RIJWIELTOCHTEN DOOR
MOOI-NEDERLAND.
Biographieein In
een notedop
De vroolijke kant
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 26 APRIL 1930
THEO MANN-BOUWMEESTER.
MIJN LEVEN.
XUitg..: Boekerij „De Voortganck", A'dam).
Onlangs ontmoette ik een dame, die me
vrouw Theo MannBouwmeester persoon
lijk goed gekend heeft en mij het een en
ander vertelde, dat ik hier wil meedeelen,
daar het de vrouw in de kunstenares zoo
sympathiek belicht.
„Ik wilde zoo graag naar het tooneel". ver
telde ze mij, „en ik schroef daarom maar
direct aan niemand minder dan aan me
vrouw Mann. Maar ik schreef er bij, dat ik
geheel onbemiddeld was. Drie weken hoorde
ik niets op m'n briefje, tot ik op zekeren dag
'n kattebelletje ontving, dat ik maar eens
bij haar moest komen. Ik met 'n kloppend
hart naar mevrouw Manp! Zij ontving mij
allerliefst en vroeg mij om maar eens wat
voor haar voor te dragen en te lezen! Het
zal wel niet erg mooi geweest zijn, want ik
was bar-zenuwachtig, maar zij was aller-
charmantst! Ik zei haar nog eens. dat ik
geen sou bezat, maar dadelijk was het: „Nou,
kind. dan zullen wij trachten 'n beurs voor
je te krijgen!" Ik kan u niet zeggen, wat
ze allemaal voor mij gedaan heeft! Geen
moeite was haar te veel! 'n Liever, hartelij
ker vrouw heb ik zelden of nooit in m'n
leven ontmoet! Van het tooneel is ten slotte
niet gekomen, omdat ik ging trouwen, maar
aan mevrouw Mann zal ik altijd met dank
baarheid en de grootste sympathie blijven
denken!"
Deze dame is één uit de velen! Weinige
actrices waren bij haar confraters en con
frateressen zoo bemind als mevrouw Mann en
het waren vooral de „kleinen", die met haar
wegliepen! Jan C. de Vos schreef indertijd in
een artikel in de „Groene": ..Mevrouw Mann
heeft geen vijanden!" En dat In de tooneel-
wereld. waarin zoo veel jalousie, zoo veel af
gunst is!
Een charmante, lieve vrouwdat is ook
de hoofdindruk, dien de lozing van „Mijn
Leven" het boek, waarin mevrouw Mann
met medewerking van A M. de Jong
haar loopbaan heeft beschreven, op mU
heeft gemaakt! Geen scherp woord ooit over
haar medemenschen, ook niet. wanneer er
wel eens reden voor was! Welk een waar
deering voor het werk van anderen, welk
een mildheid in haar oordeel over collega's
en welk een eenvoud, wanneer zij oveor zich
zelf spreekt!
Weemoed over het vele, dat zij de eens
zoo bejubelde kunstenares nu voor altijd
moet missen, maar ook dankbaarheid voor
alles, wat het leven haar heeft geschonken.
„Mijn leven" zoo schrijft mevrouw
Mann aan het slot van haar boek „is ge
weest een aaneenschakeling van elkaar op
volgende sucessen. Wat er in mijn kunst viel
te bereiken, heb ik bereiktIk ben vol
daan en dankbaar
Tot het laatst toe ben ik „gelukkig in het
spel" geweest. En al heeft ook de tweede
helft van het spreekwoord in volle, harde
bitterheid voor mij gegolden, alles is mij in
mijn ouderdom vergoed door de liefde en de
aanhankelijkheid van mijn zoon, kleinzoons
en achterkleinkinderen. Ik beklaag mij niet.
Wie lang leeft, krijgt veel te dragen, lief zoo
wel als leed. De tijd wischt het leed uit, wij
leeren het zien als de schaduw, zonder welke
1 wij ons niet in dc zon zouden kunnen ver
heugen. De zon blijft: het lieve van het
leven verwarmt ons hart al de dagen van
onzen ouderdom. Mijn levensavond Is lichten
warm en schoon door het herdenken van
een lang. bewogen, arbeidzaam en ondanks
alles heerlijk leven: ik zou er nu niets meer
uit willen missen.
