Ik dacht: „weet je wat, voordat ik straatarm ben van-die houten le dikanten, ga ik handelen ln ijzeren ledikan ten. Dan heb ik geen risico en hoef mijn personeel niet te betalen en alleen maar voor mijzelf te zorgen." Dus ging ik naar een fabrikant van ijzeren ledikanten en werd zijn reiziger op provisie. Natuurlijk kwam ik toen het eerst bij de winkeliers, die vroeger mijn houten ledikan ten niet hadden willen hebben en zei: „nu handel ik in ijzeren ledikanten kijk eens wat voor keus ik heb: voor het kleinste kind en voor den grootsten lummel." Dat laatste was een beetje een fout. want je moet nooit zeg gen, dat iemand zijn klanten lummels zijn; alleen de menschen. die zijn klant, n i e t zijn. Maar van dien lummel trokken zij zich niet veel aan, ze zeiden alleen: „het spijt, ons erg. maar we zitten vol ijzeren ledikanten en er is een professor geweest, die gezegd heeft, dat ijzeren ledikanten ongezond zijn door de magnetische stroomingen van de aarde. Blik moet het wezen." Ik vroeg beleefd <?t dat niet een vergissing was. maar ze zeiden van niet. In elk geval konden ze mijn ijzeren ledikanten niet ge bruiken, en als ik niet maakte, dat ik weg kwam, dan zouden ze me eruit zetten. Ze hadden wel wat anders te doen dan altijd over ledikanten te praten. Ik probeerde het bij den een en ik pro beerde het bij den ander en lk verkocht z06 weinig; mijn patroon zei: „je verdient het zout in de soep niet," en hij wou me de reis- en verblijfkosten nauwelijks betalen. Provisie kreeg lk natuurlijk heelemaal niet. „Zoo on billijk zijn de menschen", zei hij en nam een slokje van zijn koffie. Ik vroeg hem: „neem me niet kwalijk, maar had je den goeien slag wel om te verkoop..n' Kun je wel goed met menschen omgaan? Zorgde je er wel voor de winkeliers niet lastig te vallen, als ze koopers ln den winkel had den?" Hij antwoordde: „of ik er slag van had? Maar dat kan toch ledereen. reizen met ledi kanten? Dat is geen kunst,; honderden men schen reizen. Waarom zou ik het dan nfet kunnen?" „O, zoo", zei lk ..Maar ga voort". ..Ik had nog wat geld overgehouden en daar kocht ik een lunchroom van, waar lk tegenover woonde. Zoo'n lunchroom is een gemakkeiyk bedrijf; lk had het zoo vaak ge zien als ik naar binnen keek. Achter de toon bank stond een juffrouw, die het werk deed; de patroon liep maar zoo wat rond en re kende af. maar de juffrouw zorgde voor al les: die schonk de glazen melk in en de kop jes chocolade, smeerde de broodjes en legde er de ham op of kaas en gaf de gebakjes uit, die de banketbakker van den hoek leverde. Bij den banketbakker kostten ze zes cent; in de lunchroom vijftien. Een voordeelig zaak je! 's Avonds om een uur of zeven ging de lunchroom dicht en de Juffrouw naar huls. Dan sloot de patroon de affaire en ging ook weg. Ik dacht: „zoo'n zaakje moest lk ook heb ben. Daar wordt heel wat verdiend en Je slijt er niet veel van en je hebt geen gezeur meer met Ijzeren of met houten ledikanten". Toe vallig hoorde ik. dat het zaakje te koop kwam. Ik ernaar toe. een beetje georaat met den eigenaar en het was klaar. Mijn laatste duiten gingen eraan, maar dat hinderde niet, de zaak was goed en ik zou er voortaan lek ker van kunnen leven. M ae wereld, waar de vriend, heeft xnjj altijd slecht behandeld. Op school hadden de onderwijzers ook al een {)ik op me en later met die malligheid van die edikanten was het ook weer mis. Ik weet niet hoe het komt, maar het loopt me niet mee. Van het oogenblik af, dat ik in de zaak kwam, ging ze achteruit. Ik had dezelfde juf frouw gehouden, dus daar lag het niet aan. Ze deed haar best, ook wel, precies zooals vroeger, maar er kwamen hoe langer hoo mindes menschen. De banketbakker leverde op de maand, maar die domme man wou mij heelemaal geen crediet geven en toen ik niet gere'geld meer betaalde, leverde hij oude ge bakjes, die de menschen niet meer lustten. Om kort te gaan, het duurde zoowat een Jaar en toen was ik uitgewerkt. Drie maanden huur achterstallig en een honderd gulden of wat, aan den bakker en aan den melkboer en aan ik weet niet wlen en op een goeden dag was ik failliet. Er kwam een piepjong advo caat om het actief op te nemen, zei hij. Ex- was geen actief en toen hij wegging, vroeg hij of ik zelf wel actief was geweest en grin nikte cr zoo'n beetje over, alsof