H. D. VERTELLING
HAARLEMMER HALLETJES
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
De model-millionnair
door OSCAR WILDE.
Wanneer men niet rijk is, heeft het geen
sin, een aardige jongen te zijn. Romantiek
is het voorrecht der rijken, niet het beroep
van werkloozen. De arme moet practisch zijn
en prozaïsch. Het is beter, een zeker inko
men te hebben, dan de menschen te betoo-
veren. Dat zijn de groote waarheden van het
moderne .leven, die Hugo Erskine nooit be
sefte. Arme Hugo! In intellectueel opzicht,
dat moet ik toegeven, was hij niet van
groote beteekenls. Hij heeft nooit in zijn
leven een schitterend of ook maar een scherp
woord gezegd, maar hij zag er alleraar
digst uit met zijn krullend, bruin haar, zijn
fijn profiel en zijn bruine oogen. En hij be
zat alle deugden behalve die, geld te kunnen
maken. Zijn vader had hem zijn cavalerie-
sabel en een „Gesoheidenis van den Spaan-
schen successie-oorlog" in vijftien deelen na
gelaten. Hugo hing den sabel boven zijn
spiegel en zette de boekdeelen op een plank
tusschen Ruffs Gids door Londen en Bailys
Magazine en leefde van tweehonderd pond
per jaar, die een oude tante voor hean be
schikbaar stelde. Hij had alles geprobeerd.
Hij was zes maanden naar de beurs gegaan;
maar wat moet een vlinder tusschen begee-
rige roofdieren aanvangen? Iets langer was
hij theehandelaar geweest, maar Pecco en
Souchon verveelden hem weldra. Toen had
hij geprobeerd, krachtige sherry te verkoo-
pen. Dat ging niet, de sherry was te
krachtig. Tenslotte was hij niet anders, dan
een beminnelijke, naïeve jongeman met een
volmaakt profiel, maar zonder beroep.
Om het kwaad te voltooien, was hij
bovendien verliefd. Het meisje, waarvan hij
hield, was Laura, Merton, de dochter van een
gepensionneeroen majoor, die zijn goed hu
meur en «ijn goede spijsvertering in Indi6
had vereren en geen van beide ooit terug
vond. Laura aanbad Hugo en hij was bereid,
haaj» schoenveters te kussen. Er was geen
aardiger paar in Londen, maar zij bezaten
sa^nen geen cent. De majoor mocht Hugo
wel, maar van een verloving wilde hij met
weten.
,.Kom maar eens praten, beste jongen,
wanneer je eens tienduizend pond bezit,
dan zullen wij verder zien", was hij gewend
te zeggen; en op zulke dagen keek Hugo zeer
somber en dan moest Laura hem troosten.
Op een ochtend, toen hij op weg was naar
het Holland-Park. waar de Mertons woon
den, kwam hij op het denkbeeld een vriend,
Alan Trevor, te bezoeken. Trevor was schil
der. Het gelukt tegenwoordig werkelijk wei
nig lieden, dit niet te zijn. Maar hij was ook
kunstenaar en kunstenaar zijn is toch al iets
zeldzamer. Naar het uiterlijk te oordeelen
was hij een grove gezel met een sproetig ge
zicht en een rooden, wilden baard. Maar
wanneer hij zijn penseel ter hand nam, was
hii een werkelijke meester en zijn schilde
rijen waren zeer gezocht. Hugo's exterieur
alleen had hem aanvankelijk geïnteresseerd.
„De eenige lieden, met wie een schilder be
hoorde om te gaan zeide hij gewoonlijk,
„zijn lieden, die dom en knap zijn, lieden,
die het een artistiek genot is, aan te zien, en
bij wie je geest uitrust, wanneer je met hen
spreekt. Mannen, die dandys zijn en vrouws
personen, die zachtaardig zijn, regeeren de
wereld of moesten het althans doen". Toen
hij Hugo echter beter leerde kennen, hield hij
even veel van zijn frissche vroolijkheid en
zijn zorgeloozen, nobelen aard; daarom had
hij hem toegestaan, hem te allen tijde In
zijn atelier te bezoeken.
Toen Hugo binnentrad was Trevor juist
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
In de vorige Halletjes hebben wij gezien,
dat Ferdinand Abels meende zijn vriend van
Beekeren vermoord te hebben en daarna ge
vlucht was, terwijl mevrouw Abels terug-
keerende uit Haarlem tot haar schrik een
briefje op tafel vond liggen: „ik heb van
Beekeren vermoord. Vaarwel, je zult mij niet
meer terugzien" Een oogenblik daarna stond
van Beekeren zelf in levenden lijve voor haar
en erkende, dat hij Abels voor den gek had
gehouden en zich dood gehouden, toen hij
na een scherpe woordenwisseling gestruikeld
en gevallen was. De toestand was zóó: Abels
verdwenen en niemand wist waarheen, zijn
vrouw en zijn vriend raadplegende over de
vraag hoe zij hem zouden kunnen opspo
ren.
