HELIOSTATEN I V SIDEROSTATEN. C H. D. VERTELLING De vroolijke kant Biographieen in een notedop Wanneer men het zonlicht gebruiken wil Voor het doen van lichtproeven, of wanneer men de zon zelf bestudceren wil, stuit men al spoedig op eigenaardige bezwaren. Licht proeven doet men het gemakkelijkste wan neer de lichtbundels, die men gebruikt, ho rizontaal loopen. De instrumenten waar men de bundel in opvangt, staan dan alle even hoog en men kan zonder moeite de verschil lende gedeelten van de opstelling bereiken. Doet men de proeven met een kunstmatige lichtbron, dan heeft men de richting van de lichtbundels geheel in zijn macht. Maar wanneer men het sterke zonlicht gebruiken wil, verandert de richting waarin het licht Invalt, in den loop van den dag voortdurend. Ook wanneer men de zon zélf bestudeeren wil, is het onaangenaam dat de richting waaruit het zonlicht komt, steeds verandert. Bij het onderzoek van den sterrehemel doet zich die moeilijkheid ook voor. De geheele hemel schijnt in 24 uur om een as te draaien. Eigenlijk is die dagelijksche beweging van den hemel een afspiegeling van het draaien van de aarde. De as, waarom de hemel schijnt te draalen, loopt evenwijdig aan de aardas. Voor de volgende uiteenzettingen maakt het echter geen verschil of men aan neemt dat de aarde stil staat, en de hemel draalt. Richt men een kijker op een ster, of op de zon, dan zal men dien kijker voortdurend moeten verplaatsen om de ster te kunnen blijven zien. Daarom bevestigt men den kij ker aan een as, die evenwijdig aan dc hemel- as gezet wordt Een uurwerk draait de as in 24 uur rond. Op die manier blijft de kijker steeds op de ster waar men op ingesteld heeft, gericht. Deze oplossing van het vraagstuk heeft echter ook zijn bezwaren. Wanneer men zeer groote kijkers gebruikt, is het moeilijk om die gevaarten te laten draaien. Voor ae zon komt daar nog bij dat men deze wil be studeeren met de hulpmiddelen die men in een natuurkundig Laboratorium gewend is te gebruiken. Zullen deze instrumenten de beste uitkomsten geven dan moeten ze stevig vast staan. Ook mag de temperatuur van de omgeving niet al te sterk veranderen. Daarom heeft men de oplossing in een andere richting gezocht: men stelt de instru menten vast op en kaatst het zonlicht door middel van een vlakken spiegel naar het in strument. Nu behoeft men alleen den betrek kelijk kleinen en lichten spiegel te laten be wegen. De taak van den spiegel Is om het zonlicht, dat steeds uit een andere richting komt, zóó terug te kaatsen dat het licht in een standvastige richting in het gebruikte instrument valt. De spiegcllnstrumenten, die de lichtstra len steeds in dezelfde richting terugkaatsen, lieeten hellostaat (letterlijk „de zon staat") als ze voor de zon gebruikt worden, en side- rostaat (de ster staat") als ze voor het waar nemen van sterren geschikt zijn. In principe zijn ze op dezelfde manier geconstrueerd. De verschillen ontstaan doordat de sterren over al aan don hemel voorkomen, terwijl de zon in den loop van een jaar in een gordel aan den hemel blijft. De onderdeelen van een siderostaat moeten grootere verplaatsingen toelaten dan die van een heliostaat. In de praktijk worden de namen heliostaat en siderostaat door elkaar gebruikt. Het principe van de hellostaat is in 1682 door Boffat voor het eerst beschreven. In zijn tijd probeerde men zeer lange kijkers te maken, zelfs tot 40 meter toe. Die Werden opgehangen aan hooge masten, en met tou wen bewogen. Men kan zich indenken hoe weinig succes men daarmee bereikte. Ze wa ren voor Boffat de aanleiding om zijn