De vroolijke kant HAARLEMMER HALLETJES DE ONTDEKKINGSGESCHIEDENIS VAN HET ZONNESTELSEL. DE NIEUWE PLANEET PLUTO. ven te verraden. Zijn bedrog werd ontdekt en tientallen van jaren brengt hij door in gevangenissen en krankzinnigengestichten, waaruit hij telkens weet te ontvluchten, maar waarna hij ook telkens weer gevat werd (1). Geboren avonturier, die hij was, had htf de laatste Jaren te Hamburg van de hand in den tand geleefd; ook in deze stad was het hem weer gelukt een maandschrift uit te geven, waarin hij zijn revolutionaire denk beelden met warmte bepleitte en nogal lezers vond, de tijden waren er rijp voor. In Parijs aangekomen liet hij zich veel voorstaan op zijn revolutionaire gezindheid er. verwachtte een mime geestelijke belon ging voor hetgeen hij reeds voor de goede «yik als schrijver had verricht. Hij stelde aan de Nationale Conventie voor hem tot commandant van een afdeeling ontevreden Pruisen te benoemen, liefst met een ger.e- raalstractement; voorts gaf hij op bedekte wijze te kennen dat hij gaarne een dotatie zou ontvangen uit de opbrengst der verbeurd verklaarde goederen der émigrés, noch het een noch het ander gebeurde. Von der Trcnck vervalt tot bittere armoe de. zoekt nu bij dien, dan bij genen van zijn landgenooten geld ter leen te krijgen, wat hem meestal mislukt, en ziet zich ten slotte gedwongen een deel van zijn garderobe enz. fee verknopen; de opbrengst is bitter klein! De Nationale Conventie overstelpt hij met verzoeKscnrutenmen antwoordt hom niethij wordt wanhopig! Ten slotte wordt hij den 17den September 1793 op last van Robespierre als „suspect" gevangen genomen en eerst in de Concier- gerie, daarna in de gevangenis van St. La- zare opgesloten. Maar nog .gaf hij den moed niet op en bleef de Nationale Conventie kwellen met zijn brieven, waarin klachten, verzoeken cn dreigementen elkaar afwisseldenhet succes was nihil. Het eind kan niet uitblijven: men wilde dep lastigen kwant kwijt zijn en onder voor wendsel dat hij deelgenomen had aan een samenzwering van de gevangenen in St. Lazarc, on bovendien door Robespierre be schuldigd, den zaakgelastigde van een vreemde mogendheid te zijn werd hij op 7 Thermirior An 2 «25 Juli 1794) door een re volutionaire rechtbank, in weerwil van zijn krachtige cn waardige verdediging, ter dood veroordeeld. Op den -ten Augustus 1794 werd hij ge guillotineerd, een week na Robespierre. Von der Trenck heeft zeer veel geschre ven doch de waarheid van hetgeen hij om trent. zichzelf en zijn lotgevallen vertelt is dikwijls hoogst tv/ij fel ach tig. Zijn „Merkwürdige Lebensgeschichte" ver scheen te Berlijn. Wcenen In 1786, door hem zelf in het Fransch vertaald in 1789; het verhaal ging dat hij een deel van zijn letter kundigen arbeid in zijn cel te Maagdenburg met zijn eigen bloed zou geschreven hebben. Zijn werk is hoogst middelmatig, maar geeft een aardig denkbeeld omtrent de geestesge steldheid van de menschen van zijn tijd. Dr. J. WACKIE EYSTEN. (1) Hij overleed in 1805, tachtig Jaar oud. Men zou haast denken dat het gevangenis- leven zeer gezond Is: Von der Tenck was op zijn 63ste jaar kerngezond. Gastvrouw; ..Gaat u nu al weg?" Beroemdheid: „Ja, iedereen heeft me nu wol gezien". Rechter: „Was u op dat moment geheel u zelf meester?" Getuige: „Neen edelachtbare, m'n vrouw was bij me". Nieuwe dienstbode van het land, (aan wie gevraagd werd de stand van de barometer af te lezen„Het is 5 minuten over verander lijk meneer". Jongen: „Vader, wat is intuïtie?,. Vader: „Intuïtie jongen, is een mysterieus ding. waardoor een vrouw altijd weet dat ze gelijk heeft". „Ts uw echtgenoot uitvinder?" „Ja. cenlge van zijn trucs om ongemerkt laat thuis te komen, zijn wereldberoemd ge worden". EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Het was in een vrlcndengezelschap, dat op zekeren avond dc quaestle van lafhartig- held, van bangheid besproken werd. Velen hadden In de bioscoop de vertooning gezien van het