Dat van Bcekeren zijn diensten daarbij aan
bood, spreekt vanzelf; hij had a: berouw van
een grap, die blijkbaar ie ver gedreven was
en de vraag, die bij beiden opkwam, was nu:
„wat is er met Abels gebeurd en heeft hij
zichzelf wellicht te kort gedaan?"
Deze vraag kwam bij beiden op, maar zij
werd door niemand uitgesproken totdat op
een gelukkig oogenblik mevrouw Abels op
de gedachte kwam, te kijken of zijn fiets
er nog stond en of hij misschien geld uit de
schrijftafel had meegenomen. Wij weten, dat
hij op zijn fiets in de richting Leiden ver*
trokken was en toen zijn vrouw de fiets
miste, was zij al half gerust gesteld; veel
meer nog toen zij In de la van zijn schrijf
tafel, die gewoonlijk voor bewaarplaats van
de geldmiddelen dienst deed, een onderzoek
had ingesteld en ontdekte, dat er honderd
gulden ontbrak. Dienzelfden morgen had zij
het geld nog nageteld, zoodat zij met zeker*
heid kon zeggen, dat haar man honderd gul
den had meegenomen. Hiermee was de erg
ste vrees voorbij: iemand pleegt geen zelf
moord per fiets en neemt .daarvoor geen geld in
den zak. Het was dus duidelijk, dat, Abels op
de vlucht was gegaan en het lag voor de hand,
dat hij probeeren zou over de grens te komen;
wel lag zijn pas, die hij aangeschaft had
voor een reisje in het vorig jaar. nog in de
schrijftafel, maar daaruit volgde natuurlijk
niet, dat hij geen poging zou doen om over
de grens te komen. Ernstig beraadslaagden
de twee over de maatregelen om hem op te
sporen. Het meest voor de hand lag natuur
lijk de politie in den arm te nemen en zijn
signalement te verspreiden, maar daar wou
mevrouw Abels niet van hooren. Op deze
manier zou iedereen toch denken, dat hij
een misdrijf had begaan, waarvoor hij door
de justitie gezocht werd. Zijn positie als pu
blic i eitsagent bij een grooten uitgever zou
daardoor zeker in gevaar komen en mevrouw
Abels dacht er niet over dat gevaar te
loopen, gezwegen nog van de schande, die
daarmee de familie zou worden aangedaan.
Er zat dus niets anders op dan hem per
soonlijk te gaan zoeken. Het trof slecht, dat
de oasfoto ontbrak; zijn vrouw herinnerde
zich, dat hij die de vorige maand had ge
bruikt voor een spoorabonnement Een andere
foto was in het heele huis niet te vinden,
behalve in een groep, waarbij Abels door een
toeval op zijn rug was gefotografeerd. Van
Bcekeren begreep, dat hij tegenover den
aenuwachtigen toestand, waarin mevrouw
bezig, de laatste hand te leggen aan een
prachtig, levensgroot schilderij van een
bedelaar. De bedelaar zelf stond op een ver
hooging in een hoek van het atelier. Hij was
een verdroogd, verschrompeld oud manne
tje met een gezicht als perkament en met
een zeer beklagenswaardige uitdrukking in
de oogen. Over zijn schouders was een ar
moedige bruine jas geworpen, totaal versle
ten en afgedragen. Zijn lompe schoenen
waren vol lappen en met de eene hand
steunde hij op een dikken stok, met de an
dere hield hij zijn aftandschen hoed voor
zich uit, om aalmoezen te ontvangen.
„Wat een verbluffend model!'' fluisterde
Hugo, toen hij zijn vriend de hand gaf.
„Een verbluffend model?!" riep Trevor zoo
hard hij kon. ,Dat zou ik denken! Zulke
bedelaars ontmoet je niet alle dagen. Wat
een prachtige ets zou Rembrandt naar hem
hebben gemaakt."
„Arme oude vent!" zeide Hugo. „Wat ziet
hij er ellendig uit! Maar voor een schilder
moet zijn gezicht een vermogen beteekenen."
„Zeker", zeide Trevor. „Je kunt tenslotte
niet verlangen, dat een bedelaar er gelukkig
uitziet."
„Hoeveel krijgt een model voor een zit
ting?" vroeg Hugo, nadat hij zich gemakke
lijk op den divan had neergevlijd.
„Een shilling per uur."
„En hoeveel krijg je voor een schilderij,
Alan?"
„Nouvoor dit krijg ik tweeduizend."
„Pond?"
„Guinjes. Schilders, schrijvers en doctoren
rekenen altijd alleen met guinjes."
„Het model moest feitelijk tantième ont
vangen!" riep Hugo lachend. „Het heeft
even zwaar werk als jij."
„Onzin, onzin!Jij hebt gemakkelijk
praten, Hugo, maar ik verzeker je. dat kunst
soms bijna even moeilijk is als handarbeid.
Maar stoor mij nu niet langer ik heb nog
veel te doen. Neem een sigaret en houd Je
gemak!"