sple- gelapparaat te vervaardigen. In dien tijd was het echter nog niet mogelijk voldoende vlak ke spiegels te slijpen, zoodat zijn methode spoedig vergeten werd. In 1742 beschreef onze landgenoot 's Gra- vesande de hellostaat die hij bij zijn licht proeven gebruikte. We zullen do verschillende vormen van heliostaat niet In historische volgorde be schrijven, maar in rangorde naar hun inge wikkeldheid. Vooraf moeten we ons herinneren hoe een vlakke spiegel het licht terugkaatst. Een vlakke spiegel kaatst het licht zoo te rug dat de hoek die do teruggekaatste straal met den spiegel maakt, dezelfde is als de hoek tusschen de invallende straal en den spiegel. Dit kunnen we een beetje anders formuleeren door te lette nop de lijn die in het punt. waar de lichtstraal invalt, lood recht op den spiegel staat. De terugkaatsing gebeurt zóó dat de invallende en de terug gekaatste straal gelijke hoeken met die lood lijn maken. Dat komt er op neer dat de lood lijn den hoek tusschen de twee beschouwde stralen middendoor deelt. De ingewikkeldste heliostaat krijgt men natuurlijk wanneer men de lichtstralen in een willekeurig gekozen richting terug wil laten kaatsen. Eenvoudiger wordt het wan neer men daarvoor de richting van de hemel- as kiest. De bekende Fahrenheit (1686—1736) plaat ste een as evenwijdig aan de hemelas. Aan die as bevestigde hij een draaibaar spiegel tje. Dat spiegeltje draaide hij tot de terug gekaatste lichtstralen van de zon juist in de richting van de as liepen. Liet hij nu de as, met het daaraan bevestigde spiegeltje, door een uurwerk in 24 uur ronddraaien, dan ver anderde er aan den onderllngcn stand van de zon die om dc hemelas draait en van het spiegeltje, dat om de uur.verkas draait, niets jneer. De lichtstraal wordt dan voortdurend in de richting van de as teruggekaatst. Wil men dc teruggekaatste straal liever in een andere richting laten loopen, dan moest, men een tweeden spiegel gebruiken om het licht nog eens terug te kaatsen. Maar deze spiegel kon dan stil blijven staan. Het instrument, da! August in 1839 con strueerde. lijkt uiterlijk veel op dat van Fahrenheit. Maar August maakte den spie gel vast aan de as. zoodat dc spiegel steeds evenwijdig aan deze as bleef. De loodlijn op den spiegel wijst dan steeds naar een punt op den hemelequator. Voor het gemak den ken wc dat wc 't. Instrument gebruiken op 21 Maart, omdat dan dc zon ook in den equator staat.. We laten het zonlicht op den spiegel vallen en kijken waar de teruggekaatste straal heen gaat. Dat blijkt dan weer naar een punt v-an den equator te zijn. Willen we •at de teruggekaatste straal steeds in de zelfde richting blijft loopen. dan moeten we de as, waaraan de spiegel bevestigd is, laten draalen. De vraag is hoe snel dat moet ge beuren. Stel dat dc zon zich een graad aan den hemel verplaatst. De loodlijn op den spie gel moet steeds den hoek tusschen de inval lende zonnestralen en de vaste richting van terugkaatsing midden door blijven deelen. Die loodlijn hoeft dus slechts een halve graad te draaien in den tijd dat de hemel een graad draait DaaruLt volgt dat de as in 48 uur moet ronddraaien. Ook by deze inrichting kan men de rich ting van de teruggekaatste straal niet wil lekeurig kiezen. Daarvoor moet een tweede Spiegel gebruikt worden. Dit instrument is later herhaalde malei* opnieuw uitgevonden, oa. door Lippmann, die den naam coelostaat (,.de hemel staat") invoerde. De naam coelostaat wordt uitslui tend voor deze constructie, waarbij de spie gel evenwijdig aan de as staat, gebruikt. De ingewikkelder vormen van heliostaat stellen