RIJWIELTOCHTEN DOOR MOOI-NEDERLAND. Biographieein In een notedop De vroolijke kant HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 26 APRIL 1930 THEO MANN-BOUWMEESTER. MIJN LEVEN. XUitg..: Boekerij „De Voortganck", A'dam). Onlangs ontmoette ik een dame, die me vrouw Theo MannBouwmeester persoon lijk goed gekend heeft en mij het een en ander vertelde, dat ik hier wil meedeelen, daar het de vrouw in de kunstenares zoo sympathiek belicht. „Ik wilde zoo graag naar het tooneel". ver telde ze mij, „en ik schroef daarom maar direct aan niemand minder dan aan me vrouw Mann. Maar ik schreef er bij, dat ik geheel onbemiddeld was. Drie weken hoorde ik niets op m'n briefje, tot ik op zekeren dag 'n kattebelletje ontving, dat ik maar eens bij haar moest komen. Ik met 'n kloppend hart naar mevrouw Manp! Zij ontving mij allerliefst en vroeg mij om maar eens wat voor haar voor te dragen en te lezen! Het zal wel niet erg mooi geweest zijn, want ik was bar-zenuwachtig, maar zij was aller- charmantst! Ik zei haar nog eens. dat ik geen sou bezat, maar dadelijk was het: „Nou, kind. dan zullen wij trachten 'n beurs voor je te krijgen!" Ik kan u niet zeggen, wat ze allemaal voor mij gedaan heeft! Geen moeite was haar te veel! 'n Liever, hartelij ker vrouw heb ik zelden of nooit in m'n leven ontmoet! Van het tooneel is ten slotte niet gekomen, omdat ik ging trouwen, maar aan mevrouw Mann zal ik altijd met dank baarheid en de grootste sympathie blijven denken!" Deze dame is één uit de velen! Weinige actrices waren bij haar confraters en con frateressen zoo bemind als mevrouw Mann en het waren vooral de „kleinen", die met haar wegliepen! Jan C. de Vos schreef indertijd in een artikel in de „Groene": ..Mevrouw Mann heeft geen vijanden!" En dat In de tooneel- wereld. waarin zoo veel jalousie, zoo veel af gunst is! Een charmante, lieve vrouwdat is ook de hoofdindruk, dien de lozing van „Mijn Leven" het boek, waarin mevrouw Mann met medewerking van A M. de Jong haar loopbaan heeft beschreven, op mU heeft gemaakt! Geen scherp woord ooit over haar medemenschen, ook niet. wanneer er wel eens reden voor was! Welk een waar deering voor het werk van anderen, welk een mildheid in haar oordeel over collega's en welk een eenvoud, wanneer zij oveor zich zelf spreekt! Weemoed over het vele, dat zij de eens zoo bejubelde kunstenares nu voor altijd moet missen, maar ook dankbaarheid voor alles, wat het leven haar heeft geschonken. „Mijn leven" zoo schrijft mevrouw Mann aan het slot van haar boek „is ge weest een aaneenschakeling van elkaar op volgende sucessen. Wat er in mijn kunst viel te bereiken, heb ik bereiktIk ben vol daan en dankbaar Tot het laatst toe ben ik „gelukkig in het spel" geweest. En al heeft ook de tweede helft van het spreekwoord in volle, harde bitterheid voor mij gegolden, alles is mij in mijn ouderdom vergoed door de liefde en de aanhankelijkheid van mijn zoon, kleinzoons en achterkleinkinderen. Ik beklaag mij niet. Wie lang leeft, krijgt veel te dragen, lief zoo wel als leed. De tijd wischt het leed uit, wij leeren het zien als de schaduw, zonder welke 1 wij ons niet in dc zon zouden kunnen ver heugen. De zon blijft: het lieve van het leven verwarmt ons hart al de dagen van onzen ouderdom. Mijn levensavond Is lichten warm en schoon door het herdenken van een lang. bewogen, arbeidzaam en ondanks alles heerlijk leven: ik zou er nu niets meer uit willen missen. Het gordijn is gevallen. De voorstelling is afgeloopen. De gevierde actrice is voor goed van het tooneel