De vroolijke kant
HAARLEMMER HALLETJES
DE ONTDEKKINGSGESCHIEDENIS VAN HET
ZONNESTELSEL.
DE NIEUWE PLANEET PLUTO.
ven te verraden. Zijn bedrog werd ontdekt
en tientallen van jaren brengt hij door in
gevangenissen en krankzinnigengestichten,
waaruit hij telkens weet te ontvluchten,
maar waarna hij ook telkens weer gevat
werd (1).
Geboren avonturier, die hij was, had htf
de laatste Jaren te Hamburg van de hand
in den tand geleefd; ook in deze stad was
het hem weer gelukt een maandschrift uit
te geven, waarin hij zijn revolutionaire denk
beelden met warmte bepleitte en nogal lezers
vond, de tijden waren er rijp voor.
In Parijs aangekomen liet hij zich veel
voorstaan op zijn revolutionaire gezindheid
er. verwachtte een mime geestelijke belon
ging voor hetgeen hij reeds voor de goede
«yik als schrijver had verricht. Hij stelde
aan de Nationale Conventie voor hem tot
commandant van een afdeeling ontevreden
Pruisen te benoemen, liefst met een ger.e-
raalstractement; voorts gaf hij op bedekte
wijze te kennen dat hij gaarne een dotatie
zou ontvangen uit de opbrengst der verbeurd
verklaarde goederen der émigrés, noch het
een noch het ander gebeurde.
Von der Trcnck vervalt tot bittere armoe
de. zoekt nu bij dien, dan bij genen van zijn
landgenooten geld ter leen te krijgen, wat
hem meestal mislukt, en ziet zich ten slotte
gedwongen een deel van zijn garderobe enz.
fee verknopen; de opbrengst is bitter klein!
De Nationale Conventie overstelpt hij met
verzoeKscnrutenmen antwoordt hom
niethij wordt wanhopig!
Ten slotte wordt hij den 17den September
1793 op last van Robespierre als „suspect"
gevangen genomen en eerst in de Concier-
gerie, daarna in de gevangenis van St. La-
zare opgesloten.
Maar nog .gaf hij den moed niet op en
bleef de Nationale Conventie kwellen met
zijn brieven, waarin klachten, verzoeken cn
dreigementen elkaar afwisseldenhet
succes was nihil.
Het eind kan niet uitblijven: men wilde dep
lastigen kwant kwijt zijn en onder voor
wendsel dat hij deelgenomen had aan een
samenzwering van de gevangenen in St.
Lazarc, on bovendien door Robespierre be
schuldigd, den zaakgelastigde van een
vreemde mogendheid te zijn werd hij op 7
Thermirior An 2 «25 Juli 1794) door een re
volutionaire rechtbank, in weerwil van zijn
krachtige cn waardige verdediging, ter dood
veroordeeld.
Op den -ten Augustus 1794 werd hij ge
guillotineerd, een week na Robespierre.
Von der Trenck heeft zeer veel geschre
ven doch de waarheid van hetgeen hij om
trent. zichzelf en zijn lotgevallen vertelt is
dikwijls hoogst tv/ij fel ach tig.
Zijn „Merkwürdige Lebensgeschichte" ver
scheen te Berlijn. Wcenen In 1786, door hem
zelf in het Fransch vertaald in 1789; het
verhaal ging dat hij een deel van zijn letter
kundigen arbeid in zijn cel te Maagdenburg
met zijn eigen bloed zou geschreven hebben.
Zijn werk is hoogst middelmatig, maar geeft
een aardig denkbeeld omtrent de geestesge
steldheid van de menschen van zijn tijd.
Dr. J. WACKIE EYSTEN.
(1) Hij overleed in 1805, tachtig Jaar oud.
Men zou haast denken dat het gevangenis-
leven zeer gezond Is: Von der Tenck was op
zijn 63ste jaar kerngezond.
Gastvrouw; ..Gaat u nu al weg?"
Beroemdheid: „Ja, iedereen heeft me nu
wol gezien".
Rechter: „Was u op dat moment geheel
u zelf meester?"
Getuige: „Neen edelachtbare, m'n vrouw
was bij me".
Nieuwe dienstbode van het land, (aan wie
gevraagd werd de stand van de barometer
af te lezen„Het is 5 minuten over verander
lijk meneer".
Jongen: „Vader, wat is intuïtie?,.
Vader: „Intuïtie jongen, is een mysterieus
ding. waardoor een vrouw altijd weet dat ze
gelijk heeft".
„Ts uw echtgenoot uitvinder?"
„Ja. cenlge van zijn trucs om ongemerkt
laat thuis te komen, zijn wereldberoemd ge
worden".
