UIT VERGEELDE PAPERASSEN. H. D. VERTELLING OUDE KRONIEKEN. Biographieen in een notedop Uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië) xxii. door P. J. ZüRCHER. Perkenier's lief en leed. De tanende macht der Compagnie. Ce paarden die het verdienen, krijgen den haver n:et. Dit is een bekend spreekwoord en de waarheid daarvan is ten opzichte van Banda en de daar verdiende schatten, in een ■vorig omstel reeds gebleken. Want de arme bevolking, die van alle rechten verstoken was en voor de minste vergrijpen „geradbraakt" werd. heeft, in weerwil van de gouden eeuw voor de Hollanders, niet anders dan ontbe ring. kommer en ellende gekend. Om zich ietwat boven dit armzahve peil te verheffen werd er. zelfs door de Holland- sche perkeniers. fameus geknoeid. Dit kon niet. anders. Waar verdrukking heerscht, ontstaat de natuurlijke drang tot knoeien, als tegenwicht voor het knellende juk. En op Banda bloeide de sluik- of smokkelhandel welig. In weerwil van de strengste en on- menscheiijkste wetten werd daar. achter den rug van de compagnie om. minstens °en vijfde deel van den totalen oogst verhandeld door de perkeniers. waarvan enkelen tot wel vaart kwamen en het ook wel tot rijkdom brachten. Als reactie on betere tijden, die den per keniers meer welvaart hadden gebracht, wer den de gemaakte winsten dan weer in brood dronkenheid ei een soms waanzmniee uit gelatenheid verteerd, wat die Banda'sche „kaste" dan natuurlijk weer een héél slechte „pers" bezorgde, want in de oogen van de Compagnie belichaamde deze al wat verdor ven en slecht was en de Compagnie zag in haar dan ook niet meer dan ..'uitvaagsel". In zekeren zin was dit zoo. maar als wij dien toestand door een strikt rechtvaardigen bril bezien, moet allereerst erkend worden, clat de Compagnie zélf die menschen. tot dat lage peil had „terug getraot'tzy had het op haar geweten, dat de perkeniers. wien alle rechten onthouden werden, moreel zoo diep gezonken waren. Niets deed zij om die men- schen uit hun staat van inzinking op te hef ten; integendeel, steeds rigoreuzer werd er tegen hen opgetreden. De Compagnie kon in dit opzicht vergeleken worden bij een gewe- tenloozen vader, die zijn kroost een ontuch tige opvoeding gaf, het exploiteerde, om het dan te verwijten, dat het zoo slecht en ver dorven was. De Compagnie is al een héél slechte vader voor zijn Bandasche kinderen geweest! Zij zoog de perkeniers uit, die op hunne beurt div hun slaven deden. Deze smokkelhandel verhoogde intusschen allerminst het beschavingspeil van de Ban da'sche perkeniers. Zij speelden een hoog -spel met de hoogste troeven. Want waar hun eenerzijds het „verboden" goud toelachte, stond daar aan den anderen kant het fel xoode schavot klaar, waarop zij. als zij „ge knipt" werden, doorgaans het leven lieten. De Compagnie duldde den smokkelhandel niet en den perkeniers zat deze, om zoo te zeggen, in het bloed. Hun bestaan werd door deze beide, felle uitersten geheel beheerscht. Dit was een leven van een voortdurende, •■nerveuze gespannenheid, waaraan uitslui tend door misdadigheid te ontkomen was. Hoe ook beschouwd was de inzet te hoog, went tot een werkelijken rijkdom brachten zij het nooit. Hoogstens leeft de periode van het eind der achttiende eeuw, als tegenhang- ster van de bittere armoede, die tevoren ge leden werd, voort, als een tijdperk waarin fabelachtige, schatten, door de perkeniers bijeen gegaard werden. Dit was de eerste periode van dien aard, die door nog enkele, zoo gevolgd werd. Ze heeft zich gekenmerkt door groote bandeloosheid en zorgeloosheid voor de notcnperken, die ze aan hun slaven ter be handeling overlieten. Ongebreidelde wellust drank en dobbelzucht, ces trois inseparables, vierden