verdwenen. Maar vanuit haar verstilde wereld schouwt zij met onver flauwde belangstelling op het leven toe en haar oude kunst volgt zij met liefdevolle oogen op haar moeilijken weg door den doolhof van deze verwarde tijden" Welk een milde toon klinkt er in deze woorden! En welk een levenswijsheid! En zij besiuit haar boek met dezen wenscli: „Ik ben de laatste van een familie, die stuk voor stuk uit groote spelers bestond. Wie zal de fak kel van ons geslacht verder dragen? Een stille huop koester ik in mijn hart: wellicht mijn kleinzoon en zijn jeugdige vrouw, de kleindochter van mijn broer Frits?God geve het!" Wil men een trekje van haar warm hart en haar sterk medevoelen voor anderen? Men leze dit fragment: „Het stemt mij dan ook steeds zeldzaam weemoedig, wanneer ik zoo'n oudje van mijn leeftijd tegen kom en ik aan hem of haar constateer, dat ook van mijn kunst niets is overgebleven dan de herinnering. En toch, hoeveel harten heeft die opde garde niet geroerd? Hoeveel uren van genot en vreugde hebben duizenden niet door haar beleefd?... En dan te moeten denken, dat er zoovelen van hen geweest zijn, die zelfs hun paar laatste jaren op deze wereld in de grootste ellende en armoede doorbrachten, daar hun krachten versleten waren, hun geest gedoofd en hun beurs leeg. ik behoef slechts me vrouw Ellenbergcr als voorbeeld aan te ha len. Jaren lang was zij de eerste actrice in het Grand Theatre. Van nature spaarzaam en accuraat kon zij van haar gage een klein sommetje bijeen garen, waardoor zij eenige jaren in haar onderhoud kon voorzien. Doch het noodlot wilde, dat zij te lang leefde en wreed was het lot, dat zij moest dragen. Arme KeizerinNog zie ik haar in haar schitterende costuums als vorstin op het tooneel.... en dan later te moeten ver nemen, dat een medelijdende winkelier haar, de verarmde, oude tooneelspeelster, toestond in zijn huis een kamertje te bewonen, daar zij geheel zonder middelen was." I-Iet boek vertelt van veel, dat ons in de ooren klinkt als geschiedenis van over-oude tijden. Van reizen per diligence, van tooneel- troepen, die heele winters in Friesland en Groningen of in Zeeland speelden, of die O. Oost-Nederlandsch Tooneel! hun resi dentie hadden inDeventer, van een bo- hemienleven, waarvan de tegenwoordige ar- tisten zich bijna geen voorstelling kunnen maken. Welk een moeilijk, kommervol be staan dikwijls voor die actrices van de oude garde, die soms hun babies op reis moesten medenemen en ze moesten voeden in hun on verwarmde kleedkamers gedurende de pauzes. Een aardige anecdote vertelt mevrouw Mann van den kleinen Nap de la Mar, die als zuigeling al mee op reis moest en op een avond, toen alle dames „en scène" waren, plotseling wakker werd en een keel opzette, dat het tot op het tooneel doordrong. Na af loop van het bedrijf holde moeder Riek de la Mar naar "de kleedkamer, waar een neger bezig was den kleinen Nap in slaap te sus sen. Die neger wasLouis Bouwmeester in de rol van ,J)e Zwarte Dokter". Hoe moeilijk en zwaar het leven van een actrice soms ls, dat boek geeft er ons wel 'n heel treffend beeld van. Spelen dikwijls met den dood in 't gemoed! Het „Lach dan, Bajaz- zo!" zij hebben het allen meermalen op de wreedste wijze meegemaakt. Mevrouw Mann vertelt oa. van een avond, waarop zij naast Judels, den beroemden komiek, zingen en spelen moest, terwijl haar kind op sterven lag en haar dienstmeisje telkens tusschen de coulissen kwam om haar te zeggen, hoe het met haar kindje was. Maar het ergste had het meisje verzwegen, want toen mevrouw Mann