Na eenigen tijd kwam de huisknecht bin
nen en zeide Trc-vor, dat de ruitenmaker
hem wilde spreken.
„Ga niet weg, Hugo, zeide hij, toen hij de
deur uitging. „Ik ben dadelijk terug."
De oude bedelaar maakte van de afwezig
heid van Trevor gebruik, om wat uit te ras
ten op de houten bank, die achter hem
stond. Hij zag er zoo ellendig uit, dat Hugo
medelijden met hem moest hebben. Hij zocht
in zijn zakken, om te zien, hoeveel kleingeld
hij bij zich had. Hij vond echter niet meer
dan een sovereign en wat koper. ,Arme oude
vent", zeide hij tot zichzelf. „Hij heeft het
geld meer noodig dan ik. Voor mij beteekent
het echter, dat ik veertien dagen lang geen
wagen zal kunnen nemen." Hij ging het ate
lier door en drukte den sovereign in de hand
van den bedelaar.
De oude man keek verwonderd op en een
zwakke glimlach trilde om zijn verdorde
lippen. „Dank U, mijnheer", zeide hij.
„Dank."
Toen Trevor terugkwam, nam Hugo af
scheid en bloosde over zijn daad. Hij bracht
den dag door met Laura, zij schold hem al
lerliefst wegens zijn buitenissigheid en toen
moest hij te voet naar huis. Tegen elf uur
des avonds ging hij nog even naar de socië
teit en daar trof hij Trevor, die eenzaam in
de rookkamer zat en Rijnwijn met mineraal
water dronk.
„Nu, Alan, heb je het portret klaar gekre
gen?" zeide hij en stak een sigaret aan.
„Kant en klaar en ingelijst, beste jongen",
antwoordde Trevor. „Voor het overige heb je
een verovering gemaakt. Het oude model, dat
je hebt gezien is zoozeer voor ge geïnte
resseerd, dat ik alles over je moest vertellen,
wie je bent, waar je woont, hoe groot je in
komen is, welke vooruitzichten je hebt."
„Arme kerel!" zeide Hugo. .Jk wilde, dat
ik iets voor hem kon doen. Het lijkt mij ver
schrikkelijk. zoo aan lager wal te zijn. Ik heb
bergen oude kleeren thuis, denk je, dat
Abels verkeerde, beter deed hierover geen
grapjes te maken, zoodat het tweetal op de
ontdekking van Abels uittrok met niets dan
een op den rug genomen foto en de vage
aanwijzingen, die de beschrijving op de pas
gewoon is te geven: gelaatsvorm ovaal, kleur
der oogen grijsblauw, kleur der haren blond,
bijzondere ken teekenen geen. Bedenkelijk
keek van Beekeren naar de inlichtingen, die
hem aldus schaars werden toegemeten en kon
niet laten te zeggen, dat deze gegevens op
iedereen van toepassing zijn. Evenwel be
sloot mevrouw Abels geen tijd te verliezen
en sloot de deur achter zich, terwijl van
Beekeren niet ophield haar berouwvol zijn
dienstert aan te bieden. Zy had die juist,
begrijpende, dat zij als vrouw alleen met
haar nasporingen niet veel bereiken zou.
aangenomen, toen zij bij het huis van Van
Beekeren waren gekomen en hij binnen ging
om het gebeurde te vertellen. Intusschen
wachtte Adriana tot hij terugkwam, maar het
duurde lang en men zal begrijpen waarom.
Mevrouw van Beekeren vond het in het ge
heel niet goed, dat hij alleen met mevrouw
Abels op reis ging en na een langdurige uit
eenzetting was het resultaat, dat mevrouw
Abels, vóór het huis wachtende, tot haar
verbazing van Beekeren met zijn vrouw zag
terugkomen, welke laatste met groote harte
lijkheid aankondigde, dat zij haar vriendin
Adriana in deze moeilijkheid niet alleen
wenschte te laten en dus in de nasporingen
behulpzaam zou zijn.
