UIT VERGEELDE PAPERASSEN.
De vrooüjke kant
H. D. VERTELLING
Biographieen in
een notedop
(Dit de gcschicdenti van N'edcrlandsch-Indic)
XXI.
door P. J. ZüRCHER.
Natuur, bondgenoot van de Compagnie.
Aard- en zeebevingen. Iets over de Euro-
peesche bevolking. Eenige cijfers. „Banda,
ik heb u lief
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
De stem van het goud.
JAN VAN RIEBEECK.
(1618—1677).
Bij al de ellende, die voor de bevolking ge
boren werd uit machtsmisbruik van de laag
ste tot de allerhoogste ambtenaren, grenzen-
looze zedeloosheid, onrecht, schande, laster,
onrechtvaardige bevoorrechting en wat dies
meer zij, vormden de aard- en zeebevingen,
al of niet gepaard gaande met erupties van
den Goenoeng Api (Goenoeng berg; apl
vuur), in elk geval de noodige afwisseling in
het eentonige, ontwrichte leven der bevol
king. Een der kronieken uit 1629 maakt aldus
melding van een ramp. die in dat jaar het
eiland teisterde:
„Nadat op den eersten Augustus van dat
„jaar een zware aardbeving allerwegen
.schrik en ontsteltenis onder de bewoners
„verspreid had, werden deze in den daarop
„volgenden nacht door een nog ontzottender
„natuurverschijnsel verontrust. Met een on
bekende kracht werd de zee tusschcn de
„eilanden tegen de oevers opgestuurd. Het
„uitspansel was volkomen helder, geen wind
„deed zich gevoelen en toch bruisten en
„klotsten de golven, alsof zij door hevige or-
„kaanvlagen beroerd werden. Door de zware
„branding werd een stuk geschut van 3500
„pond veertig voeten ver weggeslingerd en
„een, met 200 last steenen nabij het strand
„gezonken schip, werd in een oogwenk op
„het droge geworpen. De meeste nuizen, tul-
„nen en gebouwen leden onberekenbare
.schade, doch het verlies aan menschen-
„levens was gelukkig gering. Bij toeval. Want
„de voorafigaande aardbeving had bijna de
„geheele bevolking naar een bij het Kasteel
„gelegen hoogte doen vluchten en zoodoende
„bedroeg het getal van de Hollanders, die
„hun graf in de golven vonden, slechts 4,
„waaronder de Flskaal, die bij het ontvluöh-
,.ten uit zijn woning met zijne huisvrouw,
„door den vloed werd mede gesleept en ver
dronk. terwijl zijne vrouw op schier wonder
dadige wijze nog bijtijcis gered werd."
Uit de hier volgende, chronologische op
somming van aardbevingen, die in de ge
schiedenis van Banda staan vermeld, moge
blijken, dat dit hoekje van ons Koloniaal be
zit meer dan waar ook in ons Indische
Rijk, het wel héél erg heeft moeten ontgel
den, Het is één aaneenschakeling van zware
erupties, aard- en zeebevingen, die de kleine
eilandjes ln den Molukschen Archipel, heb
ben geteisterd. Achtereenvolgens vinden wij
dan ook zware aardbevingen ver
meld in 1586, 1598, 1625, 1029 en 1683. Deze
laatste was er een van ongekende hevigheid.
Zij verwoestte het fort Nassau en verder alle
pakhuizen en een zeer groot aantal woon
huizen, terwijl bovendien vele mejischen er
het leven bij lieten. In 1684 woedde een ge
weldige zeebeving. Deze spoelde tal-
looze woningen en menschen weg. Vermeld
wordt, dat ook de echtgenoote van den gou
verneur Van Zijl. er het leven bij verloor-
Voorts staan vermeld de Jaren: 1686, 1690,
1710, 1743, 17C3. 1767, 1798, 1811,
1816, 1820 en 1852. Deze alle waren op zich
zelf staande aardbevingen. Uitbar
stingen van den Goenoeng Api vonden daar-
tusschon plaats ln: 1586, 1598, 1609, 1615,
1632, 1690, 1684. 1696, 1711. 1722, 1749,
1765, 1775, 1778, 1798, 1820 en 1824.
