H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN STADSNIEUWS DE WEG TOT HET HART HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 1 APRIL 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). Labyrinth Hij had de lange, slanke blondine een anderen man ontnomen. Hij was haar overal gevolgd, had op romantische wijze kennis met haar gemaakt en haar -ten slotte over gehaald met hem mee te gaan. Zij wisten ai ie t eens, wat er van den ander geword en was, en hebben het later ook nooit ge, noord. Hij had zich volkomen correct ge dragen en opgehouden voor hen te be staan. Dé overwinnaar hij heette Armond en zij Elsiedacht nauwelijks meer aan zijn voorganger, hij wist, dat Elsie hem lief had. Overigens dacht hij aan niets anders dan hoe hij haar kon bewijzen, dat hij haar lief had cn trok zoo onbewust de muren van den kerker op, die het leven van twee menschen samen op den duur* tot een gemeenschap» pelijlce gevangenschap maakt. Z» hielp hem daarbij want elke vrouw voelt zich gevleid als de man dien zij liefheeft, haar voor zich alleen tracht te houden. Na een paar weken, die zij in hotels en In den trein doorbrachten, kwamen zij te recht hoe had het anders kunnen zijn in een villa vlak bij de zee; zc waren er beiden van overtuigd, dat zij hier eindelijk een gelukkig tolhuis hadden gevonden. De dagen vergleden als loome vogels, want Elsie was 'traag, en besteedde uren van minutieuze zorg aan haar uiterlijk. En nadat ze uitgemaakt hadden, dat zwijgen het meest goddelijke middel van verstand» houding is tusschen menschen, die elkaar lief hebben, zaten zij uren bij elkaar zon der een woord te zeggen. Ze gingen niet anders d.an samen uit, kwamen samen terug en wandelden veel en lang door de bosschen. Dicht naast elkaar gingen zij dan, en op smalle paden ging zij voor cn reikte haar hand achter zich naar de zijne. Daar zc ver van Parijs woonden, kostte het hen niet veel moeite, hun vrienden ver te houden. En de vrienden deden ook geen moeite om hen te bereiken. Het gezelschap van een verliefden man is niet te versma den, de omgang met een vrouw, die steeds van haar liefde voor een ander vervuld is, kan zijn belangwekkendheden hebben; maar het samenzijn met een in elkaar opgaand paar werkt irriteerend en hinderlijk. Zoo leefden zij met elkaar, teruggetrok ken van de wereld, met den zich aan niets cn niemand storende vreugde van gelief den. Zij gaf zich geheel aa.n hem over en dach t met bij na verlangen aan de dagen, die komen zouden, als in de avondschemering de hemel zach als een zware lost ter aarde neigt en de wind plotseling verstomt, -ais wachtte hij op.het op handen zijnde los» barsten van deri donder, en in de heele natuur iets onheilspellends broeit. Ar mand dacht niet aan haar verSeden, waarvan hij weinig wist. Voor Armaaid was Elsie's verleden ten armzalige, bedrogen man, die in het schaduwrijk der vergetelheid was verdwenen. Af en Hoé vroeg' hij zich af als vond hij dat zijn plicht: „Hoe en wat was zij, voor hij in haar leven gekomen wias?" Maar dan keerde hij weer snel in het on bewolkte heden terug, dat geen geheimen inhield. [ir Toen, op een morgenoverviel het hem als een ziekte. Hij stond uit te kijken over de zee, die aLs vloeiend zllvèr tusschen de vuuv- roode genanius in zijn raam glansde. Elsie, in de kamer naast de zijne, zong half luid een lied. Wonderlijk, dat hij dat lied niet kende, en dat Elsie het nog nooit gezongen had! Dacht ze aan vervlogen dagen, aan namen, die hij nooit gehoord had, misschien