ATERDACAV - Jla FRIEDRICH WILHELM BARON VON DER TRENCK >1 DE MAHA*CYCLU LrëJ Het Tweede deel: „Mahamoelia". ire. mm ZATERDAG 5 APRIL 1930 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD £12 VIJFDE BLAD Historische Figuren. ln gevangenschap te Maagdenburg. De XVme eeuw was het tijdperk der groote avonturiers, mannen van werkelijken of vermeenden adel, die door Europa en zelfs daarbuiten rondtrokken, slachtoffers maak ten, niet het minst onder de vrouwen, door hun sluwheid, gevatheid, vermetelheid en onbeschaamdheid, nu eens doodarm, dan weer schatrijk door obscure handelingen, soms in de gevangenis, op andere tijden aan koninklijke hoven als welkome gasten ont vangen en toegejuicht, maar steeds een onrustig, afwisselend leven leidend. Een van deze eigenaardige persoonlijk heden was ook Friedrich W 'helm Baron von der Trenck; hij werd geboren den 16den Fe bruari 1726 te Koningsbergen; met een vlug verstand begaafd plaatste zijn vader hem op de Hoogeschool aldaar om in de rechten te stud eer en; 16 jaar oud werd hij cadet in de Pruisische Garde en twee jaren later offi cier. Den lsten Mei 1740 was koning Frede- rik de Groote in Pruisen aan de regeering gekomen, bijna gelijktijdig met keizerin Ma ria Theresia (20 October) en spoedig daarna brak de Eerste Silezische oo-log uit, vier jaren later gevolgd door den Tweeden (1744- *45). Von der Trenck was benoemd tot ordonnans-officier des konings, werd zijn bijzondere gunsteling, en vocht dapper mee onder de oogen van zijn vorst, die hem het Kruis van Verdienste toekende en zeer veel van hem verwachtte. Toen begon de roman tische episode, die van zooveel invloed zou zijn op zijn avontuurlijk en veelbewogen levendie hem noodlottig zou worden. Koning Frederik Wilhelm I, de vorige heerscher over Pruisen, was gehuwd met Sophie Dorothea van Hannover, zuster van George II van Engeland; uit dit huwelijk sproten tien kinderen. Een van hen was "de prinses Amelie (zuster van Frederik n en van de bekende Wilhelmina van Bayreuth) die, toen Von der Trenck aan het Koninklijk Hof verkeerde, nog jong en ongehuwd was. Men weet dat Frederik Wilhelm's kinderen een treurige en liefdelooze jeugd gehad heb ben; him vader was patriarchaal streng en ruw, sloeg zijn kinderen in zijn buien van drift en beschouwde hartelijkheid en vrien delijkheid als zwakheid en verwijfdheid. Hun moeder, een eergierige en arglistige vrouw, was sterk Engelschgezind en vrij onverschil lig voor haar kroost. Het is te verklaren dat prinses Amelie bijzonder gevoelig was voo~ bewljzen van hartelijkheid en vereering; de jonge ordonnans-officier was heel knap van uiterlijk, welgemaakt, geestig, vrijmoedig, kortom een officier, die bij de dames een wit voetje had. De jeugdige prinses geraakte on der de bekoring van den schitterenden jon gen officier met de levendige blikken, de hoffelijke manleren en galante wijze van zich uit te drukken; voeg daarbij de flattee- rende uniform en de rest laat zich gemakke lijk denken. „L'amour est enfant de Bohème, il n'a jamais connu de loi". v» Twee Dajakkers. Eén der heeren is getooid met de zeer kostbare veeren van een neus hoornvogel, Aanvankelijk bleef hun verhouding een diep geheim, althans voor den koning; men weet trouwens niet precies wat er tusschen de jongelui bestaan heeft. Von der Trenck zelf is ook in dit opzicht niet geheel betrouw baar te achten en prinses Amelie zelf heeft er zich nooit over uitgelaten. De jonge offi cier had een neef, Franz von der Trenck, een