UIT VERGEELDE PAPERASSEN.
DE NAGEDACHTENIS VAN FRANS JOZEF.
Uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië)
door F. J. ZüRCHER.
Batavia was In de achttiende eeuw dus
naar het heette de ongezondste stad van
den aardbodem geworden. Het had zich een
zeer euvele reputatie verworven, die ten
slotte over heel Java ging.
De gezondheidstoestand had zijn „ups and
downs" en het is wel min of meer eigenaar
dig, dat alle stabiliteit" er aan ontbrak. Nu
weer heette Batavia, dat „oogelijn van Indië",
dat om zijn schoonheid bewierookt wordt,
de gezondste stad, dan weer heet het, dat
de menschen er als ratten stierven. Zoo
prijst Joan van Heemskerck In zijn in 1637
verschenen Batviasche Arcadia ,haere ge-
sontheyt ende soetigheyt van lucht." Zelfs
gebeurt het in die dagen, dat menschen ver
lof krijgen om tot herstel van gezondheid
naar Batavia te gaan. Maar dan ineens weer
storten zich de fiolen van den toorn der be
volking over „dat oogelijn" uit en wordt het
uitgescholden voor: „het gasthuys van India,
niet alleen omdatte veele eerst uyt Europa
koomende, aldaer sterven, maer datte sy
ook die sware lucht niet en konden ver-
draeghen".
Altijd was het de lucht, alle andere fac
toren werden eenvoudig niet overwogen.
Bodem, water, besmettings-k a n s e n, be
huizing en leefwijzeer werd niet over
gedacht. Zoo was het een gemeenplaats ge
worden om den dood van de zieken, die van
boord aan den Bataviaschen wal werden
gebracht, aan die „ongesonde lucfhte" te
wijten. En voor hen die gezond debar-
keerden en later ziek werden, werd de ver
andering van leefwijze, overgang in een
ander klimaat, drankmisbruik en onze
voorzaten kónden er wat mee! geheel
buiten beschouwing gelaten. De zoogenaam
de „sware luchten", waar een ieder in de
zeventiende eeuw, den mond zoo vol van
had, was echter, door ophooging en drainee
ring van het terrein en ook door het dem
pen van poelen, reeds veel verbeterd. Toch
zijn er in den eersten tijd dien van Jan
Pietersz. Coen nimmer bepaalde klachten
gerezen over den gezondheidstoestand, hoe
wel Coen niet nalaat, uit eigen ondervinding
aan te teekenen: „Het schijnt, datte de
waagen in deese quartieren al craeckende
voort en moet".
1 Daar wij filet over bevolkings-cïjfers en
betrouwbare statistieken beschikken is het
moeilijk een overzicht van den j u i s t e n toe
stand te verkrijgen! In 1674 schijnen er op
een garnizoensterkte van 1260 man, 44 in
het hospitaal te liggen, wat in vergelijking
met den toestand van een eeuw later
imen denke aan de ervaringen van de Bou
gainville eenvoudig schitterend is. In 1685
3aat een Fransche vlootvoogd zijn zieken te
Batavia aan wal brengen en hij getuigt er
van: „qui furent. presqixe tous giiéris c:i sept
jours". In zeven 'dagen nog wel genezen.
Dit duidt toch wel op een alles behalven
(slechten toestand. Maar precies honderd
jaar later schrijft De Bougainville, „dat men
van oogenschijnlijk, de beste gezondheid in
drie dagen ten grave daalde".
Uit een en ander blijkt in elk geval wel,
dat men aan lof of blaam van toevallige be
zoekers en reisbeschrijvers niets had, omdat
zij eenvoudig „geen kijk" op de zaak hadden.