Zoo kwam het, dat twee uur na de ver
dwijning van Ferdinand Abels, zijn vrienden
en achtervolgers gedrieën per fiets in de
richting van Haarlem gingen. Van Beekeren
als gewoonlijk met geen cent op zak en zijn
vrouw zooals altijd levend ln de verwach
ting, dat het met de financiën wel weer los
zou loopen. Niemand is grooter optimist dan
wie onder zijn schulden begraven is en toch
geen kans meer ziet om er weer onderuit
:e komen. De ervaring leert, dat dergelijke
menschen, hoe moeilijk zij het ook dikwijls
hebben, tenslotte toch nooit van honger om
komen, omdat er altijd wel iemand is. die
zich over hen ontfermt.. Ik beantwoord hier
bij voorbaat de vraag, die gedaan zal worden,
namelijk of geen van deze twee echtparen
kinderen had Abels en zijn vrouw waren
kinderloos, maar de familie van Beekeren had
er twee. die zij juist den vorigen dag met
al de vrijmoedigheid van menschen, die geen
cent bezitten, hadden gestuurd naar één van
hun familieleden te Haarlem, die zich daar
tegen niet zou verzetten. Niets gemakkelijker
dus dan in Haarlem even bij die welwillende
menschen aan te rijden en hun mede te
deelen, dat vader en moeder op reis gingen
en dat men wel zien zou wanneer ze terug*
kwamen. Ik heb een te groote gedachte van de
scherpzinnigheid van den lezer om te veron
derstellen, dat hij niet zou begrijpen, dat
deze boodschap door de vriendelijke familie*
leden niet met ingenomenheid werd ontvan
gen. Niemand Jubelt, wanneer een ander
hem ongevraagd zijn kinderen op het dak
stuurt, maar hij maakt van den nood een
deugd en aanvaardt de noodzakelijkheid om
hun gastvrijheid te verleer.en. Wie zou zoo
barbaa-sch zijn om onschuldige kinderen van
schuldige familieleden (financieel schuldig
wel te verstaan) op straat te zetten? Maar
toen het drietai uit Haarlem wegreed had
den zij, wanneer het menschelijk gehoor maar
scherp genoeg was, kunnen hooren, dat hun
werd toegewenscht naar den „hier en gun-,
hij daar .lets van kan gebruiken? Zijn vod
den vielen hem bijna van het lijf."
„Maar hij ziet er prachtig in uit", zeide
Trevor. „Voor geen geld ter wereld zou ik
hem in rok wilien schilderen. Wat jij vodden
noemt, noem ik romantisch. Wat jou ellende
voorkom^, is voor mij schilderachtig. Voor
het overige: ik zal je aanbieding overbren
gen."
„Alan", zeide Hugo ernstig. „Jullie, schil
ders zijn toch cynisch."
„Het hart van een artist is zijn hoofd",
antwoordde Trevor. ,Bn bovendien is het ons
beroep, de wereld te verwezenlijken, zooals
wij haar zien, niet haar te verbeteren, omdat
wij haar kennen! Ieder zijn vak. En vertel
mij nu. hoe Laura het maakt. Het oude
model heeft zich buitengewoon voor je ge
ïnteresseerd."
„Wil je daarmee misschien zeggen, dat je
hem over haar hebt gesproken?" vroeg Hugo.
..Zeker, hij weet alles van den eigenaar-
digen majoor, de lieve Laura en de ontbre
kende tienduizend pond."
„Je hebt dus een ouden bedelaar mijn par
ticuliere omstandigheden verteld?!" riep
Hugo en werd zeer rood en boos.
„Beste kerel", zeide Trevor glimlachend,
„deze oude bedelaar, zooals jij hem noemt,
is een van de rijkste mannen van Europa.
Hij zou morgen heel Londen kunnen koopen,
zonder zijn rekening te zwaar te belasten.
Hij heeft een huis in iedere hoofdstad en
kan, wanneer hij er lust in heeft, Rusland
verhinderen, oorlog te voeren."
„Hoe bedoel je dat?" vroeg Hugo verbaasd.
„Zooals Ik het zeg", antwoordde Trevor.
„De oude man, dien je vandaag in mijn ate
lier hebt ontmoet is baron Hausberg. Hy is
een goede vriend van mij, koopt al mijn
schilderijen en heeft mij een maand geleden
opdracht gegeven, hem als bedelaar te schil
deren. Wat zou het? De gril van een million-
nalr! En ik moet zeggen: hij zag er prachtig
uit in zijn lompen, of beter gezegd, in mijn
lompen; ik heb geheel de garnituur vroeger
oud in Spanje gekocht."
„Baron Hausberg?!" riep Hugo. „Goeie
hemel en ik heb hem een sovereign ge
geven!"
Je hebt hem een sovereign gegeven?!"
brulde Trevor en hij kon zijn lachen niet
houden. „Beste jongen, je zult je geld nooit
terugzien. Son affaire c'est l'argent des
autree."
„Dat had je me wel vooraf kunnen zeg
gen!" meesmuilde Hugo. „Dan had ik mij
niet bespottelijk gemaakt."
„Kijk", zeide Trevor. ..in de eerste plaats
wist ik niet, dat je zoo kwistig aalmoezen
rondstrooit! Ik begrijp, dat je een mooi
model een kus geeft, maar een leelijk model
een sovereign neen, dat gaat boven inijn
horizin. Bovendien was ik vandaag voor nie
mand te spreken. Toen je kwam, wist ik
niet of Hausberg een officieele voorstelling
zou wenschen. Je weet hij was niet be
paald in full dress."
„Voor wat voor een lummel moet hij mij
houden!" zeide Hugo.
„Toch niet! Hij was, nadat je ons had ver
laten, best in zijn humeur. Hij lachte voort
durend en wreef de verschrompelde handen
Ik begreep niet, waarom hij zooveel belang
in je stelde. Maar nu snap ik het. Hij zal den
sovereign voor je beleggen, Hugo, Je elk half
jaar Je rente betalen en bij elk diner de
kapitale grap vertellen."