Bij deze laatste werden veel notenperken
vernield. In 1840 was deze schade echter
weer geheel hersteld. De aschregen vooral
was voor deze aanplantingen buitengewoon
schadelijk.
Deze zeilde, bovenstaande kroniek, geeft
een overzicht van de bevolkings-gesteld-
heid van Banda in 1638. Het eiland telde toen
3800 zielen, onder wlo zich bevonden: 350
Hollandsche ambtenaren van de Compagnie,
90 vrije Europeesche burgers en slechts 20
Hollandsche vrouwen, met 77 kinderen.
Dit valt niet te verwonderen, als men in
aanmerking neemt, dat. meer speciaal Ban
da. ln die dagen, zoowat als strafkolonie
werd beschouwd
Het meerendeel dezer vrouwen waren
dienstboden, die de gezinnen van de aller
hoogste ambtenaren, die wel eens hun echt
genoote medenamen, vergezelden Gewoonlijk
voerde zoo'n mevrouw dan eenige meisjes
tegelijk mede, want er diende rekening ge
houden te worden met de lang niet geringe
mogelijkheld, dat de meisjes aan boord reeds
huwden. Ben reserve was dus een daad van
wei-overwogen eigen belang. De overtocht
naar Batavia Immers duurde gewoonlijk
zeven maanden en die naar Banda nog ruim
een maand langer En overbodig zal het dan
ook zijn, in verband met de groote verveling,
die aan boord „woedde". ditzelfde ver
schijnsel doet zich nog heden ten dage. zU
't in mindere mate. wel voor! naar de diepe
re oorzaak te vorschen van dit overigens zoo
natuurlijke „verschijnsel". Vrijages en twis
ten nog nét als tegenwoordig waren
een aangename onderbreking van de buiten
gewoon eentonige reis.
Dat niet ieder dienstmeisje bereid was naar
Inölë te gaan. ligt. gezien de toestanden die
in Indië heerschten, voor de hand. Het
meerendeel waren dan ook ..juffertjes", die
niet veel meer te verliezen hadden. Zij kwa
men daar gemakkelijk „aan den man" en
werden de mevrouwen in de Indische samen
leving. Laat ons zeggen: in de Hollandsch-
Indische .society".
Maar tusschcn al deze bedrijven door heeft
de Compagnie, dit zou ondankbaar zijn het
te ontkennen, steeds een open oog gehad voor
de elementaire nood en van hare dienaren ln
Indië ZU zon op middelen om steeds verbe
tering ln den toestand te brengen en oen
..gelukkig" Idee was hot om de Hollandsche
weesmeisjes naar dat nest van ontucht., dat
Banda was. te emtgreeren. ZU toch waren
van een ..stuiver gehalte" en daar ze in dien
tUd feitelijk een meer algemeen ..eigendom
vertegenwoordigden, was het niet moeilijk
haar ,.t,e bewegen" dezen sprong ln het
duister te doen. Want. dit. was het In optima
forma: een sprong ln het duister. Wat wis
ten die stakkers, opgegroeid binnen de muren
van een goed bewaakt en streng „geregeerd"
weeshuis, waar van menschenslachtingen en
bestialiteit niets door de dikke muren ver
mocht heen te dringen, eigenlijk van Indie
af? Niets! Men kon hun vertellen wat men
wilde enmen dééd dat. Dit was dus een
voortreffelijk idee en do man. die het Ini
tiatief tot deze menschelijke en heilbrengen
de daad nam. was Van der Goes. HU
rustte het eerste ..vrouwenschip", „Ter Goes"
geheet en. in 1610 uit. Het stond onder bevel
van niemand minder dan Both Een model
van dit „beroemd" geworden zeekasteel, be
vindt zich nog heden, als windwijzer, op een
der oude gebouwen van de gemeente Goes.
Een ander deel der 3800 inwoners van
Banda, bestond uit 560 oorspronkelUke 3an-
daneczen (aanvankelijk 15000!), van wie er
driehonderd als slaven in de notentuinen ar
beidden De overigen stonden ingeschreven
als „vrije" Bandaneezen. We weten hoe
„vrij", die Bandaneezen waren. Het restant,
een mengelmoes van ontelbare rassen, waren
slaven.