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Het was in een vrlcndengezelschap, dat
op zekeren avond dc quaestle van lafhartig-
held, van bangheid besproken werd. Velen
hadden In de bioscoop de vertooning gezien
van het drama „Four Feathers" naar een
roman van den Engelschen schrijver Mason.
Het is de geschiedenis van een jong officier,
die. wanneer hij zal worden geroepen om
voor Engeland te gaan vechten, zijn moed
in de schoenen voelt zinken en onder een
voorwendsel zijn ontslag neemt. Zijn beste
vrienden sturen hem dan elk een veertje,
dat ln Engeland als het symbool van laf
hartigheid schijnt te gelden, en het meisje,
waarmee hij verloofd Is, voegt cr nog een
vierde veer aan toe. Hoe hij zich naderhand
reclasseert door heldendaden veel grooter
dan het deelnemen aan den oorlog ooit zijn
kan, wordt in de film ten toon gespreid.
De meening over dit. geval was in het ge
zelschap zeer verdeeld. Sommigen vonden
liet optreden van dc krijgsmakkers en
vooral van het meisje zeer ongepast cn
wreed, anderen waren het daar niet mee
eens. Tenslotte maakte één van het gezel
schap. een man. die veel gereisd had en dus
ook veel beleefd, een opmerking, die de al-
gemeene aandacht trok. Hij ze.i namelijk:
„Niemand heeft zijn goede en zijn minder
goede eigenschappen volledig, om de een
voudige reden, dat zijn stemming, zijn le
vensmoed. zijn gewetensbesef niet onveran
derlijk en niet op alle oogenbllkken even
groot zijn. Wie dat bedenkt, neemt het een
ander niet kwalijk, wanneer deze iels doet,
dat hij niet van hem verwacht zou hebben
ot iets nalaat, waarop hij gerekend had.
maar bovendien, niemand is dapper in ieder
opzicht. Sommige menschen zijn laf tegen
over niet ige kleur ah eden en dapper in veel
hachelijker oogenbükken. Niemand is dus
heelemaal laf cn niemand is dus hcelemaal
dapper. Ik heb daar In mijn leven merk
waardige staaltjes van gezien".
Wij drongen er op aan. dat hij zou vertel
len en hij liet zich niet bidden, maar be
gon dadelijk met cên van zijn ervaringen:
„ik heb een tijd lang gereisd met één van
mijn vrienden, bij wlen ik nooit iets bange
lijks had opgemerkt en Ik zou het nu nog
niet geweten hebben, wanneer wij op een
avond laat ergens aankomende niet- alle
hotels bezet hadden gevonden, zoodat. wij
uenoegen moesten nemen met één gemeen
schappelijke slaapkamer. Wij waren ver
Op 14 Maart 1930 werd de astronomische
wereld verrast door een telegram van
Shapley, den directeur van de Harvarö-
Sierrewacht. Daarin deelde hij mede dat er
op de Lovvell-Sterrewacht te Flagstaff een
planeet ontdekt was die verder van de zon
zou afstaan dan Nep.unus. „Verder weg dan
Neptunus", dat was juist het bijzondere van
de ontdekking. Nieuwe planeten worden er
zeer veel gevonden. Ze komen alle voor tus»
schcn banen van Mars en Jupitar. Boven
dien zijn ze zóó klein dat de groep bekend
staat als de kleine planeten in tegenstelling
met de groote planeten. Kleine planeten
zijn er ongeveer elihonderd, terwijl als he.
telegram juist blijkt te zijn, nu de negende
groote planeet gevonden zou zijn.
De ontdekking van deze planeet-, die met-
den naam Pluto gedoopt is, is niet aan he:
toeval te danken. Vóór de planeet nog ge
zien was, had men haar aanwezigheid reeds
bespeurd en aangegeven waar ze gevonden
moest worden. En nu is waarschijnlijk cic
planeet, die zoo lichtzwak is dat zij door
geen enkelen kijker in Nederland gezien
kan worden, gevonden. Om den lezer duide
lijk te maken hoe het mogelijk was d?
plaats van dat zwakke hemellichaam te be
rekenen moeten we teruggaan tot den tijd
dat men van de planetenbeweging nog zee;
weinig wist. We zullen in groote trekken de
geschiedenis van de kennis van het planeten-
s:elsel volgen, en het einde van ons verhaal
zal gevormd worden door de ontdekking van
Pluto.
Wanneer men den loop van de planeten
tusschen de sterren volgt, ziet men dat zij
steeds binnen een smalle gordel van den
hemel blijven. In hoofdzaak bewegen zij zich
van West naar Oost. maar ongeveer ieder
Jaar gebeurt het dat haar snelheid mind?"
wordt; ze schijnen gedurende een korten tijd
stil te slaan, om vervolgens op haar schreden
terug te keeren. Na eenigen tijd houdt ook
die teruggaande beweging op en herneemt
de planeet haar weg van West naar Oost.