De een beweert bijv., dat dysenterie hier
(di. Batavia) van zelf overgaat, maar dat
de meeste Hollanders, als gevolg van over
matig bier- en boter-(N.B.!) -gebruik, veelal
aan beri-beri lijden. Maar Valentijn, de
dominéé, geschiedschrijver der Compagnie
die langen tijd achtereen te Batavia vertoefd
heeft, bepaalt zich slechts tot één raadgeving
aan al de nieuwelingen: „eet niet te veel
vruchten", zegt hij, waaruit de conclusie valt
te trekken, dat de stad Ao 1712 een geheel
ander sanitair beeld projecteerde, dan
honderd jaar later, toen Raffles, de Engel-
sche Gouverneur, brutaal neerschreef, dat
van 17301752 binnen de wallen ran Bata
via meerdaneen millioen menschen
waren overleden. Dit is eenvoudig belache
lijk, aangezien volgens dezen maatstaf het
jaaflijksche sterftecijfer eenige malen
dat der geheele bevolking zou hebben over
troffen. Dat dergelijke „humbug" niet weer
sproken werd. lag alléén aan den slechten
naam, dien Batavia bezat en die alles op
dat gebied deed „slikken" en aan de absolute
absentie van officieele gegevens op het ge
bied van geboorte, mortaliteit en immigra
tie.
Valentijn noemt het nog heden ten dage,
veelvuldig voorkomende lepra, „de enighe
sieckte, die hier sterck doortast". Hoewel vftn
een merkbare toeneming van het sterfte
cijfer geen sprake was, had de ziekte sedert
het midden der 17e eeuw wel zeer de aan
dacht getrokken door haar afzichtelijk ka
rakter. Men bouwde toen ook een „lazarus-
huyse" tusschen de forten Angkee en Vijf
hoek, dat in het jaar 1679 naar het eiland
Purmerend werd overgebracht. De naams
verandering „Poeloe sakit" dat zieken-
elland wil zeggen, houdt daarmede verband.
Een grooter vijand waren ongetwijfeld de
pokken. Maar nademaal men daaraan ge
wend scheen, werd er zoo goed als niet over
gesproken. In 1779 kwam het bekende, ge
schrift „Sophronisba" van Willem van Ho-
gendorp uit.
Dit heette feitelijk: „Sophronisba of de ge
lukkige moeder door de inentinge van haare
dochters", en het was een verhandeling over
het nut van de varlolatie, de inenting met de
pokstof van menschen. De kopstukken van
het Bataviaasch Genootschap gaven zich
daar veel moeite voor, maar desondanks liep
die poging na eenige jaren toch dood. Het
was evenwel de Binnenregent van het Bui
tenhospitaal, J a n K1 o p r o g g e. die in 1804
de van 't rund afkomstige pokstof, van Mau
ritius liet overbrengen en wel door daar sla
venkinderen heen te zenden en die te doen
inenten. Maar na de eerste belangstelling
en de daarop gevolgde pogingen, verslapte
die belangstelling en na eenige jaren was de
pokstof op het eiland weer nagenoeg uitge
storven.
Het is aan de Engeïschen te danken, dat
de inenting op Java meer systematisch werd
bevorderd en eerst na het herstel van ons
Gezag dus na den Napoleontischen tijd
is zij met kracht aangevat. In 1829 werd de
vaccinatie verplicht gesteld voor toelating
der kinderen op de scholen te Batavia, in
dien zij de natuurlijke pokken nog niet had
den gehad.
Erger vijanden dan lepra en pokken lagen
evenwel op den loer en wel malaria tropica,
dysenterie, dat onze voorzaten „rood mele-
soen". „rooden loop", „persing" of „persie"
noemden en niet te vergeten typheuse ziek
ten, waarvan de ergste den schilderachtieen
naam van „rotkoorts" droeg. Tusschen deze
in kwam dan van tijd tot tijd het „bort" of
tewel: cholera nostras. De gevaarlijke cho
lera asiatica moet, naar men zegt, voor het
eerst in 1819 zijn opgetreden.
Ook beri-beri („borborri", of „lammig-
heyt") komt veelvuldig voor en men schreef
die toe aan het slapen in de open lucht,
waaraan vooral matrozen, die te veel ge
dronken hadden, zich nog wel eens schijnen
te hebben bezondigd. En dan was er nog de
doorgaans aan boord opgeloopen „scheur
buik", terwijl het loopen op bloote voeten,
waaraan soldaten, matrozen en handwerks
lieden, nog al eens inaiik schenen te gaan,
aanleiding werd tot „seere beehen" en „quae-
de ulceratiën", de zoo moeilijk te genezen
en in zweren ontaardende voetwonden.