Het gordijn is gevallen. De voorstelling is
afgeloopen. De gevierde actrice is voor goed
van het tooneel verdwenen. Maar vanuit
haar verstilde wereld schouwt zij met onver
flauwde belangstelling op het leven toe en
haar oude kunst volgt zij met liefdevolle
oogen op haar moeilijken weg door den
doolhof van deze verwarde tijden"
Welk een milde toon klinkt er in deze
woorden! En welk een levenswijsheid! En zij
besiuit haar boek met dezen wenscli: „Ik ben
de laatste van een familie, die stuk voor stuk
uit groote spelers bestond. Wie zal de fak
kel van ons geslacht verder dragen? Een
stille huop koester ik in mijn hart: wellicht
mijn kleinzoon en zijn jeugdige vrouw, de
kleindochter van mijn broer Frits?God
geve het!"
Wil men een trekje van haar warm hart
en haar sterk medevoelen voor anderen? Men
leze dit fragment:
„Het stemt mij dan ook steeds zeldzaam
weemoedig, wanneer ik zoo'n oudje van mijn
leeftijd tegen kom en ik aan hem of haar
constateer, dat ook van mijn kunst niets is
overgebleven dan de herinnering. En toch,
hoeveel harten heeft die opde garde niet
geroerd? Hoeveel uren van genot en vreugde
hebben duizenden niet door haar beleefd?...
En dan te moeten denken, dat er zoovelen
van hen geweest zijn, die zelfs hun paar
laatste jaren op deze wereld in de grootste
ellende en armoede doorbrachten, daar hun
krachten versleten waren, hun geest gedoofd
en hun beurs leeg. ik behoef slechts me
vrouw Ellenbergcr als voorbeeld aan te ha
len. Jaren lang was zij de eerste actrice in
het Grand Theatre. Van nature spaarzaam
en accuraat kon zij van haar gage een klein
sommetje bijeen garen, waardoor zij eenige
jaren in haar onderhoud kon voorzien. Doch
het noodlot wilde, dat zij te lang leefde en
wreed was het lot, dat zij moest dragen. Arme
KeizerinNog zie ik haar in
haar schitterende costuums als vorstin op
het tooneel.... en dan later te moeten ver
nemen, dat een medelijdende winkelier haar,
de verarmde, oude tooneelspeelster, toestond
in zijn huis een kamertje te bewonen, daar
zij geheel zonder middelen was."
I-Iet boek vertelt van veel, dat ons in de
ooren klinkt als geschiedenis van over-oude
tijden. Van reizen per diligence, van tooneel-
troepen, die heele winters in Friesland en
Groningen of in Zeeland speelden, of die
O. Oost-Nederlandsch Tooneel! hun resi
dentie hadden inDeventer, van een bo-
hemienleven, waarvan de tegenwoordige ar-
tisten zich bijna geen voorstelling kunnen
maken. Welk een moeilijk, kommervol be
staan dikwijls voor die actrices van de oude
garde, die soms hun babies op reis moesten
medenemen en ze moesten voeden in hun on
verwarmde kleedkamers gedurende de
pauzes.
Een aardige anecdote vertelt mevrouw
Mann van den kleinen Nap de la Mar, die
als zuigeling al mee op reis moest en op een
avond, toen alle dames „en scène" waren,
plotseling wakker werd en een keel opzette,
dat het tot op het tooneel doordrong. Na af
loop van het bedrijf holde moeder Riek de
la Mar naar "de kleedkamer, waar een neger
bezig was den kleinen Nap in slaap te sus
sen. Die neger wasLouis Bouwmeester
in de rol van ,J)e Zwarte Dokter".
Hoe moeilijk en zwaar het leven van een
actrice soms ls, dat boek geeft er ons wel 'n
heel treffend beeld van. Spelen dikwijls met
den dood in 't gemoed! Het „Lach dan, Bajaz-
zo!" zij hebben het allen meermalen op de
wreedste wijze meegemaakt. Mevrouw Mann
vertelt oa. van een avond, waarop zij naast
Judels, den beroemden komiek, zingen en
spelen moest, terwijl haar kind op sterven
lag en haar dienstmeisje telkens tusschen de
coulissen kwam om haar te zeggen, hoe het
met haar kindje was. Maar het ergste had
het meisje verzwegen, want toen mevrouw
Mann na afloop der voorstelling naar huls
was gesneld, vond zij haar kindje gestorven.
