UIT VERGEELDE PAPERASSEN.
H. D. VERTELLING
OUDE KRONIEKEN.
Biographieen in
een notedop
Uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië)
xxii.
door P. J. ZüRCHER.
Perkenier's lief en leed. De tanende
macht der Compagnie.
Ce paarden die het verdienen, krijgen den
haver n:et. Dit is een bekend spreekwoord
en de waarheid daarvan is ten opzichte van
Banda en de daar verdiende schatten, in een
■vorig omstel reeds gebleken. Want de arme
bevolking, die van alle rechten verstoken was
en voor de minste vergrijpen „geradbraakt"
werd. heeft, in weerwil van de gouden eeuw
voor de Hollanders, niet anders dan ontbe
ring. kommer en ellende gekend.
Om zich ietwat boven dit armzahve peil
te verheffen werd er. zelfs door de Holland-
sche perkeniers. fameus geknoeid. Dit kon
niet. anders. Waar verdrukking heerscht,
ontstaat de natuurlijke drang tot knoeien,
als tegenwicht voor het knellende juk. En
op Banda bloeide de sluik- of smokkelhandel
welig. In weerwil van de strengste en on-
menscheiijkste wetten werd daar. achter den
rug van de compagnie om. minstens °en
vijfde deel van den totalen oogst verhandeld
door de perkeniers. waarvan enkelen tot wel
vaart kwamen en het ook wel tot rijkdom
brachten.
Als reactie on betere tijden, die den per
keniers meer welvaart hadden gebracht, wer
den de gemaakte winsten dan weer in brood
dronkenheid ei een soms waanzmniee uit
gelatenheid verteerd, wat die Banda'sche
„kaste" dan natuurlijk weer een héél slechte
„pers" bezorgde, want in de oogen van de
Compagnie belichaamde deze al wat verdor
ven en slecht was en de Compagnie zag in
haar dan ook niet meer dan ..'uitvaagsel".
In zekeren zin was dit zoo. maar als wij
dien toestand door een strikt rechtvaardigen
bril bezien, moet allereerst erkend worden,
clat de Compagnie zélf die menschen. tot dat
lage peil had „terug getraot'tzy had het op
haar geweten, dat de perkeniers. wien alle
rechten onthouden werden, moreel zoo diep
gezonken waren. Niets deed zij om die men-
schen uit hun staat van inzinking op te hef
ten; integendeel, steeds rigoreuzer werd er
tegen hen opgetreden. De Compagnie kon in
dit opzicht vergeleken worden bij een gewe-
tenloozen vader, die zijn kroost een ontuch
tige opvoeding gaf, het exploiteerde, om het
dan te verwijten, dat het zoo slecht en ver
dorven was. De Compagnie is al een héél
slechte vader voor zijn Bandasche kinderen
geweest! Zij zoog de perkeniers uit, die op
hunne beurt div hun slaven deden.
Deze smokkelhandel verhoogde intusschen
allerminst het beschavingspeil van de Ban
da'sche perkeniers. Zij speelden een hoog
-spel met de hoogste troeven. Want waar hun
eenerzijds het „verboden" goud toelachte,
stond daar aan den anderen kant het fel
xoode schavot klaar, waarop zij. als zij „ge
knipt" werden, doorgaans het leven lieten.
De Compagnie duldde den smokkelhandel
niet en den perkeniers zat deze, om zoo te
zeggen, in het bloed. Hun bestaan werd door
deze beide, felle uitersten geheel beheerscht.
Dit was een leven van een voortdurende,
•■nerveuze gespannenheid, waaraan uitslui
tend door misdadigheid te ontkomen was.
Hoe ook beschouwd was de inzet te hoog,
went tot een werkelijken rijkdom brachten
zij het nooit. Hoogstens leeft de periode van
het eind der achttiende eeuw, als tegenhang-
ster van de bittere armoede, die tevoren ge
leden werd, voort, als een tijdperk waarin
fabelachtige, schatten, door de perkeniers
bijeen gegaard werden.
