HELIOSTATEN I
V SIDEROSTATEN.
C
H. D. VERTELLING
De vroolijke kant
Biographieen in
een notedop
Wanneer men het zonlicht gebruiken wil
Voor het doen van lichtproeven, of wanneer
men de zon zelf bestudceren wil, stuit men
al spoedig op eigenaardige bezwaren. Licht
proeven doet men het gemakkelijkste wan
neer de lichtbundels, die men gebruikt, ho
rizontaal loopen. De instrumenten waar men
de bundel in opvangt, staan dan alle even
hoog en men kan zonder moeite de verschil
lende gedeelten van de opstelling bereiken.
Doet men de proeven met een kunstmatige
lichtbron, dan heeft men de richting van de
lichtbundels geheel in zijn macht. Maar
wanneer men het sterke zonlicht gebruiken
wil, verandert de richting waarin het licht
Invalt, in den loop van den dag voortdurend.
Ook wanneer men de zon zélf bestudeeren
wil, is het onaangenaam dat de richting
waaruit het zonlicht komt, steeds verandert.
Bij het onderzoek van den sterrehemel doet
zich die moeilijkheid ook voor. De geheele
hemel schijnt in 24 uur om een as te draaien.
Eigenlijk is die dagelijksche beweging van
den hemel een afspiegeling van het draaien
van de aarde. De as, waarom de hemel
schijnt te draalen, loopt evenwijdig aan de
aardas. Voor de volgende uiteenzettingen
maakt het echter geen verschil of men aan
neemt dat de aarde stil staat, en de hemel
draalt.
Richt men een kijker op een ster, of op de
zon, dan zal men dien kijker voortdurend
moeten verplaatsen om de ster te kunnen
blijven zien. Daarom bevestigt men den kij
ker aan een as, die evenwijdig aan dc hemel-
as gezet wordt Een uurwerk draait de as in
24 uur rond. Op die manier blijft de kijker
steeds op de ster waar men op ingesteld
heeft, gericht.
Deze oplossing van het vraagstuk heeft
echter ook zijn bezwaren. Wanneer men
zeer groote kijkers gebruikt, is het moeilijk
om die gevaarten te laten draaien. Voor ae
zon komt daar nog bij dat men deze wil be
studeeren met de hulpmiddelen die men in
een natuurkundig Laboratorium gewend is te
gebruiken. Zullen deze instrumenten de
beste uitkomsten geven dan moeten ze stevig
vast staan. Ook mag de temperatuur van de
omgeving niet al te sterk veranderen.
Daarom heeft men de oplossing in een
andere richting gezocht: men stelt de instru
menten vast op en kaatst het zonlicht door
middel van een vlakken spiegel naar het in
strument. Nu behoeft men alleen den betrek
kelijk kleinen en lichten spiegel te laten be
wegen. De taak van den spiegel Is om het
zonlicht, dat steeds uit een andere richting
komt, zóó terug te kaatsen dat het licht in
een standvastige richting in het gebruikte
instrument valt.
De spiegcllnstrumenten, die de lichtstra
len steeds in dezelfde richting terugkaatsen,
lieeten hellostaat (letterlijk „de zon staat")
als ze voor de zon gebruikt worden, en side-
rostaat (de ster staat") als ze voor het waar
nemen van sterren geschikt zijn. In principe
zijn ze op dezelfde manier geconstrueerd. De
verschillen ontstaan doordat de sterren over
al aan don hemel voorkomen, terwijl de zon
in den loop van een jaar in een gordel aan
den hemel blijft. De onderdeelen van een
siderostaat moeten grootere verplaatsingen
toelaten dan die van een heliostaat. In de
praktijk worden de namen heliostaat en
siderostaat door elkaar gebruikt.
Het principe van de hellostaat is in 1682
door Boffat voor het eerst beschreven. In
zijn tijd probeerde men zeer lange kijkers te
maken, zelfs tot 40 meter toe. Die Werden
opgehangen aan hooge masten, en met tou
wen bewogen. Men kan zich indenken hoe
weinig succes men daarmee bereikte. Ze wa
ren voor Boffat de aanleiding om zijn sple-
gelapparaat te vervaardigen. In dien tijd was
het echter nog niet mogelijk voldoende vlak
ke spiegels te slijpen, zoodat zijn methode
spoedig vergeten werd.