Men meende in den. ouden tijd dat de
planeten met eenparige snelheid in cirkel-
banen moesten rondloopen, daar men dat
als de volmaaktste beweging beschouwde. Als
de aarde het middelpunt van de beweging
was, konden de planeten echter niet in een
cirkel rondloopen. Immers dan kon de pla
neet nooit terug gaan. zooals ze toch wer
kelijk doet. De oplossing werd gevonden in
een ingewikkeld samenstel van cirkelbewe
gingen. Dit stelsel is bekend onder den naam
Stelsel van Ptolemeus, naar den astronoom
die ongeveer honderd jaar na Christus een
groot leerboek oVer sterrekunde schreef. De
planeet liep volgens hem in een kleine cir
kel rond. Het middelpunt van die cirkel be»
schreef dan de clrkelbaan om de aarde. Men
ziet, in hoofdzaak werd de beweging bepaald
door de groote clrkelbaan. De beweging in d*
kleine cirkel kon dan het terugloopen van
de planeet verklaren. En als men geschikte
maten voor die cirkels aannam kwam de
daarmee berekende piaats van de planeet
wel zoo wat overeen met de werkelijke
plaats.
Naarmate de waarnemingen nauwkeuriger
werden bleek dat men met die twee cirkeLs
niet uitkwam. Voor iedere onregelmatigheid
ln de waargenomen beweging nam men cr
een cirkeltje meer bij. Het doel van dat in
gewikkelde stelsel was om van te voren de
plaats van een planeet te kunnen berekenen,
opdat de astrologen deze konden gebruiken
voor hun voorspellingen. Het is heelemaal
niet zeker dat ze meenden dat de planeten
werkelijk dergelijke ingewikkelde banen oe-
sch reven.
Tot in het midden van de zestiende eeuw
huldigde men in Europa echter de opvatting
dat de aarde in het middelpunt van het
heelal stil stond. Het op- en ondergaan van
zon, maan en sterren zou ontstaan doordat
de geheele hemel in vierentwintig uur om de
aarde ronddraaide, van Oost naar West.
Daarenboven beschreven de planeten dan
nog haar ingewikkelde banen tusschen de
sterren van West naar Oost.
In het jaar 1543 verscheen er een boek,
getiteld ,De revo'.utionlbus orbium coelestium"
d.w.z. „Over de wenteling der hemellichamen".
De auteur, de beroemde Copernicus, ont
ving het eerste gedrukte exemplaar op zijn
sterfbed. Vandaar dat hij niet gemerkt
heeft dat de vr.end. die voor de uitgave ge
zorgd had, er een korte voorrede aan toe
gevoegd had. In die voorrede werd de in»
druk gewekt dat het geheele werk slechts
een hypothese was, die „noch waar. noch
waarschijnlijk behoefde te zijn". In het boek
w-erden namelijk ideeën verkondigd die in
strijd waren met de opvattingen in die
dagen. Copernicus beweerde niet minder
dan dat de aarde in vierentwintig uur om
haar as wentelde en dat daardoor de hemel
scheen te draaien. Nog veel vermeteler was
dat hij de aarde uit het middelpunt van
het heelal wegnam. De zon zou het middel»
punt zijn. En de aarde was één van de
zes planeten die haar baan om de zon be
schreven. Het terugloopen van de planeten
in haar baan was niets anders dan de af
spiegeling van de baan die de aarde in een
jaar om de zon doorliep.
Het boek werd heftig bestreden met ar
gumenten die niet alleen aan de sterrekun
de ontleend waren. Als sterrekundige be
zwaren voerde men aan dat de afspiegeling
van de aardbaan ook gezien moest worden
aan de zoogenaamde vaste sterren; en dat
de planeet Venus in het ééne deel van haar
baan een vier keer zoo groote afmeting moest
schijnen te hebben als in het andere gedeel
te. De voorstanders van Copernicus beweer
den dat de vaste sterren veel te ver weg
stonden om iets van de beweging van de
aarde te verraden.
De strijd was met die wetenschappelijke
hulpmiddelen van die dagen niet te beslis
sen In het begin van de zeventiende eeuw
hoorde Galilei dat er in Holland een verre
kijker ui "gevonden was- Met behulp van de
vage mededeelingen die hem daarover be»
reikten, slaagde hij er spoedig in ook zoo'n
instrument te construeeren. Hij richtte zijn
telescoop op den hemel. En daar vond hij
in 1G09 dat de planeet Jupiter vergezeld was
door vier wachters die een baan beschreven
om de hoofdplaneet. Dit was een model op
kleine schaal van het stelsel van Copernicus.