het een grapje was. Ik zei: „als je me voor den gek houdt, kun je wel heengaan". Dat deed hij dan ook en naderhand hoorde ik, dat mijn faillissement was opgeheven by gebrek aan actief. Daar stond ik weer". ..Wacht even", zei ik. „Mag ik Je eens wat vragen? Hoe laat deed je 's morgens de lunchroom open?" „MUn voorganger", zei hij, „opende de deux 's morgens om zeven uur. Dan liet hij de juf frouw binnen. Ik zei den tweeden dag: „hoo eens, Juffrouw, dat is mU te lastig. Hier heeft U den sleutel; U kunt toch zelf wel een deur opendoen, hè? Nu. dat doet U dan maar en dan begint U maar vast. Ik kom straks wel". „Hoe laat kwam JU dan?" „Ik? Ik kwam om een uur of tien. Er zyn menschen in de wereld, die komen maar een paar uurtjes op kantoor en verdienen dan toch een heeleboel geld. Je begrijpt wel, van 's morgens tien tot 's avonds zes in zoo'n lunchroom te staan ls ook niet alles". „Zes? Je zei zeven?" „Ja, dat, deed de vorige eigenaar. Maar tusschen zes en zeven verkoop Je weinig en daarom had lk na een week tegen de Juf frouw gezegd: „we sluiten maar een uur vroeger. Het is al welletjes". ..En kwam de Juffrouw om zeven uur, toen ze zelf den sleutel had?" ..Dat ls nu Juist het leelljke van zoo'n meisje. Naderhand heb ik van de buren ge hoord. dat ze eerst om half acht kwam en later om acht uur en toen om half negen. Er kwamen toch zoo vroeg geen klanten, zei ze". „Juist, maar JU stond dan toch ook veel te laat op". „Laat?" zei hU, en keek verontwaardigd. ..Maar een mensch mag toch wel acht uur slaap hebben? Ik kwam 's nachts niet vóór vier uur thuis". „Ha zoo", zei lk. „Maar ga voort". „Toen lk geen geld meer had, kon lk dur ook geen zaken meer doen. Daarom zocht lk een betrekking op een kantoo-. Ze vroegen ol lk kon sehryven en dat kon lk- Ik heb altUd een po»!" ha^d van schrijven zehad. Of Ik kon typen? .Jawel", zei lk, maar dat kon lk niet. Ik dacht: „als ik de betrekking kry-» zal ik het wel even leeren". Ik huurde eer. schrijfmachine en ging aan den gang. maar ik was net erg verkouden en als ik zoo zat te typen, tik! tik! altijd maar (stomvervelend werk hoor' t dan viel er af en toe een druppel op de toetsen en dat was vervelend. Daarom bracht lk na een paar dagen de machine terug en dacht bij mijzelf: „het zal met dat typen zoo'n vaart niet loopen. Wat doen zc op zoo'n klein kantoor (want een groote zaak was het heelemaal niet) met getypte brieven? Weet je wat, Ik schrijf ze, dat is mooi genoeg* Dat ging de eerste dagen goed. Na een week zei de patroon: „dit stuk moet getyp worden", en wees me de machine. Ik tikte erop los en bracht hem het stuk. HU zei: „daar zitten dertig tikfouten ln en twintig andere fouten, spelfouten en zoo. Heb Je geer. Nederlanrische taal geleerd?" s.Ja wel", zei ik, maar lk dacht aan den onderwyzer, Je weet wel die met dat gele haar. die altyd zoo'n pik op me had. „Nou", zei de patroon, „weet Je wat je doet? Ik zal je een week geven ora een andere be trekking te zoeken en dan kun je Je salaris nog krijgen. Maar ik kan Je niet gebruiken". Zoo vreeseUjk onblliyk zUn de menschen". „Ah zoo", zei ik, „maar ga voort met je ver haal". „Je begrUpt, ik had een afkeer gekregen van de kantoren. Zoo'n kantoor is ook niet aardig. Mooi weer of slecht weer, je zit er maar altyd op je stoel geplakt en jè schryft maar en schryft maar. Het was net in het voorjaar, er was een tuintje achter het kastoor en daar wipte een mees heen en weer en die wiegde op een takje net als een acrobaat en dan kwa men er brutale spreeuwen en daar speelde hij een beetje mee net zoolang tot ze ruzie kregen en de spreeuwen wegvlogen, want die konden niet tegen de mees op. Als Je zoo zat te pennelikken, zei je tegen Jezelf: „lk wou. dat lk bulten was- Liever dan op dat duffe kantoor". Dus nam lk een betrekkin" aan als reiziger ln stofzuigen* en ging by de menschen rond om te vragen of lk een demonstratie mocht geven. De meeste men schen zelden, ze hadden er al een; andere menschen zelden: we hebben een beter merk", en als ik dan vroeg: „welk?", gooiden ze de deur voor mUn neus dicht. Volgens hun zeggen hadden ze een stofzuiger, die kon kloppen, vegen en zullen. Ik geloof, dat er ook stofzuigers waren, die Fransch en Engelsch spraken, maar zulke dingen kan ik niet gelooven. Toen zei lk .unyn stof