ons in staat met één spiegel de zon nestralen in een vaste, willekeurig gekozen richting terug te kaatsen. De sleutel tot het begrip van hun werking is de geüjkbeenige driehoek. In de figuur is AC gelijk gemaakt aan CB, terwyi AB een andere lengte heeft. De gelijk heid van AC en CB heeft tot gevolg dat ook de door een boogje aangegeven hoeken aan elkaar gelyk zyn. Laat de lijn AB eens de loodlijn op een spiegel Sp voorstellen. De lij nen CB en CA kunnen dan beschouwd wor den als de bij elkaar behoorende richtingen van een invallende en een teruggekaatste straal. De straal, die evenw'ydig aan CB in valt wordt evenwüdig aan CA teruggekaatst. In de figuur zün zulke stralen geteekend. In de heliostaat komt nu ook zoo'n gelijk- beenige driehoek voor. De spiegel is lood recht op de zijde AB bevestigd. De zijde CB is een stang die bij B een huisje draagt. In dat huisje kan de stang AB schuiven. In C is de stang CB vastgemaakt aan een as, die evcn- wydig aan de aardas staat, en die door een uurwerk in 24 uur rondgedraaid wordt. Het uiteinde A van AB kan zóó bewogen worden dat het altijd op denzelfden afstand van C blijft. Hoe de onderdeelen dus verplaatst worden, de driehoek ABC blijft altyd gelijk- beenig. Daaruit volgt dat altijd CB en CA de bij elkaar behoorende richtingen van een in vallende en een teruggekaatste straal voor stellen. Om het instrument te gebruiken wordt CA geplaatst in de vaste richting waarin men de zonnestralen wil laten terugkaatsen. CB wordt naar de zon gericht, en het uurwerk zorgt er voor dat dat altijd zoo blijft. Boven is opgemerkt dat de invallende en de teruggekaatste straal ook gelijke hoeken met den spiegel zélf maken Men kan de heliostaat ook zoo inrichten dat de spiegel door de lijn AB gaat, inplaats van er lood recht op te staan. Dat is gedaan door Gam- bey. In Teyler's Museum zijn verschillende van de hier besproken instrumenten aanwezig. Het merkwaardigste is de heliostaat van *s Gravesande. Het uurwerk is voorzien van een slinger, die aan een koordje is opgehan gen. By het heen en weer gaan van den slinger stuit dat koordje tegen strookjes ko per. Zoo wordt de slingerbol gedwongen een bepaalde kromme lijn (een zoogenaamde cy- cloide) te beschrijven. Dit is gedaan in na volging van Christiaan Huygens, die gevon den heeft dat alleen dan de groote en kleine schommelingen van den slinger even lang duren. Een ander bijzonderheid is dat de lUn CB, die steeds naar de zon gericht moet zyn, in deze heliostaat niet door een stang is voor gesteld. Dit maakt het opstellen van het in strument omslachtig. Aanstaanden Zondag is Teyler's Museum van één tot vier uur geopend. Ondergetee- kende hoopt dan aan de hand van de instru menten nadere toelichtingen te geven, en hun werking te demonstreeren. Dr. N. W. DOORN. Natuurkundig Laboratorium van Teyler's Stichting. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Pista. door JEAN ROBERT. Pista is verstandig, heel verstandig zelfs. Bovenal is hy een goed rekenkundige en een specialist in valutavraagstukken. Men zou dat niet van hem verwachten, wanneer men hem in de kleine, kleurlooze oogen ziet, deze oogen met de stompzinnige uitdrukking onder den kalen kop. die alleen aanwezig soiiynt te zyn, om zijn lange slurf en de groote lappen van zijn ooren te dragen. Al is hij ook met geestelijke talenten begaafd, met den besten wil zou men niet kunnen beweren, dat hy even rijk is aan uiterlyke voortreffelijkheden. Neen. waarlijk, mooi is Pista allerminst. In vuilgrijze plooien hangt zijn verwelkte huid van zijn ruggegraat over den opgeblazen