Ue/ikojdeA tffrutMefocAe. fwvmii DE GEZELLE-HERDENKING ®5arr,# IVI OÜTBROOÖ LETTEREN EN KUNST DE WEG TOT HET HART Nieuws uit Indië, ALVANA CAMEL r\GBLAD WOENSDAG 7 MEI 1930 Het overvolle Brugge. Militair vertoon en Poëzie. (Van onzen Correspondent). BRUGGE, 4 Mei. Het „Stille Brugge", waar men zoo graag Tan spreekt, bestond heden ^iet meer; cie smalle straten waren stampvol met feest gangers, zoodat het tram- en autoverkeer zoo goed als stopgezet moest worden Er was kermis. Op de markt geurden de beignets en de gebakken visch ter eere van den dichter die in vogels en bloemen een heerlijk wel behagen schepte. De carroussels floten, de autodromen werkten met de sirenes, ter meerdere glorie van den dichter der stilte. En voor de café's zaten de feestgangers, om voor deze speciale gelegenheid op het ge- wenschte poëtische peil te komen, groote pinten bier te ledigen. Het was een hart verheffend en ontroerend schouwspel. In de kerk van de H. Walburga, waar Gezelle eenige jaren als kapelaan heeft dienst ge daan, werd een mis opgedragen door pastoor Claeys, in tegenwoordigheid van Mgr. Waf- fclaert. bisschop van Brugge en tal van wereldlijke autoriteiten. Men kan zeggen, dat alle groepen der geestelijke en maatschappe lijke samenleving, welke Gezelle bij zijn leven dwars gezeten en doen lijden hebben, schitterend vertegenwoordigd waren. Na afloop der plechtigheid had in de gothische zaal van het stadhuis een academische zit ting plaats. Hier sprak professor dr. August Vermeylen het woord dat gesproken moest worden, kort, direct, warm en enthousiast. Dit was de eerste maal bij deze feesten een uiting den Dichter waardig. Rede Vermeylen. Het Is oen onzeggelijk geluk voor mij, heden de inluider tc mogen zijn van Guido Gezelle's triomf. Triomf van Vlaanderen's grootsten dichter, wiens leven er helaas een was van miskenning, eerst in zijn aller laatste Jaren gelenigd door de bewonde rende genegenheid van een wat breederen kring. Maar, hoe treurig dat ook stemme, we vragen ons af, of zulk een dichter wel een ander lot beschoren kon zijn. Het beant woordde aan den bijna algemeenen regel: er is een zeker verloop van tijd noodig, eer dat oorspronkelijkheid begrepen wordt. En dat moest vooral hier onvermijdelijk zijn, waar een traditie van zuivere dichtkunst al te zeer ontbrak, dan dat de ooren fijn gevoelig genoeg konden zijn om zulk een hcmelsche muziek te vatten als die van Guido Gezelle Verheugen we ons op dezen dag, dat we eindelijk zooveel verder staan, en dat sedert zijn dood zijn roemrijk beeld stilaan hooger boven het land rees. in het licht, voor immer gegrondvest op het hart en den geest van het geheele volk. Het geheele volk behoort hij toe. Is het niet heerlijk, dat Vlamingen van allen stand, van elke gezindheid, zich vandaag één voe len in den glans die van hem afstraalt, die afstraalt van den gehéelen Gezelle, priester, dichter en mensch, want wie zou willen onderscheiden, in een persoonlijkheid die zoo onverdeeld was? Maar wanneer het per soonlijke tot zulk een essentie van mensche- lijkhcid is opgegroeid, en dat die mensche- lijkhcid zich op het opperste plan van lou ter dichterschap uit. dan kan een elk er het kostbaarste van zijn ziel in verheerlijkt zien. Er is een sfeer, waarin alle idealismen elkaar de hand reiken. En hoe zou dat niet vooral het geval zijn, voor ons Vlamingen, wanneer het den dichter geldt, die vollediger, mach tiger en waardcr dan welk ander het wezen zelf van zijn land en van zijn stam heeft uitgesproken, voor alle eeuwen! Door zijn