UIT VERGEELDE PAPERASSEN. De vrooüjke kant H. D. VERTELLING Biographieen in een notedop (Dit de gcschicdenti van N'edcrlandsch-Indic) XXI. door P. J. ZüRCHER. Natuur, bondgenoot van de Compagnie. Aard- en zeebevingen. Iets over de Euro- peesche bevolking. Eenige cijfers. „Banda, ik heb u lief (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). De stem van het goud. JAN VAN RIEBEECK. (1618—1677). Bij al de ellende, die voor de bevolking ge boren werd uit machtsmisbruik van de laag ste tot de allerhoogste ambtenaren, grenzen- looze zedeloosheid, onrecht, schande, laster, onrechtvaardige bevoorrechting en wat dies meer zij, vormden de aard- en zeebevingen, al of niet gepaard gaande met erupties van den Goenoeng Api (Goenoeng berg; apl vuur), in elk geval de noodige afwisseling in het eentonige, ontwrichte leven der bevol king. Een der kronieken uit 1629 maakt aldus melding van een ramp. die in dat jaar het eiland teisterde: „Nadat op den eersten Augustus van dat „jaar een zware aardbeving allerwegen .schrik en ontsteltenis onder de bewoners „verspreid had, werden deze in den daarop „volgenden nacht door een nog ontzottender „natuurverschijnsel verontrust. Met een on bekende kracht werd de zee tusschcn de „eilanden tegen de oevers opgestuurd. Het „uitspansel was volkomen helder, geen wind „deed zich gevoelen en toch bruisten en „klotsten de golven, alsof zij door hevige or- „kaanvlagen beroerd werden. Door de zware „branding werd een stuk geschut van 3500 „pond veertig voeten ver weggeslingerd en „een, met 200 last steenen nabij het strand „gezonken schip, werd in een oogwenk op „het droge geworpen. De meeste nuizen, tul- „nen en gebouwen leden onberekenbare .schade, doch het verlies aan menschen- „levens was gelukkig gering. Bij toeval. Want „de voorafigaande aardbeving had bijna de „geheele bevolking naar een bij het Kasteel „gelegen hoogte doen vluchten en zoodoende „bedroeg het getal van de Hollanders, die „hun graf in de golven vonden, slechts 4, „waaronder de Flskaal, die bij het ontvluöh- ,.ten uit zijn woning met zijne huisvrouw, „door den vloed werd mede gesleept en ver dronk. terwijl zijne vrouw op schier wonder dadige wijze nog bijtijcis gered werd." Uit de hier volgende, chronologische op somming van aardbevingen, die in de ge schiedenis van Banda staan vermeld, moge blijken, dat dit hoekje van ons Koloniaal be zit meer dan waar ook in ons Indische Rijk, het wel héél erg heeft moeten ontgel den, Het is één aaneenschakeling van zware erupties, aard- en zeebevingen, die de kleine eilandjes ln den Molukschen Archipel, heb ben geteisterd. Achtereenvolgens vinden wij dan ook zware aardbevingen ver meld in 1586, 1598, 1625, 1029 en 1683. Deze laatste was er een van ongekende hevigheid. Zij verwoestte het fort Nassau en verder alle pakhuizen en een zeer groot aantal woon huizen, terwijl bovendien vele mejischen er het leven bij lieten. In 1684 woedde een ge weldige zeebeving. Deze spoelde tal- looze woningen en menschen weg. Vermeld wordt, dat ook de echtgenoote van den gou verneur Van Zijl. er het leven bij verloor- Voorts staan vermeld de Jaren: 1686, 1690, 1710, 1743, 17C3. 1767, 1798, 1811, 1816, 1820 en 1852. Deze alle waren op zich zelf staande aardbevingen. Uitbar stingen van den Goenoeng Api vonden daar- tusschon plaats ln: 1586, 1598, 1609, 1615, 1632, 1690, 1684. 1696, 1711. 