,Jk ben een ongelukkige drommel", brom
de Hugo. „Het beste is dat ik naar bed ga.
Toe, Alan, vertel het geval aan niemand."
„Onzin, het werpt een verblijdend licht op
je filantropischen geest, Hugo. En loop nu
niet weg. Neem nog een cigaret en dan pra
ten we over Laura zooveel je wilt."
Maar Hugo wilde niet blijven, hij voelde
zich onbehagelijk. Alan Trevor bleef alleen
achter en lachte zich half dood.
Aan het ontbijt bracht het meisje Hugo
den volgenden morgen een kaartje, waarop
onder den naam Gustave Naudin gesc.hre-
ter" te ioopen. een verwensching, die. hoewel
niet heel duidelijk van Tichting, toch overi
gens begrijpelijk genoeg was.
De vraag in welke richting men gaan zou.
kwam dadelijk boven toen aan het station te
Haarlem kaartjes moesten worden genomen
voor de vervolging. Het wemelt in onze maat
schappij van menschen, die zich toeleggen
op waarzeggen en de toekomst voorspellen,
maar het ongeluk schijnt te willen, dat die
wanneer ze noodig zijn. altijd ontbreken. Van
Beekeren als de sterkste van het drietal was
er voor om verder te blijven fietsen, omdat
het niet waarschijnlijk was, dat Abels in de
groote steden zou blijven hangen: meer kans
had men hem op te sporen op de landwegen
waar hij zich beter verbergen kon voor de
politie, waarvan hij meende, dat zij naar
hem zocht. De dames evenwel, minder spor
tief ontwikkeld, verkozen den trein en het
is begrijpelijk, dat zij het wonnen, vooral om
dat mevrouw Abels op de geheele reis voor
betaalmeester zou moeten fungeeren: zij
maakte zich immers door lange ervaring over
de geldmiddelen van de van Beekerens niet
de minste illusie. Men ging dus per spoor en
stapte in een sneltrein naar Rotterdam. Het
toeval had kunnen willen, dat zij uit het
raamp/e ziende Abels ontdekt hadden uit
al zijn macht trappende tusschen Haarlem en
Leiden, maar vandaag wilde het toeval dit
niet. Grillig als het is, had het tusschen den
vluchteling en zijn vervolgers niet alleen drie
rijen boomen. maar bovendien tot meerdere
zekerheid ook nog een heeie rij huizen ge
plaatst. zoodat de eiectrische trein met een
snelheid van 95 K-M. de plaats voorbij vloog,
waar hij zich op dit oogenblik vandaan
haastte. Ik heb wel eens gehoord, dat soms
liefhebbende harten op een bijzondere ma
nier kloppen, wanneer een ander liefhebbend
hart in de buurt is. maar misschien slaat
dit alleen in den verlovingstijd en komt het
niet uit zoodra men een paar jaar getrouwe
is. In ieder geval noch het hart var. Abels
noch dat van zijn vrouw klopte onderweg op
eenige bijzondere manier, met het gevolg, dat
toen het gezelschap door de controle ging op
het station Delftsche Poort, het nog altijd
niet de minste notie had, hofe den vluchteling
te achterhalen. Van Beekeren, de stoute schoe
nen aantrekkende, ging naar een agent van
politie toe en liet hem de ruggelings genomen
foto zien met de vraag, of deze man hem
ook gepasseerd was. Was het wonder, dat de
politieman met spot Ln zijn stem verzekerde,
dat hij al genoeg te doen had om de men
schen in het gezicht te zien en zich met rug-
genstudie niet kon bezighouden. Ook het
signalement van de pas ..gezichtsyorm ovaal,
kleur van de oogen grijsblauw, bijzondere
kenteekenen geen", scheen hem geen licht
te verschaffen en toen van Beekeren aan
drong. werd de man nijdig en raadde hem
aan informaties in te winnen bij het naaste
bureau van politie, waar hij wel voort-geholpen
zou worden. „Als de justitie hem hebben
moet", zei de agent, „dan is hij binnen een
halven dag opgespoord. Is het diefstal, mis
handeling. brandstichting of'en hier
kwam hij een stap dichter op van Beekeren
toe) is het misschien een ontvluchte krank
zinnige?"
Tegenover al deze verdenkingen besloot hei
gezelschap maar liever verder te gaan en
buiten het politiebureau te blijven. Toen het
dnetal doorliep, zette de politieman een ge*
ven stond: ..De la part de M. Ie Baron Haus
berg." „Hij komt zeker, om mijn verontschul
diging te hooren", zeide Huvo tot zichzelf.
En hij liet den bezoeker binnen.
Een oude heer met gouden bril en grijs
haar trad binnen en zeide: ..Heb ik het ge
noegen. met mijnheer Erskine te spreken?"
Hugo boog. „Ik kom van Baron Hausberg".
ging hij voort, „en de baron „Ik verzoek
u. mijnheer, hem mijn verontschuldigingen
aan te bieden", stamelde Hugo.