Dit was de eerste periode van
dien aard, die door nog enkele, zoo gevolgd
werd. Ze heeft zich gekenmerkt door groote
bandeloosheid en zorgeloosheid voor de
notcnperken, die ze aan hun slaven ter be
handeling overlieten. Ongebreidelde wellust
drank en dobbelzucht, ces trois inseparables,
vierden er hoogtij. Het was een tijdperk van
hemeltergende zonde, van hetwelk in de Ne
derlanden met verontwaardiging gesproken
werd
Dit deed de Compagnie haar ooren spit
sen. Met angst en beven dacht zij aan haar
muskaat-monopolie. En zij redeneerde: als
wh het uitsluitend recht van den notenhan-
del bezitten, hoe kunnen die menschen daar,
dan rijk worden? En dit prikkelde tot een
scherpere controle. Nieuwe ambtenaren wer
den toen uitgezonden, nieuwe ordonnantiën
in het leven geroepen. Nieuwe bezems vegen
schoon en zoo viel het te begrijpen, dat al
héél spoedig, de gouden dagen voor Banda
geteld zouden zijn. Dit begon in 1700 en 1709,
nadat successievelijk de perkeniers weer ver
armd waren, was het bewijs geleverd, dat de
nieuwe dienaren van de Compagnie hun
plichten niet hadden verwaarloosd.
De perkeniers leden weer hun oude, on-
menschelijke bestaan; met ijzeren gestreng
heid werd wederom het onmogelijke door de
Compagnie van hun gevergd. Zij „ver-in-
landschten" weder geheel en gaven zich weer
over aan een ongebonden natuurleven, dat
hen van dc beschaving vervreemdde en in
armoede deed ondergaan.
Zong He'ne niet in zijn „Bimini":
„Ai'f der Insel Bim'ni,
„Blüht, die ewge Frtihllnmwronne.
En Bimini moét toch Banda zijn"'
Or.tegenzeg'ijk is het kleine Banda een
der meest geteisterde streken van de aarde
geweest. Eehalve de tallooze aard- en
zeebevingen die het eiland hebben geteis
terd heeft het jaar 1778 zich nog gekenmerkt
door het woeden van een orkaan, die tot een
„naMonale" ramp is aangegroeid.
Hierbij werden duizenden boomen ver
woest. De totale productie van 500.000 pond
noten (1776) werd tot30000 pond terug
gebracht; met de foelie was het al even treu
rig gesteld. Deze liep van 90.000 pond tot
8000 pond terug. Deze toestand was onhoud
baar en voor de perkeniers beteekende hij
den onverbiddeiyken ondergang. Wel ver
hoogde de Compagnie toen haar inkoops
prijzen van noot van drie tot vijf cent en
voor foelie tot vijf-en-veertig cent. maar dit
was niet genoeg; de perkeniers hadden er
geen hulp aan en konden er niet meer bo
venop komen. De slaven, die wegliepen, of
stierven, konden niet meer uit eigen midde
len worden aangevuld, en on hen steunde fei
telijk het heele r.otenbedrijf Dit is een zwarte
bladzijde uit het boek der perkeniers. Voor
het allernoodzakelijkste levensonderhoud
moest geld geleend worden. Aan het onder
houd der notennerken werd niets meer ten
koste gelegd. Dit kon ook niet. Zij verwaar
loosden gewoon. De woonhuizen geraakten in
verval. De schulden nam*n toe en aan rente
betaling kon niet gedacht worden. Een alge-
heele reorganisatie was. on het e'nde der
achttiende eeuw noodzakelijk. Maar in de
eerste plaats was deze een eisch geworden
voor het machtigste handelslichaam, dat
ooit heeft bestaan: de Vereenigde Oost-Indi
sche Compagnie. Deze verkeerden twee
eeuwen, nadat zij was opgericht, in een er
barmelijker! staat van verval
Voortgekomen uit den drar.g der omstan
digheden. toen alle zeeën nog onveilig waren
voor de kcopvaardijvaart en het aesreovers-
bedrijf niet slechts in handen van particu
liere schurken berustte, doch ook door na
ties. als Engeland, beoefend werd. heeft zij
zich ontwikkeld, tot het reusachtige lichaam,
dat zij is geworden En. onder het devies
..Eendracht maakt Macht", heeft zij voor dc
belangen van de Nederlandsche koopvaardij-
vaart in de bres gestaan Dit was noodie en
dit strekt haar tot eer. Want alléén een sterk
bewapende vloot kon. in de meeste gevallen,
veilig de havens van het Moederland b!n-
nenloopen. Enveland lag op den loer. Hun
„beroemde" Admiraal Drake, die tijdens de
regeering van Queen Elisabeth alle zeeën
schoonveegde. was geen denkbeeldig gevaar.
Hij heette in Engeland dan ook „de edele
7eeroover" en hij is er bezongen als wijlen
Piet Fein, die in zekeren zin zijn evenknie
was. In vollen vrede kaapten zij de Holland-
sche koopvaardijschepen, die op reis waren
naar Portugal. Zweden en elders. En als er
zich een kansje voordeed, waren ook wij er
niet vies van.