1722, 1749, 1765, 1775, 1778, 1798, 1820 en 1824. Bij deze laatste werden veel notenperken vernield. In 1840 was deze schade echter weer geheel hersteld. De aschregen vooral was voor deze aanplantingen buitengewoon schadelijk. Deze zeilde, bovenstaande kroniek, geeft een overzicht van de bevolkings-gesteld- heid van Banda in 1638. Het eiland telde toen 3800 zielen, onder wlo zich bevonden: 350 Hollandsche ambtenaren van de Compagnie, 90 vrije Europeesche burgers en slechts 20 Hollandsche vrouwen, met 77 kinderen. Dit valt niet te verwonderen, als men in aanmerking neemt, dat. meer speciaal Ban da. ln die dagen, zoowat als strafkolonie werd beschouwd Het meerendeel dezer vrouwen waren dienstboden, die de gezinnen van de aller hoogste ambtenaren, die wel eens hun echt genoote medenamen, vergezelden Gewoonlijk voerde zoo'n mevrouw dan eenige meisjes tegelijk mede, want er diende rekening ge houden te worden met de lang niet geringe mogelijkheld, dat de meisjes aan boord reeds huwden. Ben reserve was dus een daad van wei-overwogen eigen belang. De overtocht naar Batavia Immers duurde gewoonlijk zeven maanden en die naar Banda nog ruim een maand langer En overbodig zal het dan ook zijn, in verband met de groote verveling, die aan boord „woedde". ditzelfde ver schijnsel doet zich nog heden ten dage. zU 't in mindere mate. wel voor! naar de diepe re oorzaak te vorschen van dit overigens zoo natuurlijke „verschijnsel". Vrijages en twis ten nog nét als tegenwoordig waren een aangename onderbreking van de buiten gewoon eentonige reis. Dat niet ieder dienstmeisje bereid was naar Inölë te gaan. ligt. gezien de toestanden die in Indië heerschten, voor de hand. Het meerendeel waren dan ook ..juffertjes", die niet veel meer te verliezen hadden. Zij kwa men daar gemakkelijk „aan den man" en werden de mevrouwen in de Indische samen leving. Laat ons zeggen: in de Hollandsch- Indische .society". Maar tusschcn al deze bedrijven door heeft de Compagnie, dit zou ondankbaar zijn het te ontkennen, steeds een open oog gehad voor de elementaire nood en van hare dienaren ln Indië ZU zon op middelen om steeds verbe tering ln den toestand te brengen en oen ..gelukkig" Idee was hot om de Hollandsche weesmeisjes naar dat nest van ontucht., dat Banda was. te emtgreeren. ZU toch waren van een ..stuiver gehalte" en daar ze in dien tUd feitelijk een meer algemeen ..eigendom vertegenwoordigden, was het niet moeilijk haar ,.t,e bewegen" dezen sprong ln het duister te doen. Want. dit. was het In optima forma: een sprong ln het duister. Wat wis ten die stakkers, opgegroeid binnen de muren van een goed bewaakt en streng „geregeerd" weeshuis, waar van menschenslachtingen en bestialiteit niets door de dikke muren ver mocht heen te dringen, eigenlijk van Indie af? Niets! Men kon hun vertellen wat men wilde enmen dééd dat. Dit was dus een voortreffelijk idee en do man. die het Ini tiatief tot deze menschelijke en heilbrengen de daad nam. was Van der Goes. HU rustte het eerste ..vrouwenschip", „Ter Goes" geheet en. in 1610 uit. Het stond onder bevel van niemand minder dan Both Een model van dit „beroemd" geworden zeekasteel, be vindt zich nog heden, als windwijzer, op een der oude gebouwen van de gemeente Goes. Een ander deel der 3800 inwoners van Banda, bestond uit 560 oorspronkelUke 3an- daneczen (aanvankelijk 15000!), van wie er driehonderd als slaven in de notentuinen ar beidden De overigen stonden ingeschreven als „vrije" Bandaneezen. We weten hoe „vrij", die Bandaneezen waren. Het restant, een mengelmoes van ontelbare rassen, waren slaven. Banda. dat wegens zijn gebrek aan werk volk, een