na afloop der voorstelling naar huls was gesneld, vond zij haar kindje gestorven. „Zulke oogenblikken", lezen wij in haar boek heeft menig acteur of actrice beleefd. O. ze zijn zoo ontzettend hard! Ik moest dien avond en de daarop volgende avonden ver der spelen. Het werk stuwde mij voort, door alles, over alles heen. Altijd wachtte het op mij, nimmer liet het mij met rust!" Zoo is het leven van een tooneelspeelster. Even belangrijk, ja misschien nog belang rijker dan dat levensverhaal is de inleiding van dit boek, waarin mevrouw Mann spreekt over haar kunst en een vergelijking trekt tusschen de toestanden van vroeger en nu. Wat zij schrijft over het gevaar, dat er schuflt in de combinatie van tooneelspeler en tooneelleider bijvoorbeeld is zeer het lezen waard. En een ieder, die het tooneel maar eenigszins van nabij kent, zal haar oordeel over den funesten invloed van de „favorie ten" onderschrijven. Laat ik deze bespreking van mevrouw Mann's boek mogen besluiten met de aanha ling van de volgende fragmenten, waarin deze groote actrice schrijft over haar kunst: „Een oprecht kunstenaar of kunstenares kan alleen dan goed werk leveren, wanneer hij of zij over veel meer energie kan beschik ken dan een gewoon mensch in het dage- lijksch leven noodig heeft, en alles wat ook maar eenigszins remmend daarop zou kun nen werken, is fnuikend voor het te behalen resultaat. Men moet zijn zenuwen volkomen de baas zijn, dus onder controle hebben, we ten wat men wel, wat men niet doet, en niet tegenstaande de trillingen van geweldige passie, wisselende emoties, woelende senti menten, alle remmen vrijelijk kunnen aan zetten op elk gewild oogenblik. Vooral de stem moet men volkomen onder controle hebben en er steeds aan denken, dat zij een van de grootste attracties is. Het is daarom zoo jammer, dat men tegenwoor dig zich zooveel minder op een behoorlijk gebruik van de stem schijnt toe te leggen, ja ik zou haast zeggen, dat hoogst belangrijk element verwaarloost. Het is volstrekt niet noodig luid te spre ken, wijl men met natuurlijke stem, zonder overdrijving „modern" comedie kan spelen, daar beschaving nu eenmaal het zeer luid spreken verbiedt. Doch men diene het feit niet uit het oog te verliezen, dat men op het tooneel niet kan spreken, alsof men bij zich thuis was. De tooneelspeler heeft met zijn stem een ruimte te overbruggen van ver ach ter het voetlicht tot aan het andere einde der zaal en sprak hij zoo als men dat onder zijn eigen dak doet, dan zou het publiek er al bitter weinig aan hebben." „Er is op het oogenblik in de tooneelwe- reld een strooming waar te nemen om al wat op sentiment lijkt, te verdoezelen, ja zelfs geheel te negeeren. Zoo Iets kan nu en dan wel eens goed zijn, b.v. in een stuk van Shaw, waarvan men weet, dat de auteur de bedoe- (Nieuwe serie) De Achterhoek en Twente. Een Saksisch boerenhuis. Een Saksisch boerenhuisje. Eonlge jaren geleden plaatsten wij een serie artikelen over rijwiel- 'Uitstapjes door Mooi-Nederland. De volgende tochten werden daarin beschreven: HaarlemUtrecht. HaarlemAmersfoort. HaarlemArnhem Apeldoorn en omgeving. Het Gooi- en Eemland. Kleine uitstapjes in onze omgeving. Deze serie werd, in een boekje vereenigd, voorzien van kaartjes cn illustraties, kosteloos voor onze abonncs verkrijgbaar Spsteld. Duizenden boekjes werden aan onze Tijdingzaal afgeha-aid- Ook is ons gebleken, dat zeer velen als het ware met dit boekje in dc hand vacantie-uitstapjes gemaakt hebben. Daarom hebben wij besloten van dit boekje een herziene nieuwe