Banda. dat wegens zijn gebrek aan werk
volk, een strafkolonie werd van kleurlingen
en ook Hollanders was een oord van misdaad
en ontucht geworden. Heel Banda was ver
giftigd tot ln hart en nieren, het was een
Augiasstal. Nlots kon er gedijen. De beste
plannen, om Banda te repeupleeren, leden
Jammerlijk schipbreuk.
Bekend is. dat na een der tallooze „hongl-
tochten" de „commissaris-extirpateur'*, zijn
mannen „een blUen maeltijdt" wilde aanbie
den. als belooning voor het schitterende werk,
dat zij. allen te zaam, hadden volbracht.
Maar teekenend voor den tosstand, waarin
het land verkeerde, vinden wij vermeld, dat
er slechts water en slecht varkensvleesch te
verkrijgen was. Gerust mogen wij aannemen,
dat deze mededeeling niet van overdrijving
ontbloot is, doch niettemin werpt zij een
scherp licht op den toestand, zooals die was.
In die dagen moet het denkbeeld gerezen
zUn cynici beweren, dat het zijn oorsprong
vond in de vele orgieën, die er gehouden
werden om zich op de druiventeelt toe te
leggen en de konijnenteelt te beoefenen, deze
laatste voornamelijk, omdat volgens een al
oude theorie, konynenvleesch een anti-beri-
berimiddel heette. Maar, natuurlijk, misluk
ten beide.
Het is een feit, dat hier en daar op Nelra,
de waranda's van oude perkenierswoningen
nog schrale druivenranken „sieren", waar
aan verbleekte druiven, de herinnering aan
een vroeger-eeuwsche, goede bedoeling, gaan
de houden. Vreemd doen ze aan in die stille,
lang geleden zoo zwaar geteisterde oorden,
aan de eenzame Bandazee en onwillekeurig
schudden ze in je wakker het boeld van een
romantische villa-mine, ergens in het Zui
den van Europa. Maar in deze contreien
doet het niet aangenaam aan en als zacht-
kens de zefier, door de gehavende wingerd
ranken speelt en de bladeren doet ruischen,
kan het niet anders of men denkt terug aan
wat lang geleên geweest is.
Maar toch it het een der vele dingen, die
een eigen stempel op Banda drukken; ner
gens elders in de tropen vindt men dat. Het
ls daar écht een stuk „Vaderland" van de
Hollanders geweest, die daar koloniseer
de n in den waren zin des woords, wat men
elders ln Indië vruchteloos zoekt. Men zette
zich op zekere punten neder om handel te
drijven, maar men koloniséérde er niet.
De meesten gingen na korter of langoren tijd
naar het vaderland terug, om daar de vruch
ten van hun arbeid te genieten en uit te
rusten. Op Banda zijn geslachten gekomen
en gebleven. Onder de huidige perkeniers
zijn er, die ons de graven van hun voor
ouders, tot wel 150 jaren terug, kunnen aan
wijzen. Een diepen indruk maken ze, die
oude, verlaten kerkhofjes in de noten-
tuinen, omgeven van den lieflijken geur van
de muskaat, verloren in de peilloos, diepe
stLlte van de vrije natuur.
Geen plek in ons Indische rijk, dat een
zóó diepe herinnering aan ons heeft nage
laten als Banda, dat een eigen Volkslied
heeft en waar de Hollanders ondanks het
vele leed, dat daar geleden is zingen*
„Banda, ik heb U lief
Over de konijnenteelt, die op aandringen
van Aertus Gijsels, Lid van den Raad
van Indië, in 1631 beproefd word, vinden we
vermeld
„Deese aenteelinge van conynen moet
„mede in Banda niet versuymt worden, alsoo
„die eylanden van alles van doen hebben,
„ten aensien sy veel volck hebben ende kleen
„van landt syn. Tot deese aenfockinge sullen
„de eylanden Goenongh Apy oft Vierbergh
„i Vuurberg) gequaam syn, als oock Poeloe*)
„Prampoean, Poeloe Cappal, Poeloe Swangy,
„datte tusschen Nelra en Goenongh Apy is,
„ende Rosengeyn, soo 't niet tegoet waer. Dat
„gedaen wordende sal 't voor Banda een
..groote vervulllnghe worden ende de Com-
„pagnie niet min profijte geeven, welcke be-
„voorderlnghe van lande ick sien dat van ge-
„huwde luyden moet kommen, over sulex
„noodig is, dat een gehuwd persoon ofte 2
„met ginck, haer des verstaende." (Heel
duidelijk is dit laatste niet!)