drama „Four Feathers" naar een roman van den Engelschen schrijver Mason. Het is de geschiedenis van een jong officier, die. wanneer hij zal worden geroepen om voor Engeland te gaan vechten, zijn moed in de schoenen voelt zinken en onder een voorwendsel zijn ontslag neemt. Zijn beste vrienden sturen hem dan elk een veertje, dat ln Engeland als het symbool van laf hartigheid schijnt te gelden, en het meisje, waarmee hij verloofd Is, voegt cr nog een vierde veer aan toe. Hoe hij zich naderhand reclasseert door heldendaden veel grooter dan het deelnemen aan den oorlog ooit zijn kan, wordt in de film ten toon gespreid. De meening over dit. geval was in het ge zelschap zeer verdeeld. Sommigen vonden liet optreden van dc krijgsmakkers en vooral van het meisje zeer ongepast cn wreed, anderen waren het daar niet mee eens. Tenslotte maakte één van het gezel schap. een man. die veel gereisd had en dus ook veel beleefd, een opmerking, die de al- gemeene aandacht trok. Hij ze.i namelijk: „Niemand heeft zijn goede en zijn minder goede eigenschappen volledig, om de een voudige reden, dat zijn stemming, zijn le vensmoed. zijn gewetensbesef niet onveran derlijk en niet op alle oogenbllkken even groot zijn. Wie dat bedenkt, neemt het een ander niet kwalijk, wanneer deze iels doet, dat hij niet van hem verwacht zou hebben ot iets nalaat, waarop hij gerekend had. maar bovendien, niemand is dapper in ieder opzicht. Sommige menschen zijn laf tegen over niet ige kleur ah eden en dapper in veel hachelijker oogenbükken. Niemand is dus heelemaal laf cn niemand is dus hcelemaal dapper. Ik heb daar In mijn leven merk waardige staaltjes van gezien". Wij drongen er op aan. dat hij zou vertel len en hij liet zich niet bidden, maar be gon dadelijk met cên van zijn ervaringen: „ik heb een tijd lang gereisd met één van mijn vrienden, bij wlen ik nooit iets bange lijks had opgemerkt en Ik zou het nu nog niet geweten hebben, wanneer wij op een avond laat ergens aankomende niet- alle hotels bezet hadden gevonden, zoodat. wij uenoegen moesten nemen met één gemeen schappelijke slaapkamer. Wij waren ver Op 14 Maart 1930 werd de astronomische wereld verrast door een telegram van Shapley, den directeur van de Harvarö- Sierrewacht. Daarin deelde hij mede dat er op de Lovvell-Sterrewacht te Flagstaff een planeet ontdekt was die verder van de zon zou afstaan dan Nep.unus. „Verder weg dan Neptunus", dat was juist het bijzondere van de ontdekking. Nieuwe planeten worden er zeer veel gevonden. Ze komen alle voor tus» schcn banen van Mars en Jupitar. Boven dien zijn ze zóó klein dat de groep bekend staat als de kleine planeten in tegenstelling met de groote planeten. Kleine planeten zijn er ongeveer elihonderd, terwijl als he. telegram juist blijkt te zijn, nu de negende groote planeet gevonden zou zijn. De ontdekking van deze planeet-, die met- den naam Pluto gedoopt is, is niet aan he: toeval te danken. Vóór de planeet nog ge zien was, had men haar aanwezigheid reeds bespeurd en aangegeven waar ze gevonden moest worden. En nu is waarschijnlijk cic planeet, die zoo lichtzwak is dat zij door geen enkelen kijker in Nederland gezien kan worden, gevonden. Om den lezer duide lijk te maken hoe het mogelijk was d? plaats van dat zwakke hemellichaam te be rekenen moeten we teruggaan tot den tijd dat men van de planetenbeweging nog zee; weinig wist. We zullen in groote trekken de geschiedenis van de kennis van het planeten- s:elsel volgen, en het einde van ons verhaal zal gevormd worden door de ontdekking van Pluto. Wanneer men den loop van de planeten tusschen de sterren volgt, ziet men dat zij steeds binnen een smalle gordel van den hemel blijven. In hoofdzaak bewegen zij zich van West naar Oost. maar ongeveer ieder Jaar gebeurt het dat haar snelheid mind?" wordt; ze schijnen gedurende een korten tijd stil te slaan, om vervolgens op haar schreden terug te keeren. Na eenigen tijd houdt ook die teruggaande beweging