H. D. VERTELLING HAARLEMMER HALLETJES (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). De model-millionnair door OSCAR WILDE. Wanneer men niet rijk is, heeft het geen sin, een aardige jongen te zijn. Romantiek is het voorrecht der rijken, niet het beroep van werkloozen. De arme moet practisch zijn en prozaïsch. Het is beter, een zeker inko men te hebben, dan de menschen te betoo- veren. Dat zijn de groote waarheden van het moderne .leven, die Hugo Erskine nooit be sefte. Arme Hugo! In intellectueel opzicht, dat moet ik toegeven, was hij niet van groote beteekenls. Hij heeft nooit in zijn leven een schitterend of ook maar een scherp woord gezegd, maar hij zag er alleraar digst uit met zijn krullend, bruin haar, zijn fijn profiel en zijn bruine oogen. En hij be zat alle deugden behalve die, geld te kunnen maken. Zijn vader had hem zijn cavalerie- sabel en een „Gesoheidenis van den Spaan- schen successie-oorlog" in vijftien deelen na gelaten. Hugo hing den sabel boven zijn spiegel en zette de boekdeelen op een plank tusschen Ruffs Gids door Londen en Bailys Magazine en leefde van tweehonderd pond per jaar, die een oude tante voor hean be schikbaar stelde. Hij had alles geprobeerd. Hij was zes maanden naar de beurs gegaan; maar wat moet een vlinder tusschen begee- rige roofdieren aanvangen? Iets langer was hij theehandelaar geweest, maar Pecco en Souchon verveelden hem weldra. Toen had hij geprobeerd, krachtige sherry te verkoo- pen. Dat ging niet, de sherry was te krachtig. Tenslotte was hij niet anders, dan een beminnelijke, naïeve jongeman met een volmaakt profiel, maar zonder beroep. Om het kwaad te voltooien, was hij bovendien verliefd. Het meisje, waarvan hij hield, was Laura, Merton, de dochter van een gepensionneeroen majoor, die zijn goed hu meur en «ijn goede spijsvertering in Indi6 had vereren en geen van beide ooit terug vond. Laura aanbad Hugo en hij was bereid, haaj» schoenveters te kussen. Er was geen aardiger paar in Londen, maar zij bezaten sa^nen geen cent. De majoor mocht Hugo wel, maar van een verloving wilde hij met weten. ,.Kom maar eens praten, beste jongen, wanneer je eens tienduizend pond bezit, dan zullen wij verder zien", was hij gewend te zeggen; en op zulke dagen keek Hugo zeer somber en dan moest Laura hem troosten. Op een ochtend, toen hij op weg was naar het Holland-Park. waar de Mertons woon den, kwam hij op het denkbeeld een vriend, Alan Trevor, te bezoeken. Trevor was schil der. Het gelukt tegenwoordig werkelijk wei nig lieden, dit niet te zijn. Maar hij was ook kunstenaar en kunstenaar zijn is toch al iets zeldzamer. Naar het uiterlijk te oordeelen was hij een grove gezel met een sproetig ge zicht en een rooden, wilden baard. Maar wanneer hij zijn penseel ter hand nam, was hii een werkelijke meester en zijn schilde rijen waren zeer gezocht. Hugo's exterieur alleen had hem aanvankelijk geïnteresseerd. „De eenige lieden, met wie een schilder be hoorde om te gaan zeide hij gewoonlijk, „zijn lieden, die dom en knap zijn, lieden, die het een artistiek genot is, aan te zien, en bij wie je geest uitrust, wanneer je met hen spreekt. Mannen, die dandys zijn en vrouws personen, die zachtaardig zijn, regeeren de wereld of moesten het althans doen". Toen hij Hugo echter beter leerde kennen, hield hij even veel van zijn frissche vroolijkheid en zijn zorgeloozen, nobelen aard; daarom had hij hem toegestaan, hem te allen tijde In zijn atelier te bezoeken. Toen Hugo binnentrad was Trevor juist EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE In de vorige Halletjes hebben wij gezien, dat Ferdinand Abels meende zijn vriend van Beekeren vermoord te hebben en daarna ge vlucht was, terwijl mevrouw Abels terug- keerende uit Haarlem tot haar schrik een briefje op tafel vond liggen: „ik heb van Beekeren vermoord. Vaarwel, je zult mij niet meer terugzien" Een oogenblik daarna stond van Beekeren zelf in levenden lijve voor haar en erkende, dat hij Abels voor den gek had gehouden en zich dood gehouden, toen hij na een scherpe woordenwisseling gestruikeld en gevallen was. De toestand was zóó: Abels verdwenen en niemand wist waarheen, zijn vrouw en zijn vriend raadplegende