Ongeveer gelijktijdig met de oprichting
van onze Oost-Indische Compagnie, die met
een maatschappelijk kapitaal van 6 I "2 mll-
lioen gulden beeon een er.orm begin, voor
al voor dien tijd! richtten ook onze over-
zeesche buurman, de Engelsche Oost-Indi
sche Compagnie op. met een maatschappelijk
kapitaal van.... één millioen gulden Onze
prestatie was dus we! een buitengewone en
wij hebben aan haar onbetwistbaar
dan ook onze suprematie ter zee te danken.
De beroemdste Engelsche staatsman der
zeventiende eeuw, William Temple, schreef
dan ook over onzen handel:
„De meest bereisde zelfs, zal moeten er
kennen, dat er nóch in deze tegenwoordige
„eeuw. noch in de gedenkboeken der historie,
„een voorbeeld te vinden is van een land of
„gewest, waar zulk een enorme handel ge-
dreven wordt, ais op het kleine grondgebied
„der vier zee-provinciën van Nederland. Men
„houdt het er zelfs voor, dat hier meer sche-
„pen thuis behooren, dan in alle overige lan-
„den van Europa te zamen, Engeland inbe
grepen. Amsterdam spant de kroon boven
„Venetië en Lissabon".
Inderdaad vormden wij dè grootste wereld
markt, waar alle handel, dor geheele wereld,
zich concentreerde. Dit dankten wij aan het
stelsel van den Vrijen handel, dat in Neder
land bestond en het ont- en bestaan van de
Oost-Indische Compagnie mogelijk heeft ge
maakt. Tot een ongekende hoogte heeft dit
handelslichaam zonder weerga, zich vrijelijk
kunnen ontwikkelen tot het meest merk
waardige verschijnsel van dien tijd.
Hoe het gekomen is, dat een zoo bloeiende
handelsonderneming, zóó jammerlijk in ver
val geraakte, dat. haar ondergang er mede
gemoeid was, zullen wij in een volgend op
stel zien.
Te Amsterdam, Hoorn en Middelburg wij
zen nog slechts enkele gebouwen op haar
vbroegere grootheid en in de eerste plaats
willen wij, in dit verband, het Oost-Indische
Huis, de Compagnle's-werf en enkele pak
huizen aan de Prins Hendrikkade bij de Pe
perstraat is hire ook niet een luchtje van
de Compagnie aan? alle to Amsterdam in
herinnering brengen
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
Duar gekoekt
door CORRY DOMMERING.
Het gebeurde op een mooien November
avond. Pierre Dubois bevond zich temidden
van een opgepakte menigte, die zich ver
drong om iets van den carnavals-op'ocht
te zien te krijgen. Vlak voor hem stond een
oude heer, die naar zijn uiterlijk te oordee-
len, een vreemdeling leek. Pierre Dubois
was in tweestrijd. Hij had zich vast voorge
nomen, om een beter leven te gaan leiden;
tot heden was hij nog steeds aan de handen
van de politie ontglipt, hoewel het den laat
st en keer weinig gescheeld had. Maar. het
was met hem net zoo gesteld als met den
verslaafden speler het was moeilijk om
op het juiste moment op te houden, de winst
kweekte steeds meer durf en ten slotte liep
het uit op een algeheel verlies. Pierre Dubois
dacht hieraan en verweet zichzelf zijn zwak
heid. Het was toch niet zoo moeilijk om zijn
handen thuis te houden, hij had slechts zijn
handen in zijn zakken te stoppen en aan
iets anders te denken. Maar het denkbeeld
dat deze kans hem zou ontglippen, terwijl
die hem zoo gemakkelijk geboden werd. was
sterker dan zijn goede wil en eenige minu
ten later bevond hy zich in een stille straat,
een zwart leeren portefeuille In zijn handen.
Pierre Dubois spoedde zich naar zijn hotel,
blij dat hij zich. door een domme gril, dit
buitenkan e niet had laten ontglippen. Hij
trad zijn kamer binnen en gooide dc porte
feuille,na den inhoud eruit genomen te heb
ber., in het vuur. Op dit oogenbiik ontdekte
hij dat de diamanten ring. dien hij sinds een
half jaar aan zijn middelsten vinger droeg,
verdwenen was. Het gaf hem een schok. De
ring was hem iets te wijd geweest, maar daar
hij er niet eerlijk was aangekomen, had hij
hem rog niet durven laten veranderen. On
getwijfeld was hU van zijn vinger gegleden
en bestend er weinig kans dal hij hem terug
zou vinden. Het zou hem spijten, want hij
hechtte aan het sieraad en het was het
eenige dat hij niet omgezet had in geld.