buik omlaag, wanneer hy op zijn logge pooten zwaar en moeizaam zijn onberekenbaar gewicht voortsleept. En zyn verweerde, gele slagtanden, die ter weers zijden van zijn neus de wereld in steken, zullen vermoedelijk nooit als reclame voor „Odol„Chlorodontof „Kolynos" gebruikt worden. Niettemin kunnen dagelijks honder den menschen van zijn aanblik niet genoeg krygenPista is de olifant van den dierentuin te Boedapest. Een dier achter hekken is altijd min of meer een tragisch schouwspel. Vooral voor een olifant, die er eigenlijk voor geboren werd aan het hoofd van een alles vernieti gende kudde den schrik van het oerwoud te worden, is het geen verheven lot. achter ijzeren stangen op een plek van enkele vler kante Meters, om enkele armzalige biscuits, noten en vygen te moeten bedelen. Pista echter wist van den nood een deugd te maken. Nooit had hy in Afrika In de wilder nis gelegenheid gehad, zyn financieele ge nialiteit te ontwikkelen, gelijk hy het nu dag in dag uit voor de bewonderende menigte doet. Ook zyn lot Is het, van den morgen tot den avond ongeduldig van het eene einde van zyn gevangenis naar het andere te wandelen, snuffelend rijn slurf door het hek te steken, wachtend .at iemand hem iets geeft. Hetgeen hy echter wil, zyn niet vruch ten. koekjes en lekkers, zooals de andere ordinaire menagerie-olifanten Ja, die neemt hy ook, waarom ook niet. maar met minachtend gebaar en zonder te bedanken maa*r zijn verlangen gaat uit naar geld, gewoon gemunt geld, waarvoor hy dan, ge lijk ieder vrij man, by den bewaker koopt hetgeen hy wenscht. Maar onder de bezoekers van een dieren tuin bevmden zich mmder beminnelijke geesten. Een olifant bare munt te geven, denken zij, zou even dwaas en verkwistend zyn als ze te werpen in den Donau of in een collectezak. Hier zoowel als daar bewijzen speelflohes, een oude knoop e.d. precies den zelfden dienst. Deze by zonder sluwen ken nen Pista slecht. Pista laat zich niet licht be driegen. In een onderdeel van een seconde onderscheidt hij sóhyn van wezen; met een onmiskenbaar gebaar van minachting laat hy het geschenk vallen in het zand en dekt het toe met de vele kilogrammen gewicht van zyn poot. Wee echter dengeen, die het aandurft, hem meermalen achtereen te be dotten. Wanneer het Pista te erg wordt, zuigt hy een handvol, ik bedoel een slurfvol, aarde op en blaast ze den lastlgen kwelgeest midden in het gezicht. Pista's beste tyden zyn echter reeds lane voorby. Pista's glanstijdperk was dat van de inflatie na den wereldoorlog. Destyds was er geen klinkende munt, destyds was er alleen papiergeld, honderd-dulzend-kronen- biljetten. tienduizend-kronenbiljetten enz. afdalend tot biljetten van twee kronen en van één kroon. Zoo'n biljet van een of twee kronen was geld, geld met koerswaarde, on- getwyfeld. maar zyn koopkracht verdween als boter in de zon en tenslotte was het niet meer waard dan tegenwoordig een knoop, ja. een tiende, een honderdste krioop. Dat wist Pista even goed als ieder ander. Hy weiger de in die dagen de biljetten van één en twee kronen, evenals togenwoordig de speel- fiches. Nog meer! Hy was telkens over den koers van den Kroon even nauwkeurig in gelicht als de meest geslepen beursman. Eerst negeerde hy de één-, later de twee-, daarna de drie-kronen-biljetton en zoo voort, telkens grootere biljetten, telkens hoo- ger stelde hy het minimum vast, dat hy zich nog waardig oordeelde, aan te nemen, hoe meer de waardevermindering toen aan. Trad daarentegen nu en dan een reactie in en steeg de kroon in koers, dan verminderde hij ook dienovereenkomstig zyn eischen. Hon