Tot zoover de vredelievende pogingen van
de Compagnie ten opzichte van Banda. Maar
in weerwil van het feit. dat de verovering en
de onderwerping van Banda niet tot een der
verhevenste gebeurtenissen uit de Koloniaal-
politiek van alle volken gerekend kan wor
den. was zij in algemeen en zin. een bui
tengewoon feit, beschouwd in het licht
van den geweldigen opbloei van den Neder-
landschen handel in de zeventiende eeuw.
Want de gewraakte monopoliseering van
den muskaathandel heeft schatten opge
brachtvoor het Nederlandsche volk
eiland-
WAT IN ROOK OPGAAT.
Verleden jaar wees de statistiek uit dat
Engeland en het Noorden van Ierland ge
middeld 1000 cigaretten per Jaar. of ongeveer
drie per dag, werden gerookt door iederen
Inwoner. Het totaal aantal cigaretten. dat
in eéu jaar ui rook opging was 40 000.000.000.
Vergeleken bij vorige jaren was het tabaks
verbruik enorm toegenomen, nl. 147 331.767
pond. tegen 141,725.821 pond in 1928 en
138 159.900 pond in 1927. In vijf jaar viel een
vermeerdering van tabaksverbruik te con-
stateeren van 20.000.000 pond.
In Amerika werden verleden jaar
119.038.814,560 cigaretten gerookt, hetgeen
ook neerkomt op ongeveer 1000 per inwoner
en per jaar.
De groote toeneming van het cigaretten-
verbruik in den laats ten tijd, wordt toege
schreven aan het feit. dat na den oorlog de
vrouweh veel meer rooken dan vóór den
oorlog. Het vele cigarettenrooken dateert van
1870. Ten vond nl. James Bousack een
machine uit, die 180 cigaretten per mi
nuut kou afleveren. Thans bestaan er ma
chines die 1200 cigaretten per minuut ma-
keu. Het record staat op het oogenblik op
naam van de machines, die 530.000 cigaretten
per dag afleveren.
door H. LINDT
Jean Gaour doorzocht eerst de binnenzak
ken van zijn slachtoffer. Een goedkoops por
tefeuille met wat onbeteekenende notities
en wat visitekaartjes.
Rommel! gromde hij, de portefeuille met
een nijdig gebaar op den grond gooiend.
Een oogenblik later bedacht hij zich. Hij
raapte het ding weer op en stak het in de
binnenzak van den doode.
Nu de buitenzakken
Papier en nog eens papier: bonnetjes, brie
ven, een betaalde rekening, twee prijslijs.en.
Wat was dat? Jean Gaour schrikte op.
Hoorde hij iemand op den weg? Ondanks hat
flauwe schijnsel van de maan kon hij toch
niemand ontdekken.
Hij nam een zakdoek uit zijn zak en veegde
zich het zweet van het voorhoofd. Die kere.
had hem zenuwachtig gemaakt. Drommels,
wat had hij geschreeuwd.
Moord, moord!
Het was een wonder, dat niemand het ge
hoord had.
Jean Gaour wachtte een oogenblik en zette
toen zijn onderzoek voort. Zijn handen stuit
ten op iets hards. Met wat trekken haalde hij
het voor den dag; een klein zakje met geld
stukken. Goddank, het was niet heelemaal
voor niets geweest. Koortsachtig peuterde hij
het koordje los. dat er omheen zat. In die
verwenschte duisternis zag je niets.
Hij streek een lucifer aan en bekeek bij
het flikkerende licht daarvan zijn buit. In
het volgende oogenblik uitte hij een harde
vloek.
Allemaal koper!
Ilad hij zich daarvoor de bedreiging van de
guillotine op den hals gehaald? Hij nam een
handjevol van de verachte koperen munten
uit den zak en bekeek ze bij het schijnsel
van een tweeden lucifer. Vreemde geldstuk
ken waren het allemaal, die hij niet kende.