Een jaar daarna zag Galilei dat Venus wer
kelijk in het eene deel van haar baan grooter
leek dan in het andere. Bovendien onidekte
hij dat Venus afwisselende schijngestalten
vertoont, op een dergelijke manier als «ie
maan. Daaruit kon Galilei met zekerheid de
conclusie trekken dat Venus om de zon
liep.
Copernicus had den cirkelvorm van de baan
van een planeet onaangetast gelaten. Om
de onregelmatigheden in haar beweging te
verklaren had hij hulpcirkeltjes noodig, net
als Ptolemeus. In 1609 verscheen er een
boek waarin de cirkelbeweging gebroken
werd. Kepler load als assistent en opvolger
van den bekwaamsten astronoom uit die
dagen n.l. Tycho Brahe, de beschikking ge
kregen over diens uitgebreid en nauwkeurig
waarnemingsmateriaal. Op grond van die
waarnemingen wilde hij een nieuwe theorie
van de beweging van Mars vervaardigen. Hij
begon de beweging van Mars op de gewone
manier door een samenstel van cirkelbanen
voor te stellen. Daar slaagde hij niet in. Er
bleven onverklaarbare afwijkingen van negen
boogminuten over. De waarnemingen -van
Tycho Brahe waren nauwkeurig tot op eén
bcogminuut, dus de schuld kon niet op de
waarnemingsfouten geworpen worden. Ter-
wille van die negen minuten zag Kepler zich
genoodzaakt de gelreole astronomie opnieuw
'e beginnen. Uit de waarnemingen zélf
trachtte Kepler nu af te lelden wat de
baan van Mars was. Hij vond dat dat een
ellips was. met de zon in één van de twee
brandpunten- Bovendien vond hij dat de
planeet die baan niet met eenparige snel»
heid doorliep. Hoe dichter de planeet bij de
zon kwam, hoe grooter de snelheid. Tien jaar
later, in 1619, publiceerde Kepler ook nog
een wet die het verband gaf tusschen de
gemiddelden afstand van een planeet tot de
zon en den tijd dien de planeet noodig heöft
om haar baan te doorlcopsn.
Er was het genie van Newton noodig om
de ééne wet te ontdekken die aan die ver-
scheldenheid van beweging ten grondslag
lag. In 1687 publiceerde hij zijn „Phiio-
sophiae naturalis principia mathem i .ca"
d.w.z. „De wiskunstige grondslagen van de
natuurfilosofie". Daarin sprak hij de we
uit dat alle lichamen elkaar aantrekken met
een kracht die evenredig is met hun massa
en omgekeerd evenredig met het kwadraat
van hun afstand. De aantrekking die de
zon en de planeten op elkaar uitoefenen is
de oorzaak dat de pianeet om de zon blijft
loopen.
Nu brak er voor de theoretische astronomie
een tijd van ingespannen werken aan. Met
behulp van de toen pas --'gevonden hcogere
wiskunde moest men uit de wet van Newton
afleiden hoe een planeet zich precies zal
bewegen. Tevens moest men zien of dat met
de werkelijke beweging van de plan-eet over»
eenkwara. Men slaagde er inderdaad in alle
waargenomen bijzonderheden van de plat
nelenbeweging uit de wet van Newton te
verklaren.
Tot nu toe kende men, behalve de aarde
en de maan, vijf planeten, Mercurlus, Venus.
Mars. Jupiter en Sa.urnus. En omdat men
er niet meer kende, kwam af en toe iemar.d
op het idee om te bewijzen dat er ook niet
meer konden zijn. Gelukkig zat er wel tel
kens in de gegeven redeneermgen een fout.
Op 13 Maart 1781 bekeek Herschel met een
dcor hem zelf vervaardigde telescoop een
groepje zwakke sterren in het sterrebeeld de
Tweelingen. Daarbij viel het hem op, dat
een van die sterren grooter scheen als hij
een s:erker vergrooting gebruikte. Echte
sterren doen dat nooit. Vandaar dat Her
schel meende, dat hij een komeet ontdekt
had- Hij bepaalde de plaats van dat h-emei-
lichaam en bemerkte dat het tusschen de
sterren bewoog. Uit een reeks van dergelijke
waarnemingen trachtten de theoretici een
baan te bepalen, aannemende dat het nieuw e
hemellichaam een komeet was. Tot hun
groote verbazing lukte dat niet. Ze waren ge
dwongen aan te nemen dat het hemel
lichaam in een nagenoeg cirkelvormige baan
om de zon liep. Met andere woorden: het
ontdekte hemellichaam was een planeet d:e
verder van de zon stond dan Saturn us. De
planeet werd Uranus gedoopt. Nu kon men
ook berekenen waai- Uranus op een vroeger
tijdstip ongeveer gestaan had. Daarbij bleek
dat de planeet al vei-scheiden keeren waar
genomen was, maar voor een vaste ster aan
gezien was. Deze oude waarnemingen kon»
den dienen om een nauwkeuriger baan van
de planeet te berekenen en daaruit de
plaats van Ursus voor de toekomst te voor
spellen.