gar ye heeft het in economisch opzicht sedert den vrede van Trianon niet gemak- keiyk. Maar het behoeft niet te wanhopen. Hoe kan hot op den duur een land slecht gaan. waar de olifant als een financieel genie is? ZEEBOOMPJES. Wie van tyd tot tijd aan de zee vertoeft en aangetrokken door de mooie kleine wie ren, die door de golven omhoog gebracht worden, daar een kleine verzameling van gaat maken zal zeer waarschijnlijk daar onder ook „plantachtige" exemplaren vin den. die in 't geheel geen zeewieren zyn. Als hy die, na ze schoongemaakt en gescheiden te hebben, aan een kenner laat zien, zal hy tot zyn verbazing hooren, dat deze vertakte „planten" eigeniyk dieren zyn. Dan bemerkt hij dat ze, hoewel min of meer op dx-aden geiykend, harder en hoornachtiger zyn dan de meeste zeeplanten. Dikwijls spoelen bos jes van die zoogenaamde planten aan het strand aan, terwijl zy nog aan een leege schelp vastzitten. Als men zoo'n bosje in een glas zeewater doet en dat een poos lang laat staan, zal men zien wat het eigeniyk is. Deze diertjes staan gewooniyk bekend onder den naam „koraalgewassen" een vage uitdruk king, want verscheidene door steen omge ven zeeplanten 'zyn daaronder begrepen en een van de gewoonste daarvan staat be kend als het „zeedennetje",, omdat de steel eenigszins lijkt op de takken van een den. Als wij tot ons glas water terugkeeren, zullen wij thans bemerken dat de vertakte massa kleine dieren den schok te boven is gekomen van door golven te worden voort gerold. wy zien, dat zoowel de stelen als de „bladeren" diep gekerfd zyn langs de ran- den. maar in sommige gedeelten van de groep zitten aan de inkervingen breede kristallen klokken vast, waarvan de randen bestaan uit ccn franje van wuivende tentakels of voelsprieten. Het blijkt xiu dat het zee boompje een kolonie van kleine cellen is, in elk waarvan een doorschynend dier leeft, eigeniyk niets dan een zoogenaamde „Hydra" een zakje, onderaandicht en met slechts één mondopening aan het bovenste uiteinde in het midden van de tentakels. De wanden bestaan uit drie lagen vleesch, een binnen- en een buitenlaag met een geleiachtige laag er tusschen in. Uit enkele cellen in de buiten ste laag kan het dier lange, stekende dra den uitsteken, die een prooi verlammen of dooden. (Enkele soorten hebben deze „netel- draden" niet). Het begin van een kolonie zeedeixnetjes is een ei dat. na uitgekomen te zyn, een zwemmende larve voortbrengt, maar deze zet zich spoedig neer en ontwikkelt zich tot een kruipend wortelachtig buisje, dat vast zit aan een schaal of zeeplant, of een andere stevige basis, met een enkele hydra in haar kleine cel. Hieruit komt een knop te voor schijn. die zich weer tot een nieuwe hydra ontwikkelt, laat ons zeggen: aan den "lin kerkant. De tweede hydra brengt een knop voort aan den rechterkant en zoo ontstaat door dit voortdurend uitbotten spoedig een steel, die bezet is met cellen en hydra's aan eiken kant. Soms bot een hydi-a aan beide kanten uit en dan ontspringt een tak. zoo ontstaat de boomachtige kolonie. EEN UITVINDING, DIE TE VROEG KWAM. Een eigenaardig eeuwfeest kan. dezer dagen te Parijs worden gevierd. Want het is juist honderd jaar geleden, sixxds den d3g, waarop Vicomte dc Betherel. nog al speculatief aan gelegd door de straten van Parijs een dienst1 van restaurant-omnibussen begon te orga- niseeren. Hy had 48 van deze eigenaardig ge maakte wagens in dienst, waarvan 24 alle mogelijke soorten wyn, 12 warm eten en 12 koude schotels vervoerden. Deze rollende restaurants zouden den Paryzenaars gelegen; held geven onder weg een