In 1742 beschreef onze landgenoot 's Gra-
vesande de hellostaat die hij bij zijn licht
proeven gebruikte.
We zullen do verschillende vormen van
heliostaat niet In historische volgorde be
schrijven, maar in rangorde naar hun inge
wikkeldheid.
Vooraf moeten we ons herinneren hoe een
vlakke spiegel het licht terugkaatst.
Een vlakke spiegel kaatst het licht zoo te
rug dat de hoek die do teruggekaatste
straal met den spiegel maakt, dezelfde is als
de hoek tusschen de invallende straal en den
spiegel. Dit kunnen we een beetje anders
formuleeren door te lette nop de lijn die in
het punt. waar de lichtstraal invalt, lood
recht op den spiegel staat. De terugkaatsing
gebeurt zóó dat de invallende en de terug
gekaatste straal gelijke hoeken met die lood
lijn maken. Dat komt er op neer dat de lood
lijn den hoek tusschen de twee beschouwde
stralen middendoor deelt.
De ingewikkeldste heliostaat krijgt men
natuurlijk wanneer men de lichtstralen in
een willekeurig gekozen richting terug wil
laten kaatsen. Eenvoudiger wordt het wan
neer men daarvoor de richting van de hemel-
as kiest.
De bekende Fahrenheit (1686—1736) plaat
ste een as evenwijdig aan de hemelas. Aan
die as bevestigde hij een draaibaar spiegel
tje. Dat spiegeltje draaide hij tot de terug
gekaatste lichtstralen van de zon juist in de
richting van de as liepen. Liet hij nu de as,
met het daaraan bevestigde spiegeltje, door
een uurwerk in 24 uur ronddraaien, dan ver
anderde er aan den onderllngcn stand van
de zon die om dc hemelas draait en van het
spiegeltje, dat om de uur.verkas draait, niets
jneer. De lichtstraal wordt dan voortdurend
in de richting van de as teruggekaatst. Wil
men dc teruggekaatste straal liever in een
andere richting laten loopen, dan moest, men
een tweeden spiegel gebruiken om het licht
nog eens terug te kaatsen. Maar deze spiegel
kon dan stil blijven staan.
Het instrument, da! August in 1839 con
strueerde. lijkt uiterlijk veel op dat van
Fahrenheit. Maar August maakte den spie
gel vast aan de as. zoodat dc spiegel steeds
evenwijdig aan deze as bleef. De loodlijn op
den spiegel wijst dan steeds naar een punt
op den hemelequator. Voor het gemak den
ken wc dat wc 't. Instrument gebruiken op 21
Maart, omdat dan dc zon ook in den equator
staat.. We laten het zonlicht op den spiegel
vallen en kijken waar de teruggekaatste
straal heen gaat. Dat blijkt dan weer naar
een punt v-an den equator te zijn. Willen we
•at de teruggekaatste straal steeds in de
zelfde richting blijft loopen. dan moeten we
de as, waaraan de spiegel bevestigd is, laten
draalen. De vraag is hoe snel dat moet ge
beuren. Stel dat dc zon zich een graad aan
den hemel verplaatst. De loodlijn op den spie
gel moet steeds den hoek tusschen de inval
lende zonnestralen en de vaste richting van
terugkaatsing midden door blijven deelen.
Die loodlijn hoeft dus slechts een halve
graad te draaien in den tijd dat de hemel
een graad draait DaaruLt volgt dat de as in
48 uur moet ronddraaien.
Ook by deze inrichting kan men de rich
ting van de teruggekaatste straal niet wil
lekeurig kiezen. Daarvoor moet een tweede
Spiegel gebruikt worden.
Dit instrument is later herhaalde malei*
opnieuw uitgevonden, oa. door Lippmann,
die den naam coelostaat (,.de hemel staat")
invoerde. De naam coelostaat wordt uitslui
tend voor deze constructie, waarbij de spie
gel evenwijdig aan de as staat, gebruikt.
De ingewikkelder vormen van heliostaat
stellen ons in staat met één spiegel de zon
nestralen in een vaste, willekeurig gekozen
richting terug te kaatsen. De sleutel tot het
begrip van hun werking is de geüjkbeenige
driehoek.