Koper! gromde hij weer.
Dan griste hij plotseling een grooter geld
stuk uit het zakje. Ja, dat was goud, echt
goud. Het was een vreemde munt, evenals
de andere, maar die andere waren van koper
en deze
Jean Gaour liet alle munten uit het zakje
door zijn handen glijden. Het bleef bij die,
eéne gouden.
Armoedzaaier! schold hij.
Hij stak den gouden munt ln zijn broekzak
Toen trok hij het lijk van zijn slachtoffer nog
wat dieper in het kreupelhout en bedekte hei
met dorre bladeren.
Eén goudstuk en dan nog een, dat uit de
circulatie was! Jean Gaour had op heel wat
méér gerekend. Maar toch was hij blij, dat
hij het terrein van, zijn misdaad kon verla
ten.
Drommels, wat had die kerel geschreeuwd
bedacht hij weer.
Telkens hoorde hij opnieuw de stem van
dien man en bij eiken voetstap, dien hij deed,
dreunde het in zijn ooren:
Moord, moord!
In zijn kleine huisje gekomen stak Jean
Gaour geen licht op. Je kon nooit weten of
iemand het zag! Maar voordat hij hi bed
stapte, haalde hij nog eens 't goudstuk voor
den dag. Ta, al was die munt dan ook uit
de circulatie, het bleef toch goud, echt goud.
Hij liet het blinkende stukje metaal op de
tafel vallen, maar schrikte op hetzelfde mo
ment terug. Duidelijk had hij het gehoord
uit het rinkelend geluid van de munt;
Moord!
Het klonk precies zoo als die man ge
schreeuwd had.
Bevende nam hil het geldstuk op en liet het
opnieuw op het blad van de tafel vallen.
Moord!
Groote God, er was niet aan te twijfelen.
Weer had die wanhoopsstem van het metaal
geklonken. Nog duidelijker dan den eersten
keer.
Rillend over al zijn leden stak Gaour de
vreeselijke munt in zijn broekzak. Dien nacht
plaagden hem angstaanjagende droomen en
's ochtends werd hij pas Iaat met zware
hoofdpijn wakker
Wat was er toch ook allemaal gebeurd? Dat
ellendige geldstukHad hij dat niet even
eens gedroomd, net als al het andere? Door
een onweerstaanbaar gevoel gedreven liet hij
de gouden munt opnieuw klinken op de
eikenhouten tafel.
Moord!
Het leek wel, of die stem nog in kracht
was toegenomen.
Heb je het in de kranten gelezen, Jean?
vroeg de oude Pierre Lepouchin hem, dien
hij op straat tegenkwam.
Wat? vroeg Gaour wezenloos.
Van dien moord. Buiten het dorp heb
ben ze een armen zwakken drommel doodge
slagen. Vanochtend vroeg is het lijk gevon
den. Het was een verzamelaar van oude mun
ten, die met een gedeelte van zijn verzame
ling van een vriend Sn de stad terugkeerde.
Zoo! bromde Jean Gaour met gemaakte
onverschilligheid.
Ja. Een groote buit heeft de moordenaar
niet gekregen. De koperen munten heeft hij
gelaten voor wat ze waren en er wordt alleen
een enkele gouden munt vermist, die zóó
zeldzaam is. dat hij ze wel niet zonder gevaar
zal kunnen verkoopen.
Zoo!
Gaour trok zijn zakdoek uit zijn zak om er
zijn voorhoofd mee af te vegen. Maar op het
zelfde oogenblik voelde hij zich doodsbleek
worden. In zl)n zak rinkelde dat verwenschte
stuk goud en duidelijk hoorde hij weer die
stem:
Moord, moord!
Ik heb thuis nog het een en ander te
doen, zei hij hcesch tot Pierre Lepouchin.
Goeden dag'
Maar onderweg bleef het in zijn zak steeds
doorklinken en het was of de stem luider en
luider werd.
Moord, moord, moord!
Steeds luider werd de stem van hot goud.
De mannen van het dorp keken Gaour na,
die daar als een waanzinnige voortrende.
Ze hooren het. ze hooren het, dreunde
het ln zijn brein. Alles is verloren
Moord, moord, moord, moord! klonk het
weer.