Oostenrijker, die het land had moeien ver laten en in Rusland onder de .bevelen van den generaal Munich had gestreden; later bood hij zijn diensten als officier aan Maria Theresia aan en werd door deze belast met het bevel over een Pandoerenregiment. Hij overleed in gevangenschap op den Spielberg in 1749; wegens zijn brutale wreedheid was hij ter dood veroordeeld, doch later begena digd. Op grond van ware of vermeende ver standhouding met dezen bloedverwant, die in het vijandelijk leger diende, doch in waarheid omdat Frederik de Groote de ver houding tusschen zijn zuster en Friedrich Wilhelm ontdekt had, viel deze in ongenade; tijdens den Tweeden Silezischen oorlog werd hij op bevel des Konings (Juni 1748) plotse ling in hechtenis genomen, naar de vesting Glatz overgebracht en daar in den donjon onder scherpe bewaking gevangen gehou den. Wel een vernederende overgang voor den gevierden ordonnans-officier, die het ge waagd had een koninklijke prinses te bemin nen. Amelie treurde diep over het lot van haar aanbidder, maar weinig krachtig van natuur, schijnt zij geen ernstige pogingen in zijn belang te hebben gedaan: wel heeft zij hem later in zijn moeilijke levensjaren her haaldelijk met geld ondersteund en zich voor hem op verschillende wijzen geïnteresseerd. Vrees voor haar broeder en wellicht ook ge hechtheid aan haar positie van prinses van den bloede, schijnen haar weerhouden te hebben openlijk zijn partij te kiezen. Maa- Von der Trenck was een te energiek en te vrijheidlievend man om zich zonder meer aan een geestdoodend gevangenisleven te onderwerpen. Na vijf maanden in Glatz vertoefd te hebben, wist hij zijn boeien te verbreken en was op het punt te ontkomen, toen hij werd ontdekt en gevat. Een tweede poging gelukte evenmin; toen hij de slot gracht bereikt had werd hij ontdekt door een schildwacht, die alarm maakte. Eindelijk, in het laatst van 1746, gelukte het hem buiten de vesting te komen, met behulp van een vriend, en Koningsbergen te bereiken. Heeft prinses Amelie hem daarbij indirect gehol pen? Heeft zij zijn bewakers omgekocht? Was die vriend door haar gezonden? Dit zullen wel altijd onbeantwoorde vragen blijven. Von der Trenck heeft steeds beweerd dat de correspondentie met zijn neef van on- schuldigen aard was en dat de koning hem slechts van het plegen van landverraad heeft beschuldigd, om wraak op hem te kunnen nemen wegens zijn driest optreden ten opzichte van prinses Amelie. Hoe het zij, na zijn ontsnapping nam hij in April 1747 de wijk naar Weenen en bood daar zijn dien sten aan; gaarne nam men den flinken, be kwamen officier, die Frederik H fel haatte, aan. Om onbekende redenen (1) begaf hij zich, alvorens in actieven dienst te treden, voor eenigen tijd naar Petersburg. In elk geval werpt dit overgaan in Oostenrij kschen dienst een wat verdacht licht op de boven vermelde correspondentie. Als ritmeester beleefde hij in Rusland enkele aangename jaren, maar in 1754 beging hij de grove onvoorzichtigheid zich naar Danzig te be geven, met het doel de erfenis van zijn toen overleden moeder in bezit te nemen. Bijna dadelijk na zijn komst in die stad, die onder bescherming van Polen stond, werd hij gevat en aan Pruisen uitgeleverd. Zoodra Maria Theresia dit vernam, deed zij een goed woord voor hem bij Frederik H, maar deze was onverbiddelijk. ,.Von der Trenck is een hoogst gevaarlijk man," verklaarde hij, „zoo lang ik leef zal hij geen vrije lucht meer in ademen." Ditmaal werd hij in een enge cel