over de vraag hoe zij hem zouden kunnen opspo ren. Dat van Bcekeren zijn diensten daarbij aan bood, spreekt vanzelf; hij had a: berouw van een grap, die blijkbaar ie ver gedreven was en de vraag, die bij beiden opkwam, was nu: „wat is er met Abels gebeurd en heeft hij zichzelf wellicht te kort gedaan?" Deze vraag kwam bij beiden op, maar zij werd door niemand uitgesproken totdat op een gelukkig oogenblik mevrouw Abels op de gedachte kwam, te kijken of zijn fiets er nog stond en of hij misschien geld uit de schrijftafel had meegenomen. Wij weten, dat hij op zijn fiets in de richting Leiden ver* trokken was en toen zijn vrouw de fiets miste, was zij al half gerust gesteld; veel meer nog toen zij In de la van zijn schrijf tafel, die gewoonlijk voor bewaarplaats van de geldmiddelen dienst deed, een onderzoek had ingesteld en ontdekte, dat er honderd gulden ontbrak. Dienzelfden morgen had zij het geld nog nageteld, zoodat zij met zeker* heid kon zeggen, dat haar man honderd gul den had meegenomen. Hiermee was de erg ste vrees voorbij: iemand pleegt geen zelf moord per fiets en neemt .daarvoor geen geld in den zak. Het was dus duidelijk, dat, Abels op de vlucht was gegaan en het lag voor de hand, dat hij probeeren zou over de grens te komen; wel lag zijn pas, die hij aangeschaft had voor een reisje in het vorig jaar. nog in de schrijftafel, maar daaruit volgde natuurlijk niet, dat hij geen poging zou doen om over de grens te komen. Ernstig beraadslaagden de twee over de maatregelen om hem op te sporen. Het meest voor de hand lag natuur lijk de politie in den arm te nemen en zijn signalement te verspreiden, maar daar wou mevrouw Abels niet van hooren. Op deze manier zou iedereen toch denken, dat hij een misdrijf had begaan, waarvoor hij door de justitie gezocht werd. Zijn positie als pu blic i eitsagent bij een grooten uitgever zou daardoor zeker in gevaar komen en mevrouw Abels dacht er niet over dat gevaar te loopen, gezwegen nog van de schande, die daarmee de familie zou worden aangedaan. Er zat dus niets anders op dan hem per soonlijk te gaan zoeken. Het trof slecht, dat de oasfoto ontbrak; zijn vrouw herinnerde zich, dat hij die de vorige maand had ge bruikt voor een spoorabonnement Een andere foto was in het heele huis niet te vinden, behalve in een groep, waarbij Abels door een toeval op zijn rug was gefotografeerd. Van Bcekeren begreep, dat hij tegenover den aenuwachtigen toestand, waarin mevrouw bezig, de laatste hand te leggen aan een prachtig, levensgroot schilderij van een bedelaar. De bedelaar zelf stond op een ver hooging in een hoek van het atelier. Hij was een verdroogd, verschrompeld oud manne tje met een gezicht als perkament en met een zeer beklagenswaardige uitdrukking in de oogen. Over zijn schouders was een ar moedige bruine jas geworpen, totaal versle ten en afgedragen. Zijn lompe schoenen waren vol lappen en met de eene hand steunde hij op een dikken stok, met de an dere hield hij zijn aftandschen hoed voor zich uit, om aalmoezen te ontvangen. „Wat een verbluffend model!'' fluisterde Hugo, toen hij zijn vriend de hand gaf. „Een verbluffend model?!" riep Trevor zoo hard hij kon. ,Dat zou ik denken! Zulke bedelaars ontmoet je niet alle dagen. Wat een prachtige ets zou Rembrandt naar hem hebben gemaakt." „Arme oude vent!" zeide Hugo. „Wat ziet hij er ellendig uit! Maar voor een schilder moet zijn gezicht een vermogen beteekenen." „Zeker", zeide Trevor. „Je kunt tenslotte niet verlangen, dat een bedelaar er gelukkig uitziet." „Hoeveel krijgt een model voor een zit ting?" vroeg Hugo, nadat hij zich gemakke lijk op den divan had neergevlijd. „Een shilling per uur." „En hoeveel krijg je voor een schilderij, Alan?" „Nouvoor dit krijg ik tweeduizend." „Pond?" „Guinjes. Schilders, schrijvers en doctoren rekenen altijd alleen met guinjes." „Het model moest feitelijk tantième ont vangen!" riep Hugo lachend. „Het heeft even zwaar werk als jij." „Onzin, onzin!Jij hebt gemakkelijk praten, Hugo, maar ik verzeker je. dat kunst soms bijna even moeilijk is als handarbeid. Maar stoor mij nu niet langer ik heb nog veel te doen. Neem een sigaret en houd Je gemak!" Na eenigen tijd kwam de