druk te geven en het bovendien aan te vullen met een nieuwe serie artikelen Het nieuwe boekje zal zoo tijdig voor onze abonnés verkrijgbaar zijn, dat het bij het organiseeren van vacantie-uitstapjes gebruikt kan' worden. Ons eerste uitstapje gaat naar het Oosten. De Achterhoek (Gelderland) en Twente (Overijsel) behooren tot de mooiste gedeelten van ons land. Toch is het getal vacantie- genieters, dat daarheen trekt, niet groot. De Veluwe, het Gooi en Zuid-Limburg genieten de voorkeur! In zeker opzicht is dit te vei- klaren. Deze meer uitverkoren streken van ons land zijn als het ware groote complexen van natuurschoon. Waar men ook op de Veluwe en in het Gooi wandelt of rijdt, overal is het mooi! Het is een aaneenschakeling van verscheiden heden: groote dennenbosschen waar de lucht vol is van harsgeur die de longen frlsch doet ademhalen, uitgestrekte heidevelden in de zomerzon badend in oaarse kleurenweelde; heuvelen en da len doorsneden door kabbelende beekjes, omzoomd door groen loofhout of zilverglanzende berken; mooie statige heirwegen be schaduwd door statig geboomte; smalle iietspadcn. die door bosschen cn helde slingeren en den toerist op verrassend-schoone Pltïie* n^dcnAchterhoek cn in Twente is dat anders. Daar ls het aanlokkelijke bijna in centra verdeeld, terwijl daartusschcn wegen zijn die soms weinig bekoorlijks bieden. Wil men in den Achterhoek en in Twente volop genieten, dan moet men zich veel verplaatsen. Meestal is het natuurschoon in de omgeving van een bepaald dorp of stadje in eenige uren. althans in enkele dagen, ten volle genoten. De plekjes waar pensiongasten 2 of 3 weken achtereen niet ver zadigd kunnen worden van het bewonderen van het natuurschoon in diezelfde streek, behooren niet tot de zeldzaamheden. De tram en vooral de autobus maken het evenwel mogelijk om geregeld uitstapjes te ondernemen. Ziet men niet op tegen dien post reis kosten op zijn vacantie-budget, dan kunnen wij den Achterhoek en Twente ook aanbevelen voor vacantie-gangers, die een vast bivak willen opslaan in een hotel of pension. Wie de fiets naar zijn vaste pleisterplaats meeneemt, ondervindt natuurlijk niet de be zwaren van het. verspreide natuurschoon. Integendeel, dan heeft het iets aantrekkelijks om geregeld excursies te ondernemen. In den Achterhoek en in Twente is het terrein over het algemeen vlakker dan op ce Veluwe. Er zijn ook wel heuvelachtige gedeelten, wij denken aan Montferland. maar dat zijn uitzonderingen. De bosschen zijn wel talrijk maar niet zóó uitgestrekt als op de Veluwe Blijkbaar heeft men in den Achterhoek den houthakker nog al vrij spel gegeven. Toch zijn nog vele mooie plekjes behouden. Later zal ik die meer in het bijzonder aanduiden. Op het ontgonnen ter rein zijn vruchtbare akkers aangelegd of mooie groene weiden, waarin welvarend rood-bont vee het landschap stoffeert. Ook dat is een lust der oogen! De Achterhoek en Twente zijn ook meer bewoond dan de Veluwe. Op nevenstaande kaart zijn ter wille van de duidelijkheid alleen de voornaamste steden en dorpen aangegeven, maar deze land streken zijn als bezaaid met wooncentra. En tusschen de steden, dorpen en gehuchten vindt men mooie kasteelen en niet minder schilderachtig gelegen boerderijen. Wij geven hier een teekening van een oudi Saksisch boerenhuis, zooals men in den Achterhoek nog vele vindt. Het aardigst is op de fiets èen rondreis door den Achterhoek en Twente te maken. Eerst is het evenwel noodig de plaats van aan vang te kiezen. Dat kan zijn Apeldoorn, of Arnhem. De meeste