In de figuur is AC gelijk gemaakt aan CB,
terwyi AB een andere lengte heeft. De gelijk
heid van AC en CB heeft tot gevolg dat ook
de door een boogje aangegeven hoeken aan
elkaar gelyk zyn. Laat de lijn AB eens de
loodlijn op een spiegel Sp voorstellen. De lij
nen CB en CA kunnen dan beschouwd wor
den als de bij elkaar behoorende richtingen
van een invallende en een teruggekaatste
straal. De straal, die evenw'ydig aan CB in
valt wordt evenwüdig aan CA teruggekaatst.
In de figuur zün zulke stralen geteekend.
In de heliostaat komt nu ook zoo'n gelijk-
beenige driehoek voor. De spiegel is lood
recht op de zijde AB bevestigd. De zijde CB is
een stang die bij B een huisje draagt. In dat
huisje kan de stang AB schuiven. In C is de
stang CB vastgemaakt aan een as, die evcn-
wydig aan de aardas staat, en die door een
uurwerk in 24 uur rondgedraaid wordt. Het
uiteinde A van AB kan zóó bewogen worden
dat het altijd op denzelfden afstand van C
blijft. Hoe de onderdeelen dus verplaatst
worden, de driehoek ABC blijft altyd gelijk-
beenig. Daaruit volgt dat altijd CB en CA de
bij elkaar behoorende richtingen van een in
vallende en een teruggekaatste straal voor
stellen.
Om het instrument te gebruiken wordt CA
geplaatst in de vaste richting waarin men
de zonnestralen wil laten terugkaatsen. CB
wordt naar de zon gericht, en het uurwerk
zorgt er voor dat dat altijd zoo blijft.
Boven is opgemerkt dat de invallende en
de teruggekaatste straal ook gelijke hoeken
met den spiegel zélf maken Men kan de
heliostaat ook zoo inrichten dat de spiegel
door de lijn AB gaat, inplaats van er lood
recht op te staan. Dat is gedaan door Gam-
bey.
In Teyler's Museum zijn verschillende van
de hier besproken instrumenten aanwezig.
Het merkwaardigste is de heliostaat van
*s Gravesande. Het uurwerk is voorzien van
een slinger, die aan een koordje is opgehan
gen. By het heen en weer gaan van den
slinger stuit dat koordje tegen strookjes ko
per. Zoo wordt de slingerbol gedwongen een
bepaalde kromme lijn (een zoogenaamde cy-
cloide) te beschrijven. Dit is gedaan in na
volging van Christiaan Huygens, die gevon
den heeft dat alleen dan de groote en kleine
schommelingen van den slinger even lang
duren.
Een ander bijzonderheid is dat de lUn CB,
die steeds naar de zon gericht moet zyn, in
deze heliostaat niet door een stang is voor
gesteld. Dit maakt het opstellen van het in
strument omslachtig.
Aanstaanden Zondag is Teyler's Museum
van één tot vier uur geopend. Ondergetee-
kende hoopt dan aan de hand van de instru
menten nadere toelichtingen te geven, en
hun werking te demonstreeren.
Dr. N. W. DOORN.
Natuurkundig Laboratorium
van Teyler's Stichting.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
Pista.
door JEAN ROBERT.
Pista is verstandig, heel verstandig zelfs.
Bovenal is hy een goed rekenkundige en een
specialist in valutavraagstukken. Men zou dat
niet van hem verwachten, wanneer men hem
in de kleine, kleurlooze oogen ziet, deze
oogen met de stompzinnige uitdrukking
onder den kalen kop. die alleen aanwezig
soiiynt te zyn, om zijn lange slurf en de
groote lappen van zijn ooren te dragen. Al
is hij ook met geestelijke talenten begaafd,
met den besten wil zou men niet kunnen
beweren, dat hy even rijk is aan uiterlyke
voortreffelijkheden. Neen. waarlijk, mooi is
Pista allerminst. In vuilgrijze plooien hangt
zijn verwelkte huid van zijn ruggegraat over
den opgeblazen buik omlaag, wanneer hy op
zijn logge pooten zwaar en moeizaam zijn
onberekenbaar gewicht voortsleept. En zyn
verweerde, gele slagtanden, die ter weers
zijden van zijn neus de wereld in steken,
zullen vermoedelijk nooit als reclame voor
„Odol„Chlorodontof „Kolynos" gebruikt
worden. Niettemin kunnen dagelijks honder
den menschen van zijn aanblik niet genoeg
krygenPista is de olifant van den
dierentuin te Boedapest.