Weer anderen leden aan „rooden hond",
dat „rootvont" werd genoemd, een ongevaar-
lijken huid-uitslag, een euvel, dat ook onze
hedendaagsche Indische gasten nog kwelt.
Maar dysenterie en tynhus vierden hoogtij
en ze werden ongetwijfeld door het slechte
drinkwater veroorzaakt. Dit toch werd uit
de rivier gehaald aan de zoogenaamde „Wa
terplaats". Regenwater werd weinig gedron
ken en regenbakken waren ook niet geheel
onbekend.
Hoewel de meeningen over het gebruik van
kaliwater uiteenliepen tegenwoordig is er
slechts één meening: fataal noemt Taver-
nier het in 1648 voortreffelijk. Dit is ook best
mogelijk zoolang de omstreken der stad nog
wildernis rimboe noemt men dat in In
dië waren. Naarmate deze evenwel ver
dween en bovenstrooms de vestigingen zich
uitbreidden, bedierf het rivierwater meer en
meer, zoodat Daal mans in 1689 het water
van de Waterplaats vrij slecht en bij regen
modderig noemt. In 1740 verklaart Heydt het
zelfs voor hoogst ongezond, mitshet niet
gekookt is. Maar Heydt was geen medicus
en zijn meening geeft dus vermoedelijk de
algemeen gangbare, van die dagen, weer.
Het nut van het koken van drinkwater was
dus wel bekend. Reeds in 1661 vermeldt een
rapport over Bandjermasin, dat de onzen
aldaar gewoon zijn het drinkwater een dag
te laten staan: „ende daernae kookt men het
op". Ongeveer een kwart eeuw later komt
Ten Rhijne zelfs tot de conclusie, dat
het nut heeft drinkwater te koken, want
hij zegt: „dat in het water onzichtbare
„beesjens" leven, die door het koken worden
gedoodwaarom de meeste Hindoustanners en
meer andere hierlanders „nooit ongekookt
water drinken". Toch heeft hij, voor zich.-
Ka de reeds gepubliceerde foto's van de Nederlandsche gebouwen op de Antwerpsc'nc
•wereldtentoonstelling, geven wij thans een kiek. van de Duttsche gebouwen, die uit ar
chitectonisch oogpunt^ eveneens mteressant zijn.
zelf, het nut er van slechts weinig inge
zien.
Tijdens zijn verblijf op Ambon (Amboina)
dronk Valentijn bij voorkeur het ongezonde
„zetbler", inplaats van gekookt water te ge
bruiken, gelijk toch de meeste Europeanen
deden. Hij ondervond van die achteloos
heid op Ambon geen hinder, maar toen hij
als veldprediker in den oorlog van 1706, „te
velde" in dezelfde nalatigheid verviel, kreeg
hij zware dysenterie.
Dat het drinkwater niet geheel aan de aan
dacht der Regeering ontging, ziet men in
1774, toen zij voorschreef in het Binnen-
hospitaal gratis thee en koffie te verstrek
ken, omdat het water dysenterie veroorzaak
te.
Reeds in den aanvang der 18e eeuw werd
het „heerelycke" bronwater van Banda Neira
aan den Gouverneur-Oeneraal geleverd en in
1773, lieten menschen, die het goed konden
betalen, water uit Buitenzorg komen. Zelfs
wordt het water van Seuseupan, aan den weg
van Buitenzorg naar den Poentjak, in 1865
nog tegen fl. 6 het dozijn te koop aangeboden
Vermoedelijk zijn hier kruiken bedoeld
Doch reeds in (het midden van de lSe
eeuw werd veel „Selterswater" te Batavia
aangebracht. Men noemde dat (en nog heden)
Ajer Blanda, of wel: Hollandsch water.
In oude boedelbeschrijvingen treft men
honderden kruiken er van aan, alsook Spa-
en Fachingerwater.
De Bougainville vermeldt, dat rijke lieden
te Batavia zelfs niets anders drinken. Het
was evenwel voor algemeen gebruik veel te
duur, want men vergete niet, dat omstreeks
een eeuw nog maar geleden een kruik Ajer
Blanda f 1.25 tot f 1.50 kostte.