er hoogtij. Het was een tijdperk van hemeltergende zonde, van hetwelk in de Ne derlanden met verontwaardiging gesproken werd Dit deed de Compagnie haar ooren spit sen. Met angst en beven dacht zij aan haar muskaat-monopolie. En zij redeneerde: als wh het uitsluitend recht van den notenhan- del bezitten, hoe kunnen die menschen daar, dan rijk worden? En dit prikkelde tot een scherpere controle. Nieuwe ambtenaren wer den toen uitgezonden, nieuwe ordonnantiën in het leven geroepen. Nieuwe bezems vegen schoon en zoo viel het te begrijpen, dat al héél spoedig, de gouden dagen voor Banda geteld zouden zijn. Dit begon in 1700 en 1709, nadat successievelijk de perkeniers weer ver armd waren, was het bewijs geleverd, dat de nieuwe dienaren van de Compagnie hun plichten niet hadden verwaarloosd. De perkeniers leden weer hun oude, on- menschelijke bestaan; met ijzeren gestreng heid werd wederom het onmogelijke door de Compagnie van hun gevergd. Zij „ver-in- landschten" weder geheel en gaven zich weer over aan een ongebonden natuurleven, dat hen van dc beschaving vervreemdde en in armoede deed ondergaan. Zong He'ne niet in zijn „Bimini": „Ai'f der Insel Bim'ni, „Blüht, die ewge Frtihllnmwronne. En Bimini moét toch Banda zijn"' Or.tegenzeg'ijk is het kleine Banda een der meest geteisterde streken van de aarde geweest. Eehalve de tallooze aard- en zeebevingen die het eiland hebben geteis terd heeft het jaar 1778 zich nog gekenmerkt door het woeden van een orkaan, die tot een „naMonale" ramp is aangegroeid. Hierbij werden duizenden boomen ver woest. De totale productie van 500.000 pond noten (1776) werd tot30000 pond terug gebracht; met de foelie was het al even treu rig gesteld. Deze liep van 90.000 pond tot 8000 pond terug. Deze toestand was onhoud baar en voor de perkeniers beteekende hij den onverbiddeiyken ondergang. Wel ver hoogde de Compagnie toen haar inkoops prijzen van noot van drie tot vijf cent en voor foelie tot vijf-en-veertig cent. maar dit was niet genoeg; de perkeniers hadden er geen hulp aan en konden er niet meer bo venop komen. De slaven, die wegliepen, of stierven, konden niet meer uit eigen midde len worden aangevuld, en on hen steunde fei telijk het heele r.otenbedrijf Dit is een zwarte bladzijde uit het boek der perkeniers. Voor het allernoodzakelijkste levensonderhoud moest geld geleend worden. Aan het onder houd der notennerken werd niets meer ten koste gelegd. Dit kon ook niet. Zij verwaar loosden gewoon. De woonhuizen geraakten in verval. De schulden nam*n toe en aan rente betaling kon niet gedacht worden. Een alge- heele reorganisatie was. on het e'nde der achttiende eeuw noodzakelijk. Maar in de eerste plaats was deze een eisch geworden voor het machtigste handelslichaam, dat ooit heeft bestaan: de Vereenigde Oost-Indi sche Compagnie. Deze verkeerden twee eeuwen, nadat zij was opgericht, in een er barmelijker! staat van verval Voortgekomen uit den drar.g der omstan digheden. toen alle zeeën nog onveilig waren voor de kcopvaardijvaart en het aesreovers- bedrijf niet slechts in handen van particu liere schurken berustte, doch ook door na ties. als Engeland, beoefend werd. heeft zij zich ontwikkeld, tot het reusachtige lichaam, dat zij is geworden En. onder het devies ..Eendracht maakt Macht", heeft zij voor dc belangen van de Nederlandsche koopvaardij- vaart in de bres gestaan Dit was noodie en dit strekt haar tot eer. Want alléén een sterk bewapende vloot kon. in de meeste gevallen, veilig de havens van het Moederland b!n- nenloopen. Enveland lag op den loer. Hun „beroemde" Admiraal Drake, die tijdens de regeering van Queen Elisabeth alle zeeën schoonveegde. was geen denkbeeldig gevaar. Hij heette in Engeland