huisknecht bin nen en zeide Trc-vor, dat de ruitenmaker hem wilde spreken. „Ga niet weg, Hugo, zeide hij, toen hij de deur uitging. „Ik ben dadelijk terug." De oude bedelaar maakte van de afwezig heid van Trevor gebruik, om wat uit te ras ten op de houten bank, die achter hem stond. Hij zag er zoo ellendig uit, dat Hugo medelijden met hem moest hebben. Hij zocht in zijn zakken, om te zien, hoeveel kleingeld hij bij zich had. Hij vond echter niet meer dan een sovereign en wat koper. ,Arme oude vent", zeide hij tot zichzelf. „Hij heeft het geld meer noodig dan ik. Voor mij beteekent het echter, dat ik veertien dagen lang geen wagen zal kunnen nemen." Hij ging het ate lier door en drukte den sovereign in de hand van den bedelaar. De oude man keek verwonderd op en een zwakke glimlach trilde om zijn verdorde lippen. „Dank U, mijnheer", zeide hij. „Dank." Toen Trevor terugkwam, nam Hugo af scheid en bloosde over zijn daad. Hij bracht den dag door met Laura, zij schold hem al lerliefst wegens zijn buitenissigheid en toen moest hij te voet naar huis. Tegen elf uur des avonds ging hij nog even naar de socië teit en daar trof hij Trevor, die eenzaam in de rookkamer zat en Rijnwijn met mineraal water dronk. „Nu, Alan, heb je het portret klaar gekre gen?" zeide hij en stak een sigaret aan. „Kant en klaar en ingelijst, beste jongen", antwoordde Trevor. „Voor het overige heb je een verovering gemaakt. Het oude model, dat je hebt gezien is zoozeer voor ge geïnte resseerd, dat ik alles over je moest vertellen, wie je bent, waar je woont, hoe groot je in komen is, welke vooruitzichten je hebt." „Arme kerel!" zeide Hugo. .Jk wilde, dat ik iets voor hem kon doen. Het lijkt mij ver schrikkelijk. zoo aan lager wal te zijn. Ik heb bergen oude kleeren thuis, denk je, dat Abels verkeerde, beter deed hierover geen grapjes te maken, zoodat het tweetal op de ontdekking van Abels uittrok met niets dan een op den rug genomen foto en de vage aanwijzingen, die de beschrijving op de pas gewoon is te geven: gelaatsvorm ovaal, kleur der oogen grijsblauw, kleur der haren blond, bijzondere ken teekenen geen. Bedenkelijk keek van Beekeren naar de inlichtingen, die hem aldus schaars werden toegemeten en kon niet laten te zeggen, dat deze gegevens op iedereen van toepassing zijn. Evenwel be sloot mevrouw Abels geen tijd te verliezen en sloot de deur achter zich, terwijl van Beekeren niet ophield haar berouwvol zijn dienstert aan te bieden. Zy had die juist, begrijpende, dat zij als vrouw alleen met haar nasporingen niet veel bereiken zou. aangenomen, toen zij bij het huis van Van Beekeren waren gekomen en hij binnen ging om het gebeurde te vertellen. Intusschen wachtte Adriana tot hij terugkwam, maar het duurde lang en men zal begrijpen waarom. Mevrouw van Beekeren vond het in het ge heel niet goed, dat hij alleen met mevrouw Abels op reis ging en na een langdurige uit eenzetting was het resultaat, dat mevrouw Abels, vóór het huis wachtende, tot haar verbazing van Beekeren met zijn vrouw zag terugkomen, welke laatste met groote harte lijkheid aankondigde, dat zij haar vriendin Adriana in deze moeilijkheid niet alleen wenschte te laten en dus in de nasporingen behulpzaam zou zijn. Zoo kwam het, dat twee uur na de ver dwijning van Ferdinand Abels, zijn vrienden en achtervolgers gedrieën per fiets in de richting van Haarlem gingen. Van Beekeren als gewoonlijk met geen cent op zak en zijn vrouw zooals altijd levend ln de verwach ting, dat het met de financiën wel weer los zou loopen. Niemand is grooter optimist dan wie onder zijn schulden begraven is en toch geen kans meer ziet om er weer onderuit :e komen. De ervaring leert, dat dergelijke menschen, hoe moeilijk zij het ook dikwijls hebben, tenslotte toch nooit van honger om komen, omdat er altijd wel iemand is. die zich over hen ontfermt.. Ik beantwoord hier bij voorbaat de vraag, die gedaan zal worden, namelijk of geen van deze twee echtparen kinderen had Abels en zijn vrouw waren kinderloos, maar de familie van Beekeren had er twee. die zij juist den vorigen dag met al de vrijmoedigheid van menschen, die geen cent bezitten, hadden gestuurd naar één van hun familieleden te Haarlem, die