Bij het verlaten van het hotel, had hij
hem nog gehad, daar was hij zeker van.
maar verder kon hij het zich niet meer her
inneren, daar hij er niet op had gelet. Mis
schien had hii hem In een van de w'nkels
verloren, waar hij dien middag geweest was-
In ieder geval was er nog een kansje dat
hij hem terug zou krijgen. Hij ging op weg
en bezocht alle plaatsen waar hij geweest
was, doch zonder resuReafc. Niemand wist
lets van het kostbare kleinood af. Als een
laatste toevlucht, ging hii een po'itiebureau
binnen om aangifte te doen van het verlies
van zijn ring, de hoop uitsprekende, dat hU
spoedig gevonden zou worden.
Dienzelfden avond, juist toen hij naar beo
wilde gaan. werd er aan zijn kamerdeur ge
klopt en 'ven later trad dezelfde inspecteur
van politie binnen, dien hy dien middag ge
sproken had.
Pieire Dubois had het niet erg op een be
zoek van de politie begrepen, hij had er spijt
van. dat hij aangifte had gedaan van het
verlies van zijn ring,, maar de rustige stem
van zijn bezoeker stelde hem gerust.
„Het doet mij genoegen, «nijnheer, U te
kunnen berichten, dat we spoedig In staat
zuilen zijn, U uw ring te overhandigen. Er
Is er een aan ons bureau bezorgd, die vol
komen beantwoordt aan de beschrijving die
U ervan gai. Daar hij nogal van een buiten
gewoon model Is, ben ik er bijna zeker van,
dat het de uwe is. Het zijn vijf diamanten
met een brillant in het midden, niet waar?"
„Zeker", antwoordde Pierre Dubois, als de
gevonden ring met deze beschrijving over
eenkomt, kan het niet anders dan de mijne
zijn."
Plotseling stak de inspecteur zijn hand in
zijn zak en haalde er een voorwerp uit. Het
was de ring. doch hij overhandigde hem niet.
Pierre Dubois, die dacht dat net hem mis
schien te doen was om een belooning, en dat
hy daarom draalde met het kleinood te
geven, haalde zijn portemonnaie te voor
schijn, en. een kleine waardeering uitende
over het spoedige vinden van den ring, wilde
hij hem een bankbiljet ter hand stellen,
maar de man schudde afwijzend zijn hoofd
en glimlachte. Een lach die Pierre Dubois
het gevoel gaf van op zijn hoede te moeten
zijn,
„Wel", zei hij, ,4k hoop U hiermede niet
te beleedigen?"
„In het minst niet, maar U zult wel eerst
gaarne willen weten, hoe Uw ring gevonden
is, niet waar?"
„Nu, en hoe is hij dan gevonden," vroeg
hij kort.
De inspecteur wachtte even met zijn ant
woord. Toen zei hij langzaam: „Iemand kan
té slim zijn. vriend, iemands behendigheid
kan hem doen verdwalen, indien dit niet
met bescheidenheid gepaard gaat. Pas waart
ge bij ons vandaan, of een Engelschman trad
binnen en beklaagde zich. dat hij zijn por
tefeuille verloren had. Toen hij zijn hand
in zijn zak stak om haar er uit te nemen,
ontdekte hij niet alleen dat deze verdwenen
was." Hij wachtte weer even. alvorens verder
te gaan; toer. zei hU vriendelijk: „Wat my
betreft, ik twijfel niet aan uw eerlijkheid
ze'.fs niet aan Uw edelmoedigheid. U ver
keerde ongetwijfeld in de meening dat rui
ling geen diefstal was.*
Pierre Dubois begreep niet zoo gauw waar
hij heen wilde en vroeg: „Wel, en wat heeft
dat alles met mijn ring te maken?"
„Wat dit met uw ring te maken heeft?"
En terwijl de inspecteur hem aanzag met
een doordringenden blik. vervolgde hij„Dat
uw ring, mijnheer, gevonden is in den zak
van den ander1'.
Pierre Dubois was een stap achteruit ge
gaan. van alle dingen had hij dit wel het
allerminst verwacht, hij was woedend op
zichzelf, nog meer dan op het gebeurde. Een
bitter zelfverwijt plaagde hem zijn zwak
heid kwam hem duur te staan. De vrijheid
had vlak voor hem gelegen en in één oogen
biik van zwakte had hij haar prijsgegeven
Hij voelde dat hy zyn straf verdiend had
eti dacht er niet over. om zich te verzetten.