liefde tot de natuur, natuur in het gemoed, natuur in de taal, natuur in de dingen, door die vrome liefde, die in het ge ringste nog een vertolking van de goddelijke geheimenis vereerde, was hij volkomen één met zijn land en met de eenvoudigen van harte die hem omringden. Hij bleef dicht bij de volkstaal en bij het volkslied. Som mige van zijn mooiste gedichten dansen op de rythmen van het deuntje dat langs de straten en wegen klinkt: sommige van zijn innigste verzen zijn gelegenheidsverzen, die hij rijmde voor doodbriefjes van zijn paro chianen. Hij, de wonderdoener in het rijk van de kunst, minde de ongekunstelde streek van de kleine luidjes. Zoo kunnen ook de kleine luidjes even als de verfijnde genieter van vormen onder zijne bekoring komen. Hij maakt de krachten los, die in ons allen aan wezig zijn. Er is geen poëzie, die zoo door en door Vlaamsch is als de zijne, alsof hij nooit wat anders in zich opgenomen had dan Vlaanderen, en alles wat Vlaanderen Is leeft dan ook in zijn woord, onze weiden en ver ten, onze hemelen en wolken, en al de bla deren en al de vleugelen, de ziel van den boer die ploegt en van het kind dat bidt, de stem zelf van ons bloed. Bevrijder van al de frissche bronnen, bevrijder van onze oogen en ons hart, bevrijder van onze taal. bevrij der van het geheime voorgevoel dat ons steeds naar hooger trekt: Gezelle heeft ons voor altijd ons land en ons zelf geschonken. Hij werd zelfs een particularist genoemd, zoo was hij saamgegroeid met zijn wereld, zoo innig verbonden met al wat onvervalscht in die wereld mag heeten. Maar dat doordrin gend vatten en herscheppen van de wezen lijke werkelijkheid, dat is het juist wat hem zijn universeele beteekenis geeft, want het beste middel om langs de eenig rechte lijn het algemeene te bereiken. De waarheid van zijn wezen, vandaar zal men altijd moeten uitgaan, om ten volle zijn beteekenis te beseffen. Zijn les luidde: ge heel zijn wat men in den grond is, het echt ste en duurzaamste in zich steeds getrouw blijven, niet anders doen dan groeien uit het diepste, dat men werkelijk is. Vandaar, dat hij zijn waarheid alleen geven kon in de vormen door die waarheid zelf geboetseerd, vandaar, dat geen her innering aan wat anderen eens zeiden tusschen zijn aandoening en zijn woord kwam schuive^p, en dat hij zag en hoorde als een, die voor de eerste maal de wereld ont dekt. Vandaar de macht, die de meest verrassen de verdienste van zijn kunst uitmaakt: dat do zeer samengestelde, even rijke als reine harmonie er het gevolg lijkt van een dier bewegingen, die men zonder nadenken uit voert. Vandaar ook, dat geen snaar ln hem roe ren imocht, of al de andere snaren roerden stil mee, nazinderend tot in de ziel; van daar, dat het geringste er altijd deel heeft aan het geheel. Dat is het wonder van Gezelle. Hij bezat die eenheid, waardoor een dichter de gelijke kan worden van een heilige. Ik weet niets mooiers van hem te zeggen. Ik voeg er ten slotte alleen dit nog aan toe. Gelukkig ons Vlaanderen, dat zulk een dich ter vleesch van zijn vleesch en ziel van zijn ziel mag noemen, Gezelle, helder zinnebeeld van wat ons op een hooger plan van leven allen vereenigt, Guido Gezelle, getuigenis en verheerlijkste openbaring van al de groot heid en schoonheid die verspreid in ons volk ligt te sluimeren, en onder zijnen zegen ver der groeien en bloeien en rijpen moet, on vergankelijk. Na Vermeylen sprak de Franschschrijvendc dichter Grêgoire le Roi, directeur van het Museum Wïerts te Brussel, een rede uit in het Vlaamsch, hetgeen