„Zulke oogenblikken", lezen wij in haar
boek heeft menig acteur of actrice beleefd.
O. ze zijn zoo ontzettend hard! Ik moest dien
avond en de daarop volgende avonden ver
der spelen. Het werk stuwde mij voort, door
alles, over alles heen. Altijd wachtte het op
mij, nimmer liet het mij met rust!"
Zoo is het leven van een tooneelspeelster.
Even belangrijk, ja misschien nog belang
rijker dan dat levensverhaal is de inleiding
van dit boek, waarin mevrouw Mann spreekt
over haar kunst en een vergelijking trekt
tusschen de toestanden van vroeger en nu.
Wat zij schrijft over het gevaar, dat er
schuflt in de combinatie van tooneelspeler
en tooneelleider bijvoorbeeld is zeer het lezen
waard. En een ieder, die het tooneel maar
eenigszins van nabij kent, zal haar oordeel
over den funesten invloed van de „favorie
ten" onderschrijven.
Laat ik deze bespreking van mevrouw
Mann's boek mogen besluiten met de aanha
ling van de volgende fragmenten, waarin
deze groote actrice schrijft over haar kunst:
„Een oprecht kunstenaar of kunstenares
kan alleen dan goed werk leveren, wanneer
hij of zij over veel meer energie kan beschik
ken dan een gewoon mensch in het dage-
lijksch leven noodig heeft, en alles wat ook
maar eenigszins remmend daarop zou kun
nen werken, is fnuikend voor het te behalen
resultaat. Men moet zijn zenuwen volkomen
de baas zijn, dus onder controle hebben, we
ten wat men wel, wat men niet doet, en niet
tegenstaande de trillingen van geweldige
passie, wisselende emoties, woelende senti
menten, alle remmen vrijelijk kunnen aan
zetten op elk gewild oogenblik.
Vooral de stem moet men volkomen onder
controle hebben en er steeds aan denken,
dat zij een van de grootste attracties is. Het
is daarom zoo jammer, dat men tegenwoor
dig zich zooveel minder op een behoorlijk
gebruik van de stem schijnt toe te leggen, ja
ik zou haast zeggen, dat hoogst belangrijk
element verwaarloost.
Het is volstrekt niet noodig luid te spre
ken, wijl men met natuurlijke stem, zonder
overdrijving „modern" comedie kan spelen,
daar beschaving nu eenmaal het zeer luid
spreken verbiedt. Doch men diene het feit
niet uit het oog te verliezen, dat men op het
tooneel niet kan spreken, alsof men bij zich
thuis was. De tooneelspeler heeft met zijn
stem een ruimte te overbruggen van ver ach
ter het voetlicht tot aan het andere einde
der zaal en sprak hij zoo als men dat onder
zijn eigen dak doet, dan zou het publiek er al
bitter weinig aan hebben."
„Er is op het oogenblik in de tooneelwe-
reld een strooming waar te nemen om al wat
op sentiment lijkt, te verdoezelen, ja zelfs
geheel te negeeren. Zoo Iets kan nu en dan
wel eens goed zijn, b.v. in een stuk van Shaw,
waarvan men weet, dat de auteur de bedoe-
(Nieuwe serie)
De Achterhoek en Twente.
Een Saksisch boerenhuis.
Een Saksisch boerenhuisje.
Eonlge jaren geleden plaatsten wij een serie artikelen over rijwiel-
'Uitstapjes door Mooi-Nederland.
De volgende tochten werden daarin beschreven:
HaarlemUtrecht.
HaarlemAmersfoort.
HaarlemArnhem
Apeldoorn en omgeving.
Het Gooi- en Eemland.
Kleine uitstapjes in onze omgeving.
Deze serie werd, in een boekje vereenigd, voorzien van kaartjes
cn illustraties, kosteloos voor onze abonncs verkrijgbaar Spsteld.
Duizenden boekjes werden aan onze Tijdingzaal afgeha-aid- Ook
is ons gebleken, dat zeer velen als het ware met dit boekje in dc
hand vacantie-uitstapjes gemaakt hebben.