strafkolonie werd van kleurlingen en ook Hollanders was een oord van misdaad en ontucht geworden. Heel Banda was ver giftigd tot ln hart en nieren, het was een Augiasstal. Nlots kon er gedijen. De beste plannen, om Banda te repeupleeren, leden Jammerlijk schipbreuk. Bekend is. dat na een der tallooze „hongl- tochten" de „commissaris-extirpateur'*, zijn mannen „een blUen maeltijdt" wilde aanbie den. als belooning voor het schitterende werk, dat zij. allen te zaam, hadden volbracht. Maar teekenend voor den tosstand, waarin het land verkeerde, vinden wij vermeld, dat er slechts water en slecht varkensvleesch te verkrijgen was. Gerust mogen wij aannemen, dat deze mededeeling niet van overdrijving ontbloot is, doch niettemin werpt zij een scherp licht op den toestand, zooals die was. In die dagen moet het denkbeeld gerezen zUn cynici beweren, dat het zijn oorsprong vond in de vele orgieën, die er gehouden werden om zich op de druiventeelt toe te leggen en de konijnenteelt te beoefenen, deze laatste voornamelijk, omdat volgens een al oude theorie, konynenvleesch een anti-beri- berimiddel heette. Maar, natuurlijk, misluk ten beide. Het is een feit, dat hier en daar op Nelra, de waranda's van oude perkenierswoningen nog schrale druivenranken „sieren", waar aan verbleekte druiven, de herinnering aan een vroeger-eeuwsche, goede bedoeling, gaan de houden. Vreemd doen ze aan in die stille, lang geleden zoo zwaar geteisterde oorden, aan de eenzame Bandazee en onwillekeurig schudden ze in je wakker het boeld van een romantische villa-mine, ergens in het Zui den van Europa. Maar in deze contreien doet het niet aangenaam aan en als zacht- kens de zefier, door de gehavende wingerd ranken speelt en de bladeren doet ruischen, kan het niet anders of men denkt terug aan wat lang geleên geweest is. Maar toch it het een der vele dingen, die een eigen stempel op Banda drukken; ner gens elders in de tropen vindt men dat. Het ls daar écht een stuk „Vaderland" van de Hollanders geweest, die daar koloniseer de n in den waren zin des woords, wat men elders ln Indië vruchteloos zoekt. Men zette zich op zekere punten neder om handel te drijven, maar men koloniséérde er niet. De meesten gingen na korter of langoren tijd naar het vaderland terug, om daar de vruch ten van hun arbeid te genieten en uit te rusten. Op Banda zijn geslachten gekomen en gebleven. Onder de huidige perkeniers zijn er, die ons de graven van hun voor ouders, tot wel 150 jaren terug, kunnen aan wijzen. Een diepen indruk maken ze, die oude, verlaten kerkhofjes in de noten- tuinen, omgeven van den lieflijken geur van de muskaat, verloren in de peilloos, diepe stLlte van de vrije natuur. Geen plek in ons Indische rijk, dat een zóó diepe herinnering aan ons heeft nage laten als Banda, dat een eigen Volkslied heeft en waar de Hollanders ondanks het vele leed, dat daar geleden is zingen* „Banda, ik heb U lief Over de konijnenteelt, die op aandringen van Aertus Gijsels, Lid van den Raad van Indië, in 1631 beproefd word, vinden we vermeld „Deese aenteelinge van conynen moet „mede in Banda niet versuymt worden, alsoo „die eylanden van alles van doen hebben, „ten aensien sy veel volck hebben ende kleen „van landt syn. Tot deese aenfockinge sullen „de eylanden Goenongh Apy oft Vierbergh „i Vuurberg) gequaam syn, als oock Poeloe*) „Prampoean, Poeloe Cappal, Poeloe Swangy, „datte tusschen Nelra en Goenongh Apy is, „ende Rosengeyn, soo 't niet tegoet waer. Dat „gedaen wordende sal 't voor Banda