door de aanwezigen om het zeerste werd gewaardeerd. Hij zeide o.a. zeer goed welke uitzonderlijke beteeke nis voor Gezelle, méér dan voor vele andere schrijvers, de taal had: „Weinige Fransche schrijvers hebben het geluk gehad zijne gedichten in de oorspron kelijke taal te kunnen lezen; de anderen weten niet welke schatten van schoonheid Guido Gezelle geschapen heeft. Want wat INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cl». per regel. INGEZONDEN MEDEDEELINCEN i 60 Cu. per r,„l OP GEEN STUKKEN NA HETZELFDE als gewoon bruinbrood, is: FEUILLETON Naar het Fngelsch, door J. VAN DER SLUYS. 84) Mr. Brent moest toegeven dat hij een der gelijke sensatie nooit ondervonden had en Hilary ging opgewonden voort: ..Er zijn heel wat vrouwen, die dat moeten doen. En om dat ik zelf arm geweest ben. kan ik er mij indenken hoe die arme stakkers het zullen vir.dcn als ze. al ia het maar voor een week, ln dat huls op de hol lucht en licht en na tuurschoon vinden. Ik wil mijn geld niet ge bruiken op een manier dat iedere stuiver rente moet opbrengen. Het. moet. ook dienen om anderen gelukkig te maken." Mr. Brent keek zijn ongewone cliënt nieuwsgierig aan. dit meisje met haar hel dere oogen en glanzende haren, met haar vastberaden, karaktervollen kin en mond. „Nu juffrouw Framley", zei hij langzaam, terwijl hij tcekeningotjes maakte op het vloclpaoier op zijn schrijfbureau en zonder het meisje .aan te kil ken. „als u er dan zoo op gesteld bent, moeten we maar eens met doktor Harding en mevrouw Derfield over uw plan praten." „Neen, wc behoeven er met niemand over te' praten", antwoordde Hilary met onrust barende beslistheid. „Dokter Harding is mijn voogd niet meer en tante Ansticc Is het evenmin. Ik" ze zweeg een oogenblik n keek meneer Brent strak aan -/üc bon mijn <eigcn heer cn meester en ik k«n mijn geld gebruiken zooals ik het verkies." „Is het misschien niet zoo?" ging ze voort toen de advocaat niet direct antwoord gaf. „Kan Ik met mijn geld doen wat ik wensch of niet?" „Ik zou geen bezwaren ln het midden brengen als u iets verstandigs voornemens was", begon Mr. Brent. terwijl hij haar vraag onbeantwoord liet, „ik zou het goedkeuren..." „Ik geloof niet dat uw goedkeuring noodig is, viel Hilary hem zacht, maar beslist in de rede. „en ik heb toch gelijk, nietwaar, als ik zeg dat ik niemand rekening en verantwoor ding schuldig ben van wat ik met mijn geld wil doen?" Haar gedecideerde manier van optreden maakte den advocaat verlegen, het was een nieuwe gewaarwording voor hem om zoo toe gesproken te worden, met zoo'n zelfverzeker de waardigheid cn dan nog wel door een jong meisje, dat luttele dagen geleden nog straatarm was geweest. „Zeker, zeker." verklaarde Mr. Brent zicht baar verward. „U hebt volkomen gelijk, juf frouw Framley. U bent vrij om te doen cn te laten wat u wilt, maar voor u iets onder neemt, is het toch misschien verstandiger om iemand te raadplegen, die meer kennis van de wereld en van zaken heeft dan u zelf." „Daarom ben ik ook bij u gekomen", ant woordde Hilary eenvoudig; ik heb alle do cumenten. die u mij gegeven hebt, zoo goed mogelijk bestudeerd en daaruit heb Ik ge concludeerd, dat als ik dat huis op de heide kocht, het nauwelijks eenig verschil zou maken voor mijn inkomen. En als deel van mijn kapitaaltje houdt het zijn waarde" En tot. Brent's niet geringe verbazing le verde ze hem het bewijs, dat ze zich een heel duidelijk begrip had gevormd van haar kapitaal, haar inkomen en diverse bcieggin- blijft er over van eene vertaling? Hgi ge raamte