op en herneemt de planeet haar weg van West naar Oost. Men meende in den. ouden tijd dat de planeten met eenparige snelheid in cirkel- banen moesten rondloopen, daar men dat als de volmaaktste beweging beschouwde. Als de aarde het middelpunt van de beweging was, konden de planeten echter niet in een cirkel rondloopen. Immers dan kon de pla neet nooit terug gaan. zooals ze toch wer kelijk doet. De oplossing werd gevonden in een ingewikkeld samenstel van cirkelbewe gingen. Dit stelsel is bekend onder den naam Stelsel van Ptolemeus, naar den astronoom die ongeveer honderd jaar na Christus een groot leerboek oVer sterrekunde schreef. De planeet liep volgens hem in een kleine cir kel rond. Het middelpunt van die cirkel be» schreef dan de clrkelbaan om de aarde. Men ziet, in hoofdzaak werd de beweging bepaald door de groote clrkelbaan. De beweging in d* kleine cirkel kon dan het terugloopen van de planeet verklaren. En als men geschikte maten voor die cirkels aannam kwam de daarmee berekende piaats van de planeet wel zoo wat overeen met de werkelijke plaats. Naarmate de waarnemingen nauwkeuriger werden bleek dat men met die twee cirkeLs niet uitkwam. Voor iedere onregelmatigheid ln de waargenomen beweging nam men cr een cirkeltje meer bij. Het doel van dat in gewikkelde stelsel was om van te voren de plaats van een planeet te kunnen berekenen, opdat de astrologen deze konden gebruiken voor hun voorspellingen. Het is heelemaal niet zeker dat ze meenden dat de planeten werkelijk dergelijke ingewikkelde banen oe- sch reven. Tot in het midden van de zestiende eeuw huldigde men in Europa echter de opvatting dat de aarde in het middelpunt van het heelal stil stond. Het op- en ondergaan van zon, maan en sterren zou ontstaan doordat de geheele hemel in vierentwintig uur om de aarde ronddraaide, van Oost naar West. Daarenboven beschreven de planeten dan nog haar ingewikkelde banen tusschen de sterren van West naar Oost. In het jaar 1543 verscheen er een boek, getiteld ,De revo'.utionlbus orbium coelestium" d.w.z. „Over de wenteling der hemellichamen". De auteur, de beroemde Copernicus, ont ving het eerste gedrukte exemplaar op zijn sterfbed. Vandaar dat hij niet gemerkt heeft dat de vr.end. die voor de uitgave ge zorgd had, er een korte voorrede aan toe gevoegd had. In die voorrede werd de in» druk gewekt dat het geheele werk slechts een hypothese was, die „noch waar. noch waarschijnlijk behoefde te zijn". In het boek w-erden namelijk ideeën verkondigd die in strijd waren met de opvattingen in die dagen. Copernicus beweerde niet minder dan dat de aarde in vierentwintig uur om haar as wentelde en dat daardoor de hemel scheen te draaien. Nog veel vermeteler was dat hij de aarde uit het middelpunt van het heelal wegnam. De zon zou het middel» punt zijn. En de aarde was één van de zes planeten die haar baan om de zon be schreven. Het terugloopen van de planeten in haar baan was niets anders dan de af spiegeling van de baan die de aarde in een jaar om de zon doorliep. Het boek werd heftig bestreden met ar gumenten die niet alleen aan de sterrekun de ontleend waren. Als sterrekundige be zwaren voerde men aan dat de afspiegeling van de aardbaan ook gezien moest worden aan de zoogenaamde vaste sterren; en dat de planeet Venus in het ééne deel van haar baan een vier keer zoo groote afmeting moest schijnen te hebben als in het andere gedeel te. De voorstanders van Copernicus beweer den dat de vaste sterren veel te ver weg stonden om iets van de beweging van de aarde te verraden. De strijd was met die wetenschappelijke hulpmiddelen van die dagen niet te beslis sen In het begin van de zeventiende eeuw hoorde Galilei dat er in Holland een verre kijker ui "gevonden was- Met behulp van de vage mededeelingen die hem daarover be» reikten, slaagde hij er spoedig in ook zoo'n instrument te construeeren. Hij richtte zijn telescoop op den hemel. En daar vond hij in 1G09 dat de planeet Jupiter