een ..groote vervulllnghe worden ende de Com- „pagnie niet min profijte geeven, welcke be- „voorderlnghe van lande ick sien dat van ge- „huwde luyden moet kommen, over sulex „noodig is, dat een gehuwd persoon ofte 2 „met ginck, haer des verstaende." (Heel duidelijk is dit laatste niet!) Tot zoover de vredelievende pogingen van de Compagnie ten opzichte van Banda. Maar in weerwil van het feit. dat de verovering en de onderwerping van Banda niet tot een der verhevenste gebeurtenissen uit de Koloniaal- politiek van alle volken gerekend kan wor den. was zij in algemeen en zin. een bui tengewoon feit, beschouwd in het licht van den geweldigen opbloei van den Neder- landschen handel in de zeventiende eeuw. Want de gewraakte monopoliseering van den muskaathandel heeft schatten opge brachtvoor het Nederlandsche volk eiland- WAT IN ROOK OPGAAT. Verleden jaar wees de statistiek uit dat Engeland en het Noorden van Ierland ge middeld 1000 cigaretten per Jaar. of ongeveer drie per dag, werden gerookt door iederen Inwoner. Het totaal aantal cigaretten. dat in eéu jaar ui rook opging was 40 000.000.000. Vergeleken bij vorige jaren was het tabaks verbruik enorm toegenomen, nl. 147 331.767 pond. tegen 141,725.821 pond in 1928 en 138 159.900 pond in 1927. In vijf jaar viel een vermeerdering van tabaksverbruik te con- stateeren van 20.000.000 pond. In Amerika werden verleden jaar 119.038.814,560 cigaretten gerookt, hetgeen ook neerkomt op ongeveer 1000 per inwoner en per jaar. De groote toeneming van het cigaretten- verbruik in den laats ten tijd, wordt toege schreven aan het feit. dat na den oorlog de vrouweh veel meer rooken dan vóór den oorlog. Het vele cigarettenrooken dateert van 1870. Ten vond nl. James Bousack een machine uit, die 180 cigaretten per mi nuut kou afleveren. Thans bestaan er ma chines die 1200 cigaretten per minuut ma- keu. Het record staat op het oogenblik op naam van de machines, die 530.000 cigaretten per dag afleveren. door H. LINDT Jean Gaour doorzocht eerst de binnenzak ken van zijn slachtoffer. Een goedkoops por tefeuille met wat onbeteekenende notities en wat visitekaartjes. Rommel! gromde hij, de portefeuille met een nijdig gebaar op den grond gooiend. Een oogenblik later bedacht hij zich. Hij raapte het ding weer op en stak het in de binnenzak van den doode. Nu de buitenzakken Papier en nog eens papier: bonnetjes, brie ven, een betaalde rekening, twee prijslijs.en. Wat was dat? Jean Gaour schrikte op. Hoorde hij iemand op den weg? Ondanks hat flauwe schijnsel van de maan kon hij toch niemand ontdekken. Hij nam een zakdoek uit zijn zak en veegde zich het zweet van het voorhoofd. Die kere. had hem zenuwachtig gemaakt. Drommels, wat had hij geschreeuwd. Moord, moord! Het was een wonder, dat niemand het ge hoord had. Jean Gaour wachtte een oogenblik en zette toen zijn onderzoek voort. Zijn handen stuit ten op iets hards. Met wat trekken haalde hij het voor den dag; een klein zakje met geld stukken. Goddank, het was niet heelemaal voor niets geweest. Koortsachtig peuterde hij het koordje los. dat er omheen zat. In die verwenschte duisternis zag je niets. Hij streek een lucifer aan en bekeek bij het flikkerende licht daarvan zijn buit. In het volgende oogenblik uitte hij een harde vloek. Allemaal koper! Ilad hij zich daarvoor de bedreiging van de guillotine op den hals gehaald? Hij nam een handjevol van de verachte koperen munten uit den zak en bekeek ze bij het schijnsel van een tweeden lucifer. Vreemde geldstuk ken