zuiger kan ook de jas van uw man af borstelen er. zUn schoenen poetsen en het fornuis potlooden en dan vroegen ze of tk ze voor den mal hield en stuurden me weer de straat op. Toen dat een poosje geduurd had en lk maar één stofzuiger verkocht had ln veertien dagen en bij den leverancier terugkwam, zei die plompverloren (het was een ruwe kerel, zoo'n snauwer): „we kunnen Je niet gebruiken. Ga maar heen". En toen stond ik weer on de kelen, waar lk eigenlijk niet van af geweest was en het was in dien tusschent-Ud herfst geworden en het regen de. dat het goot. zoodat lk zei: „met stof zuigers is het ook niets gedaan en dat 'oooen on straat den heelen dag bevalt eer mensch ook niet. Je bent 's avonds zoo moe als een hond. en die eene Juffrouw, d'e eer stofzuiger koonen wou. had hem ln drie laa* willen afbetalen en dat vonden ze te lang Wou Je wat zeggen?" (Want hij zag, dat lk mijn mond open deed). Maar ik bedacht me en ze: alleen: „ga maar verder met Je verhaal". HU ging voort: „Toen heb ik van alles ge daan. Je weet niet wat ik niet al gedaan heb. want ik ben altyd Uverig geweest en vlijtig genoeg; daar lag het niet. aan. Maar het is me nooit meegeloopën, zie je; de omstar.- digheden werkten niet meg en wat kan een mensch daaraan doen? Hob Je veel tyd?" „Nou?" zei lk, „veel? Over twintig minuten gaat mijn trein en het station ls tien minu ten hier andaan. Maar je ging toch zeker wel weer aan he. werk?" „Natuurlijk", ael hy, „lk zou niet buiten werk kunnen. Ik weet niets vreeslij kers dan een man, die niet werkt. Op een dag kwam ik langs de begraafplaats en daar stond bU het hek iemand te kyken. Ik vroeg nem toen op goed geluk af: „heeft u ook een baanitjo voor mU?" „Heb Je nog al stevige armen?" zei hy. Ik stroopte mUn mouwen op en liet mijn armen zien. Je weet. lk ben altyd sterk ge weest en op school kon niemand tegen niy op. Ik kon ze allemaal afranselen. Jou neb ik ook nog wel eens een pak slaag gegeven* weet Je het nog?" „Dat ben ik al lang vergeten", zei ik, „maar ga voort". „Toert zei die mynheer: „ik heb juist een doodgraver noodig. Je kunt hier komen als los voor tydeiyk en als je voldoet dan zulten we er een vaste betrekking van maken". .Net iets voor Jou", zei lk tot hem, „want hier had je toch geen last van de omstan digheden. De dooden zUn niet moeilijk o:n mee om te gaan". „Nee", zei hy, „die niet. maar die direc teur van de begraafplaats was een lastige kerel en ik werk e nooit hard genoeg naar zijn zin. Het valt niet mee om den heelen jag kuaen te graven, 's Avonds als je naar bed gaat, voel Je Je gekraakt en 's morgens als je opstaat zoo s-uljf ais een plank. De vorige week was lk daarom een paar uur tjes langer ln myn bed gebleven en toen Jc weer op de begraafplaats kwam, stond de directeur daar weer aan het hek net als den eersten keer en vroeg: „waar kom Je van daan?" „Waar zou ik vandaan komen?", zei lk. „Van myn huis natuurlijk". „Dat dacht ik wel", zei hy. „Weet je wat Je doet. ga JU maar weer naar huls terug. Een doodgravor, die twee uur te laat op zijn werk koraj., kan lk niet gébruiken". En zoo ben Ik nu wear zonder betrekking. Hy probeerde nog weer een slokje koffie te nemen, maar dat lukte niet. wamt het kopje was leeg. Ik keek op mUn horloge en ze!: „Nu. gegroet hoor! Het beste gewenscht. Het ls mijn tUd voor den trein". „Heb Je niet een gulden voor me?" vroeg hy „Ik gaf hem er twee en lk zei: „la*en we nu meteen een afspraak maken. ALs je me weer ergens ziet zitten, ga dan voorby, want Je krijgt van my geen kopjes koffie meer en ook geen gulden". „Je bent al net aLs de rest" ze! hy. maar nam de twee gulden toch aan „Je wlH ock niet gelooven, dat een mensch tegenspoed 'can'hebben en dat de omstandigheden „Zorg jy maar", ze! lk. „<tot je geen 'ae'-ze omstandigheden meer on'moet. maar de omstandigheid ls voor my. dat lk den trein mis als lk niet maak, dat lk weg kom". En daarmee zUn we gescheiden. Ik heb hem tot nu toe nog niet weer gezien en als u hem soms ook kent en hU komt op u af. en wil u ook een verhaal doen over tegen spoed en menschen. die de pik op hem heb ben en omstandigheden, zeg dan liever cacle'.ljk. dat u geen tUd heeft, anders kost het je ook één of twee gulden. Behalve het kopje koffie. FIDELIQ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 19