Een dier achter hekken is altijd min of
meer een tragisch schouwspel. Vooral voor
een olifant, die er eigenlijk voor geboren
werd aan het hoofd van een alles vernieti
gende kudde den schrik van het oerwoud te
worden, is het geen verheven lot. achter
ijzeren stangen op een plek van enkele vler
kante Meters, om enkele armzalige biscuits,
noten en vygen te moeten bedelen. Pista
echter wist van den nood een deugd te
maken. Nooit had hy in Afrika In de wilder
nis gelegenheid gehad, zyn financieele ge
nialiteit te ontwikkelen, gelijk hy het nu dag
in dag uit voor de bewonderende menigte
doet. Ook zyn lot Is het, van den morgen
tot den avond ongeduldig van het eene einde
van zyn gevangenis naar het andere te
wandelen, snuffelend rijn slurf door het hek
te steken, wachtend .at iemand hem iets
geeft. Hetgeen hy echter wil, zyn niet vruch
ten. koekjes en lekkers, zooals de andere
ordinaire menagerie-olifanten Ja, die
neemt hy ook, waarom ook niet. maar met
minachtend gebaar en zonder te bedanken
maa*r zijn verlangen gaat uit naar geld,
gewoon gemunt geld, waarvoor hy dan, ge
lijk ieder vrij man, by den bewaker koopt
hetgeen hy wenscht.
Maar onder de bezoekers van een dieren
tuin bevmden zich mmder beminnelijke
geesten. Een olifant bare munt te geven,
denken zij, zou even dwaas en verkwistend
zyn als ze te werpen in den Donau of in een
collectezak. Hier zoowel als daar bewijzen
speelflohes, een oude knoop e.d. precies den
zelfden dienst. Deze by zonder sluwen ken
nen Pista slecht. Pista laat zich niet licht be
driegen. In een onderdeel van een seconde
onderscheidt hij sóhyn van wezen; met een
onmiskenbaar gebaar van minachting laat
hy het geschenk vallen in het zand en dekt
het toe met de vele kilogrammen gewicht
van zyn poot. Wee echter dengeen, die het
aandurft, hem meermalen achtereen te be
dotten. Wanneer het Pista te erg wordt,
zuigt hy een handvol, ik bedoel een slurfvol,
aarde op en blaast ze den lastlgen kwelgeest
midden in het gezicht.
Pista's beste tyden zyn echter reeds lane
voorby. Pista's glanstijdperk was dat van
de inflatie na den wereldoorlog. Destyds was
er geen klinkende munt, destyds was er
alleen papiergeld, honderd-dulzend-kronen-
biljetten. tienduizend-kronenbiljetten enz.
afdalend tot biljetten van twee kronen en
van één kroon. Zoo'n biljet van een of twee
kronen was geld, geld met koerswaarde, on-
getwyfeld. maar zyn koopkracht verdween
als boter in de zon en tenslotte was het niet
meer waard dan tegenwoordig een knoop, ja.
een tiende, een honderdste krioop. Dat wist
Pista even goed als ieder ander. Hy weiger
de in die dagen de biljetten van één en
twee kronen, evenals togenwoordig de speel-
fiches. Nog meer! Hy was telkens over den
koers van den Kroon even nauwkeurig in
gelicht als de meest geslepen beursman.
Eerst negeerde hy de één-, later de twee-,
daarna de drie-kronen-biljetton en zoo
voort, telkens grootere biljetten, telkens hoo-
ger stelde hy het minimum vast, dat hy zich
nog waardig oordeelde, aan te nemen, hoe
meer de waardevermindering toen aan. Trad
daarentegen nu en dan een reactie in en
steeg de kroon in koers, dan verminderde hij
ook dienovereenkomstig zyn eischen.
Hon gar ye heeft het in economisch opzicht
sedert den vrede van Trianon niet gemak-
keiyk. Maar het behoeft niet te wanhopen.
Hoe kan hot op den duur een land slecht
gaan. waar de olifant als een financieel
genie is?
ZEEBOOMPJES.