stukje te eten. zon der dat zy daarvoor hun arbeid behoefden te onderbreken. Het plan leek zoo succesvol, dat de optimistisch gestemde burggraaf vyftien aparte keukens voor het verzorgen van zyn rollende restaurants had ingericht. Weldra bleek hem. dat hy zich verrekend had. Om zyn kosten te dekken en wat te verdienen moesten de pryzen met een sou (vyf cent» worden verhoogd. Maar deze prysverhooging jaagde de zuinige Paryzenaars in hel. harnas Zij stelden zich niet tevreden met de restau» rants van meneer de Batherel te boycotten, maar zy werden ook het onderwerp van hun spet en onder luid gelach werden de omni bussen en hun stichter begraven. Zyn onder neming had dc Betherel tot den bedelstaf ge- b/acht, j OP ZOEK NAAR EEN STAMBOOM. Een rijk man in Engeland heeft onlangs een secretaresse in zyn dienst genomen, die als opdracht had, zyn voorouders „uit te vinden" en een behoorlijken stamboom voor hem samen te stellen. Zij kreeg hiervoor een salaris van 12 pond sterling per week en een toelage van 4 pond sterling voor onkosten. Het wei-k omvatte ook reizen naar de Ver- eenigde Staten. Alles ging goed, tot de secretaresse één „voorvader" ontdekte, die in de 18e eeuw voor schapendiefstal was opgehangen. Dit was te veel voor den millionnair. Hy liet onmiddel lijk het onderzoek eindigen en ontsloeg de secretaresse. Deze liet het er evenwel niet by en stelde een eïsch tot schadevergoeding in. Hoe deze zaak zal afloopen is nog niet be kend. Deze quaestie heeft intusschen aan het licht gebracht, dat heel wat menschen te genwoordig een bestaan vinden op een der gelijke wijze als de genoemde secretaresse. Zy trachten voor de vele „nieuwe rijken" stamboomen samen te stellen, waardoor dan kan worden aangetoond dat de persoon in quaestie afstamt van goede families. Wan neer we nagaan, dat we allen vier groot ouders hebben, acht over-grootouders, zestien bet-overgrootouders enz. dan is het niet zoo moeilijk voor bijna iedereen een behoorlijk „stel" voorouders op te diepen. „EVEN" EN „ONEVEN" IN DE NATUUR. Wij kunnen wel zeggen dat wy in de dierenwereld gewoonlijk de zoogenaamde tweezijdige evenredigheid aantreffen, d.w.z. de lichamen kunnen in de lengte verdeeld worden in een linker- en een rechter helft, die beide eikaars spiegelbeeld zyn. Bij heele groepen dieren wordt deze even redigheid echter niet gevonden, by voor beeld bij de eenkleppige weekdieren: wulken, slakken enz., waarvan de schelp spiraal» vormig gekronkeld is. Bij de hoogere dieren van de visschen af, komt tweezijdige even redigheid als 1 ;el voor. Er zyn echter eenige in 't oog loopencie uitzonderingen. In Nïeuw- Zeeland bijvoorbeeld komt voor de kleine Scheefsnavelige Pluvier, wiens snavel duide lijk naar rechts gekeerd is, waardoor de vogel in staat is, kleine schaaldiei'en op te pikken, die onder steenen liggen. By de uilen vinden wy eenige merkwaar dige gevallen van asymmetrie": by sommige soorten verschilt n.l de opening van het oor óf in grootte óf in vorm (of in beide) aan de twee zijden van den kop. By den lang en bij den kort-oorigen uil is deze opening by voorbeeld bijzonder groot en zij wordt door een plooi in het midden in twee kamers verdeeld. Aan den rechtei-kant van den kop ligt de opening van het oor diep in de on derste kamer, terwijl de bovenste geen ope ning heeft. Aan den linkerkant is dat juist andersom ingericht: de dichte holte onder aan en de gang naar het inwendige oor er boven! Bij den zeldzamen uil van Tengmalm strekt deze ongelijkvormigheid zich zelfs uit tot den schedel, daar de kraakbeenwanden die den gang naar het