Haarlemmers zullen als zij regelrecht uit onze stad vertrekken, dé voorkeur geven aan Apeldoorn. Wie het op de fiets wil doen. kan als hij een goed toerist is, in één dag naar Apeldoorn komen. Minder sterke rijders kunnen in het Gooi of te Amersfoort overnachten. Die tocht werd beschreven in de eerste serie artikelen. Fietsers die hun krachten willen sparen voor deA rondreis in den Achterhoek en in Twente, doen goed per spoor naar Apeldoorn te gaan. Wie een zeer afwisselend reisje naar Apeldoorn wil maken kan het volgende plannetje uitvoeren: Per flets naar Amsterdam. Per boot over de Zuiderzee naar Har derwijk <4/ uur varen), per fiets van Harderwijk via het Uddelcr- mcer naar Apeldoorn. (Ongeveer 3 uur rijden L De gemakzuchtigen kunnen ook per autobus van Harderwijk naar Apeldoorn gaan. De chauffeur legt de rijwielen op de autobus. De tocht per boot Amsterdam—Harderwijk kost retour lc klasse f 2.50, 2c klasse f 1.75. Enkele reizen f 1,50 en f 1.Rijwielen f 0,30. De booten gaan de eerste 5 dagen van de week 8/ uur 's morgens en 5 uur 's middags. Zaterdags om 8; 5 uur cn om 2 uur. Dc houder van de autobus rekent voor passagier en fietsen f 1,30. De bussen rijden in aansluiting op de booten. Wie dus om 8; uur uit Amsterdam gaat is om 3 uur ongeveer in Apeldoorn. Wie de middagboot neemt komt "savonds nog bijtijds in Apeldoorn om een hotel te zoeken. De boottocht is bij mooi weer interessant. De autobus rijdt door het mooiste gedeelte van de Veluwe (ErmeloStaverden Leuvenem—Uddelermeer) Voor de rondreis door den Achterhoek en Twente zouden wij de volgende route willen aanbevelen: Deventer, Laren. Loclvem, Goor. Delden, Hengelo, Enschedé, Haaksbergen, Eibergen, Groenlo, Winterswijk, Aalten. Varsevcld, Doetinchem (vanwaar per stoomtram of autobus een tochtje naar Montferland en Emmerik in Duitschland), Hummelo, Zutphen, Apeldoorn. Die afstand is een kleine 200 K.M. Als men per dag 50 K.M. rijdt is er meer dan voldoende tijd over voor het pleisteren. Een rondreis dus van 4 dagen, plus 1 dag voor het uitstapje naar Montferland en Emmerik Voor hen die een week vacantie daaraan kunnen geven een Over de onderdeelen van dien tocht in ons volgend artikel, uitgezochte tocht. C. J. v. T. ling heeft over alles luchtig heen te loopen, en wil, dat ernst en luim langs den neus weg wordt gelanceerd. Maar in 't algemeen is het niet meer dan natuurlijk, dat de regis seur bedenkt, hoe ook in het dagelijksch le ven sentiment nog bestaat en altijd zal blij ven bestaan, zoolang er menschen zijn met hart en hersenen. Hij heeft dus de taak, dat door zijn spelers te laten weergeven. En om dit te kunnen doen, van sober tot gepas sioneerd, daarvoor heeft men tooneelspelers noodig, die waarlijk „artist" zijn. Het juist en naar de juiste maat uitbeel den van het sentiment dat is het aller moeilijkste en daarom beschouw ik het he- dendaagsche wegdoezelen van alle gevoel als niets anders dan verwaarloozen van het. moeilijkste en belangrijkste uit ons werk. Het ware te wenschen, dat deze regelen van de grootste onzer actrices werden afge drukt en in alle schouwburgen in de kleed kamers werden opgehangen. Het zou een waarschuwing en een les tevens zijn voor al onze jonge acteurs en actrices. J. B. SCHUIL. GUIDO GEZELLE. 