vergezeld was door vier wachters die een baan beschreven om de hoofdplaneet. Dit was een model op kleine schaal van het stelsel van Copernicus. Een jaar daarna zag Galilei dat Venus wer kelijk in het eene deel van haar baan grooter leek dan in het andere. Bovendien onidekte hij dat Venus afwisselende schijngestalten vertoont, op een dergelijke manier als «ie maan. Daaruit kon Galilei met zekerheid de conclusie trekken dat Venus om de zon liep. Copernicus had den cirkelvorm van de baan van een planeet onaangetast gelaten. Om de onregelmatigheden in haar beweging te verklaren had hij hulpcirkeltjes noodig, net als Ptolemeus. In 1609 verscheen er een boek waarin de cirkelbeweging gebroken werd. Kepler load als assistent en opvolger van den bekwaamsten astronoom uit die dagen n.l. Tycho Brahe, de beschikking ge kregen over diens uitgebreid en nauwkeurig waarnemingsmateriaal. Op grond van die waarnemingen wilde hij een nieuwe theorie van de beweging van Mars vervaardigen. Hij begon de beweging van Mars op de gewone manier door een samenstel van cirkelbanen voor te stellen. Daar slaagde hij niet in. Er bleven onverklaarbare afwijkingen van negen boogminuten over. De waarnemingen -van Tycho Brahe waren nauwkeurig tot op eén bcogminuut, dus de schuld kon niet op de waarnemingsfouten geworpen worden. Ter- wille van die negen minuten zag Kepler zich genoodzaakt de gelreole astronomie opnieuw 'e beginnen. Uit de waarnemingen zélf trachtte Kepler nu af te lelden wat de baan van Mars was. Hij vond dat dat een ellips was. met de zon in één van de twee brandpunten- Bovendien vond hij dat de planeet die baan niet met eenparige snel» heid doorliep. Hoe dichter de planeet bij de zon kwam, hoe grooter de snelheid. Tien jaar later, in 1619, publiceerde Kepler ook nog een wet die het verband gaf tusschen de gemiddelden afstand van een planeet tot de zon en den tijd dien de planeet noodig heöft om haar baan te doorlcopsn. Er was het genie van Newton noodig om de ééne wet te ontdekken die aan die ver- scheldenheid van beweging ten grondslag lag. In 1687 publiceerde hij zijn „Phiio- sophiae naturalis principia mathem i .ca" d.w.z. „De wiskunstige grondslagen van de natuurfilosofie". Daarin sprak hij de we uit dat alle lichamen elkaar aantrekken met een kracht die evenredig is met hun massa en omgekeerd evenredig met het kwadraat van hun afstand. De aantrekking die de zon en de planeten op elkaar uitoefenen is de oorzaak dat de pianeet om de zon blijft loopen. Nu brak er voor de theoretische astronomie een tijd van ingespannen werken aan. Met behulp van de toen pas --'gevonden hcogere wiskunde moest men uit de wet van Newton afleiden hoe een planeet zich precies zal bewegen. Tevens moest men zien of dat met de werkelijke beweging van de plan-eet over» eenkwara. Men slaagde er inderdaad in alle waargenomen bijzonderheden van de plat nelenbeweging uit de wet van Newton te verklaren. Tot nu toe kende men, behalve de aarde en de maan, vijf planeten, Mercurlus, Venus. Mars. Jupiter en Sa.urnus. En omdat men er niet meer kende, kwam af en toe iemar.d op het idee om te bewijzen dat er ook niet meer konden zijn. Gelukkig zat er wel tel kens in de gegeven redeneermgen een fout. Op 13 Maart 1781 bekeek Herschel met een dcor hem zelf vervaardigde telescoop een groepje zwakke sterren in het sterrebeeld de Tweelingen. Daarbij viel het hem op, dat een van die sterren grooter scheen als hij een s:erker vergrooting gebruikte. Echte sterren doen dat nooit. Vandaar dat Her schel meende, dat hij een komeet ontdekt had- Hij bepaalde de plaats van dat h-emei- lichaam en bemerkte dat het tusschen de sterren bewoog. Uit een reeks van dergelijke waarnemingen trachtten de theoretici een baan te bepalen, aannemende dat het nieuw e hemellichaam een komeet was. Tot hun groote verbazing lukte dat niet. Ze waren ge dwongen aan te nemen dat het hemel lichaam in een nagenoeg cirkelvormige baan om de zon