Reeds vroeger had men geprobeerd regel»
maat te ontdekken in de afstanden van de
planeten tot de zon. De naam van Titus
en Bode 11772) is verbonden met het volgen
de voorschrift:
Schrijf de rij -getallen 0, 3. 6, 12, 24, 48, 96
op. Men ziet dat (op 0 en 3 na) ieder getal
het dubbele van het voorgaande is. Tel nu
bij leder getal 4 op. Dit geeft 4, 7, 10, 16
28, 52, 100. Stelt men den afstand van de
aarde tot de zon voor door tien, dan geven
de getallen van die reeks vrij goed de af
standen van de andere planeten tot de zon
weer, mits men het getal 28 weglaat.
Op dien afstand, die tusschen de banen
van Mars en Jupiter in ligt, komt geen
planeet voor. Het kon niet anders of die
gaping moest de aandacht trekken. De
astronomen besloten stelselmatig naar een
onbekende planeet te gaan zoeken. Op 1
Jan. 1801 vond Piazzi werkelijk een planeet,
die Ceres gedoopt werd. De ontbrekende
planeet was dus gevonden. Groot was de ver
bazing toen er op 28 Maart 1802 nog een
planeet gevonden werd, welker baan tusschen
Mars en Jupiter in lag. En aan den stroom
van nieuwe kleine planeten kwam geen eir.d.
Op het oogenblik kent men reeds elfhonderd
kleine planeten, 't Is te begrijpen dat die
verzameling een rijk studiemateriaal voor
den theoretischen astronoom biedt.
Hoe was het intusschen met Uranus ge
gaan? Zooals we zagen, had men met be
hulp van oude, toevallige waarnemingen haar
baan berekend en daaruit de toekomstige
plaatsen aan den hemel voorspeld. De pla
neet stoorde zich echter niet aan die door de
wet van Newton voorgeschreven baan. De
afwijkingen werden voortdurend groot-er.
Teneinde raad verwierp Bouvard alle oude
waarnemingen. Alleen met behulp van
de waarnemingen r.a de ontdekking gedaan,
ontwierp hij nieuwe tafels voor de beweging
van de planeet. In 1821 publiceerde hij die.
Gedurende de eerste jaren ging alles goed.
Uranus volgde de tafels voldoende nauw»
keurig. Men dacht de kwestie reeds tot een
goed eind gebracht te hebben, toen Uranus
weer ging afwijken. In 1844 beoroeg het ver
schil tusschen de waargenomen plaats en de
berekende plaats reeds twee boogminut?n.
Dat is aan den hemel niet zoo'n groot be
drag. Twee sterren op dien afstand kan men
met het bloote oog niet gescheiden zien. Maar
in de oogen van de astronomen, die toen een
vijft-gste gedeelte van dien af-:tand met zeker
held hadden kunnen waarnemen, was het
een onduldbaar groot bedrag. Zou de wèt
van Newton niet Juist- zijn? Dat leek niet
waarschijnlijk, want dan mossten ook de
andere planeten afwijkingen vertoornen. Twee
astronomen, Leverrier in Parijs en Adams in
Cambridge, brach'en onafhankelijk van
elkaar het idee in toepassing om een nog
onbekende planeet voor de storingen ver
antwoordelijk ts stellen. Zij trachtten uit
de afwijkingen te berekenen waar die planeet
zou moeten staan om door haar aantrekking
de afwijking van Uranus teweeg te kunnen
brengen. Leverrier publiceerde zijn uitkomst
het eerst. En op 23 September 1846 ontving
Galle, die op de sterrewacht te Berlijn werk
te, van Leverrier de uitnoodiglng op de door
hem aangegeven plaats naar de onbekende
planeet te zoeken. Het toeval wilde dat de
sterrewacht juist een proefdruk van een nog
niet verschenen s'.errekaart van dat stuk
van den hemel ontvangen had en denzelfden
avond nog vond Galle een ster die op die
kaart niet voorkwam. Den volgenden avoiul
bleek dat de ster zich verplaatst had op de
door Leverrier voorspelde wijze. De nieuwe
planeet was gevonden en wel op minder dan
twee maal de breedte van de volle maan van
de voorspelde plaats verwijderd. Overtuigend
was nu bewezen dat de wet van Newton
werkelijk de beweging van de planeten be-
hecrsch-'.e. De ontdekking van deze planeet,
die Neptunus genoemd werd, is de schoonste
triomf voor de theoretische sterrekunde ge
weest.