Daarom hebben wij besloten van dit boekje een herziene nieuwe
druk te geven en het bovendien aan te vullen met een nieuwe serie
artikelen
Het nieuwe boekje zal zoo tijdig voor onze abonnés verkrijgbaar
zijn, dat het bij het organiseeren van vacantie-uitstapjes gebruikt
kan' worden.
Ons eerste uitstapje gaat naar het Oosten.
De Achterhoek (Gelderland) en Twente (Overijsel) behooren tot
de mooiste gedeelten van ons land. Toch is het getal vacantie-
genieters, dat daarheen trekt, niet groot. De Veluwe, het Gooi en
Zuid-Limburg genieten de voorkeur! In zeker opzicht is dit te vei-
klaren. Deze meer uitverkoren streken van ons land zijn als het
ware groote complexen van natuurschoon.
Waar men ook op de Veluwe en in het Gooi wandelt of rijdt,
overal is het mooi! Het is een aaneenschakeling van verscheiden
heden: groote dennenbosschen waar de lucht vol is van harsgeur
die de longen frlsch doet ademhalen, uitgestrekte heidevelden in
de zomerzon badend in oaarse kleurenweelde; heuvelen en da
len doorsneden door kabbelende beekjes, omzoomd door groen
loofhout of zilverglanzende berken; mooie statige heirwegen be
schaduwd door statig geboomte; smalle iietspadcn. die door
bosschen cn helde slingeren en den toerist op verrassend-schoone
Pltïie* n^dcnAchterhoek cn in Twente is dat anders. Daar ls het
aanlokkelijke bijna in centra verdeeld, terwijl daartusschcn wegen
zijn die soms weinig bekoorlijks bieden. Wil men in den Achterhoek
en in Twente volop genieten, dan moet men zich veel verplaatsen.
Meestal is het natuurschoon in de omgeving van een bepaald dorp
of stadje in eenige uren. althans in enkele dagen, ten volle genoten.
De plekjes waar pensiongasten 2 of 3 weken achtereen niet ver
zadigd kunnen worden van het bewonderen van het natuurschoon
in diezelfde streek, behooren niet tot de zeldzaamheden. De tram
en vooral de autobus maken het evenwel mogelijk om geregeld
uitstapjes te ondernemen. Ziet men niet op tegen dien post reis
kosten op zijn vacantie-budget, dan kunnen wij den Achterhoek
en Twente ook aanbevelen voor vacantie-gangers, die een vast
bivak willen opslaan in een hotel of pension. Wie de fiets naar zijn
vaste pleisterplaats meeneemt, ondervindt natuurlijk niet de be
zwaren van het. verspreide natuurschoon. Integendeel, dan heeft het
iets aantrekkelijks om geregeld excursies te ondernemen.
In den Achterhoek en in Twente is het terrein over het algemeen
vlakker dan op ce Veluwe. Er zijn ook wel heuvelachtige gedeelten,
wij denken aan Montferland. maar dat zijn uitzonderingen. De
bosschen zijn wel talrijk maar niet zóó uitgestrekt als op de Veluwe
Blijkbaar heeft men in den Achterhoek den houthakker nog al
vrij spel gegeven. Toch zijn nog vele mooie plekjes behouden. Later
zal ik die meer in het bijzonder aanduiden. Op het ontgonnen ter
rein zijn vruchtbare akkers aangelegd of mooie groene weiden,
waarin welvarend rood-bont vee het landschap stoffeert. Ook dat
is een lust der oogen!
De Achterhoek en Twente zijn ook meer bewoond dan de Veluwe.
Op nevenstaande kaart zijn ter wille van de duidelijkheid alleen
de voornaamste steden en dorpen aangegeven, maar deze land
streken zijn als bezaaid met wooncentra. En tusschen de steden,
dorpen en gehuchten vindt men mooie kasteelen en niet minder
schilderachtig gelegen boerderijen.
Wij geven hier een teekening van een oudi Saksisch boerenhuis,
zooals men in den Achterhoek nog vele vindt.
Het aardigst is op de fiets èen rondreis door den Achterhoek en
Twente te maken. Eerst is het evenwel noodig de plaats van aan
vang te kiezen.
Dat kan zijn Apeldoorn, of Arnhem. De meeste Haarlemmers
zullen als zij regelrecht uit onze stad vertrekken, dé voorkeur geven
aan Apeldoorn.