zich daar tegen niet zou verzetten. Niets gemakkelijker dus dan in Haarlem even bij die welwillende menschen aan te rijden en hun mede te deelen, dat vader en moeder op reis gingen en dat men wel zien zou wanneer ze terug* kwamen. Ik heb een te groote gedachte van de scherpzinnigheid van den lezer om te veron derstellen, dat hij niet zou begrijpen, dat deze boodschap door de vriendelijke familie* leden niet met ingenomenheid werd ontvan gen. Niemand Jubelt, wanneer een ander hem ongevraagd zijn kinderen op het dak stuurt, maar hij maakt van den nood een deugd en aanvaardt de noodzakelijkheid om hun gastvrijheid te verleer.en. Wie zou zoo barbaa-sch zijn om onschuldige kinderen van schuldige familieleden (financieel schuldig wel te verstaan) op straat te zetten? Maar toen het drietai uit Haarlem wegreed had den zij, wanneer het menschelijk gehoor maar scherp genoeg was, kunnen hooren, dat hun werd toegewenscht naar den „hier en gun-, hij daar .lets van kan gebruiken? Zijn vod den vielen hem bijna van het lijf." „Maar hij ziet er prachtig in uit", zeide Trevor. „Voor geen geld ter wereld zou ik hem in rok wilien schilderen. Wat jij vodden noemt, noem ik romantisch. Wat jou ellende voorkom^, is voor mij schilderachtig. Voor het overige: ik zal je aanbieding overbren gen." „Alan", zeide Hugo ernstig. „Jullie, schil ders zijn toch cynisch." „Het hart van een artist is zijn hoofd", antwoordde Trevor. ,Bn bovendien is het ons beroep, de wereld te verwezenlijken, zooals wij haar zien, niet haar te verbeteren, omdat wij haar kennen! Ieder zijn vak. En vertel mij nu. hoe Laura het maakt. Het oude model heeft zich buitengewoon voor je ge ïnteresseerd." „Wil je daarmee misschien zeggen, dat je hem over haar hebt gesproken?" vroeg Hugo. ..Zeker, hij weet alles van den eigenaar- digen majoor, de lieve Laura en de ontbre kende tienduizend pond." „Je hebt dus een ouden bedelaar mijn par ticuliere omstandigheden verteld?!" riep Hugo en werd zeer rood en boos. „Beste kerel", zeide Trevor glimlachend, „deze oude bedelaar, zooals jij hem noemt, is een van de rijkste mannen van Europa. Hij zou morgen heel Londen kunnen koopen, zonder zijn rekening te zwaar te belasten. Hij heeft een huis in iedere hoofdstad en kan, wanneer hij er lust in heeft, Rusland verhinderen, oorlog te voeren." „Hoe bedoel je dat?" vroeg Hugo verbaasd. „Zooals Ik het zeg", antwoordde Trevor. „De oude man, dien je vandaag in mijn ate lier hebt ontmoet is baron Hausberg. Hy is een goede vriend van mij, koopt al mijn schilderijen en heeft mij een maand geleden opdracht gegeven, hem als bedelaar te schil deren. Wat zou het? De gril van een million- nalr! En ik moet zeggen: hij zag er prachtig uit in zijn lompen, of beter gezegd, in mijn lompen; ik heb geheel de garnituur vroeger oud in Spanje gekocht." „Baron Hausberg?!" riep Hugo. „Goeie hemel en ik heb hem een sovereign ge geven!" Je hebt hem een sovereign gegeven?!" brulde Trevor en hij kon zijn lachen niet houden. „Beste jongen, je zult je geld nooit terugzien. Son affaire c'est l'argent des autree." „Dat had je me wel vooraf kunnen zeg gen!" meesmuilde Hugo. „Dan had ik mij niet bespottelijk gemaakt." „Kijk", zeide Trevor. ..in de eerste plaats wist ik niet, dat je zoo kwistig aalmoezen rondstrooit! Ik begrijp, dat je een mooi model een kus geeft, maar een leelijk model een sovereign neen, dat gaat boven inijn horizin. Bovendien was ik vandaag voor nie mand te spreken. Toen je kwam, wist ik niet of Hausberg een officieele voorstelling zou wenschen. Je weet hij was niet be paald in full dress." „Voor wat voor een lummel moet hij mij houden!" zeide Hugo. „Toch niet! Hij was, nadat je ons had ver laten, best in zijn humeur. Hij lachte voort durend en wreef de verschrompelde handen Ik begreep niet, waarom hij zooveel belang in je stelde. Maar nu snap ik het. Hij zal den sovereign voor je beleggen, Hugo, Je elk half jaar Je rente betalen en bij elk diner de kapitale grap vertellen." ,Jk ben een ongelukkige drommel", brom de Hugo. „Het beste is dat ik naar bed ga. Toe, Alan, vertel het geval aan niemand." „Onzin, het werpt een verblijdend licht op je filantropischen geest, Hugo. En loop