Het grootste gedeelte van de afwijking van
Uranus was nu verklaard en men kon rustig
voortgaan met het construeeren van nauw-
keurige tafels voor de beweging van Uranus
en van Neptunus. Deze laatste bleek 165
jaar noodig te hebben om haar baan rondom
de zon af te leggen.
Zou Neptunus nu de buitenste planeet van
het zonnestelsel zijn? 'Beneinde dat te weten
te komen moest men nauwgezet de bewe
ging van Uranus en Neptunus nagaan om te
zien of er nog afwijkingen van de bereken
de baan overbleven. Neptunus heeft sinds
haar ontdekking ongeveer de helft varn haar
baan afgelegd, dus afwijkingen van Neptu»
nus kunnen altijd geschoven worden op on
voldoende bekendheid met haar theoreti
sche baan. Anders stond het met Uranus.
Na aftrek van de storingen door Neptunus
veroorzaakt, bleven er nog kleine afwijkingen
over. Uit die resten kon men nu prebeeren
de plaats van nog een onbekende planeet af
te leiden. In 1909 heeft Pickering zijn be
rekeningen daarover gepubliceerd. In 1919
herhaalde hij ze en kreeg toen eenigszins
andere uitkomsten. Ook Lowell heeft zich
met de kwestie bezig gehouden en een plaats
voorspeld in de buurt van Pickering's voor»
spelling van 1909.
Deze voorspellingen schijnen bewaardheid te
zijn. Op 13 Maart JJ. is het bovengenoem
de telegram in Europa ontvangen. De ont
dekkers meenen de door Lowell en Pickering
voorspelde planeet gevonden te hebben. Op
vele andere sterrewachten is het nieuwe
hemellichaam, waar de naam Pluto voor ge
kozen is, waargenomen. Over eenige weken
kunnen we een goede baanberekening van
Pluto verwachten. Dan eerst weten we zeker
of het hemellichaam werkelijk de voorspelde
planeet is.
Aanstaanden Zondag is Teyler's Musetim van
één tot drie uur geopend. Ondergeteekende
hoopt dan eenige antieke modellen vatn
het planetenstelsel toe te lichten.
DR. N. W. DOORN.
Natuurkundig Labpratorlum
van Teyler's Stichting.
moeid en lagen dus spoedig in onze bedden,
maar op een oogenblik zei hij: „neem me
niet kwalijk, dat ik het licht nog even aan
draai, maar ik moet er nog even uit", en tot
mijn groote verbazing ging hij zorgvuldig
onder de bedden kijken en stapte t-oen weer
in bed. Toen ik hem vroeg wat dat te be-
teekenen had. zei hij, dal. hij nooit in een
hotel ging slaoen voordat hij zich overtuigd
had. dat er niemand onder het bed verbor
gen was.
U lacht daarom en ik heb dat destijds ook
gedaan en hem gevraagd of hij alle kasten
wel geïnspecteerd had en de plooien van de
gordijnen, maar naderhand heb ik mij dat
weer herinnerd toen we samen op zes waren
en bij gelegenheid van den laatsten storm
werkelijk met ons schip ln gevaar verkeer
den. Het was een moderne boot, maar er
werden stukken van de verschansing afge
slagen. De kapitein en de overige officieren
keken bezorgd en de passagiers werden zoo
angstig, dat het bijna niet mogelijk was om
hen in bedwang te houden. Ik dacht aan
mijn vriend en hoe bang hij wel zijn zou
en ik ging hem opzoeken om hem als het
kon wat te bemoedigen. Om de passagiers
ervan te weerhouden in hun angst naar bo
ven te gaau op het dek, waar heb gevaar
lijk was, bad men ze allen in de eetzalen bij
elkaar gebracht. Daar vond ik ook mijn
medereiziger, maar ik geloofde mijn oogen
niet, toen ik zag, dat- hij volkomen rustig
was en bezig om de meest vreesachtige pas
sagiers moed in te spreken en zelfs nu en
dan een grapje te vertellen waarom zij
moesten lachen. Het was merkwaardig om
te zien, welk een grooten invloed deze man
had op z'Jn hcele omgeving, cn hoe die
bange lieden op hem steunden met vragen
over hoe groot het gevaar was, hoe groot
de kansen, dat de boot het zou houden en
al dergelijke dingen, waaroo hij rustig en
vol vertrouwen antwoord gaf. terwijl hy er
natuurlijk ze1! ook niets aan doen kon.