Met gebogen hoofd volgde hy den inspec
teur naar den gereedstaanden auto.
We zagen hoe Manck Jan. de eerste Graaf
van Egmond in de gunst stond van Maxl-
miliaan van Oostenrijk en hoe ook Hoog
woud en Aartswoud aan de Van Egmonden
kwam.
Maximlliaan had gemeend te moeien in
grijpen aan de Abdij van Egmond. „alwaer
quade discipline werd gehouden" en liet de
onwillige monniken in een kelder sluiten en
bewaren.
Uit de abdy van St. Paulus en Oostbroek
te Utrecht kwamen andere broeders. Aan het
hoofd werd gesteld als proost Jeroen van
Groningen Kcllenaer en Simon van Huis
duinen werd koster.
Graaf Jan II werd zijn vader's opvolger.
Hy trouwde met Vrouwe Francoyse van
Luxemburg, zuster van Heer Jacob van
Steenhuizen.
Heer Jeroen van Egmond werd nu eerst
Heer van Hoogwoud en daarna „gecoren en
bezoldigt" bisschop van Utrecht.
Vrouwe Walbarch van Egmond overleed in
1529 „in de fleur hares levens", zy was ge
huwd met Heer Willem. Grave van Nassau
tot Dillenburg en liet na een dochter. Vrouwe
Magdalc-na van Nassau, die tot man had
Graaf Herman van Nieuarent en Qeurs. Dat
echtpaar bleef zonder kinderen.
Graaf Willem van Nassau huwde na Wal-
burch's dood een tweede vrouw „en had daar
bij den Prince van Oranje".
Vrouwe Catharina van Egmond werd op
jeugdigen leeftijd in het klooster te Loos
duinen geplaatst, „tot hare jaren gekomen
zijnde". Van een afsluiting was er geen
sprake. De kroniekschrijver gewaagt van
,.den vrijen toon haar gegeven van vrouwe
Abdisse".
Catharina wilde er niet bhjven en ging
naar huis. Kort daarop trouwde zy met heer
Frangois van Borselen, Heer van Cortgene
en Pamele (nabij Brussel). ZU stierf zonder
kinderen op het huis te Vueren (nabij
Brussel).
Vrouwe Anna van Egmond was non gewor
den in plaats van haar zuster Catharina.
Later werd ze abdisse van Loosduinen, en dit
bij belofte haars vaders.
Vrouwe Johanna van Egmond trouwde
Heer Joris Schenk var. Tautenberg in het
land van Overijsel, Stadhouder van Fries
land en overleed in 1540.
Haar zoon was Jonker Loudewijk Schenck
van Tautenberg, die ongetrouwd bleef. De
vader had uit een vorig huwelijk een zoon:
Heer Frederik Schenck van Tautenberg.
Deze was eerst B'sschop van Utrecht en
stierf in 1580 op 't Slot te wyk bij Duurstede.
Zijn zuster Maria Schenck van Tautenberg
werd Abdisse van Rijnsburg en overleed in
1551. Men weet, dat ce A'oij van Rijnsburg
eeuwenlang de opvoedingsplaats is geweest
van ade'jykc jonge dames.
Een zuster van Vrouwe Maria, nl. Vrouwe
Jasma trouwde 1511 met Heer Jan Van Was
senaar. Burggraaf van Leiden.
We noemden reeds Jar. de tweede Graaf
van Egmond, ook al weer Ridder van 't Gul
den Vlies. Door zyn huwelijk met Fran^oise
van Luxemburg verwierf hij vele goederen
in de Zuiöeiyke Nederlanden. Uit dat huwe
lijk werden geboren Karei Lamoraal en
Margaretha.
Anno 1517 kwamen de Gelderschen ïr.
Noord-Holland en verbrandden Medemblik.
Vandaar trokken ze naar Alkmaar en plun
derden dat acht dagen lang. Van Alkmaar
trokken ze op naar Egmond. Dat dorp ver
brandden ze heelemaal en ze zouden ook het
Slot van Egmond verbrand hebben als daar
voor Jan van Wassenaar dat niet verhinderd
had. Men weet dat deze Wassenaar een
schoonbroer was van Graaf Jan II. Wasse
naar was in die dagen op het slot en wist de
aanslagen der Gelderschen af te weren.