1830—1899 „De Mei is daar", 't Was op den eersten dag van Bloeimaand, dat de tweede dichter van Nederland, zooals Coster hem noemt, ge boren werd te Brugge. Hij was de zoon van een hovenier uit Roesselaere en maatschap pelijk dus bestemd om de gelijke te zijn van de „lieden van te lande, vrienden al. die 'k heel mijn leven lang beminnen zal". Maar hij had de roeping van het priesterschap in zich en evenzeer de roeping van het dichter schap en daarom werd hij geestelijk hun ge lijke geenszins. Toch was het hem een groot voorrecht om onder hen om te gaan, want nu kon hij volop luisteren naar hun taal, die „wonderzoet" is niet alleen, maar die een rijk verleden bezat, vol is van kernachtige oude woorden en uitdrukkingen en alleen maarontdekt behoefde te worden. En ook was het hem een voorrecht de zoon van een hovenier te zijn, omdat hij nu leerde „de blijde blomkes beminnen". Zoo drukken de liefde tot de Vlaamsche taal en de liefde tot de natuur, welke hem vanzelf voert tot de Godsliefde den stempel op heel zijn dich te rwezen. „Mij spreekt de blom me een tale, mij is het kruid beleefd, mij groet het altemale, dat God geschapen heeft." Op dertienjarige leeftijd ging hij naar het College Ten Duinen, op zijn vijftiende deed hij zijn intrede in het Klein Seminarie te Roesselare. Het is in dien tijd, dat zijn eerste van na tuurliefde bezielde gedicht ontstaat, op zijn achttiende jaar, „De Mandelbeke", de beek van het Schijverke, ,,'t krinklende winklende waterding met 't zwarte kabotseken aan". Daar te Roesselare verschijnen de „Dicht oefeningen". waarin ..Het Schijverke" en „Ruischen van het Ranke Riet" voorkomen, en „Kerkhofblommen", waarin de schoone ballade" Het Kindeke van het Graf" staat. Daar werd hij, in 1854 de priesterwijding ontvangen hebbend, de toegewijde leeraar van de Dichterschool, die Hugo Verriest on der zijn leerlingen telde. Er komt nu een tragische wending in de geschiedenis van dezen zuiveren, goeden, eenvoudigen mensch. Want juist wat wij in hem eeren, zijn oorspronkelijkheid, zijn ver knochtheid aan de Vlaamsche tale, werd hem noodlotting in een tijd, die nog niet ruim genoeg was van begrip, om deze groote verdiensten te waardeeren .Hij de docent bij uitstek werd na drie jaar lief en leed met zijn leerlingen te hebben gedeeld overge plaatst, verbannen misschien naar Brugge, waar hij onderpastoor werd van de St. Walburg'.s. Herderlijke arbeid was hem vreemd en hij was er minder geschikt voor dan voor het leeraarsambt, vooral te Brugge, waar hij van de parochianen geen medewer king ondervond doch het tegendeel. Het groote leed is in zijn leven gekomen, en meer dan twintig jaar zwijgt Gezelle. Wat mea hem kwalijk nam in het verwaalschte Brug ge was zijn Vlaamschgezindheid, en al had deze allerminst een politieke strekking, zijn vijanden verleenden die er aan. Bovendien verweet men hem zijn liefde voor het En- gelsch, de vermeende bevoorrechting van de in de parochie wanende Engelschen. Hij ar geloos en eerlijk, 'werd misbruikt en belas terd en zijn vertrejk in 1872 naar Kortrijk was bijna niet minder dan een vlucht. Met moeite had Hugo Verriest in 1862 nog zijn „Gedichten, Gezangen en Gebeden" uit zijn handen gekregen ter uitgave. Hoewel er opmerkelijk lijne gedichtjes in zijn geeft de ze bundel door de tele gelegenheidsrijmen niet den besten indruk van Gezelle's kunst. Leed de priester, zweeg de dichter, de ge leerde in Gezelle kreeg in den Brugschen tijd een goede kans. Diep gaan zijn volhardende taalstudies, alles teekent hij op, hij schept een eigen Vlaamsche taal, „Loquela" ont staat. Gezelle heeft geen Noord-Nederlandsch geschreven en geen dialect, zijn taal is ge heel van hemzelf, zooais ook zijn gedichten eigen en door niemand en van niemand na gevolgd zijn. Zelf is hij een Vondelkenner en een bewonderaar