waren het allemaal, die hij niet kende. Koper! gromde hij weer. Dan griste hij plotseling een grooter geld stuk uit het zakje. Ja, dat was goud, echt goud. Het was een vreemde munt, evenals de andere, maar die andere waren van koper en deze Jean Gaour liet alle munten uit het zakje door zijn handen glijden. Het bleef bij die, eéne gouden. Armoedzaaier! schold hij. Hij stak den gouden munt ln zijn broekzak Toen trok hij het lijk van zijn slachtoffer nog wat dieper in het kreupelhout en bedekte hei met dorre bladeren. Eén goudstuk en dan nog een, dat uit de circulatie was! Jean Gaour had op heel wat méér gerekend. Maar toch was hij blij, dat hij het terrein van, zijn misdaad kon verla ten. Drommels, wat had die kerel geschreeuwd bedacht hij weer. Telkens hoorde hij opnieuw de stem van dien man en bij eiken voetstap, dien hij deed, dreunde het in zijn ooren: Moord, moord! In zijn kleine huisje gekomen stak Jean Gaour geen licht op. Je kon nooit weten of iemand het zag! Maar voordat hij hi bed stapte, haalde hij nog eens 't goudstuk voor den dag. Ta, al was die munt dan ook uit de circulatie, het bleef toch goud, echt goud. Hij liet het blinkende stukje metaal op de tafel vallen, maar schrikte op hetzelfde mo ment terug. Duidelijk had hij het gehoord uit het rinkelend geluid van de munt; Moord! Het klonk precies zoo als die man ge schreeuwd had. Bevende nam hil het geldstuk op en liet het opnieuw op het blad van de tafel vallen. Moord! Groote God, er was niet aan te twijfelen. Weer had die wanhoopsstem van het metaal geklonken. Nog duidelijker dan den eersten keer. Rillend over al zijn leden stak Gaour de vreeselijke munt in zijn broekzak. Dien nacht plaagden hem angstaanjagende droomen en 's ochtends werd hij pas Iaat met zware hoofdpijn wakker Wat was er toch ook allemaal gebeurd? Dat ellendige geldstukHad hij dat niet even eens gedroomd, net als al het andere? Door een onweerstaanbaar gevoel gedreven liet hij de gouden munt opnieuw klinken op de eikenhouten tafel. Moord! Het leek wel, of die stem nog in kracht was toegenomen. Heb je het in de kranten gelezen, Jean? vroeg de oude Pierre Lepouchin hem, dien hij op straat tegenkwam. Wat? vroeg Gaour wezenloos. Van dien moord. Buiten het dorp heb ben ze een armen zwakken drommel doodge slagen. Vanochtend vroeg is het lijk gevon den. Het was een verzamelaar van oude mun ten, die met een gedeelte van zijn verzame ling van een vriend Sn de stad terugkeerde. Zoo! bromde Jean Gaour met gemaakte onverschilligheid. Ja. Een groote buit heeft de moordenaar niet gekregen. De koperen munten heeft hij gelaten voor wat ze waren en er wordt alleen een enkele gouden munt vermist, die zóó zeldzaam is. dat hij ze wel niet zonder gevaar zal kunnen verkoopen. Zoo! Gaour trok zijn zakdoek uit zijn zak om er zijn voorhoofd mee af te vegen. Maar op het zelfde oogenblik voelde hij zich doodsbleek worden. In zl)n zak rinkelde dat verwenschte stuk goud en duidelijk hoorde hij weer die stem: Moord, moord! Ik heb thuis nog het een en ander te doen, zei hij hcesch tot Pierre Lepouchin. Goeden dag' Maar onderweg bleef het in zijn zak steeds doorklinken en het was of de stem luider en luider werd. Moord, moord, moord! Steeds luider werd de stem van hot goud. De mannen van het dorp keken Gaour na, die daar als een waanzinnige voortrende. Ze hooren het. ze hooren het, dreunde het ln zijn brein. Alles is verloren Moord, moord, moord, moord! klonk het weer. Jean Gaour versnelde zlin gang. Hij zag ternauwernood