nu niet weg. Neem nog een cigaret en dan pra ten we over Laura zooveel je wilt." Maar Hugo wilde niet blijven, hij voelde zich onbehagelijk. Alan Trevor bleef alleen achter en lachte zich half dood. Aan het ontbijt bracht het meisje Hugo den volgenden morgen een kaartje, waarop onder den naam Gustave Naudin gesc.hre- ter" te ioopen. een verwensching, die. hoewel niet heel duidelijk van Tichting, toch overi gens begrijpelijk genoeg was. De vraag in welke richting men gaan zou. kwam dadelijk boven toen aan het station te Haarlem kaartjes moesten worden genomen voor de vervolging. Het wemelt in onze maat schappij van menschen, die zich toeleggen op waarzeggen en de toekomst voorspellen, maar het ongeluk schijnt te willen, dat die wanneer ze noodig zijn. altijd ontbreken. Van Beekeren als de sterkste van het drietal was er voor om verder te blijven fietsen, omdat het niet waarschijnlijk was, dat Abels in de groote steden zou blijven hangen: meer kans had men hem op te sporen op de landwegen waar hij zich beter verbergen kon voor de politie, waarvan hij meende, dat zij naar hem zocht. De dames evenwel, minder spor tief ontwikkeld, verkozen den trein en het is begrijpelijk, dat zij het wonnen, vooral om dat mevrouw Abels op de geheele reis voor betaalmeester zou moeten fungeeren: zij maakte zich immers door lange ervaring over de geldmiddelen van de van Beekerens niet de minste illusie. Men ging dus per spoor en stapte in een sneltrein naar Rotterdam. Het toeval had kunnen willen, dat zij uit het raamp/e ziende Abels ontdekt hadden uit al zijn macht trappende tusschen Haarlem en Leiden, maar vandaag wilde het toeval dit niet. Grillig als het is, had het tusschen den vluchteling en zijn vervolgers niet alleen drie rijen boomen. maar bovendien tot meerdere zekerheid ook nog een heeie rij huizen ge plaatst. zoodat de eiectrische trein met een snelheid van 95 K-M. de plaats voorbij vloog, waar hij zich op dit oogenblik vandaan haastte. Ik heb wel eens gehoord, dat soms liefhebbende harten op een bijzondere ma nier kloppen, wanneer een ander liefhebbend hart in de buurt is. maar misschien slaat dit alleen in den verlovingstijd en komt het niet uit zoodra men een paar jaar getrouwe is. In ieder geval noch het hart var. Abels noch dat van zijn vrouw klopte onderweg op eenige bijzondere manier, met het gevolg, dat toen het gezelschap door de controle ging op het station Delftsche Poort, het nog altijd niet de minste notie had, hofe den vluchteling te achterhalen. Van Beekeren, de stoute schoe nen aantrekkende, ging naar een agent van politie toe en liet hem de ruggelings genomen foto zien met de vraag, of deze man hem ook gepasseerd was. Was het wonder, dat de politieman met spot Ln zijn stem verzekerde, dat hij al genoeg te doen had om de men schen in het gezicht te zien en zich met rug- genstudie niet kon bezighouden. Ook het signalement van de pas ..gezichtsyorm ovaal, kleur van de oogen grijsblauw, bijzondere kenteekenen geen", scheen hem geen licht te verschaffen en toen van Beekeren aan drong. werd de man nijdig en raadde hem aan informaties in te winnen bij het naaste bureau van politie, waar hij wel voort-geholpen zou worden. „Als de justitie hem hebben moet", zei de agent, „dan is hij binnen een halven dag opgespoord. Is het diefstal, mis handeling. brandstichting of'en hier kwam hij een stap dichter op van Beekeren toe) is het misschien een ontvluchte krank zinnige?" Tegenover al deze verdenkingen besloot hei gezelschap maar liever verder te gaan en buiten het politiebureau te blijven. Toen het dnetal doorliep, zette de politieman een ge* ven stond: ..De la part de M. Ie Baron Haus berg." „Hij komt zeker, om mijn verontschul diging te hooren", zeide Huvo tot zichzelf. En hij liet den bezoeker binnen. Een oude heer met gouden bril en grijs haar trad binnen en zeide: ..Heb ik het ge noegen. met mijnheer Erskine te spreken?" Hugo boog. „Ik kom van Baron Hausberg". ging hij voort, „en de baron „Ik verzoek u. mijnheer, hem mijn verontschuldigingen aan te bieden", stamelde Hugo. „De baron", zeide de oude heer glim lachend, „heeft mij opgedragen, u dezen brief te brengen"; en hij overhandigde hem een