dan ook „de edele 7eeroover" en hij is er bezongen als wijlen Piet Fein, die in zekeren zin zijn evenknie was. In vollen vrede kaapten zij de Holland- sche koopvaardijschepen, die op reis waren naar Portugal. Zweden en elders. En als er zich een kansje voordeed, waren ook wij er niet vies van. Ongeveer gelijktijdig met de oprichting van onze Oost-Indische Compagnie, die met een maatschappelijk kapitaal van 6 I "2 mll- lioen gulden beeon een er.orm begin, voor al voor dien tijd! richtten ook onze over- zeesche buurman, de Engelsche Oost-Indi sche Compagnie op. met een maatschappelijk kapitaal van.... één millioen gulden Onze prestatie was dus we! een buitengewone en wij hebben aan haar onbetwistbaar dan ook onze suprematie ter zee te danken. De beroemdste Engelsche staatsman der zeventiende eeuw, William Temple, schreef dan ook over onzen handel: „De meest bereisde zelfs, zal moeten er kennen, dat er nóch in deze tegenwoordige „eeuw. noch in de gedenkboeken der historie, „een voorbeeld te vinden is van een land of „gewest, waar zulk een enorme handel ge- dreven wordt, ais op het kleine grondgebied „der vier zee-provinciën van Nederland. Men „houdt het er zelfs voor, dat hier meer sche- „pen thuis behooren, dan in alle overige lan- „den van Europa te zamen, Engeland inbe grepen. Amsterdam spant de kroon boven „Venetië en Lissabon". Inderdaad vormden wij dè grootste wereld markt, waar alle handel, dor geheele wereld, zich concentreerde. Dit dankten wij aan het stelsel van den Vrijen handel, dat in Neder land bestond en het ont- en bestaan van de Oost-Indische Compagnie mogelijk heeft ge maakt. Tot een ongekende hoogte heeft dit handelslichaam zonder weerga, zich vrijelijk kunnen ontwikkelen tot het meest merk waardige verschijnsel van dien tijd. Hoe het gekomen is, dat een zoo bloeiende handelsonderneming, zóó jammerlijk in ver val geraakte, dat. haar ondergang er mede gemoeid was, zullen wij in een volgend op stel zien. Te Amsterdam, Hoorn en Middelburg wij zen nog slechts enkele gebouwen op haar vbroegere grootheid en in de eerste plaats willen wij, in dit verband, het Oost-Indische Huis, de Compagnle's-werf en enkele pak huizen aan de Prins Hendrikkade bij de Pe perstraat is hire ook niet een luchtje van de Compagnie aan? alle to Amsterdam in herinnering brengen (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Duar gekoekt door CORRY DOMMERING. Het gebeurde op een mooien November avond. Pierre Dubois bevond zich temidden van een opgepakte menigte, die zich ver drong om iets van den carnavals-op'ocht te zien te krijgen. Vlak voor hem stond een oude heer, die naar zijn uiterlijk te oordee- len, een vreemdeling leek. Pierre Dubois was in tweestrijd. Hij had zich vast voorge nomen, om een beter leven te gaan leiden; tot heden was hij nog steeds aan de handen van de politie ontglipt, hoewel het den laat st en keer weinig gescheeld had. Maar. het was met hem net zoo gesteld als met den verslaafden speler het was moeilijk om op het juiste moment op te houden, de winst kweekte steeds meer durf en ten slotte liep het uit op een algeheel verlies. Pierre Dubois dacht hieraan en verweet zichzelf zijn zwak heid. Het was toch niet zoo moeilijk om zijn handen thuis te houden, hij had slechts zijn handen in zijn zakken te stoppen en aan iets anders te denken. Maar het denkbeeld dat deze kans hem zou ontglippen, terwijl die hem zoo gemakkelijk geboden werd. was sterker dan zijn goede wil en eenige minu ten later bevond hy zich in een stille straat, een zwart leeren portefeuille In zijn handen. Pierre Dubois spoedde zich naar zijn hotel, blij dat hij zich. door een domme gril, dit buitenkan e niet had laten ontglippen. Hij trad zijn kamer