liep. Met andere woorden: het ontdekte hemellichaam was een planeet d:e verder van de zon stond dan Saturn us. De planeet werd Uranus gedoopt. Nu kon men ook berekenen waai- Uranus op een vroeger tijdstip ongeveer gestaan had. Daarbij bleek dat de planeet al vei-scheiden keeren waar genomen was, maar voor een vaste ster aan gezien was. Deze oude waarnemingen kon» den dienen om een nauwkeuriger baan van de planeet te berekenen en daaruit de plaats van Ursus voor de toekomst te voor spellen. Reeds vroeger had men geprobeerd regel» maat te ontdekken in de afstanden van de planeten tot de zon. De naam van Titus en Bode 11772) is verbonden met het volgen de voorschrift: Schrijf de rij -getallen 0, 3. 6, 12, 24, 48, 96 op. Men ziet dat (op 0 en 3 na) ieder getal het dubbele van het voorgaande is. Tel nu bij leder getal 4 op. Dit geeft 4, 7, 10, 16 28, 52, 100. Stelt men den afstand van de aarde tot de zon voor door tien, dan geven de getallen van die reeks vrij goed de af standen van de andere planeten tot de zon weer, mits men het getal 28 weglaat. Op dien afstand, die tusschen de banen van Mars en Jupiter in ligt, komt geen planeet voor. Het kon niet anders of die gaping moest de aandacht trekken. De astronomen besloten stelselmatig naar een onbekende planeet te gaan zoeken. Op 1 Jan. 1801 vond Piazzi werkelijk een planeet, die Ceres gedoopt werd. De ontbrekende planeet was dus gevonden. Groot was de ver bazing toen er op 28 Maart 1802 nog een planeet gevonden werd, welker baan tusschen Mars en Jupiter in lag. En aan den stroom van nieuwe kleine planeten kwam geen eir.d. Op het oogenblik kent men reeds elfhonderd kleine planeten, 't Is te begrijpen dat die verzameling een rijk studiemateriaal voor den theoretischen astronoom biedt. Hoe was het intusschen met Uranus ge gaan? Zooals we zagen, had men met be hulp van oude, toevallige waarnemingen haar baan berekend en daaruit de toekomstige plaatsen aan den hemel voorspeld. De pla neet stoorde zich echter niet aan die door de wet van Newton voorgeschreven baan. De afwijkingen werden voortdurend groot-er. Teneinde raad verwierp Bouvard alle oude waarnemingen. Alleen met behulp van de waarnemingen r.a de ontdekking gedaan, ontwierp hij nieuwe tafels voor de beweging van de planeet. In 1821 publiceerde hij die. Gedurende de eerste jaren ging alles goed. Uranus volgde de tafels voldoende nauw» keurig. Men dacht de kwestie reeds tot een goed eind gebracht te hebben, toen Uranus weer ging afwijken. In 1844 beoroeg het ver schil tusschen de waargenomen plaats en de berekende plaats reeds twee boogminut?n. Dat is aan den hemel niet zoo'n groot be drag. Twee sterren op dien afstand kan men met het bloote oog niet gescheiden zien. Maar in de oogen van de astronomen, die toen een vijft-gste gedeelte van dien af-:tand met zeker held hadden kunnen waarnemen, was het een onduldbaar groot bedrag. Zou de wèt van Newton niet Juist- zijn? Dat leek niet waarschijnlijk, want dan mossten ook de andere planeten afwijkingen vertoornen. Twee astronomen, Leverrier in Parijs en Adams in Cambridge, brach'en onafhankelijk van elkaar het idee in toepassing om een nog onbekende planeet voor de storingen ver antwoordelijk ts stellen. Zij trachtten uit de afwijkingen te berekenen waar die planeet zou moeten staan om door haar aantrekking de afwijking van Uranus teweeg te kunnen brengen. Leverrier publiceerde zijn uitkomst het eerst. En op 23 September 1846 ontving Galle, die op de sterrewacht te Berlijn werk te, van Leverrier de uitnoodiglng op de door hem aangegeven plaats naar de onbekende planeet te zoeken. Het toeval wilde dat de sterrewacht juist een proefdruk van een nog niet verschenen s'.errekaart van dat stuk van den hemel ontvangen had en denzelfden avond nog vond Galle een ster die op die kaart niet voorkwam. Den volgenden avoiul bleek dat de ster zich verplaatst had op de door Leverrier voorspelde wijze. De nieuwe planeet was gevonden