Thunberg, die dokter was, hangt de
theorie aan, dat niet het koken, doch de
thee-an^sich, het middel ter voorkoming van
dysenterie is..
En een ander, uitnemend deskundige, schrijft,
in (NB.!!) 1873 nog, „dat het schijnt alsof
er „somtijds een zeker verband" bestaat tus
schen cholera, typhus en drinkwater; het
water der Tjiliwoeng, zegt hij, (die werd
toen nog algemeen te Weltevreden gedronken
is ook zoo kwaad niet, als men zich maar
.heeft gewend om niet te denken (spa
tieering van den schrijver) aan hetgeen er
zoo al in dat water wordt %eworpen".
Dit is al een zeer middelmatige uitlating
voor een „uitnemend deskundige". Hij zelf
getuigt: „het denkbeeld om (in den
choleratijd; schr.) rivierwater te moeten
drinken is huiveringwekkend", wéét dus, da:
de Kali. nabij Batavia, min of meer een
open beerput is, maar toch „moet men er
maar niet aan denken, wat er in dat water
geworpen wordt".
Er zat trouwens niets anders op. Een
scribent, Anno 1820, schrijft in de Batvia
sche Courant, dat op de kantoren in
de stad, water wordt gedronken dat „pas uit
ae Tivier geschept is".
Hoewel men later het nut van het koken
algemeen is gaan inzien, legt de Inlander
nog (heden ten dage de meest vorstelijke on
verschilligheid aan den dag ten opzichte van
de kwaliteit van het drinkwater. En t is
hh nog heel; wat vuiler dan toen.
Prosit!
WONDERLIJKE TESTAMENTEN.
Menigeen, die reeds bij zijn leven, als een
zonderling bekend stond, toonde ook vaak, in
zijn testament, de meest eigenaardige inval
len. Ze legden de erfgenamen verplichtingen
op, die aan eigenaardigheid niets te wen-
schen overlieten. Ja menigmaal maakten zij
zulke eigenaardige bepalingen en voorwaar
den, dat de erfgenaam, op zulk een wijze
bedacht, voor de erfenis bedankte, omdat
hij de voorwaarden of de verplichtingen niet
na kon komen.
Voor ongeveer 20 jaar vertelde de „Gau-
loïs" van een testament, dat geheel Europa
in verbazing bracht. Een eerzaam burger
van Rouaan, Précourt had zich de dwaze ge
dachte in het hoofd gezet de wereld te be
volken met een geslacht van reuzen. Hij
wilde het huwelijk tusschen reuzen en reu
zinnen, op iedere mogelijk manier bevorde
ren. Voor dit doel liet hij een millioen francs
als huwelijksgift voor een reuzenpaar na.
De stad Rouaan werd als voltrekster van dit
eigenaardige testament aangewezen. Men
kan zich levendig voorstellen, dat onder de
„kinderen Enaks" een groote opwinding be
stond. Een groot deel van hen eischte de
huwelijksgift op. Sommigen kwamen per
soonlijk, anderen drongen schriftelijk op een
uitkeering aan. Intusschen was het testa
ment door de familieleden van den erflater
bestreden. Een reuzen-proces scheen het ge
volg te zullen worden. Eindelijk kwam men
tot een vergelijk. De stad Rouaan stichtte
een fonds van 100.000 francs voor een reu
zenpaar en mocht het geld behouden. Of de
prijs uitbetaald is geworden, is niet bekend.
Testamenten ten voordeele van dieren
komen zeer dikwerf voor. Ze zijn bijzonder
talrijk in het land van den dollar. Ameri-
kaansche bladen vertelden, eenige jaren ge
leden, dat de weduwe van een rijken indus
trieel aan haar papegaai twee tot driehon
derd duizend dollars vermaakte. Het testa
ment bepaalde, dat een verpleegster het be
drag in het belang van den vogel zou aan
wenden.
Het is wel bekend, dat de meeste dierasylen
dierhospitalen en dierkerkhoven hun ont
staan te danken hebben aan erfenissen van
degenen, die bij hun 'leven bekend stonden,
als diervrienden en diervriendinnen. Een
dame uit Courbevoie in Frankrijk bewoonde
een mooie villa. Tijdens haar leven had de
dame met groote liefde aan de dieren gehan
gen en men verwonderde zich dan ook niet
toen het testament van haar bekend werd.