van Homeros. En naar Caesar Gezelle meedeelt, veel gelezen heeft hij ook niet. De natuur was hem bron ge noeg. Het Kortrijk begint een nieuwe periode in zijn leven. Gerijpt door de ervaring van mis kenning, en er boven gerezen, gelouterd door smart herleeft hij nog zuiverder van ziel, nog schooner in zijn uitdrukkingsvermogen. De „Kleengedichtjes" worden nu uitgege ven en achtereenvolgens komen de „Tijd krans" uit en „Rijmsnoer", tenslotte de „Laatste Verzen". Nagevolgd heeft hij niemand, doch wel ver taald hen, waarmee hij zich van gedachten een wist. Zoo een is Longfellow, wiens epos „Song of Hiawadha" hij meesterlijk vertaal de en in 1886 uitgaf. Niet zuiver lyricus is Gezelle. „De meest individueele dichter, dien wij gehad hebben was ook de minst individualistische", zegt Vermeylen. Zichzelf wilde hij liefst niet zien, alleen God. de natuur, het schoone. Gezelle is ook romanticus. Kortrijk, het stadje met de mooie omge ving bood hem gelegenheid genoeg om zich in de natuur te verheugen. De Leye wordt nu, wat de „Mandelbeke" eerst was. De menschen zijn hier ook meer tegemoet komend en een weinig komt de erkenning, die eerst na zijn dood algemeen zou worden. Hij wordt lid der Vlaamsche Academie en eere-doctor aan de Leuvensche Universiteit. Door Koning en Paus wordt hij onderschei den. Maar de kerkelijke overheid schijnt hem te hebben vergeten. Ten laatste werd Gezelle, die steeds ónder pastoor gebleven was. benoemd tot rector van het Zusterhuis te Kortrijk en in 1899 nog werd hij verheven tot een bediening bij de Engelsche zusters te Brugge. Hij maakte toen nog een reis naar Engeland, doch kwam ziek terug. 27 November van hetzelfde jaar stierf hij. Zijn neef Caesar Gezelle was aan het ziekbed. Ook Stijn Streuvels, Frank Lateur, is een neef van den dichter. Beide neven hebben het voorbeeld van Gezelle's taalhan- teering nagevolgd, en het is René de Clercq geweest, die de taal van den „zoetgevooisden" dichter ver buiten zijn landsgrenzen gedra gen heeft, die ook nu weer in een serie le zingen in Nederland de belangstelling voor den priester-dichter opnieuw wekt, zooals de weldadige poëzie van Gezelle het ook ver dient. Te Kortrijk staat nu een gedenkteeken voor den grooten Vlaming. „Dertig is de gevaarlijke leeftijd voor schoonheid" beweert een specialist. Dit is dan waarschijnlijk de reden, waarom vrouwen zoo lang in de twintig blijven. Hij, naast haar op den divan, tot het broertje: „Waarom ga je niet naar de bios coop met dien gulden dien ik je gegeven heb?" Het broertje: „Het is veel goedkooper en leuker naar u en Marietje te kijken". De kaalhoofdige propagandist tot de me nigte: „Ik ben een self-made man". Een toeschouwer: „Dan heb je je haar vergeten". Directeur tot sollicitant-loopjongen: „Ik vertrouw dat je vooruit wil in de wereld?" De jongen; „Ja meneer". De directeur: „Ik vertrouw dat je weet, wat je dan te doen staat?" De loopjongen: „Trouwen met de dochter van de baas, meneer!" „Een bekend Fransch bokser laat zich altijd een saxophone-solo voorspelen voor hij in den ring gaat", aldus een sportblad. En dan stelt hij zich waarschijnlijk voor dat zijn tegenstander de man is die speelde. Een vrouw uit Detroit die zes keer op haar man met een revolver geschoten heeft en hem daarna het huis heeft uitgejaagd, heeft verklaard dat zij naar haar echtgenoot terug verlangt. Zij heeft hem inderdaad gemist. Overzichtskaart van den Achterhoek en Twente. In het hoekje een kijkje in een oud Geldersch huisje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 16