en wel op minder dan twee maal de breedte van de volle maan van de voorspelde plaats verwijderd. Overtuigend was nu bewezen dat de wet van Newton werkelijk de beweging van de planeten be- hecrsch-'.e. De ontdekking van deze planeet, die Neptunus genoemd werd, is de schoonste triomf voor de theoretische sterrekunde ge weest. Het grootste gedeelte van de afwijking van Uranus was nu verklaard en men kon rustig voortgaan met het construeeren van nauw- keurige tafels voor de beweging van Uranus en van Neptunus. Deze laatste bleek 165 jaar noodig te hebben om haar baan rondom de zon af te leggen. Zou Neptunus nu de buitenste planeet van het zonnestelsel zijn? 'Beneinde dat te weten te komen moest men nauwgezet de bewe ging van Uranus en Neptunus nagaan om te zien of er nog afwijkingen van de bereken de baan overbleven. Neptunus heeft sinds haar ontdekking ongeveer de helft varn haar baan afgelegd, dus afwijkingen van Neptu» nus kunnen altijd geschoven worden op on voldoende bekendheid met haar theoreti sche baan. Anders stond het met Uranus. Na aftrek van de storingen door Neptunus veroorzaakt, bleven er nog kleine afwijkingen over. Uit die resten kon men nu prebeeren de plaats van nog een onbekende planeet af te leiden. In 1909 heeft Pickering zijn be rekeningen daarover gepubliceerd. In 1919 herhaalde hij ze en kreeg toen eenigszins andere uitkomsten. Ook Lowell heeft zich met de kwestie bezig gehouden en een plaats voorspeld in de buurt van Pickering's voor» spelling van 1909. Deze voorspellingen schijnen bewaardheid te zijn. Op 13 Maart JJ. is het bovengenoem de telegram in Europa ontvangen. De ont dekkers meenen de door Lowell en Pickering voorspelde planeet gevonden te hebben. Op vele andere sterrewachten is het nieuwe hemellichaam, waar de naam Pluto voor ge kozen is, waargenomen. Over eenige weken kunnen we een goede baanberekening van Pluto verwachten. Dan eerst weten we zeker of het hemellichaam werkelijk de voorspelde planeet is. Aanstaanden Zondag is Teyler's Musetim van één tot drie uur geopend. Ondergeteekende hoopt dan eenige antieke modellen vatn het planetenstelsel toe te lichten. DR. N. W. DOORN. Natuurkundig Labpratorlum van Teyler's Stichting. moeid en lagen dus spoedig in onze bedden, maar op een oogenblik zei hij: „neem me niet kwalijk, dat ik het licht nog even aan draai, maar ik moet er nog even uit", en tot mijn groote verbazing ging hij zorgvuldig onder de bedden kijken en stapte t-oen weer in bed. Toen ik hem vroeg wat dat te be- teekenen had. zei hij, dal. hij nooit in een hotel ging slaoen voordat hij zich overtuigd had. dat er niemand onder het bed verbor gen was. U lacht daarom en ik heb dat destijds ook gedaan en hem gevraagd of hij alle kasten wel geïnspecteerd had en de plooien van de gordijnen, maar naderhand heb ik mij dat weer herinnerd toen we samen op zes waren en bij gelegenheid van den laatsten storm werkelijk met ons schip ln gevaar verkeer den. Het was een moderne boot, maar er werden stukken van de verschansing afge slagen. De kapitein en de overige officieren keken bezorgd en de passagiers werden zoo angstig, dat het bijna niet mogelijk was om hen in bedwang te houden. Ik dacht aan mijn vriend en hoe bang hij wel zijn zou en ik ging hem opzoeken om hem als het kon wat te bemoedigen. Om de passagiers ervan te weerhouden in hun angst naar bo ven te gaau op het dek, waar heb gevaar lijk was, bad men ze allen in de eetzalen bij elkaar gebracht. Daar vond ik ook mijn medereiziger, maar ik geloofde mijn oogen niet, toen ik zag, dat- hij volkomen rustig was en bezig om de meest vreesachtige pas sagiers moed in te spreken en zelfs nu en dan een grapje te vertellen waarom zij moesten lachen. Het was merkwaardig om te zien, welk een grooten invloed deze man had op z'Jn hcele omgeving, cn hoe die bange lieden op hem steunden met vragen over hoe groot het gevaar was, hoe groot de kansen, dat de boot het zou houden en al dergelijke