aan een man, dien hij niet kende? Toen zij bij hem kwam, vond hij haar niet dezelfde als de vrouw, die hij ver» wachtte te zien en hij zsi het haar met iteedere bezorgdheid. Zij antwoordde onbe vangen, dat hét het kille herfstweer, was en begon van brandende haarden, groote houtvuren en kostelijke bontmantels te spre» kon. Toen wendde hij. den blik van haar af en begon na te rekenen hoeveel maanden zij met elkaar doorgebracht hadden en de angstige gedachte kwam bij hem op, of zij misschien al genoeg, had van hun eenzaam» heid. Hij dacht aan zijn vroeger leven, en de gedachte, dat Elsie hem zou kunnen verlaten, deed een rilling van smart door hem heen gaan. Hij iftoeg de oogen op en keek haar aan, maar in zijn hart was geen liefde; het sloeg met haastige, pijnlijke slagen, om» dat zijn verstand hem zei: „Ik ben een man geweest als elk and-er; ELsie is een vrouw als alle andieren, alleen mooier. De man, dien zij voor mij veriaten heeft, is ongetwijfeld weer geworden wat hij voor dien .tijd is geweest, een mensch, een aliedaagsch, onvoldaan, on bevredigd mensch. En hij, die na mij komen zalZijn gedachten en gevolgtrekkin gen waren niet eerlijk en onbevooroordeeld meer. Plotseling 'besefte hij, dat hij, als zoo» vele anderen den weg der ij verzucht zou moeten gaan, met diep gebogen rug en op elkaar geklemde 'tanden. Hij trachtte het zoo goed mogelijk te verbergen, door nog' meer bewijzen van liefde van haar .te eischen en guller met de zijne te zijn- Maar de inspanning, die het hem alles kostte, matte hem af, en zij voelde zijn onrust. Hij hield zijn woorden en gelaat met ijzeren wil in bedwang, m^ar Elsie was zich bewust van het geweld? dat hij zich moest aandoen, en schrok, als zij 's avonds zijn schaduw, in nerveuze beweging, als een derde aanwezige op den muur zag. Hij zag het alles, en schreef het toé aan verlangen naar wat verleden was en den wensck om hem te ontvluchten. Op een dag maakte hij haar verwijten, maar zijn toorn bevestigde haar slechts het bezit van zijn liefde. Inwendig morde hij„De gevangenis zou nog het beste zijn, of de harem met slot en grendel...." Maar hij wist heel zeker, dat er voor hem geen herstel moer was. En hoewel hij zelfs bij de gedachte aan een korte scheiding sidder de, was het alsof zijn-liefde hem ontvlucht te, als hij haar, zonder - wie hij niet kon. weer bij zich zag. Hij begon naar fouten in haar te zoeken, speurde of zij nog niet oud begon te worden. Maar als hij een onvol» komenheid ontdekt had, dan haatte hij- haar daarom en wist niet, dat hij haar zoo zag als zijn vijandige wil haar wenschte. Zijn leven werd een marteling, als voor allen, die door liefde verblind, zich een pa radijs op aarde wenschen. Hij probeerde zelfs haar te verlaten, maar zijn onrust cn wraakzucht waren nog vermeerderd toen hij, terugkwam. Misschien was hij niet lang gc» noeg weg gebleven om zich in het land van eenzaamheid en smart huis te loeren voelen. Het leed om de scheiding en het gevoel van verlichting, omdat hij haar verlaten had, werden te niet gedaan door de onver» dragelijke gedachte, dat. Elsie misschien ge durende zijn afwezigheid ontvlucht was. Op een dag, toen zij alleen in de villa gebleven was en hij langs het strand was gaan wandelen om te trachten daar tot klaarheid te komen, hoewel hij wist dat het vruchteloos zou zijn .hoorde hij haastige schreden achter zich. Armand draaide zich om en zag Elsie's dienstmeisje, dat hem totaal van streek stond aan te staren. Ten slotte zei