Jean Gaour versnelde zlin gang. Hij zag
ternauwernood meer waar hij liep. Alles was
zwart voor zlin oogen Bij de herberg van
Bouchon liep hij tegen den prefect van politie
op, die juist naar buiten kwam.
Hola vriendje, zei deze, kalm-aan een
beetje. Wat minder haast kan ook wel
Moord, moord!
Het ls niet langer uit te houden, ze!
Gaour dof. Je kunt me arresteeren.Ik heb den
moord gepleegd
„Moderne dichters hebben over het alge
meen één groote fout", zegt een criticus.
Dat zij gedichten schrijven, veronderstellen
wij.
Een Amerlkaansch blad schrijft, dat het
tijd wordt, dat vingerafdrukken genomen
worden, van alle motorrijders.
Wij veronderstellen dat voetgangers her
kend zullen worden aan radlateur-indrukken
op hun lichamen.
Heer die op het punt staat de dorpsauto
bus binnen te stappen, tot oude dame: ,Hoe
laat gaat de bus weg, mevrouw?"
Oude dame: „Ik weet het niet precies. Een
haJf uur geleden heeft de chauffeur een
gulden van mij aangepakt, maar hij zit nóg
in het café daar!"
„Ik ben met een snelheid van 150 KM. per
uur, met mijn wagen uit Barcelona gekomen".
„Dat is een leugen".
.Dat ls het Maar 't is evengoed een aardige
snelheid hè?"
„In Parijs leeft een man aldus meldt
een Fransch blad die slechts één keer per
week eet".
Hij zou een goed dichter zijn!
„Een Amerlkaansch uitvinder is bezig met
de constructie van een automobiel, die auto
matisch kan stoppen, zonder dat de chauf
feur een rem gebruikt".
„De kleine man" merkt op, dat hij al zoo'n
auto heeft".
In een Londensche bazar werd ingebro
ken. Eenige honderden sigarenaanstekers
werden gestolen.
De politie bewaakt thans alle benzine
pompen.
Een rechter merkte onlangs op, dat een
bedrag van f 100 een heel groote som kan
zijn, doch ook een onbelangrijk klein bedrag
Natuurlijk. Het hangt er maar van af, of
de man het verdienen moet, of dat de vrouw
het uitgeeft.
GEMAKKEN VOOR BRITSCHE
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS.
Natuurlijk gaat bij volksvertegenwoordi
gers altijd het landsbelang vóór alles, maar
zij waard eer en het toch ook zeer, als er eens
iets voor hun belangen wordt gedaan.
Voor de leden van het Brltsche Parlettlent
wordt al bijzonder veel gedaan, om hen aan
het Parlementsgebouw te binden. En dit is
ook wel noodig. andere zouden de „Whips"
(dat zijn de Parlementsleden die o.m. de
leden van hun partij naar de vergaderzaal
moeten roepen, als er gestemd moet worden)
een onmogelijke taak hebben. Vroeger moes
ten deze Whips inderdaad in zoo'n geval de
koffiehuizen van Westminster afloopen, om
hun „schapen" bij elkaar te krijgen!
Maar nu is dat anders geworden.
De leden, die iets willen eten, of iets willen
drinken, kunnen dit thans doen in het Par
lementsgebouw. Zij kunen er zoowel een
eenvoudig maal krijgen als een diner met
tal van gangen.
Maar hierbij Ls het'niet gebleven.
De Brltsche volksvertegenwoordigers kun
nen zich tegenwoordig ook in het Parle
mentsgebouw in avondtoilet steken en een
bad nemen. Ook de vrouwelijke Parlements
leden hebben dezelfde privileges. Eerst had
den zij niet, als haar mannelijke collega's,
de beschikking over een badkamer. Zij heb
ben toen ..actie gevoerd" en haar zin gekre
gen. Maar het eigenaardige is, dat tot nu
toe nog nooit een vrouwelijk Parlementslid
gebruik heeft gemaakt van die met zooveel
moeite verkregen badkamers! Booze tongen
beweren, dat. het met het kiesrecht voor
vrouwen óók wel eens zoo gaat! De dames
hebben nu weer om een kapsalon ge
vraagd. De heeren kunnen zich reeds in
het Parlementsgebouw laten knionen en
scheren.