binnen en gooide dc porte feuille,na den inhoud eruit genomen te heb ber., in het vuur. Op dit oogenbiik ontdekte hij dat de diamanten ring. dien hij sinds een half jaar aan zijn middelsten vinger droeg, verdwenen was. Het gaf hem een schok. De ring was hem iets te wijd geweest, maar daar hij er niet eerlijk was aangekomen, had hij hem rog niet durven laten veranderen. On getwijfeld was hU van zijn vinger gegleden en bestend er weinig kans dal hij hem terug zou vinden. Het zou hem spijten, want hij hechtte aan het sieraad en het was het eenige dat hij niet omgezet had in geld. Bij het verlaten van het hotel, had hij hem nog gehad, daar was hij zeker van. maar verder kon hij het zich niet meer her inneren, daar hij er niet op had gelet. Mis schien had hii hem In een van de w'nkels verloren, waar hij dien middag geweest was- In ieder geval was er nog een kansje dat hij hem terug zou krijgen. Hij ging op weg en bezocht alle plaatsen waar hij geweest was, doch zonder resuReafc. Niemand wist lets van het kostbare kleinood af. Als een laatste toevlucht, ging hii een po'itiebureau binnen om aangifte te doen van het verlies van zijn ring, de hoop uitsprekende, dat hU spoedig gevonden zou worden. Dienzelfden avond, juist toen hij naar beo wilde gaan. werd er aan zijn kamerdeur ge klopt en 'ven later trad dezelfde inspecteur van politie binnen, dien hy dien middag ge sproken had. Pieire Dubois had het niet erg op een be zoek van de politie begrepen, hij had er spijt van. dat hij aangifte had gedaan van het verlies van zijn ring,, maar de rustige stem van zijn bezoeker stelde hem gerust. „Het doet mij genoegen, «nijnheer, U te kunnen berichten, dat we spoedig In staat zuilen zijn, U uw ring te overhandigen. Er Is er een aan ons bureau bezorgd, die vol komen beantwoordt aan de beschrijving die U ervan gai. Daar hij nogal van een buiten gewoon model Is, ben ik er bijna zeker van, dat het de uwe is. Het zijn vijf diamanten met een brillant in het midden, niet waar?" „Zeker", antwoordde Pierre Dubois, als de gevonden ring met deze beschrijving over eenkomt, kan het niet anders dan de mijne zijn." Plotseling stak de inspecteur zijn hand in zijn zak en haalde er een voorwerp uit. Het was de ring. doch hij overhandigde hem niet. Pierre Dubois, die dacht dat net hem mis schien te doen was om een belooning, en dat hy daarom draalde met het kleinood te geven, haalde zijn portemonnaie te voor schijn, en. een kleine waardeering uitende over het spoedige vinden van den ring, wilde hij hem een bankbiljet ter hand stellen, maar de man schudde afwijzend zijn hoofd en glimlachte. Een lach die Pierre Dubois het gevoel gaf van op zijn hoede te moeten zijn, „Wel", zei hij, ,4k hoop U hiermede niet te beleedigen?" „In het minst niet, maar U zult wel eerst gaarne willen weten, hoe Uw ring gevonden is, niet waar?" „Nu, en hoe is hij dan gevonden," vroeg hij kort. De inspecteur wachtte even met zijn ant woord. Toen zei hij langzaam: „Iemand kan té slim zijn. vriend, iemands behendigheid kan hem doen verdwalen, indien dit niet met bescheidenheid gepaard gaat. Pas waart ge bij ons vandaan, of een Engelschman trad binnen en beklaagde zich. dat hij zijn por tefeuille verloren had. Toen hij zijn hand in zijn zak stak om haar er uit te nemen, ontdekte hij niet alleen dat deze verdwenen was." Hij wachtte weer even. alvorens verder te gaan; toer. zei hU vriendelijk: „Wat my betreft, ik twijfel niet aan uw eerlijkheid ze'.fs niet aan Uw edelmoedigheid. U ver keerde ongetwijfeld in de meening dat rui ling geen diefstal was.