„De baron", zeide de oude heer glim
lachend, „heeft mij opgedragen, u dezen
brief te brengen"; en hij overhandigde hem
een verzegeld couvert.
Op den omslag van den brief stond te
lezen: „Een huwelijksgeschenk voor Hugo
Ersklna en Laura Merton van een ouden
bedelaar." En er in lag een chèque voor tien
duizend pond.
Toen zij trouwden, was Alan Tremor ge
tuige en de baron hield bij het diner een
toespraak.
„Er zijn weinig miHionnairsmodellcn",
merkte Alan op. „maar waarlijk, model-
mill Lonnairs zijn nog zeldzamer."
DE MILLIOENEN KLEINE
VERNIELERS.
De vernielende en vernietigende elementen
in de huishouding der natuur, zijn niet zoo
zeer de groote schadelijke dieren, de natuur
catastrofen, de gewelddadigheden van enkelen,,
maar veel meer de mllllarden kleine vernie
lers, die onzichtbaar en onopgemerkt, hun
doodgraversarbeid verrichten. De bacteriën,
de bacillen, de microben, de zwammen. Hun
sshrikwekkend aantal cn hun vermogen zich
snel te vermenigvuldigen maken hen. ondanks
hun nietigheid, tot iets verschrikkelijks en
er is nauwelijks iets in de natuur, dat hun
niet, op een of andere wijze ten offer valt.
Het ijzer wordt door het roest, de muur*
steenen, het hout. door zwammen ver.
teerd. Alleen de edele metalen, voor alles het
goud, zijn van hen bevrijd.
Zoo lang het lichaam leeft, ontwikkelt het
krachten, die hen bestrijden, zoo hebben bijv.
de menschen de witte bloedlichaampjes, die
tot taak hebben, de bacillen onschadelijk te
maken zoodra evenwel het leven in het
organisme ophoudt, is het reddeloos overge
leverd. Alle strijd om het behoud van orga
nische dingen ook na het ophouden vnn de
levensfuncties, zooals voornamelijk bij de
levensmiddelen wordt gevoerd, is tenslotte,
een strijd tegen deze kleine weTeld, die booze
geesten van het verderf en de ontbinding.
Ook zij hebben hun zwakke zijde, zijn zelf
ook aan den dood onderworpen en deelen
zelf ook het lot van al het aardsche. Het
best gedijen ze bij een vochtige warmte van
20 tot 40 graden Celslus. Lagere of hoogcre
temperaturen belemmeren hun ontwikkeling
of dooden ze zelfs. Reeds een temperatuur
van 60 graden warmte kunnen de meesten
op den duur niet verdragen- Wordt dus
versche melk ongeveer een half uur lang op
deze temperatuur gebracht, zoo is de melk
bacteriënvrij. Bij een temperatuur van 80
graden is reeds een kwartier voldoende en
bij een temperatuur van 100 graden zijn eenige
oogenbllkken voldoende. Natuurlijk blijven
by zulke hooge temperaturen ongewenschte
gevolgen, die op de voedingswaarde van de
levensmiddelen van invloed zyn. niet uit.
Op deze methode van het verhitten berust
het zgn. „wecken". Met net verhitten wordt
het afsluiten van de lucht verbonden, zoo-
dat nieuwe bacteriën niet kunnen indringen,
zoodat de levensmiddelen veel langer kun*
nen worden bewaard.
De tegenovergestelde methode berust op de
inwerking van de koude. Deze methode heeft
evenwei niet dezelfde uitwerking als by de
zicht alsof hy niet recht wist of hy drie
zulke zonderlinge personen maar niet op
staanden voet zou aanhouden; doch ten
slotte zag hy daarvan af en keek hen alleen
wantrouwend na, zoodat zy zyn van argwaan
gloeiende blikken in hun rug voelden, totdat
zy den eerstvolgenden hoek waren omgesla
gen.
Van dat oogenblik af moeiden zij de
politie in het geval niet meer, maar vroegen
Inlichtingen aan voorbUgangers, die er wel
willend uitzagen; melkboeren, brievenbestel
lers, chauffeurs van vrachtwagens en al der-
geiyke menschen. die gewoon zyn op straat
te verkeer en en scherp om zich heen te zien,
werden by het onderzoek aangeklampt, maar
inlichtingen geven konden ze niet en einde-
Ujk toen het drietal doodop was van het zwer
ven, besloten ze wat te gaan eten en dan tic
noodlge rust te vergaren tot voortzetting van
den tocht op den volgenden dag.
Terwijl zij de welverdiende rust genieten,
keeren wy terug naar Ferdinand Abels, die
nog altyd onder zyn hooiberg veilig verborgen
zat. Steeds onder den indruk van de meen mg,
dat hy van Beekeren had vermoord, gevoelde
hy nauwelijks honger; hy zou het ook niet
gewaagd hebben om eten te gaan vragen bij
de boerderij, die hy op een paar minuten af-
st-ands zag liggen. Toen het donker werd,
richtte hy zich voor den nacht in, hetgeen
met de meest eenvoudige middelen mogelijk
was. Hy trok namelyk zyn jas uit, kroop nog
wat dieper onder het hooi en ging slapen.