meer waar hij liep. Alles was zwart voor zlin oogen Bij de herberg van Bouchon liep hij tegen den prefect van politie op, die juist naar buiten kwam. Hola vriendje, zei deze, kalm-aan een beetje. Wat minder haast kan ook wel Moord, moord! Het ls niet langer uit te houden, ze! Gaour dof. Je kunt me arresteeren.Ik heb den moord gepleegd „Moderne dichters hebben over het alge meen één groote fout", zegt een criticus. Dat zij gedichten schrijven, veronderstellen wij. Een Amerlkaansch blad schrijft, dat het tijd wordt, dat vingerafdrukken genomen worden, van alle motorrijders. Wij veronderstellen dat voetgangers her kend zullen worden aan radlateur-indrukken op hun lichamen. Heer die op het punt staat de dorpsauto bus binnen te stappen, tot oude dame: ,Hoe laat gaat de bus weg, mevrouw?" Oude dame: „Ik weet het niet precies. Een haJf uur geleden heeft de chauffeur een gulden van mij aangepakt, maar hij zit nóg in het café daar!" „Ik ben met een snelheid van 150 KM. per uur, met mijn wagen uit Barcelona gekomen". „Dat is een leugen". .Dat ls het Maar 't is evengoed een aardige snelheid hè?" „In Parijs leeft een man aldus meldt een Fransch blad die slechts één keer per week eet". Hij zou een goed dichter zijn! „Een Amerlkaansch uitvinder is bezig met de constructie van een automobiel, die auto matisch kan stoppen, zonder dat de chauf feur een rem gebruikt". „De kleine man" merkt op, dat hij al zoo'n auto heeft". In een Londensche bazar werd ingebro ken. Eenige honderden sigarenaanstekers werden gestolen. De politie bewaakt thans alle benzine pompen. Een rechter merkte onlangs op, dat een bedrag van f 100 een heel groote som kan zijn, doch ook een onbelangrijk klein bedrag Natuurlijk. Het hangt er maar van af, of de man het verdienen moet, of dat de vrouw het uitgeeft. GEMAKKEN VOOR BRITSCHE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS. Natuurlijk gaat bij volksvertegenwoordi gers altijd het landsbelang vóór alles, maar zij waard eer en het toch ook zeer, als er eens iets voor hun belangen wordt gedaan. Voor de leden van het Brltsche Parlettlent wordt al bijzonder veel gedaan, om hen aan het Parlementsgebouw te binden. En dit is ook wel noodig. andere zouden de „Whips" (dat zijn de Parlementsleden die o.m. de leden van hun partij naar de vergaderzaal moeten roepen, als er gestemd moet worden) een onmogelijke taak hebben. Vroeger moes ten deze Whips inderdaad in zoo'n geval de koffiehuizen van Westminster afloopen, om hun „schapen" bij elkaar te krijgen! Maar nu is dat anders geworden. De leden, die iets willen eten, of iets willen drinken, kunnen dit thans doen in het Par lementsgebouw. Zij kunen er zoowel een eenvoudig maal krijgen als een diner met tal van gangen. Maar hierbij Ls het'niet gebleven. De Brltsche volksvertegenwoordigers kun nen zich tegenwoordig ook in het Parle mentsgebouw in avondtoilet steken en een bad nemen. Ook de vrouwelijke Parlements leden hebben dezelfde privileges. Eerst had den zij niet, als haar mannelijke collega's, de beschikking over een badkamer. Zij heb ben toen ..actie gevoerd" en haar zin gekre gen. Maar het eigenaardige is, dat tot nu toe nog nooit een vrouwelijk Parlementslid gebruik heeft gemaakt van die met zooveel moeite verkregen badkamers! Booze tongen beweren, dat. het met het kiesrecht voor vrouwen óók wel eens zoo gaat! De dames hebben nu weer om een kapsalon ge vraagd. De heeren kunnen zich reeds in het Parlementsgebouw laten knionen en scheren. ZIJN WOLKENKRABBERS