Haar geheele vermogen en haar landhuis
vermaakte zij haar oude dienstmeid, met de
bepaling, evenwel, dat zij tot haar dood in
de villa moest blijven en alle in de omgeving
dakloozc huisdieren moest opnemen en ver
zorgen. De erfgename hield zich stipt aan
deze voorwaarde. Soms had zij honderd hon
den en katten in het huis. Tevergeefs had
den de neven van de dame geooogd het tes
tament ongeldig te laten verklaren.
Op een eigenaardige wijze kwam een kaart
legster te Parijs in het bezit van een groot
vermogen. Tot deze „profetes", die uit kaar
ten en koffiedik de toekomst voorspel
de, kwam eens een voornaam heer en liet de
kaarten leggen. De oude heer vernam toen,
dat hij binnenkort heel veel geld zou krij
gen. Dat klonk den man werheel prettig in
Des Keizers Honderdste Geboortedag.
(Van onzen Weenschen correspondent).
Weenen, 9 April.
Het lijkt nog maar zoo korf. geleden, dat de
oude, grijze Oostenrijk-Hortgaarsche keizer
Frans Jozef nog in leven was, en toch zijn er
reeds bijna veertien jaren sedert zijn dood
verstreken. De monarch heeft den patriar
chalen leeftijd van zes-en-tachtig jaren be
reikt; toen hij een jongeling van achttien
jaren was is hij in 1848 op den troon geko
men, op welke hij acht-en-zestig lange ja
ren heeft gezeten- Dit jaar zal men het feit
herdenken, dat Frans Jozef honderd jaren
geleden in het lustslot Schönbrunn het eer
ste levenslicht heeft aanschouwd. De Oos-
tenrijksche. en vooral de Wcensche. monar
chisten zijn al druk in de weer om b(j deze
gelegenheid een waardig feest in mekaar te
zetten. In Voticklrche, welke door des keizers
broeder Maximiliaan ter herinnering aan
een mislukten moordaanslag op Frans Jozef
In 1853 werd opgericht, zal een gedenksteen
voor den keizer worden aangebracht. Men
heeft reeds twee ontwerpen voor dezen
steen. Een ervan stamt van den bekenden
Weenschen kunstenaar professor Rudolf
Marschall, die een steen wil vervaardigen,
welke ongeveer zes meter hoog en drie meter
breed is. In dezen steen zou een bas-relief-
kop van den keizer worden gehouwen, welke
vier maal zoo groot is als de levensgrootte
van Frans Jozefs hoofd is geweest. Onder
dezen kop zou dan des keizers leus „Virlbus
unltis" worden gegrift. Voor het geval ech
ter, dat de monarchisten niet genoeg geld
bijeen kunnen brengen, heeft men nog een
ander ontwerp voor een kleineren, eenvou
diger steen, welke den vorm van een graf
zerk zal hebben. Deze zal enkel en alleen
maar een opschrift dragen.
Oorspronkelijk wilden de monarchisten
den gedenksteen aan den gevel van den
Hofburg. het voormalige keizerlijke paleis
der Habsburgers. naast de poort aan de Mi-
chaelerplatz aanbrengen, maar merkwaardi
gerwijze verzet de beheerder van dit gebou
wencomplex, de „Burghauptmann" zich hier
tegen.
Frans Jozef werd op den 18en Augustus
1830 in het lustslot Schönbrunn geboren.
Toen leefde Napoleons zoon, de arme „Aiglon"
nog, die in hetzelfde slot woonde, waar hij
twee jaren later. In 1832, is gestorven.