* Pierre Dubois begreep niet zoo gauw waar hij heen wilde en vroeg: „Wel, en wat heeft dat alles met mijn ring te maken?" „Wat dit met uw ring te maken heeft?" En terwijl de inspecteur hem aanzag met een doordringenden blik. vervolgde hij„Dat uw ring, mijnheer, gevonden is in den zak van den ander1'. Pierre Dubois was een stap achteruit ge gaan. van alle dingen had hij dit wel het allerminst verwacht, hij was woedend op zichzelf, nog meer dan op het gebeurde. Een bitter zelfverwijt plaagde hem zijn zwak heid kwam hem duur te staan. De vrijheid had vlak voor hem gelegen en in één oogen biik van zwakte had hij haar prijsgegeven Hij voelde dat hy zyn straf verdiend had eti dacht er niet over. om zich te verzetten. Met gebogen hoofd volgde hy den inspec teur naar den gereedstaanden auto. We zagen hoe Manck Jan. de eerste Graaf van Egmond in de gunst stond van Maxl- miliaan van Oostenrijk en hoe ook Hoog woud en Aartswoud aan de Van Egmonden kwam. Maximlliaan had gemeend te moeien in grijpen aan de Abdij van Egmond. „alwaer quade discipline werd gehouden" en liet de onwillige monniken in een kelder sluiten en bewaren. Uit de abdy van St. Paulus en Oostbroek te Utrecht kwamen andere broeders. Aan het hoofd werd gesteld als proost Jeroen van Groningen Kcllenaer en Simon van Huis duinen werd koster. Graaf Jan II werd zijn vader's opvolger. Hy trouwde met Vrouwe Francoyse van Luxemburg, zuster van Heer Jacob van Steenhuizen. Heer Jeroen van Egmond werd nu eerst Heer van Hoogwoud en daarna „gecoren en bezoldigt" bisschop van Utrecht. Vrouwe Walbarch van Egmond overleed in 1529 „in de fleur hares levens", zy was ge huwd met Heer Willem. Grave van Nassau tot Dillenburg en liet na een dochter. Vrouwe Magdalc-na van Nassau, die tot man had Graaf Herman van Nieuarent en Qeurs. Dat echtpaar bleef zonder kinderen. Graaf Willem van Nassau huwde na Wal- burch's dood een tweede vrouw „en had daar bij den Prince van Oranje". Vrouwe Catharina van Egmond werd op jeugdigen leeftijd in het klooster te Loos duinen geplaatst, „tot hare jaren gekomen zijnde". Van een afsluiting was er geen sprake. De kroniekschrijver gewaagt van ,.den vrijen toon haar gegeven van vrouwe Abdisse". Catharina wilde er niet bhjven en ging naar huis. Kort daarop trouwde zy met heer Frangois van Borselen, Heer van Cortgene en Pamele (nabij Brussel). ZU stierf zonder kinderen op het huis te Vueren (nabij Brussel). Vrouwe Anna van Egmond was non gewor den in plaats van haar zuster Catharina. Later werd ze abdisse van Loosduinen, en dit bij belofte haars vaders. Vrouwe Johanna van Egmond trouwde Heer Joris Schenk var. Tautenberg in het land van Overijsel, Stadhouder van Fries land en overleed in 1540. Haar zoon was Jonker Loudewijk Schenck van Tautenberg, die ongetrouwd bleef. De vader had uit een vorig huwelijk een zoon: Heer Frederik Schenck van Tautenberg. Deze was eerst B'sschop van Utrecht en stierf in 1580 op 't Slot te wyk bij Duurstede. Zijn zuster Maria Schenck van Tautenberg werd Abdisse van Rijnsburg en overleed in 1551. Men weet, dat ce A'oij van Rijnsburg eeuwenlang de opvoedingsplaats is geweest van ade'jykc jonge dames. Een zuster van Vrouwe Maria, nl. Vrouwe Jasma trouwde 1511 met Heer Jan Van Was senaar. Burggraaf van Leiden. We noemden reeds Jar. de tweede Graaf van Egmond, ook al weer Ridder van 't Gul den Vlies. Door zyn huwelijk met Fran^oise van Luxemburg verwierf hij vele goederen in de Zuiöeiyke Nederlanden. Uit dat huwe lijk werden geboren Karei Lamoraal en Margaretha. Anno 1517 kwamen de Gelderschen ïr. Noord-Holland en verbrandden Medemblik. Vandaar trokken ze naar Alkmaar en plun derden dat acht dagen lang. Van Alkmaar trokken ze op naar Egmond. Dat dorp ver brandden ze heelemaal en ze zouden ook het Slot van Egmond verbrand hebben als daar voor Jan van Wassenaar dat niet verhinderd had. Men