ze. hijgend en schreiend: „Menèére..' mevrouw Luid riep hij, zich met opperste inspan ning tot kalmte dwingend: „Mevrouw is zeker weggegaan?" Het meisje sloot den mond, opende hem weer, kon geen woord uitbrengen en stot» terde tenslotte: Er was een ongeluk gebeuid... van de marmeren trappen gevalleneen groote hoofdwondebijna onmiddellijk gestorvendood „O Goden ik heb zoo 'n ontzetbenden angst uitgestaan...." DS. C. J. VAN PAASSEN. Ds. C. J. van Paassen zal op 26 Mei zijn 25-jarig jubilé vieren als voorzitter van het bestuur der Christelijke vereeniglng voor verpleging van lijders aan vallende ziekte, die de stichtingen „Bethesda-Sarepta" te Haarlem en „Meer en Bosch" te Heemstede exploiteert. Zijn arbeid in dezen werkkring wordt zeer gewaardeerd. GEVAARLIJKE ONSCHULD. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Cts. per regel. HET VOFDiNG?CIJFER VAN WH 1EBROQD is nog altijd 17 lager dan van ARR'5 IVIOUTBROOD HOE BELASTINGSCHULDIGEN SCHULD BOETEN. HUN Oagenschijnlijk vliet het leven van den deurwaarder tusschen .dagvaardingen en exploiten zeer genoegelijk voort. Doch dit behoort tot den schconen schijn in deze wereld. Want de realiteit van het deurwaar» dersbestaan is heel hard, en allerminst ge» noegelijk. Het vak brengt zijn eigenaardige moeilijkheden mee, tenminste dat van deur waarder bij de belastingen, en het zijn de zittingen van den politierechter, die op deze interne dingen zoo af en toe een kijkje gun» nen. „Ga je v/eg, of ik sla je weg", had een Haarlemmer, die er 200 in het beklaagden bankje nogal onschuldig uitzag, tegen een deurwaarder van de directe belastingen te Haarlem gezegd. En om te laten zien, dat het meenens was had hij een breekijzer me', zich gedragen. Hij had het ook opgeheven, zei de deurwaarder, die het terrein des ge» vechts. ten spoedigste ve'.daten had. ,Jk heb het niet opgeheven", zei de man met het onschuldigeuiterlijk, ik liet het alleen maar langs mijn beqn afhangen. Zóóen hij deed het voor met zijn hand. De deurwaarder was gekomen om de grondbelasting te innen Maar de belasting schuldige ducht, dat hij kwam voor de in komstenbelasting en aangezien hij daarvan uitstel had, nam hij het niet. Maar dat hij direct met het sloopwerk» tuig naar beneden was gekomen, ontkende hij. De eisch was nochtans 14 dagen. Want het O.M. vond de grondbelasting heelemaal geen belasting om welker kwijtschelding je vech ten moet tot het uiterste. De politierechter wilde een geldboete ge ven. Verdachte vroeg of die dan asjeblieft niet te groot mocht zijn. - De uitspraak luidde f 20 of 20 dagen. Ons dunkt, dat de politierechter aan het ver» zoek gevolg heeft gegeven. De volgende attaque kwam van een dame in het hemelsblauw. Gezien deze kleur be» hoeft- het niet meer gezegd te worden, dat ook zij er onschuldig uit zag. Doch zij eveneens was den gerechtsdienaar niet gun stig gezind geweest. Hét verschil met haar voorganger is slechts, dat zij streed met na» tuurlijker middelen. Zij bracht handen en voeten in het gevecht./ Ook bij deze dame was de aanleiding van" het bezoek, dat zij had willen „poffen" bij den Fiscus, hetgeen n-och geoorloofd, noch raadzaam is. Zij had den deurwaarder, die aanvankelijk beslag kwam leggen op wat zij hot hare 'noemde, den toegang tot haar- bovenhuis geweigerd en toen deze zich van het refus niets aantrok had zij met bovenomschreven middelen ge tracht haar doel te bereiken. In de dag» vaarding stond, dat de deur-waarder er een slag in het gezicht had gekregen, maar de hemelsblauwe