verzegeld couvert. Op den omslag van den brief stond te lezen: „Een huwelijksgeschenk voor Hugo Ersklna en Laura Merton van een ouden bedelaar." En er in lag een chèque voor tien duizend pond. Toen zij trouwden, was Alan Tremor ge tuige en de baron hield bij het diner een toespraak. „Er zijn weinig miHionnairsmodellcn", merkte Alan op. „maar waarlijk, model- mill Lonnairs zijn nog zeldzamer." DE MILLIOENEN KLEINE VERNIELERS. De vernielende en vernietigende elementen in de huishouding der natuur, zijn niet zoo zeer de groote schadelijke dieren, de natuur catastrofen, de gewelddadigheden van enkelen,, maar veel meer de mllllarden kleine vernie lers, die onzichtbaar en onopgemerkt, hun doodgraversarbeid verrichten. De bacteriën, de bacillen, de microben, de zwammen. Hun sshrikwekkend aantal cn hun vermogen zich snel te vermenigvuldigen maken hen. ondanks hun nietigheid, tot iets verschrikkelijks en er is nauwelijks iets in de natuur, dat hun niet, op een of andere wijze ten offer valt. Het ijzer wordt door het roest, de muur* steenen, het hout. door zwammen ver. teerd. Alleen de edele metalen, voor alles het goud, zijn van hen bevrijd. Zoo lang het lichaam leeft, ontwikkelt het krachten, die hen bestrijden, zoo hebben bijv. de menschen de witte bloedlichaampjes, die tot taak hebben, de bacillen onschadelijk te maken zoodra evenwel het leven in het organisme ophoudt, is het reddeloos overge leverd. Alle strijd om het behoud van orga nische dingen ook na het ophouden vnn de levensfuncties, zooals voornamelijk bij de levensmiddelen wordt gevoerd, is tenslotte, een strijd tegen deze kleine weTeld, die booze geesten van het verderf en de ontbinding. Ook zij hebben hun zwakke zijde, zijn zelf ook aan den dood onderworpen en deelen zelf ook het lot van al het aardsche. Het best gedijen ze bij een vochtige warmte van 20 tot 40 graden Celslus. Lagere of hoogcre temperaturen belemmeren hun ontwikkeling of dooden ze zelfs. Reeds een temperatuur van 60 graden warmte kunnen de meesten op den duur niet verdragen- Wordt dus versche melk ongeveer een half uur lang op deze temperatuur gebracht, zoo is de melk bacteriënvrij. Bij een temperatuur van 80 graden is reeds een kwartier voldoende en bij een temperatuur van 100 graden zijn eenige oogenbllkken voldoende. Natuurlijk blijven by zulke hooge temperaturen ongewenschte gevolgen, die op de voedingswaarde van de levensmiddelen van invloed zyn. niet uit. Op deze methode van het verhitten berust het zgn. „wecken". Met net verhitten wordt het afsluiten van de lucht verbonden, zoo- dat nieuwe bacteriën niet kunnen indringen, zoodat de levensmiddelen veel langer kun* nen worden bewaard. De tegenovergestelde methode berust op de inwerking van de koude. Deze methode heeft evenwei niet dezelfde uitwerking als by de zicht alsof hy niet recht wist of hy drie zulke zonderlinge personen maar niet op staanden voet zou aanhouden; doch ten slotte zag hy daarvan af en keek hen alleen wantrouwend na, zoodat zy zyn van argwaan gloeiende blikken in hun rug voelden, totdat zy den eerstvolgenden hoek waren omgesla gen. Van dat oogenblik af moeiden zij de politie in het geval niet meer, maar vroegen Inlichtingen aan voorbUgangers, die er wel willend uitzagen; melkboeren, brievenbestel lers, chauffeurs van vrachtwagens en al der- geiyke menschen. die gewoon zyn op straat te verkeer en en scherp om zich heen te zien, werden by het onderzoek aangeklampt, maar inlichtingen geven konden ze niet en einde- Ujk toen het drietal doodop was van het zwer ven, besloten ze wat te gaan eten en dan tic noodlge rust te vergaren tot voortzetting van den tocht op den volgenden dag. Terwijl zij de welverdiende rust genieten, keeren wy terug naar Ferdinand Abels, die nog altyd onder zyn hooiberg veilig verborgen zat. Steeds onder den indruk van de meen mg, dat hy van Beekeren had vermoord, gevoelde hy nauwelijks honger; hy zou het ook niet gewaagd hebben om eten te gaan vragen bij de boerderij, die hy op een paar minuten af- st-ands zag liggen. Toen het donker werd, richtte hy zich voor den nacht in, hetgeen met de meest eenvoudige middelen mogelijk was. Hy trok namelyk zyn jas uit, kroop nog wat dieper