Maar dezen gingen daarom het land nog
niet uit. Ze verbrandden daarop het Huis
Foreest met Heilo. Tenslotte werder. ze nog
verjaagd en verstrooid door Heer Fioris van
Egmond, Graaf van Duren Genoemde Graaf
Jan van Egmond Is Kamerling van Koning
Karei V geworden. Zoo we weten werd Karei
V in 1519 ook Keizer van Dultschland. Zoo
heeft Graaf Jan II den wercldbcrcemdcn
Ko!ze: Karei V vergezeld naar Spanje „en
heeft hem voorts meest in alle zijn reizen
verzelschapt in Italië, Duitschland, Enge
land en Nederland".
Het Ledikantje van
Egmond aan dén Ilocf.
Het dorpskerkje te Egmond aan den Hoe!
bevat eenige kunstvolle antiquiteiten onder
andere het marmeren gedenkteeken van
Nico'aas Witsen, den aardry kskxmüge dien
in ce 17e eeuw burgemeester van Amster
dam was. Helaas is het zonderlinge gedenk
'eeken, bekend onder den naam van „het
'edikantje van Eyroond" verdwenen. Het
was werkelijk een houten ledikant van onder
met koper loofwerk versierd. Het was omhuld
met gordynen. In hot ksdikantje lagen twee
levensgroote koperen beelden. Het eerste
stelde voor den ons nu weibeker.:>n eenv -n
Graaf van Egmond. Jan en zijn gemalin
Magdalen a van Waardenburg De e irste over
leed in 1513. dc laatste ".533. Volgens de
legenda zou hij zelf dc oprichter geweest zijn
van de tombe waartoe deze beelden vroeger
hadden behoord. In 1573 is n.l de kerk door
de soldaten van Sonoy verwoest. Dc beelden
en verdere sieraden zijn er toen baldadig ai-
gprukt en in den Sammerpolder gesmeten.
Vele. vele jaren later werden de beeklen
opgevischt en toen op de beschreven wijze
in het koor der kerk aan den Hoef werd
tentoongesteld.
Vroeger beschreven we reeds, hoe hier in
1244 een kapel werd gesticht, die daar ter
piaa'se in 1431 vervangen werd door een kerk
In 1633 werd de kerk op las*, der Staten van
Holland, de toenmalige eigenaars der heer-
lijkheid. hersteld. Domeinkerk bleef ze tot
1823- Halen we nu aan wat Ludolf Smid. die
het ledikantje in 1676 en 30 jaar later, in
1706 weer zag. er van z-i.
„Bij de vrouw lag een schoothondeke, ne
vens beide twee bazuinen, een gebroken de
gen, een wapenschilt, een groote kopcre
plaat behelzende hunne doot in het lat yn.
Beneden rontsom het Ledikantje vernam ik
nederduits geschrift in een vierkanten lijst,
dog bedorven en by na wel meest weggeno
men."
Vertaald uit het Latijn staat er: Ter ge
dachtenis aan Jan, Graaf van Egmond, Heer
van Baer. Deze. op zyn twintigste jaar van
Jeruzalem teruggekeerd, heeft Dordrecht
herwonnen, Utrecht beschermd en die van
Hoorn beteugeld; door Keizer MaxLmlllaan
is hy tot Stadhouder van Holland aange
steld en in den gravenstand verheven, welk
ambt hij 30 jaren heeft bekleed; hy heeft
verscheidene kloosters, zoo te Egmond als
andere, tot heiliging van het leven, hersteld,
de kerken en hare bedienaars, inzonder
heid van deze, heeft hij rUkeiyk begiftigd.
Van Magdalena van Waardenburg, nicht van
Keizer Maximlliaan. 15 kinderen ontvangen
hebbende, is hij in den ouderdom van 78 ja
ren overleden, op den 12en September
1516."
Sedert vele jaren is van het heele ledi
kantje niets meer te vinden. Zelfs de archiva
ris van Alkmaar kon niet naspeuren waar
met monument heenging en of soms het ko
perwerk is versmolten. Misschien is dit laat
ste in 1799 by hun inval In Noord-Holland
door de Engelschen en Russen voor goeden
prys verklaard, tegelijk met de kerkblaker-
t-jes.
DELICATE KAAS.
Kaas is een artikel dat hMzondere zorg
vereischt. Een Engelsch tijdschrift deelde
hieromtrent onlangs het een en ander me
de. Er zijn soeciale. voor het bewaren van
kaas ingerichte, ondergrondsche lokaliteiten
In Londen, waar de temoeratuur voortdu
rend op ongeveer 60 graden F. gehouden
wordt.