Vermoeid als hij was, stelde de natuur haar
eischen, zoodat hy weldra insliep; waar-
schynlljk zou hy den heelen nacht door ge
slapen hebben, wanneer hy niet tegen den
morgen een eigenaardige sensatie had on.
dervonden, iets alsof iemand zwygend, maar
onvermoeid in zyn rug duwde. Er gingen
eenige seconden voorbij voordat hy er zich
rekenschap van gaf, waar hy was en begreep,
wat dit voortdurende duwen beteekende. Het
was een koe, die met buitengewone vlugheid
over een laag hekje gesprongen was en zich
aan het fortuintje van den hooiberg te goed
kwam doen. Eerst toen het beest een te
vreden geloei liet hooren. daar het hooi
buitengewoon smakelijk was, had Abels
energie genoeg om het dier te verjagen; het
beest nam dat in het geheel niet kwalijk,
maar legde zich niet ver van den hooiberg
neer om te herkauwen. Was het deze kauw
beweging of het knorren van zijn eigen maag.
die Abels herinnerde aan het feit, dat hij
bijna achttien uur lang niets gegeten had?
Dit is zeker, dat hy uit het hooi tevoor-
schyn kroop en naar alle kanten uitkeek
of er ook een middel was om aan voedsel te
komen.
Hoe zonderling Is de natuur! Op geen tien
Meter afstands lag een heele koe en het
ontbrak Abels aan melk; aan den horizon
rypte het graan en nergens zag hy een boter
ham. Dezelfde koe was een bron van boter en
kaas, maar hy zou zich desnoods met een
droge boterham vergenoegd hebben. Kon hy
naar de boerderij gaan om eten en drinken
te vragen in dit vroege morgenuur? Hy zou
door mensch en hond aLs landlooper sma
delijk verjaagd zyn en het eenige middel, dat
hy zag om aan voedsel te komen, was om
maar verder te rijden en in een bakkerswin
kel iets te koopen. Zoo deed hy en tot ver*
bazing van vogelen cn vee. die dergelijke
vroeg tijdigheid van den. mensch met gewend
warmte-methode. Ze belemmert de ontwik
keling van het kleine levende wezen, c.oodt
het evenwel niet. Tegen koude zyn vele van
deze bacteriën buitengewoon ongevoelig, zelfs
temperaturen van 100 graden koude geven
weinig. Het conserveeren door middel van
koude is dus slechts een noodhulp voor het
oogenblik. heeft evenwel, tegenover het con
serveeren door warmte het voordeel, dat do
voedlr.gswarde weinig of niet verloren gaat.
Een derde vorm van den stryd tegen d«
bacteriën is de chemische inwerking. Ze kan
natuurlijk niet overal worden gebruikt en
by levensmiddelen slechts daar. waar deze
zekere geschikte beetanddeelen hebben. De
suiker bijv. biedt de bacteriën een krachtigen
tegenstand, honing, vruchtensappen, suiker
houdende vruchten, stropen, blijven daarom
veel langer goed. Door de suiker worden n.l.
zuren gevormd, die de microben dooden. Tal
rijke vruchten vormen in zich zelf. zulke
zuren. Bijv. de boschbes benzoemur. aoodut
het toevoegen van suiker zeer gering behoeft
te zyn. Bij andere vruchten moet de toe
voeging van suiker grooter zyn. zoodat een der
belangrykste vraagstukken van het conser
veeren van vruchten is de juiste hoeveelheid
suiker te vinden. Ook hot zuur is een middel
om bacteriën te dooden. Azijn is voor het
zelfde doel ook bruikbaar. Eindelijk is. daar
de microben voor hun ontwikkeling een zekere
vochtigheid noodig hebben, ook het drogen
een strydmiödel tegen hen. Bekend is de
duurzaamheid van stokvisch. gedroogde vruch»
ten cn paddestoelen. Een combinatie van het
droge en het- chemische in/wee ken is het
rooken. o.m. van vlcesch. De natuur heeft
ons dus tegenover de mlUarden van vernielers
niet hulpeloos gelaten.
HET KRUIDJE-ROER-ME-NIET.
Een merkwaardig plantje!
Oorspronkelijk kwam het alleen in tropisch
Amerika voor. maar thans kan men het in
byna alle warme gedeelten van de wereld
vinden ook zelfs veel onder glas in onze
plantentuinen.
Als één van de toppen der bladeren ook
maar éven wordt aangeraakt, komt er on
middellijk een verandering: één voor één
beginnen de blaadjes zich naar elkander toe
te bewegen; dan vallen de zy stelen, die de
bladeren dragen, naar beneden en eindelijk
buigt ook de hoofdsteel opeens benedenwaarts.