onder het hooi en ging slapen. Vermoeid als hij was, stelde de natuur haar eischen, zoodat hy weldra insliep; waar- schynlljk zou hy den heelen nacht door ge slapen hebben, wanneer hy niet tegen den morgen een eigenaardige sensatie had on. dervonden, iets alsof iemand zwygend, maar onvermoeid in zyn rug duwde. Er gingen eenige seconden voorbij voordat hy er zich rekenschap van gaf, waar hy was en begreep, wat dit voortdurende duwen beteekende. Het was een koe, die met buitengewone vlugheid over een laag hekje gesprongen was en zich aan het fortuintje van den hooiberg te goed kwam doen. Eerst toen het beest een te vreden geloei liet hooren. daar het hooi buitengewoon smakelijk was, had Abels energie genoeg om het dier te verjagen; het beest nam dat in het geheel niet kwalijk, maar legde zich niet ver van den hooiberg neer om te herkauwen. Was het deze kauw beweging of het knorren van zijn eigen maag. die Abels herinnerde aan het feit, dat hij bijna achttien uur lang niets gegeten had? Dit is zeker, dat hy uit het hooi tevoor- schyn kroop en naar alle kanten uitkeek of er ook een middel was om aan voedsel te komen. Hoe zonderling Is de natuur! Op geen tien Meter afstands lag een heele koe en het ontbrak Abels aan melk; aan den horizon rypte het graan en nergens zag hy een boter ham. Dezelfde koe was een bron van boter en kaas, maar hy zou zich desnoods met een droge boterham vergenoegd hebben. Kon hy naar de boerderij gaan om eten en drinken te vragen in dit vroege morgenuur? Hy zou door mensch en hond aLs landlooper sma delijk verjaagd zyn en het eenige middel, dat hy zag om aan voedsel te komen, was om maar verder te rijden en in een bakkerswin kel iets te koopen. Zoo deed hy en tot ver* bazing van vogelen cn vee. die dergelijke vroeg tijdigheid van den. mensch met gewend warmte-methode. Ze belemmert de ontwik keling van het kleine levende wezen, c.oodt het evenwel niet. Tegen koude zyn vele van deze bacteriën buitengewoon ongevoelig, zelfs temperaturen van 100 graden koude geven weinig. Het conserveeren door middel van koude is dus slechts een noodhulp voor het oogenblik. heeft evenwel, tegenover het con serveeren door warmte het voordeel, dat do voedlr.gswarde weinig of niet verloren gaat. Een derde vorm van den stryd tegen d« bacteriën is de chemische inwerking. Ze kan natuurlijk niet overal worden gebruikt en by levensmiddelen slechts daar. waar deze zekere geschikte beetanddeelen hebben. De suiker bijv. biedt de bacteriën een krachtigen tegenstand, honing, vruchtensappen, suiker houdende vruchten, stropen, blijven daarom veel langer goed. Door de suiker worden n.l. zuren gevormd, die de microben dooden. Tal rijke vruchten vormen in zich zelf. zulke zuren. Bijv. de boschbes benzoemur. aoodut het toevoegen van suiker zeer gering behoeft te zyn. Bij andere vruchten moet de toe voeging van suiker grooter zyn. zoodat een der belangrykste vraagstukken van het conser veeren van vruchten is de juiste hoeveelheid suiker te vinden. Ook hot zuur is een middel om bacteriën te dooden. Azijn is voor het zelfde doel ook bruikbaar. Eindelijk is. daar de microben voor hun ontwikkeling een zekere vochtigheid noodig hebben, ook het drogen een strydmiödel tegen hen. Bekend is de duurzaamheid van stokvisch. gedroogde vruch» ten cn paddestoelen. Een combinatie van het droge en het- chemische in/wee ken is het rooken. o.m. van vlcesch. De natuur heeft ons dus tegenover de mlUarden van vernielers niet hulpeloos gelaten. HET KRUIDJE-ROER-ME-NIET. Een merkwaardig plantje! Oorspronkelijk kwam het alleen in tropisch Amerika voor. maar thans kan men het in byna alle warme gedeelten van de wereld vinden ook zelfs veel onder glas in onze plantentuinen. Als één van de toppen der bladeren ook maar éven wordt aangeraakt, komt er on middellijk een verandering: één voor één beginnen de blaadjes zich naar elkander toe te bewegen; dan vallen de zy stelen, die de bladeren dragen, naar beneden en eindelijk buigt ook de hoofdsteel opeens benedenwaarts. Gewoonlijk vertoon en ook de bladeren boven het aangeraakte blad teekenen van een ondervonden schok. Dit is een zeer eigen aardig verschynsel, dat er op schynt te wyzen dat