Wie van tyd tot tijd aan de zee vertoeft
en aangetrokken door de mooie kleine wie
ren, die door de golven omhoog gebracht
worden, daar een kleine verzameling van
gaat maken zal zeer waarschijnlijk daar
onder ook „plantachtige" exemplaren vin
den. die in 't geheel geen zeewieren zyn. Als
hy die, na ze schoongemaakt en gescheiden
te hebben, aan een kenner laat zien, zal hy
tot zyn verbazing hooren, dat deze vertakte
„planten" eigeniyk dieren zyn. Dan bemerkt
hij dat ze, hoewel min of meer op dx-aden
geiykend, harder en hoornachtiger zyn dan
de meeste zeeplanten. Dikwijls spoelen bos
jes van die zoogenaamde planten aan het
strand aan, terwijl zy nog aan een leege
schelp vastzitten. Als men zoo'n bosje in een
glas zeewater doet en dat een poos lang laat
staan, zal men zien wat het eigeniyk is. Deze
diertjes staan gewooniyk bekend onder den
naam „koraalgewassen" een vage uitdruk
king, want verscheidene door steen omge
ven zeeplanten 'zyn daaronder begrepen
en een van de gewoonste daarvan staat be
kend als het „zeedennetje",, omdat de steel
eenigszins lijkt op de takken van een den.
Als wij tot ons glas water terugkeeren,
zullen wij thans bemerken dat de vertakte
massa kleine dieren den schok te boven is
gekomen van door golven te worden voort
gerold. wy zien, dat zoowel de stelen als de
„bladeren" diep gekerfd zyn langs de ran-
den. maar in sommige gedeelten van de groep
zitten aan de inkervingen breede kristallen
klokken vast, waarvan de randen bestaan
uit ccn franje van wuivende tentakels of
voelsprieten. Het blijkt xiu dat het zee
boompje een kolonie van kleine cellen is, in
elk waarvan een doorschynend dier leeft,
eigeniyk niets dan een zoogenaamde „Hydra"
een zakje, onderaandicht en met slechts
één mondopening aan het bovenste uiteinde
in het midden van de tentakels. De wanden
bestaan uit drie lagen vleesch, een binnen-
en een buitenlaag met een geleiachtige laag
er tusschen in. Uit enkele cellen in de buiten
ste laag kan het dier lange, stekende dra
den uitsteken, die een prooi verlammen of
dooden. (Enkele soorten hebben deze „netel-
draden" niet).
Het begin van een kolonie zeedeixnetjes
is een ei dat. na uitgekomen te zyn, een
zwemmende larve voortbrengt, maar deze
zet zich spoedig neer en ontwikkelt zich tot
een kruipend wortelachtig buisje, dat vast
zit aan een schaal of zeeplant, of een andere
stevige basis, met een enkele hydra in haar
kleine cel. Hieruit komt een knop te voor
schijn. die zich weer tot een nieuwe hydra
ontwikkelt, laat ons zeggen: aan den "lin
kerkant. De tweede hydra brengt een knop
voort aan den rechterkant en zoo ontstaat
door dit voortdurend uitbotten spoedig
een steel, die bezet is met cellen en hydra's
aan eiken kant. Soms bot een hydi-a aan
beide kanten uit en dan ontspringt een tak.
zoo ontstaat de boomachtige kolonie.
EEN UITVINDING, DIE TE
VROEG KWAM.
Een eigenaardig eeuwfeest kan. dezer dagen
te Parijs worden gevierd. Want het is juist
honderd jaar geleden, sixxds den d3g, waarop
Vicomte dc Betherel. nog al speculatief aan
gelegd door de straten van Parijs een dienst1
van restaurant-omnibussen begon te orga-
niseeren. Hy had 48 van deze eigenaardig ge
maakte wagens in dienst, waarvan 24 alle
mogelijke soorten wyn, 12 warm eten en 12
koude schotels vervoerden. Deze rollende
restaurants zouden den Paryzenaars gelegen;
held geven onder weg een stukje te eten. zon
der dat zy daarvoor hun arbeid behoefden te
onderbreken. Het plan leek zoo succesvol, dat
de optimistisch gestemde burggraaf vyftien
aparte keukens voor het verzorgen van zyn
rollende restaurants had ingericht. Weldra
bleek hem. dat hy zich verrekend had. Om
zyn kosten te dekken en wat te verdienen
moesten de pryzen met een sou (vyf cent»
worden verhoogd. Maar deze prysverhooging
jaagde de zuinige Paryzenaars in hel. harnas
Zij stelden zich niet tevreden met de restau»
rants van meneer de Batherel te boycotten,
maar zy werden ook het onderwerp van hun
spet en onder luid gelach werden de omni
bussen en hun stichter begraven. Zyn onder
neming had dc Betherel tot den bedelstaf ge-
b/acht, j
OP ZOEK NAAR EEN STAMBOOM.