Gewoonlijk vertoon en ook de bladeren
boven het aangeraakte blad teekenen van
een ondervonden schok. Dit is een zeer eigen
aardig verschynsel, dat er op schynt te
wyzen dat het vermogen om een schok over
te brengen bij het Krukljc-roer-me-niet wel
wat gelijkt op het zenuwstelsel van een dier.
Door een plotsellngcn harden tik onder aan
den stengel van een plant valt deze geheel
in elkaar.
Iedereen heeft zich wel eens afgevraagd
of planten pyn kunnen gevoelen. Hoe dit zy:
het Kruid je-roor-me-niet is zeer gevoelig voor
die dingen, die by dieren pUn veroorzaken.
Als wy een aangestoken lucifer voor slechts
een gedeelte van een soconde tegen een van
de bladeren houden, krimpt de geheele plant
ineen, alsof zy veel pyn had.
Evenals dieren komt het plantje sterk on
der den invloed van verdoovlngen Als een
exemplaar, met zijn bladeren op de gewone
wyze uitstaande, blootgesteld wordt aan de
dampen van chloroform of ether, gaan de
bladeren langzamerhand hangen, alsof de
plant in een toestand van bewusteloosheid
is overgegaan.
Het plantje wordt ook „moe" van lang
durig plagen. Na vele malen snel achter
elkaar aangeraakt to zyn, reageeren de bla>
deren niet meer en het vermoger. om zich te
bewegen krijgt de plant niet meer terug,
voor zij een poosje „gerust" heeft!
zyn, trapte hy op Delft aan en vroeg zich
af of zijn overhaaste vlucht wel verstandig
was geweest en of hy niet beter had gedaan
door andere maatregelen te nemen.
Er waren toch vele mogelijkheden: vooreerst
dat van Beekeren niet dood zou zyn geweest.
Hoe vaak had hy het niet in romans be
leefd. dat menschen. die in het eerste hoofd,
stuk stierven, in het laatste hoofdstuk tot
het leven teruggekeerd bleken te zyn! De
mogelijkheid bestond toch ook, dat de politie,
die hem als een braaf burger kende, maar
niet zoo dadelijk overtuigd zou zijn, dat
hij van Beekeren gedood had, de boom
wortel en het toeval konden daar toch ook
van beticht worden. Maar het denkbeeld om
terug te gaan en de verdenkingen die zeker
op hem zouden rusten, te trotseeren. daar
toe kon hy niet besluiten. Vlak by Delft
vond hij een klein bakkerswinkeltje open en
stilde daarin honger en dorst, nadat hij zijn
figuur had gered met de bewerlns, dat hij
den heelen nacht had moeten doorrijden om
dat hy geen geld genoeg had om met den
trein naar zijn ouders te Rotterdam te gaan.
Deze onwaarheid had ten gevolge, dat terwijl
hy de bankbiljetten in zyn zak hoorde knis-
teren, de goedige bakkersvrouw hem melk en
brood met moederlijke hartelijkheid cadeau
deed. Hy voelde zich als een bedelaar, maar
zag geen middel om aan de liefdadigheid te
ontkomen. Na vele dankbetuigingen zette hij
den tocht naar Rotterdam voort in do hoop,
daar een schip te vinden, waal-mee hy naar
Engeland of naar een ander land zou kunnen
varen. Tegen den middag kwam hy te Rot
terdam, borstelde zyn kleeren wat af. die
er door zyn nachtverbiyf in het hooi nfet
onberispelijk uitzagen en ging in de richting
van de haven. Hier kreeg hot toeval zyn
tweede kans: was hy een half uur eerder of
laat ik zeggen de vervolglngsbrigade een half
uur later aangekomen, dan zouden zij hem
aangetroffen hebben, gaande over de Boom
pjes; dan zou met een kreet, een gil. een snik
cn niet meer dan twintig ophelderende woor
den dit heele drama te vijf mmutcn voor
half twaalf tot een vreedzaam einde zijn ge
komen. Helaas, de partyen hepen eikander
mis: terwijl Adriana Abels met van Beekeren
en echtgenoote onvermoeid bezig waren om
aan welwillende voorbygangers te vragen:
.mynheer 'of Juffrouw) heeft u misschien
dezen mynheer gezien?" zocht Abels koorts,
achtlg naar een schip, waarmee hy kon weg.
varen. Zelfs was de gedadhte bij hem opge
komen, dat hy als verstekeling aan boord zooi
kunnen gaan en toen hy een paar uur vruch
teloos gezocht had en nergens gelegenheid
gevonden had om tegen clvielen prijs 'want
hij wenschte niet veel te betalen) naar Enge
land over te steken, zag hy een groot schip
Uggen, waarop hy een kansje durfde wagen.
N:emand scheen op hem te letten, blijkbaar
zat de bemanning te schaften. Op do voor
plecht stonden twee mannen te pra'en -"e
niet in zyn richting keken Over de V—-
r>lank aan boord sluipende, ging hij ~~ar
beneden en zocht een geschikte plaa's, waar
hij zich verschuilen kon tot dat de boot was
uitgevaren.
Wordt vervolgd).
FIDELIO.