het vermogen om een schok over te brengen bij het Krukljc-roer-me-niet wel wat gelijkt op het zenuwstelsel van een dier. Door een plotsellngcn harden tik onder aan den stengel van een plant valt deze geheel in elkaar. Iedereen heeft zich wel eens afgevraagd of planten pyn kunnen gevoelen. Hoe dit zy: het Kruid je-roor-me-niet is zeer gevoelig voor die dingen, die by dieren pUn veroorzaken. Als wy een aangestoken lucifer voor slechts een gedeelte van een soconde tegen een van de bladeren houden, krimpt de geheele plant ineen, alsof zy veel pyn had. Evenals dieren komt het plantje sterk on der den invloed van verdoovlngen Als een exemplaar, met zijn bladeren op de gewone wyze uitstaande, blootgesteld wordt aan de dampen van chloroform of ether, gaan de bladeren langzamerhand hangen, alsof de plant in een toestand van bewusteloosheid is overgegaan. Het plantje wordt ook „moe" van lang durig plagen. Na vele malen snel achter elkaar aangeraakt to zyn, reageeren de bla> deren niet meer en het vermoger. om zich te bewegen krijgt de plant niet meer terug, voor zij een poosje „gerust" heeft! zyn, trapte hy op Delft aan en vroeg zich af of zijn overhaaste vlucht wel verstandig was geweest en of hy niet beter had gedaan door andere maatregelen te nemen. Er waren toch vele mogelijkheden: vooreerst dat van Beekeren niet dood zou zyn geweest. Hoe vaak had hy het niet in romans be leefd. dat menschen. die in het eerste hoofd, stuk stierven, in het laatste hoofdstuk tot het leven teruggekeerd bleken te zyn! De mogelijkheid bestond toch ook, dat de politie, die hem als een braaf burger kende, maar niet zoo dadelijk overtuigd zou zijn, dat hij van Beekeren gedood had, de boom wortel en het toeval konden daar toch ook van beticht worden. Maar het denkbeeld om terug te gaan en de verdenkingen die zeker op hem zouden rusten, te trotseeren. daar toe kon hy niet besluiten. Vlak by Delft vond hij een klein bakkerswinkeltje open en stilde daarin honger en dorst, nadat hij zijn figuur had gered met de bewerlns, dat hij den heelen nacht had moeten doorrijden om dat hy geen geld genoeg had om met den trein naar zijn ouders te Rotterdam te gaan. Deze onwaarheid had ten gevolge, dat terwijl hy de bankbiljetten in zyn zak hoorde knis- teren, de goedige bakkersvrouw hem melk en brood met moederlijke hartelijkheid cadeau deed. Hy voelde zich als een bedelaar, maar zag geen middel om aan de liefdadigheid te ontkomen. Na vele dankbetuigingen zette hij den tocht naar Rotterdam voort in do hoop, daar een schip te vinden, waal-mee hy naar Engeland of naar een ander land zou kunnen varen. Tegen den middag kwam hy te Rot terdam, borstelde zyn kleeren wat af. die er door zyn nachtverbiyf in het hooi nfet onberispelijk uitzagen en ging in de richting van de haven. Hier kreeg hot toeval zyn tweede kans: was hy een half uur eerder of laat ik zeggen de vervolglngsbrigade een half uur later aangekomen, dan zouden zij hem aangetroffen hebben, gaande over de Boom pjes; dan zou met een kreet, een gil. een snik cn niet meer dan twintig ophelderende woor den dit heele drama te vijf mmutcn voor half twaalf tot een vreedzaam einde zijn ge komen. Helaas, de partyen hepen eikander mis: terwijl Adriana Abels met van Beekeren en echtgenoote onvermoeid bezig waren om aan welwillende voorbygangers te vragen: .mynheer 'of Juffrouw) heeft u misschien dezen mynheer gezien?" zocht Abels koorts, achtlg naar een schip, waarmee hy kon weg. varen. Zelfs was de gedadhte bij hem opge komen, dat hy als verstekeling aan boord zooi kunnen gaan en toen hy een paar uur vruch teloos gezocht had en nergens gelegenheid gevonden had om tegen clvielen prijs 'want hij wenschte niet veel te betalen) naar Enge land over te steken, zag hy een groot schip Uggen, waarop hy een kansje durfde wagen. N:emand scheen op hem te letten, blijkbaar zat de bemanning te schaften. Op do voor plecht stonden twee mannen te pra'en -"e niet in zyn richting keken Over de V—- r>lank aan boord sluipende, ging hij ~~ar beneden en zocht een geschikte plaa's, waar hij zich verschuilen kon tot dat de boot was uitgevaren. Wordt vervolgd). FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 17