Een rijk man in Engeland heeft onlangs
een secretaresse in zyn dienst genomen, die
als opdracht had, zyn voorouders „uit te
vinden" en een behoorlijken stamboom voor
hem samen te stellen. Zij kreeg hiervoor een
salaris van 12 pond sterling per week en een
toelage van 4 pond sterling voor onkosten.
Het wei-k omvatte ook reizen naar de Ver-
eenigde Staten.
Alles ging goed, tot de secretaresse één
„voorvader" ontdekte, die in de 18e eeuw voor
schapendiefstal was opgehangen. Dit was te
veel voor den millionnair. Hy liet onmiddel
lijk het onderzoek eindigen en ontsloeg de
secretaresse. Deze liet het er evenwel niet by
en stelde een eïsch tot schadevergoeding in.
Hoe deze zaak zal afloopen is nog niet be
kend.
Deze quaestie heeft intusschen aan het
licht gebracht, dat heel wat menschen te
genwoordig een bestaan vinden op een der
gelijke wijze als de genoemde secretaresse.
Zy trachten voor de vele „nieuwe rijken"
stamboomen samen te stellen, waardoor dan
kan worden aangetoond dat de persoon in
quaestie afstamt van goede families. Wan
neer we nagaan, dat we allen vier groot
ouders hebben, acht over-grootouders, zestien
bet-overgrootouders enz. dan is het niet zoo
moeilijk voor bijna iedereen een behoorlijk
„stel" voorouders op te diepen.
„EVEN" EN „ONEVEN" IN DE
NATUUR.
Wij kunnen wel zeggen dat wy in de
dierenwereld gewoonlijk de zoogenaamde
tweezijdige evenredigheid aantreffen, d.w.z.
de lichamen kunnen in de lengte verdeeld
worden in een linker- en een rechter helft,
die beide eikaars spiegelbeeld zyn.
Bij heele groepen dieren wordt deze even
redigheid echter niet gevonden, by voor
beeld bij de eenkleppige weekdieren: wulken,
slakken enz., waarvan de schelp spiraal»
vormig gekronkeld is. Bij de hoogere dieren
van de visschen af, komt tweezijdige even
redigheid als 1 ;el voor. Er zyn echter eenige
in 't oog loopencie uitzonderingen. In Nïeuw-
Zeeland bijvoorbeeld komt voor de kleine
Scheefsnavelige Pluvier, wiens snavel duide
lijk naar rechts gekeerd is, waardoor de
vogel in staat is, kleine schaaldiei'en op te
pikken, die onder steenen liggen.
By de uilen vinden wy eenige merkwaar
dige gevallen van asymmetrie": by sommige
soorten verschilt n.l de opening van het
oor óf in grootte óf in vorm (of in beide)
aan de twee zijden van den kop. By den lang
en bij den kort-oorigen uil is deze opening
by voorbeeld bijzonder groot en zij wordt
door een plooi in het midden in twee kamers
verdeeld. Aan den rechtei-kant van den kop
ligt de opening van het oor diep in de on
derste kamer, terwijl de bovenste geen ope
ning heeft. Aan den linkerkant is dat juist
andersom ingericht: de dichte holte onder
aan en de gang naar het inwendige oor er
boven! Bij den zeldzamen uil van Tengmalm
strekt deze ongelijkvormigheid zich zelfs uit
tot den schedel, daar de kraakbeenwanden
die den gang naar het binnenste oor om
geven, sterk verschillend zijn aan beide
kanten van den kop.
SINDS WANNEER ZIJN ER
ZONDAGEN?