binnenste oor om geven, sterk verschillend zijn aan beide kanten van den kop. SINDS WANNEER ZIJN ER ZONDAGEN? De vraag sinds wanneer wij den Zondag kennen, doet natuurlijk eigenaardig aan, omdat we zoo gewoon zijn aan Zon- en Werk; dagen, dat men er toe komt aan te nemen, dat het wel altijd zoo zal zijn geweest. In werkelijkheid is de Zondag eerst door keizer Constantyn in den Romelnschen tijd, in» gevoerd, althans wettelijk ingevoerd. Op den zevenden Maart van het jaar 321, wei'd de Zondag voor de eerste maal als algemeene rustdag door de volgende verordening ge proclameerd: Alle rechters, alle stadsileden, alle hand werk zullen op dezen hoogvereerden dag rus ten. Voor de lieden op het land kan een uit zondering worden gemaakt, daar er soms dagen zyn, uitstekend geschikt, voor het zaaien en men de gelegenheid door den hemel gegeven, xiiet mag misbruiken. Deze wet, een gevolg van het Christendom, werd door keizer Constantijn uitgevaardigd, ofschoon hij toen nog geen Christen was. De Zondag drong zoo door in het leven en denken der volkeren, dat het de Fransche revolutie niet gelukte aan den Zondag een einde te maken. En zal het. aan de heeren van de Sovjet-republiek gelukken? Het valt terecht te betwijfelen. Op de tennisbaan. De gastheer stelt voor: „En dit is mijn zuster. Zy speelt niet alleen een heel aardige party tennis, maar heeft ook het net gebreid. De baas (sarcastisch): „Ik heb geconsta teerd, dat er bij de begrafenis van je groot moeder 30.000 menschen aanwezig waren." De loopjongen: „Mijn gi-oo'.moeder was erg populair meneer. Hij: „Ik heb een klaver-vier gevonden." Zij: .Dan gaan we vast gauw trouwen!" Hij: ,Jk dacht dat een klaver-vier geluk beteekende?" „Waarom rijd je zoo verschrikkelijk hai'd?" „Dc remmen werken niet; we moeten dus thuis zyn, voor we een ongeluk krygen." De vrouw: „De meid is weggeloopen De man: „Waarom?" De vrouw: „Ze zei dat je gisteren door de telefoon ruw tegen haar bent geweest." De man: .Lieve hemel, ik dacht dat jij aan de telefoon was!" Papegaaien leeren snel bevelen nazeggen, schrijft een deskundige. Volgens de „Humo rist" is de meest voorkomende uitdrukking in papegaaienkringen: „Doe wat ik je zeg man!" „London Opinion" schrijft: Een geleerde beweert regen te kunnen maken, door middel van een bepaalde stof. uit vlieg machines te storten," Het blad voegt er aan toe: „Er is een eenvoudiger middel: Oi*ga- niseer een pic-nic", JAN SLUYTERS. Jan Sluyters Is Bosschenaar van geboorte. Zijn leven begint op 17 December 1883. Zyn vader was zincograaf en begaafd met een teekentalent, dat door den zoon ten zeerste wordt gewaardeerd. Zoo kon Sluyters reeds vroeg met de teekenstift vertrouwd raken. En hij bleek aanleg te hebben, onmiskenbaar. Hij kreeg wat teekenonderricht en werd toen naar Amstoi-dam. gestuurd. De wereld in, om er groot in te worden. Hij kwam aan de Academie onder prof. August Allebé. Maar hij bleef er nog geen jaar. Want Sluyters kent geen innerlijke rust en onder leiding werken was hem onmogelijk. Hij is to fel onstuimig. Wel liep hij te teekenklasse door, in 1903. Het volgend Jaar werd de kamp openge steld om den prix de Rome. Sluyters, de durver dong mee en wón den prijs. Hij kreeg het koninklijk subsidie en de weg naar de Eeuwige stad lag voor hem open. Hij ging onmiddellijk, 't Was of hij vluchtte uit het Holland van stijve tradities en bestoven be ginselen, zooals hij er togen botste. Zijn re- volutionnaire geest zocht ruimte en vrij heid om te werken. In Holland werd beden kelijk gekeken, door eerbiedwaardige pro fessoren, als het penseel in de hand