ontkende het nu pertinent in de aan duidelijkheid niets te wen-schen over latende bewoordingen- „Ik seg asd&t lik niet geslagen heb". Waarbij de niet ten laste ge legde, 'doch door den gerechtsdienaar wel degelijk' uitgesproken beschuldiging, dat zij ook getrapt had onweersproken bleef. Hoe het zij, de argumenten waren voldoende om den deu^^ardér. op gijn schreden terug te 'doén keeren cn- -zich met den comm.is» saris van politie naderhand opnieuwnaar de plaats des onheilfc te begeven. Waarop de dame in het hemelsblauw zich andermaal weerde in den stijl v.an Kenau Simons Has selaar, hetgéen althans valt af te leiden uit. de getuigenverklaring„De commissaris zag ook geen kans om naar boven te gaan". En nu stond de juffrouw in hef houten bankje en deed boete. Het moest haar maar eens 25 gulden kosten, vond de officier van justitie. Het werd vijftien gulden bij niet betaling of verhaal be vervangen door 10 dagen hech tenis. j Het hemelsblauw loste zich op in het schemerduister van' de 'hal. Er kwamen on schuldiger dingen voor den politierechter. CHRIST.-HIST. JONGEREN De groep Haarlem van de Christ.-Hist- Jongeren Organisatie houdt Donderdag 3 April een propaganöa-avond in een der za len van het Gemeentelijk Concertgebouw. Het lid der Tweede Kamer J. Bakker hoopt een rede uit te spreken over het onderwerp: „De Christ.-Hist. Unie en de sociale vraag stukken." Deze avond wordt met zang, mu ziek en declamatie opgeluisterd. Hat bestuur is ook voornemens om op 3 April den traditioneelen Juliana-avond te houden. Op Hemelvaartsdag is er een openlucht- bijeenkomst in Bloemetidaal met den heer D. Crommelin, oud Zendingsconsul, en H. W. Tilanus, lid der Tweede Kamer, als sprekers. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1568 DE WERELD OP HAARERGST De wanhoop van een gezin» dat op 1 Aptl den slimmen heer des huizes niet kan overtuigen, lat er toch heusch iemand voor hem aan de telefoon is. (Nadruk verbodetA DE BRANDWEER. BIJ EVENTUEELE ONGELUKKEN. Dezer dagen heeft de Centrale Raad van Beroep voor de Ongevallen-verzekering een uitspraak gedaan die in brandweerkringen in het land nogal de aandacht getrokken heeft. Er is namelijk uitgemaakt, dat vrijwil ligers van de brandweer niet onder de On gevallenwet vallen. Wij vernemen ovenwei, dat die beslissing geen vei-andering brengt in den bsstaanden toestand te Haarlem. Hier is alleen het vaste bezoldigde personeel van de brandweer in de Ongevallenwet. Bij een ongeval zijn nog nooit moeilijkheden met de' uitbetaling voorgeko men. Voor het vrijwillige personeel der brandweer heeft het gemeentebestuur een verzekering gesloten bij een particuliere maatschappij DE HEROPENING VAN DEN SPEELTUIN „FLORA". De speeltuinvereeniging „Flora" heeft het seizoen heropend met een tuinfeest in den speeltuin bij déPijJsl-aan. Zaterdagmiddag half «drie verzamelden de kinderen zich op het plein Van Oosten De BruinstraatKarei van Manderstraat. Met muziek voorop trok de kinderschaar door de straten van het bloemenkwartier naar den tuin. De kleuters van de Fröbelschool droegen een transparant mee, waarop geschreven was: „Wij fröbelen". Op den tuin heeft de heer A. van Vier» sen, voorzitter van de vereeniging in het bijzonder den heer H. L. Warnier, inspecteur van de Lichamelijke Opvoeding en den heer W. Klaar en, voorzitter van de Kennemer Speeltuin Centrale, welkom geheet-en. De voorzitter riep voorts de medewerking van de ouders in. De heer Klaaren, het woord verkrijgende, stelde het nut van een