Wie het op de fiets wil doen. kan als hij een goed toerist is, in één
dag naar Apeldoorn komen. Minder sterke rijders kunnen in het
Gooi of te Amersfoort overnachten. Die tocht werd beschreven in
de eerste serie artikelen.
Fietsers die hun krachten willen sparen voor deA rondreis in
den Achterhoek en in Twente, doen goed per spoor naar Apeldoorn
te gaan.
Wie een zeer afwisselend reisje naar Apeldoorn wil maken kan het
volgende plannetje uitvoeren:
Per flets naar Amsterdam. Per boot over de Zuiderzee naar Har
derwijk <4/ uur varen), per fiets van Harderwijk via het Uddelcr-
mcer naar Apeldoorn. (Ongeveer 3 uur rijden L
De gemakzuchtigen kunnen ook per autobus van Harderwijk
naar Apeldoorn gaan. De chauffeur legt de rijwielen op de
autobus.
De tocht per boot Amsterdam—Harderwijk kost retour lc klasse
f 2.50, 2c klasse f 1.75. Enkele reizen f 1,50 en f 1.Rijwielen f 0,30.
De booten gaan de eerste 5 dagen van de week 8/ uur 's morgens
en 5 uur 's middags. Zaterdags om 8; 5 uur cn om 2 uur.
Dc houder van de autobus rekent voor passagier en fietsen f 1,30.
De bussen rijden in aansluiting op de booten.
Wie dus om 8; uur uit Amsterdam gaat is om 3 uur ongeveer in
Apeldoorn. Wie de middagboot neemt komt "savonds nog bijtijds
in Apeldoorn om een hotel te zoeken.
De boottocht is bij mooi weer interessant. De autobus rijdt
door het mooiste gedeelte van de Veluwe (ErmeloStaverden
Leuvenem—Uddelermeer)
Voor de rondreis door den Achterhoek en Twente zouden wij de
volgende route willen aanbevelen:
Deventer, Laren. Loclvem, Goor. Delden, Hengelo, Enschedé,
Haaksbergen, Eibergen, Groenlo, Winterswijk, Aalten. Varsevcld,
Doetinchem (vanwaar per stoomtram of autobus een tochtje naar
Montferland en Emmerik in Duitschland), Hummelo, Zutphen,
Apeldoorn.
Die afstand is een kleine 200 K.M.
Als men per dag 50 K.M. rijdt is er meer dan voldoende tijd over
voor het pleisteren.
Een rondreis dus van 4 dagen, plus 1 dag voor het uitstapje
naar Montferland en Emmerik
Voor hen die een week vacantie daaraan kunnen geven een
Over de onderdeelen van dien tocht in ons volgend artikel,
uitgezochte tocht.
C. J. v. T.
ling heeft over alles luchtig heen te loopen,
en wil, dat ernst en luim langs den neus weg
wordt gelanceerd. Maar in 't algemeen is
het niet meer dan natuurlijk, dat de regis
seur bedenkt, hoe ook in het dagelijksch le
ven sentiment nog bestaat en altijd zal blij
ven bestaan, zoolang er menschen zijn met
hart en hersenen. Hij heeft dus de taak, dat
door zijn spelers te laten weergeven. En om
dit te kunnen doen, van sober tot gepas
sioneerd, daarvoor heeft men tooneelspelers
noodig, die waarlijk „artist" zijn.
Het juist en naar de juiste maat uitbeel
den van het sentiment dat is het aller
moeilijkste en daarom beschouw ik het he-
dendaagsche wegdoezelen van alle gevoel als
niets anders dan verwaarloozen van het.
moeilijkste en belangrijkste uit ons werk.
Het ware te wenschen, dat deze regelen
van de grootste onzer actrices werden afge
drukt en in alle schouwburgen in de kleed
kamers werden opgehangen. Het zou een
waarschuwing en een les tevens zijn voor al
onze jonge acteurs en actrices.
J. B. SCHUIL.
GUIDO GEZELLE.