dingen, waaroo hij rustig en vol vertrouwen antwoord gaf. terwijl hy er natuurlijk ze1! ook niets aan doen kon. De storm duurde den heelen nacht door en ik hoop zoo'n nacht nooit meer te be leven. Toen de wind den volgenden dag be daarde, konden wij pas zien hoeveel schade er was aangericht en de kapitein kwam er toen ook rond voor uit., dat hij zelf benauw de uren had doorgebracht. Bij den eerstvol- genden maaltijd, toen het gevaar geheel voorbij was. bedankte de kapitein de passa giers voor hun kordate houding en vooral diegenen, die geholpen hadden om de ang- stigen gerust te stellen. De naam van mijn vriend werd door hem uitdrukkelijk gc- ncemd. Toen dacht- ik nog eens terug aan dat merkwaardige moment, toen hij in onze hotelkamer onder onze bedden keek of er geen inbreker verscholen was! Ik ben eenmaal met een van mijn ken» nissen, die mij te eten had gevraagd, naar zijn huis gegaan. Zijn vrouw kende ik niet en had ik geweten onder welke vreemde omstandigheden ik met haar kennis zou maken, dan zou ik dien dag zeker niet zijn meegegaan. Mijn gastheer sloot de voordeur open en nauwelijks waren wij ln het portaal of wij hoorden een doordringend gegil alsof er iemand in grooten nood ver keerde. Natuurlijk gingen wij sa-men gauw mogelijk op dit angstgeschrei af Mijn vriend rukte de deur open en we kwa men binnen, natuurlijk niet anders verwach» ten de dan dat er een moordenaar aan het werk was of dat er brand was uitgebroken of iets anders geweldigs. Het eenige, wat we zagen, dat was de vrouw des huizes op een stoel, die hardop stond te gillen zon der dat de reden van haar angst zichtbaar was. Het hooge woord kwam er al gauw uit, er was een muis in de kamer gekomen en dit was de heele aanleiding van de opschud ding. Een man houdt er niet van, dat zijn vrien den zijn vrouw Ln een bes pot'olijke positie aantreffen cn hoewel mijn gastheer zich goed hield en geen verwijten deed in mijn tegenwoordigheid, was de stemming bedor ven cn ons 'middagmaal niet zoo genoeglijk als het. had kunnen zijn. 's Avonds toen ik afscheid nam, stond hij erop mij naar mijn hotel te brengen en nauwelijks waren wij de deur uit of hij begon zijn vrouw te ver» ontsohuldigen voor het dwaze figuur, dat- zij dien middag had gemaakt.. „Ik begrijp", zei hij. „dat jo met een slechten indruk uit mijn huis gaat. Jawel, spreek me maar niet tegen, ik begrijp dat wel. maar laat ik je dan nog iets vertellen, dat je waarschijn» lijk een heel anderen indruk geven zat Je weet misschien, dat mijn schoonvader een paar jaar voor zijn dood verlamd is ge weest en dus zijn werk zoo goed als niet meer kon waarnemen. De zaak verliep snel en het oogenblik zou aanbreken, dat ze heelemaal verloren ging. Ik kende mijn vrouw toen nog niet, we waren nog niet ver loofd en zij heeft mij er zelf ook weinig of nie s van verteld, maar de menden hebben mij later gezegd met wat een buitengewone dapperheid zij de zaak weer had opgehaald. Verbeeld je daarbij een eenige dochter, al tijd zeer ontzien, misschien een beetje ver wend. die altijd in gemakkelijke orustan- dighcden had geleefd en die ai haar wen» schen vervuld had gealeii. Die vrouw, een jong meisje nog, ging nu voor de agenturen van haar vader op reis, moest orders trachten te krijgen bij allerlei menschen in allerlei stem» mingen, van wie de meesten het bovendien heelemaal niet goed vonden, dat een vrouw zoo optrad. Honderd maal moet ze op het punt zijn geweest in wanhoop die pogingen op te geven, maai- ze hield vol en ze heeft tenslotte de overwinnig behaald, de zaak in het leven gehouden en de laatste levensjaren van haar vader nog gelukkig gemaakt. Als je mij nu vraagt, hoe het mogelijk is, dat dezelfde vrouw, die de geestkracht en de dapperheid heeft gehad er iederen dag in wind en weer op uit te trekken om zaken te doen met onverschillige of vijandelijk ge stemde menschen, hoe een dergelijke vrouw bang kan zijn van een muis en op een stoel staat te