weet dat deze Wassenaar een schoonbroer was van Graaf Jan II. Wasse naar was in die dagen op het slot en wist de aanslagen der Gelderschen af te weren. Maar dezen gingen daarom het land nog niet uit. Ze verbrandden daarop het Huis Foreest met Heilo. Tenslotte werder. ze nog verjaagd en verstrooid door Heer Fioris van Egmond, Graaf van Duren Genoemde Graaf Jan van Egmond Is Kamerling van Koning Karei V geworden. Zoo we weten werd Karei V in 1519 ook Keizer van Dultschland. Zoo heeft Graaf Jan II den wercldbcrcemdcn Ko!ze: Karei V vergezeld naar Spanje „en heeft hem voorts meest in alle zijn reizen verzelschapt in Italië, Duitschland, Enge land en Nederland". Het Ledikantje van Egmond aan dén Ilocf. Het dorpskerkje te Egmond aan den Hoe! bevat eenige kunstvolle antiquiteiten onder andere het marmeren gedenkteeken van Nico'aas Witsen, den aardry kskxmüge dien in ce 17e eeuw burgemeester van Amster dam was. Helaas is het zonderlinge gedenk 'eeken, bekend onder den naam van „het 'edikantje van Eyroond" verdwenen. Het was werkelijk een houten ledikant van onder met koper loofwerk versierd. Het was omhuld met gordynen. In hot ksdikantje lagen twee levensgroote koperen beelden. Het eerste stelde voor den ons nu weibeker.:>n eenv -n Graaf van Egmond. Jan en zijn gemalin Magdalen a van Waardenburg De e irste over leed in 1513. dc laatste ".533. Volgens de legenda zou hij zelf dc oprichter geweest zijn van de tombe waartoe deze beelden vroeger hadden behoord. In 1573 is n.l de kerk door de soldaten van Sonoy verwoest. Dc beelden en verdere sieraden zijn er toen baldadig ai- gprukt en in den Sammerpolder gesmeten. Vele. vele jaren later werden de beeklen opgevischt en toen op de beschreven wijze in het koor der kerk aan den Hoef werd tentoongesteld. Vroeger beschreven we reeds, hoe hier in 1244 een kapel werd gesticht, die daar ter piaa'se in 1431 vervangen werd door een kerk In 1633 werd de kerk op las*, der Staten van Holland, de toenmalige eigenaars der heer- lijkheid. hersteld. Domeinkerk bleef ze tot 1823- Halen we nu aan wat Ludolf Smid. die het ledikantje in 1676 en 30 jaar later, in 1706 weer zag. er van z-i. „Bij de vrouw lag een schoothondeke, ne vens beide twee bazuinen, een gebroken de gen, een wapenschilt, een groote kopcre plaat behelzende hunne doot in het lat yn. Beneden rontsom het Ledikantje vernam ik nederduits geschrift in een vierkanten lijst, dog bedorven en by na wel meest weggeno men." Vertaald uit het Latijn staat er: Ter ge dachtenis aan Jan, Graaf van Egmond, Heer van Baer. Deze. op zyn twintigste jaar van Jeruzalem teruggekeerd, heeft Dordrecht herwonnen, Utrecht beschermd en die van Hoorn beteugeld; door Keizer MaxLmlllaan is hy tot Stadhouder van Holland aange steld en in den gravenstand verheven, welk ambt hij 30 jaren heeft bekleed; hy heeft verscheidene kloosters, zoo te Egmond als andere, tot heiliging van het leven, hersteld, de kerken en hare bedienaars, inzonder heid van deze, heeft hij rUkeiyk begiftigd. Van Magdalena van Waardenburg, nicht van Keizer Maximlliaan. 15 kinderen ontvangen hebbende, is hij in den ouderdom van 78 ja ren overleden, op den 12en September 1516." Sedert vele jaren is van het heele ledi kantje niets meer te vinden. Zelfs de archiva ris van Alkmaar kon niet naspeuren waar met monument heenging en of soms het ko perwerk is versmolten. Misschien is dit laat ste in 1799 by hun inval In Noord-Holland door de Engelschen en Russen voor goeden prys verklaard, tegelijk met de kerkblaker- t-jes. DELICATE KAAS. Kaas is een artikel dat hMzondere zorg vereischt. Een Engelsch tijdschrift deelde hieromtrent onlangs het een en ander me de. Er zijn soeciale. voor het bewaren van kaas