De vraag sinds wanneer wij den Zondag
kennen, doet natuurlijk eigenaardig aan,
omdat we zoo gewoon zijn aan Zon- en Werk;
dagen, dat men er toe komt aan te nemen,
dat het wel altijd zoo zal zijn geweest. In
werkelijkheid is de Zondag eerst door keizer
Constantyn in den Romelnschen tijd, in»
gevoerd, althans wettelijk ingevoerd. Op
den zevenden Maart van het jaar 321, wei'd
de Zondag voor de eerste maal als algemeene
rustdag door de volgende verordening ge
proclameerd:
Alle rechters, alle stadsileden, alle hand
werk zullen op dezen hoogvereerden dag rus
ten. Voor de lieden op het land kan een uit
zondering worden gemaakt, daar er soms
dagen zyn, uitstekend geschikt, voor het
zaaien en men de gelegenheid door den hemel
gegeven, xiiet mag misbruiken.
Deze wet, een gevolg van het Christendom,
werd door keizer Constantijn uitgevaardigd,
ofschoon hij toen nog geen Christen was. De
Zondag drong zoo door in het leven en denken
der volkeren, dat het de Fransche revolutie
niet gelukte aan den Zondag een einde te
maken. En zal het. aan de heeren van de
Sovjet-republiek gelukken?
Het valt terecht te betwijfelen.
Op de tennisbaan. De gastheer stelt voor:
„En dit is mijn zuster. Zy speelt niet alleen
een heel aardige party tennis, maar heeft
ook het net gebreid.
De baas (sarcastisch): „Ik heb geconsta
teerd, dat er bij de begrafenis van je groot
moeder 30.000 menschen aanwezig waren."
De loopjongen: „Mijn gi-oo'.moeder was
erg populair meneer.
Hij: „Ik heb een klaver-vier gevonden."
Zij: .Dan gaan we vast gauw trouwen!"
Hij: ,Jk dacht dat een klaver-vier geluk
beteekende?"
„Waarom rijd je zoo verschrikkelijk hai'd?"
„Dc remmen werken niet; we moeten dus
thuis zyn, voor we een ongeluk krygen."
De vrouw: „De meid is weggeloopen
De man: „Waarom?"
De vrouw: „Ze zei dat je gisteren door de
telefoon ruw tegen haar bent geweest."
De man: .Lieve hemel, ik dacht dat jij
aan de telefoon was!"
Papegaaien leeren snel bevelen nazeggen,
schrijft een deskundige. Volgens de „Humo
rist" is de meest voorkomende uitdrukking
in papegaaienkringen: „Doe wat ik je zeg
man!"
„London Opinion" schrijft: Een geleerde
beweert regen te kunnen maken, door
middel van een bepaalde stof. uit vlieg
machines te storten," Het blad voegt er aan
toe: „Er is een eenvoudiger middel: Oi*ga-
niseer een pic-nic",
JAN SLUYTERS.
Jan Sluyters Is Bosschenaar van geboorte.
Zijn leven begint op 17 December 1883. Zyn
vader was zincograaf en begaafd met een
teekentalent, dat door den zoon ten zeerste
wordt gewaardeerd. Zoo kon Sluyters reeds
vroeg met de teekenstift vertrouwd raken.
En hij bleek aanleg te hebben, onmiskenbaar.
Hij kreeg wat teekenonderricht en werd toen
naar Amstoi-dam. gestuurd. De wereld in,
om er groot in te worden. Hij kwam aan de
Academie onder prof. August Allebé. Maar
hij bleef er nog geen jaar. Want Sluyters
kent geen innerlijke rust en onder leiding
werken was hem onmogelijk. Hij is to fel
onstuimig.
Wel liep hij te teekenklasse door, in 1903.
Het volgend Jaar werd de kamp openge
steld om den prix de Rome. Sluyters, de
durver dong mee en wón den prijs. Hij kreeg
het koninklijk subsidie en de weg naar de
Eeuwige stad lag voor hem open. Hij ging
onmiddellijk, 't Was of hij vluchtte uit het
Holland van stijve tradities en bestoven be
ginselen, zooals hij er togen botste. Zijn re-
volutionnaire geest zocht ruimte en vrij
heid om te werken. In Holland werd beden
kelijk gekeken, door eerbiedwaardige pro
fessoren, als het penseel in de hand van
een jong en waim levend menscth wel eens
anders borstelde dan zij goed vonden. In
Rome was geen dwang en hoewel gebonden
aan zijn opdrachten kwam Sluyters' geest
in nieuwe beweging door de grootsohheid
der Eeuwige Stad, de monumenten van ver
gane schoonheid, waaromheen een nieuw
fleurig leven werd geboren.