van een jong en waim levend menscth wel eens anders borstelde dan zij goed vonden. In Rome was geen dwang en hoewel gebonden aan zijn opdrachten kwam Sluyters' geest in nieuwe beweging door de grootsohheid der Eeuwige Stad, de monumenten van ver gane schoonheid, waaromheen een nieuw fleurig leven werd geboren. Alleen Sluyters had bij lange na nog het evenwicht niet gevonden. De lijn moge dan ontbreken, een wondere frischheid heeft het werk door de veelzijdige interesse van den schepper. Van Rome zou Sluyters naar Spanje trek ken. Maar de commissie, die den Prix had toegekend, wilde eei-st weten, wat de schil der daar zou conterfeiten. Dat kon de schil der vooruit niet zoggen. Doch de commissie verlangde, dat hij het toch zei en toen dit niet gebeurde werd de prijs ingehouden. Er waaide veel stof over op, doch Sluyters trok zich van de heele zaak niet veel aan en ging toch naar Spanje. En van daar naar Parijs. Meedoogenlooze teekenaar van het wreed ste in de naaktste werkelijkheid vond zijn geest er stof genoeg. Wat hij van die reizen meebracht getuigde van vele nieuwe in zichten. Teruggekeerd in Nederland hield hij in 1907 zijn eerste tentoonstelling en wel to Utrecht, in den kunsthandel De Gelder. Het was zeer revolutionnair, wat hij daar ten toonstelde, een verbluffende openbaring van gevoelskunst op Cézanne en Gauguin, Van Gogh is dit werk geïnspireerd. Een prachtig voorbeeld is „Femmes qui s'embi-assent", dat echter nooit tentoongesteld is. Amsterdam, de stad van het veelzijdige leven en de intense schoonheid meer dan iedere andere in Nederland is zijn woon plaats geworden. Vele studiën komen als bewyzen van hard werken. Zoowel het stads gezicht en het landschapssohildeiij geeft Sluyters als de zelfs in dit onderwerp pessi mistisch met wreede werkelijkheidszin ge ziene kinderkopjes, waarin hij de leelijkheid der zuigelingen schildert, en de meesterlijke naakten. Groote bewondering hebben deze zuigelingportretten getrokken. Milder is Jan Sluyters waar hij Moederweelde getroffen heeft. Teekenend voor de scherpte van Sluyters waarneming, voor de diepte zijner visie is de Neger, een van zijn indrukwekkendste doeken. Vruchtbare jaren liggen tusschen 1913 en 1914, gevolgd door den Staphorster tijd. Hij ging naar Staphorst in 1915. Waaldijk prach tig stelt hij in de somberheid van het Stap horster land de broos fijne lijnen der boerin nen daar. Zyn expressieve kracht heeft ge wonnen. Het blijkt ook uit zijn Adam en Eva. beproefd onderwerp, waarop hij toch .weer andere visie had. Uit den laatsten tijd zyn hot. de kinder studies. die opgang maakten. Sluyters heeft weilicht nog zijn hoogtepunt niet bereikt. Hij tolt onder de belangrijksten van de levende schilders. EEN LUXE-„LUCHTJACHT". Een treffend voorbeeld van de toepassing van de vliegsport voor genoegen is wel het luxe-,.!uchtjacht" met drie motoren, dat ge bouwd wordt voor een Enselschman: A. E. Guinness, die dan in Engeland de eerste eige naar zal zün van oen speciaal voor hem ont worden „vliegboot". Dit luchtjacht, dat gebouwd wordt door Vickers, kan zes passaeters he»-bereen. drie leden van de bemanning en 600 pond ba gage. De gewone snelheid is 100 mijl, de maximumsnelheid 120 mijl per uur. De cabines en de salons zijn op weelde rige wijze gemeubileerd. Er zijn kleerkasten, toilettafels, en een badkamer en verder alle gemakken, die aan boord van een plezier jacht aanwezig zijn. Een bepaald systeem van ventilatie maakt dat er in alle luchtstreken eenzelfde teini pcratuur in de cabines heerscht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 16