Sommige kaassoorten als Brie Stilton en
Cheshire. zUn zoo gevoelig, dat bijzondere
zorg noodig is, om ze goed te houden.
Tocht is een van de grootste vijanden van
kaas. Zet een kaas op den tcoht en all zal
sooedig scheuren en barsten ra an vertoo-
nen. De korst moet er dan worden afgesne
den. heteeen natuurlijk belangrijk verlies
voor den hand°laar mede^renoi. H*»t e*ni">
middel om kaas goed te houden. Is haar
voortdurend in eenzelfde temoeratuur te
laten verblijven. Bh" het topazen moet de
uiterste voorzichtigheid in acht genomen
worden en de worden met strao be
dekt. ondat de buitenlucht er niet mede In
aanraking kan komen.
In Italië, waar de kazen In kelders be
waard worden, worden zy geregeld met
Lucca-ollie ingewreven. Sommige kazen in
die kelders zyn honderden Jaren oud.
Want zijn scrupuleuze natuur was onder
den invloed gekomen van de dweeperijen
van Antoinette de Bourlgnon er. zoo zeer
verviel hU in deze uitzinnigheid, dat hij allen
wetenschappeiyken arbeid aJs ongodsdierst'g
verwierp en veel van zyn eigen werk vernie
tigde. Zijn door overspanning geschokt ge
moed leefde in voortdurende» zalfstriJi- D?
meeste zijner werken verkocht hy aan The-
venot. Een halve eeuw later zyn zy voor
1500 gulden in het bezit gekomen van Her-
mannus Boerhaave, die ze bU het eeuwfeest
van Swammerdam's geboorte heeft uitgege
ven in het Nederiandseh en het La'ijn. on
der den titel „Bybel der Natuur of H.storie
der Insecten".
zyn vriend Stenonlus bood hem 1200'
voor zijn verzamelingen, doch S va mme-dam
weigerde het aanbod, omdat er de vrorwia--
de van overgang naar Steno's nieuwe geloof,
het Katholicisme aan verbonden wa3
Het laatste deel van zijn leven is minder
aangenaam geweest, doordat hy een voor
zijn gestel te zwa*e reis naar Zweden deed.
teneinde Antoinette de Bourlgnon bij te
staan en doordat geldzorgen hem kwelden.
ZUn ziekte sloopte hem en 1; Februari 1680
kwam zijn vror; ijdige dood.
Nederland verloor in hem een der beste en
nauwgezetste wetenschappelijke onderzoe
kers.
JOANNES SWAMMERDAM.
1637—1680
Jan Swammerdam was In de byna vergeten
geschiedenis van onze wetenschap uit den
bloeityd een der belangrijksten. Wij hebben
een Boerhaave gehad op het gebied der ge
neeskunde. een Leeuwenhoek op het terrein
der microscopie, Swammerdam is onse
grootste ontleedkundige. HU heeft zich naam
gemaakt door zUn studies betreffende het
embryo en zyn eugenetische onderzoekingen,
hij heeft zich roem verworven door zijn stu
dies van ademhalingsorganen en bloedvaten
en over de alvleeschklier en de werking der
spieren. En hy opende ongekende inzichten
het insectenleven, door zUn observeereu van
het leven der byen. De bloedlichaampjes bij
den klkvorsch heeft hij ontdekt. hU toonde
oe rupsen aan in de vlindereleren cn hy was
de vervaardiger van een wasachtige stof,
waarmee men de bloedvaten kon opspuiten,
zoo dat zij goed zichtbaar werden en het
lichaam te coaserveeren was. Zyn vriend
Frederik Kuysch heeft door een verspreiding
op ruime schaal aan die praeparaten groote
bekendheid gegeven cn zij zyn van onbere
kenbaar nut geweest voor dc wetenschap over
de geheele wereld.
Hij was de eerste in Nederland, die de
denkbeelden van Harvey, dat al wat leeft
voortkomt uit het ei. deelde en uitwerkte.
Hij was geboren te Amsterdam. 12 Fe
bruari 1637 en bestemd om dominee te wor
den. Teekenend voor Swammerdam's ernsti
ge natuur, die hy nooit verloochend heeft,
doch die integendeel oorzaak geworden is,
dat hy niet veel voldoening van zyn briang-
ryken arbeid heeft beleefd, is. dat hU deze
studie niet wilde kiezen, omdat hU zich niet
sterk genoeg achtte om een zoo groote ver
ft ntwoordeiykheld te dragen.