De storm duurde den heelen nacht door
en ik hoop zoo'n nacht nooit meer te be
leven. Toen de wind den volgenden dag be
daarde, konden wij pas zien hoeveel schade
er was aangericht en de kapitein kwam er
toen ook rond voor uit., dat hij zelf benauw
de uren had doorgebracht. Bij den eerstvol-
genden maaltijd, toen het gevaar geheel
voorbij was. bedankte de kapitein de passa
giers voor hun kordate houding en vooral
diegenen, die geholpen hadden om de ang-
stigen gerust te stellen. De naam van mijn
vriend werd door hem uitdrukkelijk gc-
ncemd. Toen dacht- ik nog eens terug aan
dat merkwaardige moment, toen hij in onze
hotelkamer onder onze bedden keek of er
geen inbreker verscholen was!
Ik ben eenmaal met een van mijn ken»
nissen, die mij te eten had gevraagd, naar
zijn huis gegaan. Zijn vrouw kende ik niet
en had ik geweten onder welke vreemde
omstandigheden ik met haar kennis zou
maken, dan zou ik dien dag zeker niet
zijn meegegaan. Mijn gastheer sloot de
voordeur open en nauwelijks waren wij ln
het portaal of wij hoorden een doordringend
gegil alsof er iemand in grooten nood ver
keerde. Natuurlijk gingen wij sa-men
gauw mogelijk op dit angstgeschrei af
Mijn vriend rukte de deur open en we kwa
men binnen, natuurlijk niet anders verwach»
ten de dan dat er een moordenaar aan het
werk was of dat er brand was uitgebroken
of iets anders geweldigs. Het eenige, wat
we zagen, dat was de vrouw des huizes
op een stoel, die hardop stond te gillen zon
der dat de reden van haar angst zichtbaar
was. Het hooge woord kwam er al gauw uit,
er was een muis in de kamer gekomen en
dit was de heele aanleiding van de opschud
ding.
Een man houdt er niet van, dat zijn vrien
den zijn vrouw Ln een bes pot'olijke positie
aantreffen cn hoewel mijn gastheer zich
goed hield en geen verwijten deed in mijn
tegenwoordigheid, was de stemming bedor
ven cn ons 'middagmaal niet zoo genoeglijk
als het. had kunnen zijn. 's Avonds toen ik
afscheid nam, stond hij erop mij naar mijn
hotel te brengen en nauwelijks waren wij
de deur uit of hij begon zijn vrouw te ver»
ontsohuldigen voor het dwaze figuur, dat-
zij dien middag had gemaakt.. „Ik begrijp",
zei hij. „dat jo met een slechten indruk uit
mijn huis gaat. Jawel, spreek me maar niet
tegen, ik begrijp dat wel. maar laat ik je
dan nog iets vertellen, dat je waarschijn»
lijk een heel anderen indruk geven zat
Je weet misschien, dat mijn schoonvader een
paar jaar voor zijn dood verlamd is ge
weest en dus zijn werk zoo goed als niet
meer kon waarnemen. De zaak verliep snel
en het oogenblik zou aanbreken, dat ze
heelemaal verloren ging. Ik kende mijn
vrouw toen nog niet, we waren nog niet ver
loofd en zij heeft mij er zelf ook weinig of
nie s van verteld, maar de menden hebben
mij later gezegd met wat een buitengewone
dapperheid zij de zaak weer had opgehaald.
Verbeeld je daarbij een eenige dochter, al
tijd zeer ontzien, misschien een beetje ver
wend. die altijd in gemakkelijke orustan-
dighcden had geleefd en die ai haar wen»
schen vervuld had gealeii. Die vrouw, een
jong meisje nog, ging nu voor de agenturen
van haar vader op reis, moest orders trachten
te krijgen bij allerlei menschen in allerlei stem»
mingen, van wie de meesten het bovendien
heelemaal niet goed vonden, dat een vrouw
zoo optrad. Honderd maal moet ze op het
punt zijn geweest in wanhoop die pogingen
op te geven, maai- ze hield vol en ze heeft
tenslotte de overwinnig behaald, de zaak in
het leven gehouden en de laatste levensjaren
van haar vader nog gelukkig gemaakt. Als
je mij nu vraagt, hoe het mogelijk is, dat
dezelfde vrouw, die de geestkracht en de
dapperheid heeft gehad er iederen dag in
wind en weer op uit te trekken om zaken
te doen met onverschillige of vijandelijk ge
stemde menschen, hoe een dergelijke vrouw
bang kan zijn van een muis en op een stoel
staat te gillen, dan kan ik dat niet zeggen.