speeltuin in het licht en zegde „Flora" steun toe in de actie tot het verkrijgen van een grooteren tuin. De tooneelclub „Jong Flora", voerde een aardige tuinklucht op, nJ. ,De Reclame» optocht". Hierbij bleek zeer dulcteli-jk wat onder goede leiding door kinderen kan wor den gepresteerd. Zeer geslaagd waren de tuinspéllotjes, die hierop volgden. Zoo was het ook met de wedstrijden, waaraan de kinderen vervolgens hebben deelgenomen, potlepel --loepen, ver springen en hinclerniswedlcop Te half zeven was het feest ten einde. Het bestuur kan er met vreugde en dank baarheid. aan de leidsters en leiders op terug zien. Het is jammer, dat nog niet alle ouders het instandhouden van dezen goed ingerich- ten en goed onderhouden speeltuin steunen. De vereenigiing kun hun lidimaatschap ten zeerste gebruiken. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIGERHUiS MAERT1NS BARTEL JORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 VAMPYR STOFZUIGERS f 9i. DE VOLKSTELLING. MEER ADMINISTRATIEF WERK >AN VROEGER. De ambtenaren van het Bureau voor Be volking en Burgerlijken Stand beginnen zoo langzamerhand al aan de voorbereiding van de aanstaande volkstelling. Bij de wisseling van de jaren 1930 en B31 moet onze geheele bevolking weer beschrsrn worden. Het is de gewone lO-jaarlijk&he volkstelling! Er zal nu meer administratief werk tan de voorbereiding van de volkstelling vasfeit- ten dan vroeger. Van te voren moeten nane- lijk alle kaarten uitgeschreven worden ïaar de gegevens van het Bureau voor Bevoking en Burgerlijken Stand Vroeger werden de telkaarten blanco aan de tellers meegegeten, maar daarin komt nu verandering. Een voordeel daarvan is, dat nu meteen een ton- tröle plaats heeft of al de gegevens vai de bestaande registers kloppen. Het uitschrijven van 120.000 kaarten is evenwel geen kleinigheid. Vermoedeliji zal het wel noodig zijn om daarvoor tijieiijk personeel aan te stellen. Natuurlijk worden er ook weer volkstellers in lossen dierut ge nomen. Elke teller mag niet meer dai 1000 kaarten behandelen, zoodat er 120 tellers zullen moeten worden aangesteld. Dat heeft evenwel nog een poosje den tijd. MOTORDIENST. De Commandant van den Motordienst, ma joor K. A. Rövekamp, wordt van 31 Maart tot en met 10 Mei a.s. gedetacheerd te 's Gravenhage tot het volgen wan een tac- tischen cursus voor beroeps-officieren. De reserve tweede luitenant van de mili taire Administratie J. E. Keman is met in gang van 1 April overgeplaatst bij het 5e Re giment Infanterie te Amersfoort. Het korps zal van 2126 Juli a.s. een marschoefening houden naar Maastricht en terug. Daarna zullen kampeeroefeningen plaats vinden in een nabij het Uddetermeer van 4—9 Augustus 1930 op te richten kam- FEUILLETON 5) Naur het Engelsch, door J. VAN DER SLUYS. „Het was een droevig ongeluk; een heel, heel droevig ongeluk." Dc sympathie in de oogen van het kleine dametje, de ernst in haar stem, werden door haar toehoordsier niet misverstaan.' Hilary's hand frommelde niet langer aan haar boezelaar, ze bleef on beweeglijk staan. „U wilt toch niet zeggen dat moeder dood is?" fluisterde ze. „Waarm hebben ze mij niet laten komen?" „Er was geen tijd meer voor. O, arm kind, sta daar niet te kijken alsof Je van steen bent!" Anstlce's stém beefde, er waren tranen in haar oogen. „Het was oen aut-o-ongeluk. Je moeder kwam in een huurrijtuig' van het station en het paard schrok van het geluld van den motor. Alles wat er voor mevrouw Donaldson gedaan kon worden is gedaan. Het