De vader stond hem toen gelukkigerwijze
toe om Ir. de mecilcUnen te gaan studeeron.
In 166! „wierd hy ln de burgerrolle der Aca-
demy-leden te Leyden lngetcekendhU volg
de cl colleges van beroemde hoogleeraren als
Franclscus de la Boe Sylvius cn Jan van
Horne. Twee Jaar later werd hy candldaat
in de medleynen.
Beroemde mannen heeft hij onder zUn
vrienden mogen tellen. Hot was de Deen Ste-
nonlus, zeil een bclangrUk onderzoeker, die
hein in verbinding b-acht met Thcvonot. „ge-
wesen Oesant der Franse Kroon aan dc Re
publics van Genua", iemand, die grooten in
vloed op onzen geleerde geoefend heeft.
Zyn studiën beginnen met bijdragen om
trent de kennis van het hart en de luchtwe
gen. Reeds in zyn studietyd onderscheidde
hy zich door het maken van anatomische
p aeparaten.
Vervolgens heeft Swammerdam In Frank-
ryk gestudeerd, waar hy te Saumur aan de
Loire zyn studies over de haften begon, ook
deed hij de belangrijke ontdekking van de
klopjes in de Iymphe-vaten, in 1634, oen
vondst, die hij tegeiyk met, doch onafhanke-
Ujk van Ruysch deod.
In Amsterdam teruggekeerd legde hy zich
vooral toe op de ontleding van het mensche-
ïyk lichaam. Een gelukkige om.sandlgheid
was. dat hU het daartoe benoodigde mate
riaal dcor zyn vriendschap met. een der loden
var. de vroedschap uit het gasthuis kon kry-
gen_ Reeds ln 1683 en 1667 werden zyn onder
zoekingen gepubliceerd, oa. een mededeellng
over den bouw van het centrale zenuwstelsel
cn de zenuwbanen hierin. Daarna schreef hy
zijn beroemde verhandeling over de adem
haling. waarop hU promoveerde in 1667.
Het is hem een groote handicap geweest,
dat hy omstreeks ciezon tijd aangetast werd
door malaria, een ziekte, die hem niet meer
los gelaten heeft, zyn leven voor een b'.ang
ry k deel verwoest cn zyn dood ten gevolge
gehad.
Doch aan den anderen kant heeft een ener
giek man als Swammerdam er voordeel uit
weten te trekken door zich den tij 4, dien hij
tot herstel van zyn gezondheid op het plat
teland doorbracht op byzondcre wyzc ten
nutte te maken door bastudeering van het
leven der Insecten, ln het byzonder dat van
de vlinders en van de bijen.
In den tijd. dat hy ln zyn kabinet werken
kon, begon hij nu ook dieren te ontleden en
hy bereikte daarin een ongeëvenaarde vaar
digheid. Hy werkte „mot werktuigen, fyndftr,
dan men begrijpen kost". De Groothertog van
Toskane, wien hy zUn bedrevenheid toonde,
bood hom een som vau 12.00.) gulden voor zijn
kabinet, maar Swammerdam sloeg het af.
omdat hy allerminst verlangde hoveling te
zijn. Inmiddels was hy boven dc dertig on
Loefde nog steeds op kosten van zUn vader
Teneinde zich zelfstandig te kunnen maken
besloot hy zich aan de medische praktyk te
gaan wyden, doch zijn door ziekte cn hard
werken ondermijnd gastel kon dc daaraan
verbonden vermoeienissen niet dragen en het
Is teekenend voor zyn afhankeiykheid, dat
zyn vader hem kon ve.bieden ecu ultnoodi-
gi.ig van Thevenot om opnieuw naar Frank
rijk te komen, af te slaan.
In 1675 publiceerde hy zyn studiën over de
Haften en het Kameleon. Ook verscheen ana
tomisch plaatwerk van zyn hand.
Ook op geneeskundig terrein heeft Swam
merdam zich bewogen. Hy ontdekte de oor-
raak dar lies- en dUbreuken. De bewe een
der spieren heeft hy grondig b sfe!" r Hij
ontdekte ook de tweeslachtig eld van d.
slakken.
In September *74 voltooide hy zijn onder
zoek naar het leven der bijen. Doch naar
hy schryft is deze voltooiing tot stand geko
men ..in duysend angsten, duysend gemceds-
knagingen en opwellende verwUten aan .rijn
godvrngtig hert, tusschen hikken, snikken
en traanen".
(Zie vervolg pp dc pagina hiernaastj„