1830—1899
„De Mei is daar", 't Was op den eersten
dag van Bloeimaand, dat de tweede dichter
van Nederland, zooals Coster hem noemt, ge
boren werd te Brugge. Hij was de zoon van
een hovenier uit Roesselaere en maatschap
pelijk dus bestemd om de gelijke te zijn van
de „lieden van te lande, vrienden al. die 'k
heel mijn leven lang beminnen zal". Maar
hij had de roeping van het priesterschap in
zich en evenzeer de roeping van het dichter
schap en daarom werd hij geestelijk hun ge
lijke geenszins. Toch was het hem een groot
voorrecht om onder hen om te gaan, want
nu kon hij volop luisteren naar hun taal, die
„wonderzoet" is niet alleen, maar die een
rijk verleden bezat, vol is van kernachtige
oude woorden en uitdrukkingen en alleen
maarontdekt behoefde te worden.
En ook was het hem een voorrecht de zoon
van een hovenier te zijn, omdat hij nu leerde
„de blijde blomkes beminnen". Zoo drukken
de liefde tot de Vlaamsche taal en de liefde
tot de natuur, welke hem vanzelf voert tot
de Godsliefde den stempel op heel zijn dich
te rwezen.
„Mij spreekt de blom me een tale,
mij is het kruid beleefd,
mij groet het altemale,
dat God geschapen heeft."
Op dertienjarige leeftijd ging hij naar het
College Ten Duinen, op zijn vijftiende deed
hij zijn intrede in het Klein Seminarie te
Roesselare.
Het is in dien tijd, dat zijn eerste van na
tuurliefde bezielde gedicht ontstaat, op zijn
achttiende jaar, „De Mandelbeke", de beek
van het Schijverke, ,,'t krinklende winklende
waterding met 't zwarte kabotseken aan".
Daar te Roesselare verschijnen de „Dicht
oefeningen". waarin ..Het Schijverke" en
„Ruischen van het Ranke Riet" voorkomen,
en „Kerkhofblommen", waarin de schoone
ballade" Het Kindeke van het Graf" staat.
Daar werd hij, in 1854 de priesterwijding
ontvangen hebbend, de toegewijde leeraar
van de Dichterschool, die Hugo Verriest on
der zijn leerlingen telde.
Er komt nu een tragische wending in de
geschiedenis van dezen zuiveren, goeden,
eenvoudigen mensch. Want juist wat wij in
hem eeren, zijn oorspronkelijkheid, zijn ver
knochtheid aan de Vlaamsche tale, werd
hem noodlotting in een tijd, die nog niet
ruim genoeg was van begrip, om deze groote
verdiensten te waardeeren .Hij de docent bij
uitstek werd na drie jaar lief en leed met
zijn leerlingen te hebben gedeeld overge
plaatst, verbannen misschien naar
Brugge, waar hij onderpastoor werd van de
St. Walburg'.s. Herderlijke arbeid was hem
vreemd en hij was er minder geschikt voor
dan voor het leeraarsambt, vooral te Brugge,
waar hij van de parochianen geen medewer
king ondervond doch het tegendeel. Het
groote leed is in zijn leven gekomen, en meer
dan twintig jaar zwijgt Gezelle. Wat mea
hem kwalijk nam in het verwaalschte Brug
ge was zijn Vlaamschgezindheid, en al had
deze allerminst een politieke strekking, zijn
vijanden verleenden die er aan. Bovendien
verweet men hem zijn liefde voor het En-
gelsch, de vermeende bevoorrechting van de
in de parochie wanende Engelschen. Hij ar
geloos en eerlijk, 'werd misbruikt en belas
terd en zijn vertrejk in 1872 naar Kortrijk
was bijna niet minder dan een vlucht.
Met moeite had Hugo Verriest in 1862 nog
zijn „Gedichten, Gezangen en Gebeden" uit
zijn handen gekregen ter uitgave. Hoewel er
opmerkelijk lijne gedichtjes in zijn geeft de
ze bundel door de tele gelegenheidsrijmen
niet den besten indruk van Gezelle's kunst.
Leed de priester, zweeg de dichter, de ge
leerde in Gezelle kreeg in den Brugschen tijd
een goede kans. Diep gaan zijn volhardende
taalstudies, alles teekent hij op, hij schept
een eigen Vlaamsche taal, „Loquela" ont
staat. Gezelle heeft geen Noord-Nederlandsch
geschreven en geen dialect, zijn taal is ge
heel van hemzelf, zooais ook zijn gedichten
eigen en door niemand en van niemand na
gevolgd zijn. Zelf is hij een Vondelkenner en
een bewonderaar van Homeros. En naar
Caesar Gezelle meedeelt, veel gelezen heeft
hij ook niet. De natuur was hem bron ge
noeg.