van de Kazematten der Sterrenhaus te Maagdenburg opgesloten en zwaar geboeid; men wist dat de reusachtig sterke man er slag van had zijn ijzers te verbreken. Een ets van J. E. Mansfeld geeft een af beelding van „Frldrich freyherr von der Trenck K.K. Major der Cavall. in seiner 10 Jahrigen Gefangnis und 68. Pfundigen Fesseln in Magdeburg". Aan een dikken, ijzeren beugel in den muur vastgeklonken hangen zware ijzeren kettingen af, die aan ringen om de bovenarmen en de enkels van den ongelukkige bevestigd zijn; zijn polsen zijn door een ijzeren stang verbonden, ter wijl een afzonderlijke keten van den muur naar een zwaren beugel om zijn hals loopt. Met den laatsten was hij belast, omdat hij telkens weer pogingen in het werk had ge steld om zich te bevrijden en te ontsnappen. Meermalen toch was het hem gelukt zijn ketenen door te vijlen en met door hemzelf vervaardigde of hem van buiten af verschafte gereedschappen onderaardsche gangen on der vloer van zijn kerker uit te graven, een buitengewoon knap stuk werk onder deze omstandigheden! De teekening stelt hem voor staande bij een houten kist of zitbank; verder ziet hij niets meer in het onderaardsche hol dan een waterkruik eneen grafzerk, waarop een doodshoofd en twee gekruiste doodsbeende ren waarboven „Trenck" gebeiteld staat. Den 24sten December 1763, na den vrede (1) Misschien wilde hij niet met zijn neef Frans in aanraking komen; althans na diens overlijden keerde hij, in 1750, naar Weenen terug. Of had Frans hem juist aanbevolen voor een plaats in het Russische leger? Terechtstelling van Von der Trenck van Hubertsburg, werd hij eindelijk ln vrij heid gesteld. Wat heeft Frederik II er toe gebracht zijn ouden vijand genade te schen ken? Tien jaren had de marteling van Von der Trenck's verblijf in de enge cel geduurd, tien jaren, die hem een eeuwigheid toe geschenen moeten hebben. Welk gevoel voor dezen man toen hij weer de buitenlucht in ademde en den blauwen hemel zag, toen hij zich weer vrij kon bewegen! Zijn goederen waren en bleven verbeurd verklaard; hij begaf zich naar Weenen, waar hem een majoorspensioen werd toegekend en vertrok later naar Aken, om onbekende redenen. Zijn oude energie was nog niet gedoofd; hij beleeft tal van avonturen en komt meer malen in conflict met de clerlcale elemen- Een uitnemende film van Borneo en Sumatra. Een dorp in Nias. Men lette op de bijenkorf-vormlge woning. Door het aan den dag treden van een bijna revolutionaire belangstelling van de geheele wereld voor de amusementsfilm, heeft de goede smaak van het publiek zich dermate ontwikkeld, dat de bioscoopexploitant zich thans zelfs een enkelen keer de weelde ver oorloven kan naar eigen inzicht een pro gramma vast te stellen. De advertenties der bioscooptheaters zijn weliswaar nog steeds naar ouden trant, in daverende superlatie ven gesteld, doch het is toch een feit dat de emancipatie van de film zich voltrokken heeft, mede dank zij die zelfde bioscoopex ploitanten die zoo dikwijls verguisd werden door de gramstorige jeugdige wereldverbete raars. Natuurlijk heeft het- Jeugdig enthousiasme onnoemelijk veel goeds verricht voor de goede zaak, doch nu, in 't overgangstijdperk wordt het critieke oog der Jongeren toch wel eens te nadrukkelijk gesloten voor de zicht bare deugden van de commcrcieele film nijverheid. Eén dier deugden is het ijveren voor het tot stand brengen van een serie half-weten- schappelijke films. Ook de Nederlandsch- Indische Filmmaatschappij heeft door het