was zoo gauw gebeurd. Er was geen tijd meer om je te laten komen." „Ik kan het niet begrijpen!" Het doods- bleeke gezicht van het meisje, de ontstelte nis in haar stem, wekte alle teederheid in Anstlce's hart. „Moeder was heel goed, toen ze gisteren weg ging", vervolgde iïijary, „heel goed, al leen erg moe. Maar ze was altijd erg moe. Ik kan' niet begrijpen, dat moeder dood is. Ik wil direct naar haar toe.Ze wilde mij altijd bij zich hebben." „Ik zal je moe terug nemen", zei Anstice vriendelijk. „Mevrouw Donaldson is in het huis van mijn broer in Grantley. Het ongeluk is vlak bij zijn bulten gebeurd. Ik ben zijn zuster, mevrouw Derfield, en je moet maar dadelijk met me mee naar Grantley gaan." „Ik weet niet' waarom moeder naar .Grantley toegegaan is, ik begrijp het abso luut niet. Het is een afschuwelijke droom en ik kan het niet gelooven. Ze zei dat ze voor- zaken op reis moest. Dc kan niet gelooven dat ze dood is. Ik kan het niet gelooven." HOOFDSTUK IV. HILARY'S VOOGD. „Ik hoop niet dat u mij voor oen bemoeial -houdt, maar ik heb zoo met dat arme kind te doen en de vraag is: wat nu?" „Ja wat nu?" Miles Harding, die in den salon van het Heerenhuis zat. keek naar An stice Derfield met een sombere uitdrukking in zijn gezicht. „Ik ben wel de laatste die zou wenschen opgeknapt te worden met een aankomend meisje als pupil." „Ja, dat ben Ik met u eens." Anstice's oogen schitterden vermetel en een geamu seerd glimlachje speelde om haar lippen. „Het is een moeilijk geval voor u. Daarom juist wilde ik er met u over praten; en ook omdat mijn broer graag iets wil doen om Hilary te helpen. Bent u nog iets naders over haar te weten gekomen?" „Wat zij weet heeft zij mij verteld en dat Is niet veel. Haar moeder was weduwe en van haar vader schijnt, ze zich niets meer te her inneren; ik kreeg den indruk, dat zij en haar moeder een ontzenuwenden strijd te voeren hadden tegen de armoede. De weduwe schijnt een klein jaargeld gehad te hebben, dat met haar dood ophoudt cn verder ver diende mevrouw Donaldson er nog iets bij door aan kleine kinderen zangles te geven. Haar dochtertje schijnt een goede opvoe ding-gehad te hebben." „En heeft Hilary geen verdere familie?" „Zoover ze weet niet. Ze heeft me uitdruk kelijk gezegd, dat 2e niet geloofde dat baar moeder relaties onderhield met de Donald sons en zc Ls overtuigd, dat haar moeder geen familie meer had." „Ik vraag me af wat die arme moeder in Grantley kwam doen. Naar wie was ze op weg?" „Dat weet. ik niet, maar mevrouw Donald son sprak over onrecht dat hersteld moest, worden", antwoordde Harding.. „Zij smeekte mij er voor te zorgen, dat Hilary recht ge daan werd en ik hoop dat ik in de papieren van de overledene de oplossing van het pro bleem kan vinden. Het meisje zelf heeft geen idee van wat de moeder bedoeld kan heb ben. In tusschen „Ditusschen zou ik heel graag een ant woord op mijn vraag hebben: wat nu?", viel Anstice hem in de rede. „Wij kunnen Hilary Donaldson toch niet naar dat afschuwelijke pension laten terug gaan; zij kan toch ook niet bij u in huis komen „De hemel beware me!" riep Harding ont hutst. „Ik ben dikwijls eenzaam dat meisje trekt mij eig aan. Ze doet me aan iemand denken, die ik gekend heb", ging Anstice voort. „Wat zou u ervan zeggen, als zij bij mij kwam ik kan haar als een soort nichtje be schouwen." „Voor gezelschap bedoelt u?'" vroeg de dok ter bruusk. „Niet bepaald. Mijn broer zou graag, in dien u uw toestemming geeft, een bedrag op haar vastzetten, dat haar