ZIJN WOLKENKRABBERS
GEVAARLIJK?
De in de geheele wereld bekende Henry
Ford heeft zijn meening gegeven over de New
Yorksche wolkenkrabbers. Deze bouwwijze,
zegt hij, deugt in 't geheel niet en kan op
den duur groote gevaren opleveren. Het deel
van de aarde, waarop deze „skyscrapers"
staan, krijgt een te zwaar gewicht te torsen.
Zoo most een indeuking ontstaan, die ernsti
ge gevolgen zal kunnen hebben.
Van andere zijde is ook al tegen de wol
kenkrabbers gewaarschuwd.
Dr. David Todd, een Amerikaansch geo
loog. heeft er de aandacht op gevestigd, da
de reusachtige gebouwen New York tot de
zwaarste stad ter wereld maken. Het zou on
verantwoordelijk zijn, te denken dat de rot
sen, waarop New York rust, een onbeperkt
gewicht kunnen dragen.
Klaarblijkelijk ls er, juist onder het Man
hattan-eiland. een zwakke plek in de geolo
gische structuur van de rots. Er bes'.aat dus
kans dat. wanneer er eens een aardbeving
plaats had. de rots inéén zou storien en daar
mede de geheejo stad New York, hetgeen een
ramp zou beteekenen, zooals de wereld nog
nooit gezipn heeft.
Dr. Todd heeft nu voorgesteld diepe
schachten, van ongeveer 1 KM. in de rotsen
te maken. Wanneer een holte, of water, of
zachte aarde werd ontdekt, zou daarin ce
ment kunnen gepompt worden. D? funda
menten van New York zouden daardoor be
langrijk worden verstevigd.
Het ls echter niet te verwachten dat dit
plan spoedig zal worden uitgevoerd, daar het
de kleinigheid van.. 2 mlllioen pond sterling
zal kosten!
groote teleurstelling van zijn leven geweest.
Van Riebeeck's gestel was door het verolijf
ln de tropen niet ongeschokt gebleven. Zyn
laatste jaren kenmerken zich door ernstige
ziekte, hij overleed 18 Januari 1677 en werd
den volgenden dag In de Groote Kerk te Ba
tavia begraven.
Zijn levensbeschrijver, dr. Godée Molsber-
gen schildert hem als een zachtmoedig,
edelaardig, scherpzinnig man met. groote
energie. Het nageslacht, waardeert hem
thans meer dan zijn tljdgenooten deden.
Dr. E. C. Godée Molsbergen heeft de positie,
die Jan van Riebeeck innam zeer kernachtig
geschetst in deze woorden: „Zuid-Afrika is
niet groot geworden door Jan van Riebeeck,
maar hij werd groot door Zuid-Afrika, zijn
stichting".
Al heeft Jan van Riebeeck niet de betee-
kenis van een Jan Pieterszoon Coen, toch
was hij een goed gouverneur over het kleine
gebied, dat hij onder zich had. Maar belang
rijker was de stichting zelf
Hij begon als een eenvoudig scheepschi
rurgijn aan boord van een der schepen der
Vereenigde Oost-Indische Compagnie. Van
eenvoudige afkomst, zooals velen meenen,
eenigszins volgens een ten opzichte van
grooten geldende traditie wellicht, was hij
niet. Zijn moeder stamde uit een patricische
familie, zijn vader was een scheepsbevel
hebber-
Jan van Riebeeck is geboren te Culemborg
in 1618 vóór de maand April. Hij kreeg het
gebruikelijke schoolonderricht en maakte zijn
leerjaren door in „de konst der chirurgie".
Hij heeft zich later echter meer handelsman
dan geleerde getoond,
In April 1639 voer hij uit als onderchirur
gijn en na een schipbreuk bij Slerre Leone
bereikte hij een jaar later met een ander
schip Batavia. Hij schijnt nu spoedig de ge
neeskunde vaarwel gezegd te hebben, want
op zijn verzoek werd hij aangesteld als
assistent ter generale secretarie te Batavia.