Frans Jozef heeft gedurende zijn acht-en-
zestigjarige regeering heel wat leed mee
gemaakt. Reeds aan het begin van zijn
regeeringsperiode had hij een opstand in
Hongarije te onderdrukken en ook heeft hij
Verschillende oorlogen moeten voeren. Het
einde van den laatst en grooten krijg, den
wereldoorlog, heeft hij niet meer kunnen be
leven, maar wèl besefte hij, dat zijn land en
zijn volkeren in een heel benarde positie
waren. Veel leed heeft hem de geheimzinnige
dood van zijn eenigen zoon, kroonprins Ru-
dolf. in 1889 berokkend en heel veel verdriet
heeft hij gehad door den dood van zijn
echtvenoote. de edele keizerin Elisabeth, die
In 1898 te Genève werd vermoord. Dan wa
ren er voortdurend allerhande schandaalge
schiedenissen in de keizerlijke familie: aarts
hertogen, die met eenvoudige burgermeisjes
wilden trouwen en die afstand moesten doen
van al hun rechten, aartshertoginnen. dl«
ver beneden haar stand huwden, aartsher
togen, die zich buitengewoon onbehoorlijk en
ongepast gedroegen, de troonopvolger Frans
Ferdinand, die een mésalliance sloot, en die
tenslotte met zijn echtgenoote Sophie van
Hogenberg in 1914 te Serajewo werd ver
moord. wat het uitbreken van den wereld
oorlog tot gevolg had.
Frans Jozef was een man van den ouden
stempel. Hij was buitengewoon eenvoudig
en stelde voor zijn eigen persoon bijna in
het geheel geen clschen aan het leven. Hij
stond eiken morgen, of het winter of zomer
was. voor dag en dauw op. hij ontbeet ge
woonlijk om vijf uur en hy zat bijna zonder
pauze den geheelen dag aan zijn schrijftafel.
Hij kroop het liefste vroeg onder de wol.
sliep in een gewoon ijzeren ledikant, zooals
elke gewone soldaat dat ln de kazerne had,
en nam eiken morgen een bad ln een op
vouwbare gummi kuip. Hij hield niet van
nieuwigheden, hij zette zien slechts zeer on
gaarne in een automobiel en hij is nooit in
zijn leven een lift binnengestapt. Liever ging
hij vijf of zes trappen te voet op dan dat hij
ln zoo'n gevaarlijke kast zou gaan zitten.
Het heeft heel lang geduurd, vóór dat hij
een telefoon in het paleis liet aanbrengen en
hij maakte slechts zeer zelden gebruik van
de telefoontoestellen.
Toen hij pas een apparaat had. werd er
eens opgebeld. De keizer was Juist met het
een en ander bezig en wilde niet gestoord
worden. „Wachten!" riep hij. doch het toe
stel rinkelde opnieuw. „Wachten!" brulde hij
weer. maar onverstoorbaar belde het toestel
voort Het had geen respect voor den Oos-
tenrijk-Hongaarschen keizer. Zuchtend ging
de monarch op het toestel af om den hoorn
op te nemen.
Hij was zeer spaarzaam en het heeft heel
wat voeten in de aarde gehad, voordat hij er
toe over ging een behoorlijke groote wasch-
tafel in zijn slaapvertrek te Schönbrunn te
laten neerzetten. Zijn lijfkamerdiepaar Ket-
terl vond, dat 't kleine openklaobare wasch-
tafeltje, dat daar stond, niet bijzonder ge
schikt voor hem was. daar het veel te smal
was. De keizer stootte zich steeds aan de
puntige hoeken en kanten en hij ging der
halve tot de volgende list over. Hij vertelde
den keizer, dat hij ergens in een afgelegen
kamer van het paleis een oude. groote wasch-
tafel had zien staan, welke men heel goed
ln des keizers slaapvertrek zou kunnen neer
zetten. De keizer gaf zijn toestemming daar
toe en Kettert stapte nu naar -een Ween
schen meubelmaker toe. waar hij een wasch-
tafel voor zijn meester kocht.
De Oosteni'ljkers lieSbéxi h'uriLoüden popu-
lairen keizer nimmer vergeten. In tal van
openbare gebouwen en lokalen, trelt men nog
steeds zijn beeltenis aan en ook de naar hem
genoemde straten hebben hun naam ook na
de omwenteling niet verloren.