gillen, dan kan ik dat niet zeggen. Maar dit weet ik wel, als er ooit voor be langrijke dingen geestkracht en durf moet worden getoond, dan zal mijn vrouw die toonen als is ze ook bang voor een onnoozel muisje". Er waren er onder de dames, dei kleurden, waarschijnlijk omdat zij ook niot zeker zouden zijn van zichzelf bij het optreden van een muis, maar de verteller ging verder: ..Ik ken een Belgisch dorp, waarin tijdens den oorlog de Duitschers al heel gauw bin nenkwamen. Ik kende daar ook vele men schen, omdat ik er wel gelogeerd heb. oa een opgeschoten jongen van een jaar of achttien., die door de hcele gemeente werd uitge lachen. Ik heb nog nooit in mijn leven iemand gezien, die zóó schuchter was; hij had maar liever, da:, niemand hem aan sprak, vrienden had hij natuurlijk niet, want iedereen lachte hem uit, zijn eigen vader en moeder spraken minachtend over hem. Kort om. ik heb nog nooit zoo'n slappe figuur gezien. Toen kwam de invasie met al 'iaar moeilijkheden; een gedeelte van de inwo ners vluchtte, de anderen bleven omdat ze niet wisten, waarheen ze gaan zouden of omdat ze te oud waren cm zich te verplaat sen, maar Piet Gort (dat was zijn spotnaam) bleef. Piet Gort had natuurlijk kunnen vluchten; waarom hij het niet deed, heeft toen niemand begrepen, maar ik zeg u, om dat hij veel meer geestkracht en vooral ziels kracht had dan ooit iemand van hem eer wacht zou hebben. Piet Gort was zeker geen vriend van de Duitschers, maar ze waren er eenmaal en in het belang van de ach tergebleven bewoners en van hun eigen dommen moest men we! met her. ón aanra king blijven. Hij heeft in die dagen met grooten tact dc Duitschers te woord ge staan. menige onbillijkheid weten te voor komen, menig gevaar vermeden, menig oud. mensch weten te beschermen voor onrecht vaardige eischen. Toen één van de inwoners om een kleinigheid door een dronken Duio- scher met zijn bajonet werd bedreigd, heeft Piet Gort hem gered, met gevaar voor zijn eigen leven. Dat duurde drie maanden, de Duitschers trokken verder en het dorp werd ontruimd. Langzamerhand kwamen de ge vluchte bewoners weer terug en sloegen den ouden toon aan tegen Piet Gort, maar toen konden ze slaag krijgen zooveel z-e maar wil den en meer dan zc noodig hadden. Op voor stel van den burgemeester zelf werd beslo ten. Piet Gert een herinnering-medaille aan te bieden uit dankbaarheid voor alles wat hij in die moeilijke tijden gedaan had. Op den dag. dat die hem plechtig zou worden uitge reikt, was Piet Gort nergens te vinden. Daar voor was hij nu weer te schuchter. Hij is niet de eenige geweest, die bij srcote gelegenhe den de leiding neemt-, terwijl hij in het dage- lijksch leven den indruk van een lafaard maakt. Zooals wij hier zitten, dames en heeren." zei de verteller, „durf ik wel zeggen, dat wij allemaal, ik zelf natuurlijk niet uitgezon derd, onze kleine angsten, onze bangheden en onze lafhartigheden hebben. Ik geef u de verzekering, dat ik persoonlijk op mijn reizen nog wel eens heb moeten optreden tegenover menschen met wie ik te maken had en u begrijpt-, c'.at ik mij gemakkelijk kan bewegen op booten, sporen, hotels en alle gelegenheden, die op reis zoo voorko men, maar toch, toen wij in een berghótel hoorden van een gids, die pas verongel"kr, was en de hotelhouder vroeg of lk (om -.at wij Ho'landers vreemde talen kennen, .-.d hij mij uitgezocht) of ik bij het ccsrr.o-> -!i- tisch gezelschap dat daar zat. een cell r e wou inleiden, heb ik het niet aangedurfd; daarvoor heb ik geen moed. In een vrienden kring als hier ben Ik op mijn gemak, maar als ik een onbekend ge?el?rhao nr^t toe spreken. dan bonst het hart mij !n de kvl en dan ga ik stotteren. Wie van u daar^.u lachen wil. moet dat maar deen. m'jn erva ring is ln de wereld, dat niemand heel3m-"ri laf en niemand heo,"maa1 H?--<~er is en -i?t de historie van de vier veeren dus eer. groote wreedaardigheid was."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 16