Maar dit weet ik wel, als er ooit voor be
langrijke dingen geestkracht en durf moet
worden getoond, dan zal mijn vrouw die
toonen als is ze ook bang voor een onnoozel
muisje".
Er waren er onder de dames, dei kleurden,
waarschijnlijk omdat zij ook niot zeker
zouden zijn van zichzelf bij het optreden van
een muis, maar de verteller ging verder:
..Ik ken een Belgisch dorp, waarin tijdens
den oorlog de Duitschers al heel gauw bin
nenkwamen. Ik kende daar ook vele men
schen, omdat ik er wel gelogeerd heb. oa een
opgeschoten jongen van een jaar of achttien.,
die door de hcele gemeente werd uitge
lachen. Ik heb nog nooit in mijn leven
iemand gezien, die zóó schuchter was; hij
had maar liever, da:, niemand hem aan
sprak, vrienden had hij natuurlijk niet, want
iedereen lachte hem uit, zijn eigen vader en
moeder spraken minachtend over hem. Kort
om. ik heb nog nooit zoo'n slappe figuur
gezien. Toen kwam de invasie met al 'iaar
moeilijkheden; een gedeelte van de inwo
ners vluchtte, de anderen bleven omdat
ze niet wisten, waarheen ze gaan zouden of
omdat ze te oud waren cm zich te verplaat
sen, maar Piet Gort (dat was zijn spotnaam)
bleef. Piet Gort had natuurlijk kunnen
vluchten; waarom hij het niet deed, heeft
toen niemand begrepen, maar ik zeg u, om
dat hij veel meer geestkracht en vooral ziels
kracht had dan ooit iemand van hem eer
wacht zou hebben. Piet Gort was zeker geen
vriend van de Duitschers, maar ze waren
er eenmaal en in het belang van de ach
tergebleven bewoners en van hun eigen
dommen moest men we! met her. ón aanra
king blijven. Hij heeft in die dagen met
grooten tact dc Duitschers te woord ge
staan. menige onbillijkheid weten te voor
komen, menig gevaar vermeden, menig oud.
mensch weten te beschermen voor onrecht
vaardige eischen. Toen één van de inwoners
om een kleinigheid door een dronken Duio-
scher met zijn bajonet werd bedreigd, heeft
Piet Gort hem gered, met gevaar voor zijn
eigen leven. Dat duurde drie maanden, de
Duitschers trokken verder en het dorp werd
ontruimd. Langzamerhand kwamen de ge
vluchte bewoners weer terug en sloegen den
ouden toon aan tegen Piet Gort, maar toen
konden ze slaag krijgen zooveel z-e maar wil
den en meer dan zc noodig hadden. Op voor
stel van den burgemeester zelf werd beslo
ten. Piet Gert een herinnering-medaille aan
te bieden uit dankbaarheid voor alles wat hij
in die moeilijke tijden gedaan had. Op den
dag. dat die hem plechtig zou worden uitge
reikt, was Piet Gort nergens te vinden. Daar
voor was hij nu weer te schuchter. Hij is niet
de eenige geweest, die bij srcote gelegenhe
den de leiding neemt-, terwijl hij in het dage-
lijksch leven den indruk van een lafaard
maakt.
Zooals wij hier zitten, dames en heeren."
zei de verteller, „durf ik wel zeggen, dat wij
allemaal, ik zelf natuurlijk niet uitgezon
derd, onze kleine angsten, onze bangheden
en onze lafhartigheden hebben. Ik geef u
de verzekering, dat ik persoonlijk op mijn
reizen nog wel eens heb moeten optreden
tegenover menschen met wie ik te maken
had en u begrijpt-, c'.at ik mij gemakkelijk
kan bewegen op booten, sporen, hotels en
alle gelegenheden, die op reis zoo voorko
men, maar toch, toen wij in een berghótel
hoorden van een gids, die pas verongel"kr,
was en de hotelhouder vroeg of lk (om -.at
wij Ho'landers vreemde talen kennen, .-.d
hij mij uitgezocht) of ik bij het ccsrr.o-> -!i-
tisch gezelschap dat daar zat. een cell r e
wou inleiden, heb ik het niet aangedurfd;
daarvoor heb ik geen moed. In een vrienden
kring als hier ben Ik op mijn gemak, maar
als ik een onbekend ge?el?rhao nr^t toe
spreken. dan bonst het hart mij !n de kvl
en dan ga ik stotteren. Wie van u daar^.u
lachen wil. moet dat maar deen. m'jn erva
ring is ln de wereld, dat niemand heel3m-"ri
laf en niemand heo,"maa1 H?--<~er is en -i?t
de historie van de vier veeren dus eer. groote
wreedaardigheid was."