ingerichte, ondergrondsche lokaliteiten In Londen, waar de temoeratuur voortdu rend op ongeveer 60 graden F. gehouden wordt. Sommige kaassoorten als Brie Stilton en Cheshire. zUn zoo gevoelig, dat bijzondere zorg noodig is, om ze goed te houden. Tocht is een van de grootste vijanden van kaas. Zet een kaas op den tcoht en all zal sooedig scheuren en barsten ra an vertoo- nen. De korst moet er dan worden afgesne den. heteeen natuurlijk belangrijk verlies voor den hand°laar mede^renoi. H*»t e*ni"> middel om kaas goed te houden. Is haar voortdurend in eenzelfde temoeratuur te laten verblijven. Bh" het topazen moet de uiterste voorzichtigheid in acht genomen worden en de worden met strao be dekt. ondat de buitenlucht er niet mede In aanraking kan komen. In Italië, waar de kazen In kelders be waard worden, worden zy geregeld met Lucca-ollie ingewreven. Sommige kazen in die kelders zyn honderden Jaren oud. Want zijn scrupuleuze natuur was onder den invloed gekomen van de dweeperijen van Antoinette de Bourlgnon er. zoo zeer verviel hU in deze uitzinnigheid, dat hij allen wetenschappeiyken arbeid aJs ongodsdierst'g verwierp en veel van zyn eigen werk vernie tigde. Zijn door overspanning geschokt ge moed leefde in voortdurende» zalfstriJi- D? meeste zijner werken verkocht hy aan The- venot. Een halve eeuw later zyn zy voor 1500 gulden in het bezit gekomen van Her- mannus Boerhaave, die ze bU het eeuwfeest van Swammerdam's geboorte heeft uitgege ven in het Nederiandseh en het La'ijn. on der den titel „Bybel der Natuur of H.storie der Insecten". zyn vriend Stenonlus bood hem 1200' voor zijn verzamelingen, doch S va mme-dam weigerde het aanbod, omdat er de vrorwia-- de van overgang naar Steno's nieuwe geloof, het Katholicisme aan verbonden wa3 Het laatste deel van zijn leven is minder aangenaam geweest, doordat hy een voor zijn gestel te zwa*e reis naar Zweden deed. teneinde Antoinette de Bourlgnon bij te staan en doordat geldzorgen hem kwelden. ZUn ziekte sloopte hem en 1; Februari 1680 kwam zijn vror; ijdige dood. Nederland verloor in hem een der beste en nauwgezetste wetenschappelijke onderzoe kers. JOANNES SWAMMERDAM. 1637—1680 Jan Swammerdam was In de byna vergeten geschiedenis van onze wetenschap uit den bloeityd een der belangrijksten. Wij hebben een Boerhaave gehad op het gebied der ge neeskunde. een Leeuwenhoek op het terrein der microscopie, Swammerdam is onse grootste ontleedkundige. HU heeft zich naam gemaakt door zUn studies betreffende het embryo en zyn eugenetische onderzoekingen, hij heeft zich roem verworven door zijn stu dies van ademhalingsorganen en bloedvaten en over de alvleeschklier en de werking der spieren. En hy opende ongekende inzichten het insectenleven, door zUn observeereu van het leven der byen. De bloedlichaampjes bij den klkvorsch heeft hij ontdekt. hU toonde oe rupsen aan in de vlindereleren cn hy was de vervaardiger van een wasachtige stof, waarmee men de bloedvaten kon opspuiten, zoo dat zij goed zichtbaar werden en het lichaam te coaserveeren was. Zyn vriend Frederik Kuysch heeft door een verspreiding op ruime schaal aan die praeparaten groote bekendheid gegeven cn zij zyn van onbere kenbaar nut geweest voor dc wetenschap over de geheele wereld. Hij was de eerste in Nederland, die de denkbeelden van Harvey, dat al wat leeft voortkomt uit het ei. deelde en uitwerkte. Hij was geboren te Amsterdam. 