GEVAARLIJK? De in de geheele wereld bekende Henry Ford heeft zijn meening gegeven over de New Yorksche wolkenkrabbers. Deze bouwwijze, zegt hij, deugt in 't geheel niet en kan op den duur groote gevaren opleveren. Het deel van de aarde, waarop deze „skyscrapers" staan, krijgt een te zwaar gewicht te torsen. Zoo most een indeuking ontstaan, die ernsti ge gevolgen zal kunnen hebben. Van andere zijde is ook al tegen de wol kenkrabbers gewaarschuwd. Dr. David Todd, een Amerikaansch geo loog. heeft er de aandacht op gevestigd, da de reusachtige gebouwen New York tot de zwaarste stad ter wereld maken. Het zou on verantwoordelijk zijn, te denken dat de rot sen, waarop New York rust, een onbeperkt gewicht kunnen dragen. Klaarblijkelijk ls er, juist onder het Man hattan-eiland. een zwakke plek in de geolo gische structuur van de rots. Er bes'.aat dus kans dat. wanneer er eens een aardbeving plaats had. de rots inéén zou storien en daar mede de geheejo stad New York, hetgeen een ramp zou beteekenen, zooals de wereld nog nooit gezipn heeft. Dr. Todd heeft nu voorgesteld diepe schachten, van ongeveer 1 KM. in de rotsen te maken. Wanneer een holte, of water, of zachte aarde werd ontdekt, zou daarin ce ment kunnen gepompt worden. D? funda menten van New York zouden daardoor be langrijk worden verstevigd. Het ls echter niet te verwachten dat dit plan spoedig zal worden uitgevoerd, daar het de kleinigheid van.. 2 mlllioen pond sterling zal kosten! groote teleurstelling van zijn leven geweest. Van Riebeeck's gestel was door het verolijf ln de tropen niet ongeschokt gebleven. Zyn laatste jaren kenmerken zich door ernstige ziekte, hij overleed 18 Januari 1677 en werd den volgenden dag In de Groote Kerk te Ba tavia begraven. Zijn levensbeschrijver, dr. Godée Molsber- gen schildert hem als een zachtmoedig, edelaardig, scherpzinnig man met. groote energie. Het nageslacht, waardeert hem thans meer dan zijn tljdgenooten deden. Dr. E. C. Godée Molsbergen heeft de positie, die Jan van Riebeeck innam zeer kernachtig geschetst in deze woorden: „Zuid-Afrika is niet groot geworden door Jan van Riebeeck, maar hij werd groot door Zuid-Afrika, zijn stichting". Al heeft Jan van Riebeeck niet de betee- kenis van een Jan Pieterszoon Coen, toch was hij een goed gouverneur over het kleine gebied, dat hij onder zich had. Maar belang rijker was de stichting zelf Hij begon als een eenvoudig scheepschi rurgijn aan boord van een der schepen der Vereenigde Oost-Indische Compagnie. Van eenvoudige afkomst, zooals velen meenen, eenigszins volgens een ten opzichte van grooten geldende traditie wellicht, was hij niet. Zijn moeder stamde uit een patricische familie, zijn vader was een scheepsbevel hebber- Jan van Riebeeck is geboren te Culemborg in 1618 vóór de maand April. Hij kreeg het gebruikelijke schoolonderricht en maakte zijn leerjaren door in „de konst der chirurgie". Hij heeft zich later echter meer handelsman dan geleerde getoond, In April 1639 voer hij uit als onderchirur gijn en na een schipbreuk bij Slerre Leone bereikte hij een jaar later met een ander schip Batavia. Hij schijnt nu spoedig de ge neeskunde vaarwel gezegd te hebben, want op zijn verzoek werd hij aangesteld als assistent ter generale secretarie te Batavia. Drie jaar later achtte men reeds bekwaam genoeg om als secretaris Pieter Soury, gede puteerd Commissaris van de Hooge Regeering te Batavia naar de nieuwe Koningin van Atjeh te vergezellen. Er viel handel te drij ven met de tot rust gekomen Atjehers