Het Kortrijk begint een nieuwe periode in
zijn leven. Gerijpt door de ervaring van mis
kenning, en er boven gerezen, gelouterd door
smart herleeft hij nog zuiverder van ziel, nog
schooner in zijn uitdrukkingsvermogen.
De „Kleengedichtjes" worden nu uitgege
ven en achtereenvolgens komen de „Tijd
krans" uit en „Rijmsnoer", tenslotte de
„Laatste Verzen".
Nagevolgd heeft hij niemand, doch wel ver
taald hen, waarmee hij zich van gedachten
een wist. Zoo een is Longfellow, wiens epos
„Song of Hiawadha" hij meesterlijk vertaal
de en in 1886 uitgaf.
Niet zuiver lyricus is Gezelle. „De meest
individueele dichter, dien wij gehad hebben
was ook de minst individualistische", zegt
Vermeylen. Zichzelf wilde hij liefst niet zien,
alleen God. de natuur, het schoone. Gezelle
is ook romanticus.
Kortrijk, het stadje met de mooie omge
ving bood hem gelegenheid genoeg om zich
in de natuur te verheugen. De Leye wordt
nu, wat de „Mandelbeke" eerst was.
De menschen zijn hier ook meer tegemoet
komend en een weinig komt de erkenning,
die eerst na zijn dood algemeen zou worden.
Hij wordt lid der Vlaamsche Academie en
eere-doctor aan de Leuvensche Universiteit.
Door Koning en Paus wordt hij onderschei
den. Maar de kerkelijke overheid schijnt hem
te hebben vergeten.
Ten laatste werd Gezelle, die steeds ónder
pastoor gebleven was. benoemd tot rector
van het Zusterhuis te Kortrijk en in 1899 nog
werd hij verheven tot een bediening bij de
Engelsche zusters te Brugge. Hij maakte toen
nog een reis naar Engeland, doch kwam ziek
terug. 27 November van hetzelfde jaar stierf
hij. Zijn neef Caesar Gezelle was aan het
ziekbed. Ook Stijn Streuvels, Frank Lateur,
is een neef van den dichter. Beide neven
hebben het voorbeeld van Gezelle's taalhan-
teering nagevolgd, en het is René de Clercq
geweest, die de taal van den „zoetgevooisden"
dichter ver buiten zijn landsgrenzen gedra
gen heeft, die ook nu weer in een serie le
zingen in Nederland de belangstelling voor
den priester-dichter opnieuw wekt, zooals de
weldadige poëzie van Gezelle het ook ver
dient.
Te Kortrijk staat nu een gedenkteeken
voor den grooten Vlaming.
„Dertig is de gevaarlijke leeftijd voor
schoonheid" beweert een specialist. Dit is
dan waarschijnlijk de reden, waarom
vrouwen zoo lang in de twintig blijven.
Hij, naast haar op den divan, tot het
broertje: „Waarom ga je niet naar de bios
coop met dien gulden dien ik je gegeven heb?"
Het broertje: „Het is veel goedkooper en
leuker naar u en Marietje te kijken".
De kaalhoofdige propagandist tot de me
nigte: „Ik ben een self-made man".
Een toeschouwer: „Dan heb je je haar
vergeten".
Directeur tot sollicitant-loopjongen: „Ik
vertrouw dat je vooruit wil in de wereld?"
De jongen; „Ja meneer".
De directeur: „Ik vertrouw dat je weet,
wat je dan te doen staat?"
De loopjongen: „Trouwen met de dochter
van de baas, meneer!"
„Een bekend Fransch bokser laat zich altijd
een saxophone-solo voorspelen voor hij in
den ring gaat", aldus een sportblad. En dan
stelt hij zich waarschijnlijk voor dat zijn
tegenstander de man is die speelde.
Een vrouw uit Detroit die zes keer op haar
man met een revolver geschoten heeft en
hem daarna het huis heeft uitgejaagd, heeft
verklaard dat zij naar haar echtgenoot
terug verlangt.
Zij heeft hem inderdaad gemist.
Overzichtskaart van den Achterhoek en Twente. In het hoekje een kijkje in een oud
Geldersch huisje.