Drie jaar later achtte men reeds bekwaam
genoeg om als secretaris Pieter Soury, gede
puteerd Commissaris van de Hooge Regeering
te Batavia naar de nieuwe Koningin van
Atjeh te vergezellen. Er viel handel te drij
ven met de tot rust gekomen Atjehers en de
zending had succes- Enkele maanden na zijn
terugkeer werd de jonge assistent als „onder
koopman" naar Japan gezonden om te hel
pen den Nederlandschen handel daar te
vestigen. Het werd een goede leerschool voor
den handelsman; de tot voorzichtigheid en
tact manende toestanden op Decima, waar
de Nederlanders alle mogelijke vernederin
gen verduurden ter wille van den handel, de
omgang met velerlei slag van Oosterlingen,
de kennismaking men de behoeften van die
volkeren. En van Riebeeck, zooals allo Hol
landers van die dagen zag, dat er wat „ln"
zat- En de bewindhebbers van de Compagnie
op hun beurt bemerkten, dat er wat stak in
hun jongen geëmployeerde In Tonkin zou
hij zijn leertijd voltooien. Naar dezen Chi-
neeschen vazalstaat werd hij gezonden in
1643 om er handel te drijven in zijde. Hij
toonde zich dermate geschikt voor de onder
handelingen met de Tonkineezen, dat de
Heeren Zeventien hem als vast vertegen
woordiger der Compagnie in Tonkin aanstel
den. Het drijven van particulieren handel
tegen zijn instructie in was echter aanleiding
om hem in 1647 terug te roepen. Met behoud
van rang en gage vertrok hij het volgend
jaar naar het vaderland.
Daar hij in patria geen betrekking naar
zijn wensch kreeg verliet hij den dienst der
Compagnie. Hij, rustelooze zoeker naar ar
beid. moet toen reizen gemaakt hebben naar
Groenland en West-Indië. Hij schreef een
„Vertoogh" over den handel op Tonkin. Op
zijn aanbod werd hij daarna aangenomen om
voor de VOC. het sinds 1619 gerijpte plan
om een ververschingsstation aan de Kaap
de Goede Hoop te vestigen te verwezenlijken.
De nederzetting zou bestaan uit een fort mei
een tuin, om groente te teelen en land om
vee te weiden. Den nieuwen opperkoopman
kwam nu zijn kennis van den handel od de
Orient uitstekend te pas, hij wist een aan
trekkelijk plan te maken, doch uit den op
zet blijkt, dat het niet zijn bedoeling was om
langen tijd in Zuid-Afrlka te blijven, zijn
doel was Indië en hij stuurde zeer bewust aan
op een gouverneur-generaalschap.
Toch zou zijn kolonisatie-arbeid meer dan
tien jaren duren. Het was een moeilijk ont
ginningswerk. doch Van Riebeeck pakte het
energiek aan. Niet altijd waren de onderhan
delingen met de domme inboorlingen mak
kelijk voor den gouverneur, die gewend was
om te gaan met de zooveel intelligentere
Oostersche volken. Langzamerhand vestig
den zich aan de Kaap ook vrije burgers, vrij
geworden dienaren van de Compagnie- Om
aan arbeidskrachten te komen dreef mer sla
venhandel. Het maken van aanplantingen
werd ter hand genomen, ontdekkingsreizen
naar het binnenland en ter zee deed Van
Riebeeck ondernemen. In 1654 kreeg Van
Riebeeck officieel den titel van Komman-
deur met een salaris van 90.per maand.
Doch hij vond niet- de waardeering. waarop
hij voor zijn belangrijk pion:erswerk aan
spraak had mogen maken, zijn verzoek om
Raad van Indië te worden werd niet inge
willigd en in 1662 de klachten moe, vertrok
hij uit het land, waar hij zijn levenswerk
verricht heeft. Hij werd opgevolgd door
Gerrit van Harn.
Aanvankelijk werd Van Riebeeck te Batavia
lid van den Raad van Justitie, vervolgens
was hij eenigen tijd gouverneur van Malacca,
doch werd op zijn verzoek teruggeroepen en
in 1666 benoemd tot Secretaris van Gouver-
neur-generAal en Raden van Indië, een zeer
eervolle betrekking, die eindelijk in over
eenstemming was met zijn verdiensten. Dat
hij nooit Raad van Indië geworden is, is dq
(Slot hiernaast)t