12 Fe bruari 1637 en bestemd om dominee te wor den. Teekenend voor Swammerdam's ernsti ge natuur, die hy nooit verloochend heeft, doch die integendeel oorzaak geworden is, dat hy niet veel voldoening van zyn briang- ryken arbeid heeft beleefd, is. dat hU deze studie niet wilde kiezen, omdat hU zich niet sterk genoeg achtte om een zoo groote ver ft ntwoordeiykheld te dragen. De vader stond hem toen gelukkigerwijze toe om Ir. de mecilcUnen te gaan studeeron. In 166! „wierd hy ln de burgerrolle der Aca- demy-leden te Leyden lngetcekendhU volg de cl colleges van beroemde hoogleeraren als Franclscus de la Boe Sylvius cn Jan van Horne. Twee Jaar later werd hy candldaat in de medleynen. Beroemde mannen heeft hij onder zUn vrienden mogen tellen. Hot was de Deen Ste- nonlus, zeil een bclangrUk onderzoeker, die hein in verbinding b-acht met Thcvonot. „ge- wesen Oesant der Franse Kroon aan dc Re publics van Genua", iemand, die grooten in vloed op onzen geleerde geoefend heeft. Zyn studiën beginnen met bijdragen om trent de kennis van het hart en de luchtwe gen. Reeds in zyn studietyd onderscheidde hy zich door het maken van anatomische p aeparaten. Vervolgens heeft Swammerdam In Frank- ryk gestudeerd, waar hy te Saumur aan de Loire zyn studies over de haften begon, ook deed hij de belangrijke ontdekking van de klopjes in de Iymphe-vaten, in 1634, oen vondst, die hij tegeiyk met, doch onafhanke- Ujk van Ruysch deod. In Amsterdam teruggekeerd legde hy zich vooral toe op de ontleding van het mensche- ïyk lichaam. Een gelukkige om.sandlgheid was. dat hU het daartoe benoodigde mate riaal dcor zyn vriendschap met. een der loden var. de vroedschap uit het gasthuis kon kry- gen_ Reeds ln 1683 en 1667 werden zyn onder zoekingen gepubliceerd, oa. een mededeellng over den bouw van het centrale zenuwstelsel cn de zenuwbanen hierin. Daarna schreef hy zijn beroemde verhandeling over de adem haling. waarop hU promoveerde in 1667. Het is hem een groote handicap geweest, dat hy omstreeks ciezon tijd aangetast werd door malaria, een ziekte, die hem niet meer los gelaten heeft, zyn leven voor een b'.ang ry k deel verwoest cn zyn dood ten gevolge gehad. Doch aan den anderen kant heeft een ener giek man als Swammerdam er voordeel uit weten te trekken door zich den tij 4, dien hij tot herstel van zyn gezondheid op het plat teland doorbracht op byzondcre wyzc ten nutte te maken door bastudeering van het leven der Insecten, ln het byzonder dat van de vlinders en van de bijen. In den tijd. dat hy ln zyn kabinet werken kon, begon hij nu ook dieren te ontleden en hy bereikte daarin een ongeëvenaarde vaar digheid. Hy werkte „mot werktuigen, fyndftr, dan men begrijpen kost". De Groothertog van Toskane, wien hy zUn bedrevenheid toonde, bood hom een som vau 12.00.) gulden voor zijn kabinet, maar Swammerdam sloeg het af. omdat hy allerminst verlangde hoveling te zijn. Inmiddels was hy boven dc dertig on Loefde nog steeds op kosten van zUn vader Teneinde zich zelfstandig te kunnen maken besloot hy zich aan de medische praktyk te gaan wyden, doch zijn door ziekte cn hard werken ondermijnd gastel kon dc daaraan verbonden vermoeienissen niet dragen en het Is teekenend voor zyn afhankeiykheid, dat zyn vader hem kon ve.bieden ecu ultnoodi- gi.ig van Thevenot om opnieuw naar Frank rijk te komen, af te slaan. In 1675 publiceerde hy zyn studiën over de Haften en het Kameleon. Ook verscheen ana tomisch plaatwerk van zyn hand. Ook op geneeskundig terrein heeft Swam merdam zich bewogen. Hy ontdekte de oor- raak dar lies- en dUbreuken. De bewe een der spieren heeft hy grondig b sfe!" r Hij ontdekte ook de tweeslachtig eld van d. slakken. In September *74 voltooide hy zijn onder zoek naar het leven der bijen. Doch naar hy schryft is deze voltooiing tot stand geko men ..in duysend angsten, duysend gemceds- knagingen en opwellende verwUten aan .rijn godvrngtig hert, tusschen hikken, snikken en traanen". (Zie vervolg pp dc pagina hiernaastj„

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 17