van een gevoel of van een gedachte, een geraamte zonder 't vleesch en zonder 't bloed der taal, zonder de muziek en zonder den geest der taal. En voor Guido Gezelle ls de taal men mag niet zeggen het voornaamste; alles is het voornaamste In een meesterstuk voor Guido Gezelle is de taal het cement dat de stoenen van het gebouw aan elkander ver bindt. En welke taal! de zachtste, de sappigste, de meest vloeiende, de zangerigste der talen! Die taal, Guido Gezelle heeft ze ontdekt in zijn eigen middelen; maar hij heeft ze her schapen om er den zang van te maken van Vlaanderen's geest en van Vlaanderen's hart. Alles wat eigen Vlaamsch is, ln de men- schen en in de natuur, heeft zijn scherp- voelende geest geraden en geuit. Gelijk Homerus Grieksch is, gelijk Dante het Italië zijner eeuw verwezenlijkt, gelijk Goethe de geest en 't hart van zijn land is, zoo is Guido Gezelle de dichter van Vlaan deren." Uit naam van het Nedrlandsch sprekende en gevoelende Zuid-Afrika sorak dr. C. N. van I-Ieever. die na voltooide studies te Utrecht promoveerde op den invloed van Ge zelle op den Afrikaanschen dichter Totius. De Vlamingen uit Noord-Frankrijk werden vertegenwoordigd door pastoor M. Janssen uit Grevelingen. die een veel te lang betoog hield in een al te particularistisch Neder- landsch. dat deswege vrijwel onverstaan baar werd. Ten slotte sprak prof. dr. J. van Glnneken namens de Nederlandsche Gezelle- bewonderaars. Hij deed dit met gloed, met zwier; maar. helaas, ook met een retho- rische omhaal en een niet altijd zuivere beeldspraak .welke weinig met den geest "an Gezelle strookten. In de stampvolle zaal herkende men tal van Vlaamsche voormannen en vele schrij vers. o.a. Stijn Streuvels, Cyriel riuysse, Herman Teirllnck. Maurice Roelants. Rei- mond Herreman, Urbain van de Voorde, F. V. Toussaint van Boeiaere. Emmanuel de Bom, Ernst Claes, Achilles Mussche. Omer Wattez, Frans Verschoren, Joris Eeckhout, Kamiel Huysmans, Gaston Martens*, verder een aantal hoogleeraren, geestelijken en politici. Nederlandsche schrijvers waren cr niet. Dc onthullers. Tegen drie uur in den namiddag had de onthulling van het monument plaats. Dit staat op een vriendelijk klein pleintje tegen over de O.L.Vr.-kcrk tusschen de boomen. Het is het werk van den beeldhouwer ^Tules Lagac, en het is een typisch staaltje van officieele kunst geworden: banaal, niets zeggend en vormeloos. En onwillekeurig denkt men aan het statige, edele ontwerp van een werkelijk groot en vindingrijk kun stenaar als Oscar Jespers, waar de heeren inrichters niet aandurfden! Onder het beeld dat bedekt is met de Vlaamsche leeuwenvlag hebben zich een aantal hoofdofficieren in groot tenue, rijke lijk besterd, opgesteld. Het was voor de vele aanwezigen een openbaring dat Gezelle thans zóó populair is onder het officieren corps, dat dit zich zoo briljant wenschte te doen vertegenwoordigen. Ook vele andere hoogwaardigheidsbekleeders met gouden borduurselen en steken groepeerden zich om en bij de koninklijke tribune. Bijna twee honderd vereenigingen en maatschappijen defileerden daarna voor het beeld. Voetbal lers, biljarters, duivenminnaars, fietsers, zwemmers, baanbolders, turners en suppor ters, uit de stad en van de omtrek, padvin ders en schoolkinderen; allen getuigden van een blakende liefde voor de poëzie onder de opgewekte tonen van een marsch of een one step. Toen de Koning en de Koningin aan kwamen, werd de Brabangonne gespeeld, welke in een beleefd stilzwijgen werd aange hoord. Incidenten deden zich hierbij niet voor. Toen de muziek daarna „De Vlaamsche Leeuw" inzette zongen duizenden en duizen den kelen het geliefde volkslied, dat door de Vorsten staande werd aangehoord. Hierop volgde het, lied van Groeninghe (text van Gezelle, muziek van Van Hoof) en weer stonden de hooge autoriteiten in de loge recht. Als eerste spreker trad op prof. dr. Arthur Boon, hoogleeraar aan de R.