ongeveer 50 pond per jaar inbrengt." „50 pond per jaar! Maar dat is toch niet hcodig, zo hoeft er heelemaal geeu recht op. Het is al te vriendelijk van sir Luke." „Hij wil haar onder alle omstandigheden voor gebrek behoeden. Hij heeft zich den dood van die arme mevrouw Donaldson vreeselijk aangetrokken; hij heeft nog nooit een ongeluk met zijn wagen gehad. Het was zoo'n groote schok voor hem, dat ik het meisje niet eens op het Huis durf te laten ko men ik heb haar op de pastorie onder dak gebracht; maar ik geloof, dat Luke pas ge rust. zal zijn als hij iets behoorlijks voor Hi lary gedaan heeft.. Kunt u erin toestemmen dat ik, althans den eersten tijd, Hilary bij mij neem? We kunnen altijd nog verder zien. Morgen ga ik weg en als het mag zou ik haar graag meenemen," „Ik geef eerlijk toe, dat uw voorstel een groote opluchting voor mij is, zei Harding op wanner toon dan waarop Anstice hem tot nog toe had hooren spreken. „Ik wist mij geen raad met een meisje van achttien jaar. U neemt mij werkelijk een zwaren last van de schouders. Ik zal natuurlijk doen wat lk kan om er zien achter te komen, wat die ge heimzinnige woorden van de moeder betee- kenden en als er een onrecht hersteld moet worden, dan ben ik ten volle bereid daar voor mijn best te doen. Is Sir Luke thuis? Ik zou hem graag willen bedanken voor zijn groote vriendelijkheid." „Hij is den avond van het gerechtelijk on derzoek weggegaan; het pakte hen\ te veel aan om nog langer te blijven." „En u bent gebleven?" zei Harding onwil lekeurig. „Ik voelde dat ik tot na dc begrafenis be hoorde te blijven al is mevrouw Donaldson ook een vreemde voor mij. Het was ook voor Hilary een beetje steun als ik bleef, maar ik vind het prettig om morgen weg te gaan. Ik moet bekennen dat het gebeurde mij ook aangegrepen heeft, dat boudoir kan ik in een heelen tijd niet terug zien." „Ik zal uw vriendelijk aanbod dadelijk aan Hilary overbrengen." „Ik wilde Hilary meenemen naar de stad, waar ik een flat heb. Zoolang ik weduwe ben, dat is nu drie jaar, heb ik een flat in St.- Mark's Court. „Ik hoop dat Hilary en ik het goed met elkaar zullen kunnen vinden. Misschien wilt u uw pupil en mij wel eens komen opzoe ken. als we in de stad zijn." „Het is heel vriendelijk van u, maar ik houd niet van het gezelschapsleven", ant woordde de dokter, nu weer kortaf en for meel. Hij stond op en nam haastig afscheid, zich wel bewust hoe vriendelijk de oogen waren die met een ondeugend glimlachje in de zijne keken. Met gefronste wenkbrauwen wandelde hij naar de pastorie. Hij moest zichzelf beken nen, dat het voorstel van mevrouw Derfield hem een pak van het hart nam. Het was al erg genoeg dat hij met een pupil gezegend was, maar dat die pupil een meisje van acht tien jaar was, beschouwde hij als hatelijke en bittere ironie van het noodlot. „Ik ben gekomen om eens een praatje met je te maken over je toekomstplannen", be gon Harding, toen hij tegenover het meisje in de ontvangkamer van mevrouw Drake, de domineesvrouw, gezeten was. „Ik wil je niet meer dan noodig is, lastig vallen, maar we moeten er toch eens over praten." „Ik móet morgen weer weggaan", ant woordde het meisje. „Het is heel vriendelijk van meneer en mevrouw Drake, dat ik zoo lang mocht blijven, maar ik moet werkelijk gaan. Zou ik naar mijn oude pension terug gaan en probeeren om werk te vinden? Mis schien kan ik wel een paar kleine leerlinge- tjes van moeder krijgen." „(Wordt vervolgd.ï

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6