doen vervaardigen van de Maha cyclus haai; plicht op dit gebied gedaan en de bioscoop exploitanten verdienen zonder twijfel hulde voor het feit dat zij dergelijke werken in haar gewone wekelijksche programma's als hoofdnummers, opnemen. Veel schoons heeft Ochse in het tweede deel van de Maha cyclus, „Mahamoelia" dat thans in het Rembrandt-Theater wordt vertoond samengevat. Deze tocht door Borneo en Sumatra zal ons lang als iets heel moois in het geheugen blijven, dank zij de praegnante en artistieke wijze, waarop de man aan de camera zijn indrukken verwerk te. Het is Ochse's groote verdienste, dat hij, vermijdende iedere kans op goedkcope en artistieke succesjes, als een rustig chroni- quer, weloverdacht te werk is gegaan. Nie mand zou er in slagen om een publiek dat Indië niet kent. door middel van een film te leeren wat Indië van az wel is. En de man die zich deze taak zou stellen zou zich zon der twijfel te buiten gaan aan het verzame len van een massa details die een bioscooppu bliek niet interesseeren. Ochse heeft zeer goed begrepen hoe dit vraagstuk opgelost diende te worden. Hij zag ln. dat men de menigte, om haar een idee te geven va^ wat Indië ls, vele facetten moest laten zien, glanzende en doffe, om zoodoende vla den buitenkant van het leven, het Innerlijke te doen vermoeden. Het zal menigeen vreemd ln de ooren klinken, maar Ochse heeft iets gemeen met Hanns Heinz Ewers. niet die van Alraune, maar die van de reisbeschrijvingen. Behalve de beroemd en berucht geworden romans schreef Ewers namelijk ook „Mit meinen Augen" en „Indien und Ich". Deze opstellen over exotische gewesten onder scheiden zich door een groote onvolledig heid. In iedere reisgids kan men meer bij zonderheden vinden dan in de pennevruch- ten van den Duitscher. Toch leidt deze kun stenaar ons met een fragmentarisch cause rietje over de paarden van den Maharadja die in hun oogholten edelsteenen dragen, of met een persiflage op een Mexicaansche rechtzitting, dieper ln de sfeer van het land. dan de volledigste reisgids dat ooit zou kun nen doen Ook I. A. Ochse heeft die bewonderens waardige eigenschap van de tyoieche opmer kingsgave. die geen volledigheid van noode heeft en die ons toch een totale indruk van den sfeer van een land bij brengt. Hij zet ons dingen voor die ons zeker be lang inboezemen en doet dat op een zeer meeslepende manier. Vervelen doet hij ons nooit en zijn keuze ui* zijn veelzijdig Indisch materiaal is voortreffelijk en getuigt van goeden smaak, groote kennis van zaken en kunstzinnigheid. Mahamoelia: Het al-luisterrijke. Luister rijk de overdadige woekerende vegetatie van Borneo, luisterrijk de wilde Barito-rivler, luisterrijk het gevecht met de stroomversnel lingen. En fasclneerend en leerrijk de ma nipulaties van den vader aller krokodillen, mysterieus de doodenfeesten. luguber de ziek tegenezing. En dan weg uit Borneo, naar de Padangsche bovenlanden, een schitterende flits van het feest der Chineezen: Tjap-Goh- Meh. Verder naar het meer van Singarah. de Anei-kloof, het karbouwen gat. de kloof van Harau: prachtig bracht Ochse de ver fijnde beschaving van het Minankabausche in beeld; adembenemend ts het fragment naar aanleiding van een Minankabausche bruiloft. Wij zien het ..beripat', waarbij twee inlan ders een vreedzaam maar daarom niet min der bloedig gevecht, houden, met het strie mende rotanriet. dat als een zweep gehan teerd wordt. De vertraagde film openbaart hier een gespannen veerkrachtige schoon