en de zending had succes- Enkele maanden na zijn terugkeer werd de jonge assistent als „onder koopman" naar Japan gezonden om te hel pen den Nederlandschen handel daar te vestigen. Het werd een goede leerschool voor den handelsman; de tot voorzichtigheid en tact manende toestanden op Decima, waar de Nederlanders alle mogelijke vernederin gen verduurden ter wille van den handel, de omgang met velerlei slag van Oosterlingen, de kennismaking men de behoeften van die volkeren. En van Riebeeck, zooals allo Hol landers van die dagen zag, dat er wat „ln" zat- En de bewindhebbers van de Compagnie op hun beurt bemerkten, dat er wat stak in hun jongen geëmployeerde In Tonkin zou hij zijn leertijd voltooien. Naar dezen Chi- neeschen vazalstaat werd hij gezonden in 1643 om er handel te drijven in zijde. Hij toonde zich dermate geschikt voor de onder handelingen met de Tonkineezen, dat de Heeren Zeventien hem als vast vertegen woordiger der Compagnie in Tonkin aanstel den. Het drijven van particulieren handel tegen zijn instructie in was echter aanleiding om hem in 1647 terug te roepen. Met behoud van rang en gage vertrok hij het volgend jaar naar het vaderland. Daar hij in patria geen betrekking naar zijn wensch kreeg verliet hij den dienst der Compagnie. Hij, rustelooze zoeker naar ar beid. moet toen reizen gemaakt hebben naar Groenland en West-Indië. Hij schreef een „Vertoogh" over den handel op Tonkin. Op zijn aanbod werd hij daarna aangenomen om voor de VOC. het sinds 1619 gerijpte plan om een ververschingsstation aan de Kaap de Goede Hoop te vestigen te verwezenlijken. De nederzetting zou bestaan uit een fort mei een tuin, om groente te teelen en land om vee te weiden. Den nieuwen opperkoopman kwam nu zijn kennis van den handel od de Orient uitstekend te pas, hij wist een aan trekkelijk plan te maken, doch uit den op zet blijkt, dat het niet zijn bedoeling was om langen tijd in Zuid-Afrlka te blijven, zijn doel was Indië en hij stuurde zeer bewust aan op een gouverneur-generaalschap. Toch zou zijn kolonisatie-arbeid meer dan tien jaren duren. Het was een moeilijk ont ginningswerk. doch Van Riebeeck pakte het energiek aan. Niet altijd waren de onderhan delingen met de domme inboorlingen mak kelijk voor den gouverneur, die gewend was om te gaan met de zooveel intelligentere Oostersche volken. Langzamerhand vestig den zich aan de Kaap ook vrije burgers, vrij geworden dienaren van de Compagnie- Om aan arbeidskrachten te komen dreef mer sla venhandel. Het maken van aanplantingen werd ter hand genomen, ontdekkingsreizen naar het binnenland en ter zee deed Van Riebeeck ondernemen. In 1654 kreeg Van Riebeeck officieel den titel van Komman- deur met een salaris van 90.per maand. Doch hij vond niet- de waardeering. waarop hij voor zijn belangrijk pion:erswerk aan spraak had mogen maken, zijn verzoek om Raad van Indië te worden werd niet inge willigd en in 1662 de klachten moe, vertrok hij uit het land, waar hij zijn levenswerk verricht heeft. Hij werd opgevolgd door Gerrit van Harn. Aanvankelijk werd Van Riebeeck te Batavia lid van den Raad van Justitie, vervolgens was hij eenigen tijd gouverneur van Malacca, doch werd op zijn verzoek teruggeroepen en in 1666 benoemd tot Secretaris van Gouver- neur-generAal en Raden van Indië, een zeer eervolle betrekking, die eindelijk in over eenstemming was met zijn verdiensten. Dat hij nooit Raad van Indië geworden is, is dq (Slot hiernaast)t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 18