Alleen Sluyters had bij lange na nog het
evenwicht niet gevonden.
De lijn moge dan ontbreken, een wondere
frischheid heeft het werk door de veelzijdige
interesse van den schepper.
Van Rome zou Sluyters naar Spanje trek
ken. Maar de commissie, die den Prix had
toegekend, wilde eei-st weten, wat de schil
der daar zou conterfeiten. Dat kon de schil
der vooruit niet zoggen. Doch de commissie
verlangde, dat hij het toch zei en toen dit
niet gebeurde werd de prijs ingehouden. Er
waaide veel stof over op, doch Sluyters trok
zich van de heele zaak niet veel aan en ging
toch naar Spanje. En van daar naar Parijs.
Meedoogenlooze teekenaar van het wreed
ste in de naaktste werkelijkheid vond zijn
geest er stof genoeg. Wat hij van die reizen
meebracht getuigde van vele nieuwe in
zichten.
Teruggekeerd in Nederland hield hij in
1907 zijn eerste tentoonstelling en wel to
Utrecht, in den kunsthandel De Gelder. Het
was zeer revolutionnair, wat hij daar ten
toonstelde, een verbluffende openbaring van
gevoelskunst op Cézanne en Gauguin, Van
Gogh is dit werk geïnspireerd. Een prachtig
voorbeeld is „Femmes qui s'embi-assent", dat
echter nooit tentoongesteld is.
Amsterdam, de stad van het veelzijdige
leven en de intense schoonheid meer dan
iedere andere in Nederland is zijn woon
plaats geworden. Vele studiën komen als
bewyzen van hard werken. Zoowel het stads
gezicht en het landschapssohildeiij geeft
Sluyters als de zelfs in dit onderwerp pessi
mistisch met wreede werkelijkheidszin ge
ziene kinderkopjes, waarin hij de leelijkheid
der zuigelingen schildert, en de meesterlijke
naakten. Groote bewondering hebben deze
zuigelingportretten getrokken. Milder is Jan
Sluyters waar hij Moederweelde getroffen
heeft.
Teekenend voor de scherpte van Sluyters
waarneming, voor de diepte zijner visie is de
Neger, een van zijn indrukwekkendste
doeken.
Vruchtbare jaren liggen tusschen 1913 en
1914, gevolgd door den Staphorster tijd. Hij
ging naar Staphorst in 1915. Waaldijk prach
tig stelt hij in de somberheid van het Stap
horster land de broos fijne lijnen der boerin
nen daar. Zyn expressieve kracht heeft ge
wonnen. Het blijkt ook uit zijn Adam en
Eva. beproefd onderwerp, waarop hij toch
.weer andere visie had.
Uit den laatsten tijd zyn hot. de kinder
studies. die opgang maakten. Sluyters heeft
weilicht nog zijn hoogtepunt niet bereikt.
Hij tolt onder de belangrijksten van de
levende schilders.
EEN LUXE-„LUCHTJACHT".
Een treffend voorbeeld van de toepassing
van de vliegsport voor genoegen is wel het
luxe-,.!uchtjacht" met drie motoren, dat ge
bouwd wordt voor een Enselschman: A. E.
Guinness, die dan in Engeland de eerste eige
naar zal zün van oen speciaal voor hem ont
worden „vliegboot".
Dit luchtjacht, dat gebouwd wordt door
Vickers, kan zes passaeters he»-bereen. drie
leden van de bemanning en 600 pond ba
gage. De gewone snelheid is 100 mijl, de
maximumsnelheid 120 mijl per uur.
De cabines en de salons zijn op weelde
rige wijze gemeubileerd. Er zijn kleerkasten,
toilettafels, en een badkamer en verder alle
gemakken, die aan boord van een plezier
jacht aanwezig zijn.
Een bepaald systeem van ventilatie maakt
dat er in alle luchtstreken eenzelfde teini
pcratuur in de cabines heerscht.