heid. Batakland: Sibolga. het Tobameer, de ba takkers, de regenmaker, de jeugdige, spier naakte batakkertjes die zich als een troep jonge soreeuwen ln het Toba meer baden Maar daar naast de vreeselljke misère der leprozerie, met de gruwelijk misvormden, de levende dooden. Terecht is een deel van dit fragment gecoupeerd, als ongeschikt voor vertooning in een bioscoop. Tenslotte Nias met zijn wonderlijke bevol king. waarvan de krijgshaftige mannen in oud-Portugeesche wapenrustingen ten strij de trekken. Liefelijkheid, ingetogenheid, so berheid (ae dansen der Niassche vrouwen) en daarnaast de voor onze begrippen afschuwelijke gewoonte van het tanden vij len Ochse was vier jaar met de camera ln de tropen. De vertooning van het tweede deel der Maha cyclus ls nu aan de orde. Weer een merkpaal in de geschiedenis van de Nederlandsche k'iqstfilnx 4. ten van de toenmalige rijksstad; zijn leven in dien tijd is grillig en allerzonderlingst. Hij richt een tijdschrift op: „De Menschen- vriend", waarin hij het slachtoffer van de haat eens konings op felle wijze ten strijde trekt tegen de dwingelandij van de absolute monarchen, den hofadel, de geestelijkheid en haar tirannie. Overigens oefende hij het burgerlijke be roep vanwijnkooper uit en trad te Aken in het huwelijk met de knappe dochter van burgemeester De Broc. Doch het rustige philisterbestaan kon een onrustlgcn, avontuurlijken geest als Von der Trenck op den duur niet voldoen; hij verlangt terug naar Oostenrijk, trekt daarheen, meldt zich aan bij het Keizerlijk Hof te Weenen om dienst te doen als gemachtigde (elgenlilk spion) in Hongarije tijdens de regeering van keizer Jozef H en wordt aangenomen. Intusschen zet hij zijn verwoeden strijd tegen de geestelijkheid voort, wat he-m een groot aantal processen op den hals haalt. Deze, en zijn verkwistende, onverschillige leefwijze maken dat hij steeds in schulden steekt, wat weer aanleiding voor hem ls om zich op niet te kieskeurige wijze, geld te verschaffen. Een van zijn neef ln 1781 gekocht land goed in Neder-Oostenrijk tracht hij per soonlijk te beheeren en ln cultuur te bren gen, maar zonder veel succes; de handen staan hem nu eenmaal verkeerd voor dit soort werk. In 1786 sterft zijn oude vijand Frederik de Groote; kort daarna ontvangt hij vergun ning naar Pruisen terug te keeren, een pen sioen wordt hem toegekend alsmede schade vergoeding voor zijn geconfiskeerde bezittingen. Hij bezoekt Berlijn en ontmoet daar, na lange jaren, voor het eerst weder zijn vroe gere geliefde, prinses Amelie, die kort daarna stierf, daarna Koningsbergen, Londen, Parijs, steeds ln actie De voorboden der Fransche revolutie zijn reeds in aantocht. Von der Trenck. die zich aangetrokken voelt tot elke verzet tegen monarchie en tirannie, begeeft zich ln 1791 naar Parijs, het centrum der oproerige beweging; hij, het slachtoffer van de dwingelandij eens konings, de voorvechter van radicale ideeën, waardoor hij zich een alom bekende repu tatie heeft verworven, voelt zich daar op zijn plaats en beweert er met veel enthou siasme te zijn ontvangen. Het verblijf ls maar kort maar in 1793 keert hij naar Parijs terug en gaat zijn nood lot tegemoet. Hij ontmoet er den bekenden Henri Maters de Latude, wiens bestaan aan het zijne doet denken. Latude was het slachtoffer van Madame de Pompadour, bij wie hij in de gunst trachtte te komen door een met-bestaand complot tegen haar le- Een regenmaker, van Sumatra,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 15