Frans Jozef was de laatste Habsburger, die
ln den keizerlijken grafkelder onder de Ka-
puzlnerklrch werd bijgezet. Zijn opvolger, de
ongelukkige keizer Karl is ver van het va
derland op het eiland Madeira gestorven en
ligt daar in vreemde aarde.
de ooren, maar hij zeide, ongelooflijk: „ik
heb heelemaal niets te verwachten". Heeft
u dan geen bloedverwanten, van wie u erven
kunt", vroeg de kaartlegster. „Ik ken nie
mand, van wien ik iets kan erven", zeide de
heer weer opnieuw. „Maar het is heel merk
waardig. mijn kaarten bedriegen nooit. Ze
spreken heel duidelijk. Ik zie goudstukken.
Maar wacht nog eens even, ik zal het koffie
dik raadplegen. Het koffiedik onthulde het
geheim, van waar het vele geld zou komen.
Een groot lot in de loterij zou een grooten
prijs brengen. „Maar ik speel in het geheel
niet". „Dan moet u een lot koopen en zoo
gauw mogelijk".
De heer ging heen, hoofdschuddend. De
kaartlegster hoorde niets meer van hem.
Jaren waren verloopen. Daar kreeg ze, op
zekeren dag, een uitnoodiging van een no
taris om bij hem te komen. De oude heer had
haar zijn geheele vermogen, groot 350.000
francs nagelaten. Een voorwaarde was aan
het testament toegevoegd. De kaartlegster
moest tien jaar lang, op den 25sten Juni, op
den geboortedag van den ouden heer, een
spel kaarten op zijn graf leggen. Een brief
dien de notaris haar gaf, gaf de verklaring.
De oude heer had den raad van de kaartleg
ster opgevolgd en een lot gekocht. De prijs,
welke er op viel, bedroeg 250.000 francs. Uit
dankbaarheid had nu de oude man, die geen
bloedverwanten had, zijn geheele vermogen
aan de kaartlegster vermaakt.
Op gelijke wijze kreeg een Belgische jockey
een groot vermogen. Hij werd, op een keer,
bij den notaris geroepen, die hem de genoe-
gelljke mededeeling deed. dat hem een koop
man. 100.000 francs had nagelaten. De jockey
had den erflater nooit van zijn leven gekend.
Hij hoorde de redenen in een brief, welke
hij van den notaris kreeg. Daarin vertelde
de koopman hem. dat hij. drie jaar geleden,
ten gevolge van speculaties, zich in een be
denkelijke positie bevond. Een faillissement
stond voor de deur. In zijn wanhoop, had hij
een bankbiljet uit de kas genomen. Met dit
biljet was hij naar de wedrennen gegaan.
Hij had niet het minste verstand van paar
den. Verscheidene vrienden hadden hem ge
zegd op den jockey C. te wedden. Die won
zeker. Hij had nu, blindelings op een paard
gezet, hetwelk door den jockey werd bere
den. Vier maal won de jockey dien dag de
wedrennen. Met een groote winst was de
koopman naar huis gegaan. Hij kon zijn ver
plichtingen voldoen en nieuwe oredleten krij
gen. Zijn zaken bloeiden opnieuw. Uit dank
baarheid had de koopman den jockey een
bedrag van 100.000 francs nagelaten.
Dc bekoring der oorspronkelijkheid kan
niet ontzegd worden aan de volgende erfe
nisgeschiedenis. Een merkwaardig heer was
een Hongaar, een meneer uit Kiresvalsy. Zijn
levenstaak zag hij in de studie van de edele
wijnen, waarvan er zoovele in Hongarije te
vinden zijn. Er zijn natuurlijk menschen. die
wijnstudies hardnekkig en regelmatig tot het
einde van hun leven volhouden. Maar me
neer van Kiresvalsy. wilde ook na zijn dood
de edele Hongaarsche wijnen, als tokayer,
Erlauer, Menacher niet missen. In zijn testa
ment gaf hij zijn erfgenamen de opdracht,
op bepaalde tijden van het jaar naar zijn
graf te gaan en daar een bepaald aantal
flesschen wijn op zijn graf uit te storten.
Z. Kleine M. Koning Michaël Europa's
jongste koning Roemenië's toekomstigs
heerscher, houdt zich bezig met 't omspitten
van zijn tuin. De 8-jarige vorst, die kern
gezond en uit de kluiten gewassen is. wordt
door het Rocmensche volk als het symbool
van Roemenië's toekomstige welvaart be-
m ÊPhouiod.