-K. Universiteit te Leuven, die een welverdiende hulde bracht aan den besten Gezelle-kenncr, den onlangs overleden Alois Walgrave. Hij schetste een breed beeld van Gezelle's beteekenis. Rede Boon. In een land dat met zijn letterkunde en beschaving van vroeger tijden had afgebro ken, in een streek die zoo pas nog verarmoed en uitgehongerd was door een economische crisis zoo scherp en zoo langdurig dat heel gen. De advocaat, die haar voor een onnoozel schaap had gehouden, zonder een flauw benul van zaken, keek haar met kenne- lijkcn eerbied aan. „U hebt alle details uitstekend in u opge nomen", prees hij-, „Dat was toch ook noodig". Hilary keek hem een beetje verbaasd aan. „Ik moet toch weten hoeveel geld ik gebruiken kan; ik ben er toch verantwoordelijk voor. En daarom zie ik niet in waarom ik dat huis op de hei niet zou koopen. Het renteverlies kan ge boekt worden als uitgegeven voor liefdadige doeleinden." Voor geen geld ter wereld zou Mr. Brent hebben willen toegeven dat hem de wind uit de zeilen genomen was, maar hij was zich volkomen bewust dat dit het geval was en schoorvoetend gaf hij zich gewonnen. „Neen, niemand heeft de macht om zich in uw zaken te mengen" zei hij later, nadat hij met Hilary het plan tot in de kleinste bijzonderheden had uitgewerkt. „We kunnen u alleen maar helpen en raden." „En ik zal altijd bij u komen om hulp en raad", was het hartelijke antwoord, toen ze opstond om te gaan. „Ik ben erg blij. dat u de zaak nu beschouwt zooals ik het doe („wat heelemaal niet zoo is", dacht mr. Brent hulpeloos) „omdat, ik dit plan onder alle omstandigheden ten uitvoer wilde bren gen cn als u mij daarmede niet had willen helpen, was lk genoodzaakt geweest naai een ander te gaan die dat wel wilde." Ze zei deze woorden met een allerliefst glimlachje, dat de pil een weinig vergulde, maar haar oogen keken strak, in de zijne en om haar mond lag een vastbesloten trek. En de grijze rechtsgeleerde besefte dat het een beetje gescheeld had of hij was een winst gevende relatie kwijtgeraakt. Zijn eerbied voor dit zelfbewuste jonge meisje groeide en de bevolking ten ondergang gedoemd scheen, met een taal die na een paar eeuwen mis kenning en minachting, uit alle hoogere geestesuiting geweerd bleef en enkel voort- bloeide bij de lagere standen van het volk, heeft Gezelle het wonder verwezenlijkt van de herwording van de Vlaaimsche letterkun de. Wel waren Antwerpen en Gent hem voor gegaan, maar hij heeft een kunst geschapen zoo oorspronkelijk en verscheiden en tevens zoo eenvoudig en ongekunsteld, zoo alge- meen-menschelijk en tevens zoo door-en door Vlaamsch en kristelijk, dat hij al zijn kunstgenooten voorbij is gestreefd. Ondanks het eigenaardige en moeilijke van zijn taal en vorm begint zijn naam ook buiten ons taalgebied beroemd te geraken. Moge dit eeuwfeest een gelegenheid zijn om de weldaad van Gezelle's kunst meer en meer onder onze Waalsche landgenooten en in het buitenland te verspreiden! Voor een paar jaren werd onder de Ge- zelle-vereerders een comité opgericht, dat buiten alle politiek en godsdienstige ver deeldheid om, door een wetenschappelijke uitgave van Gezelle's werken het volk deel achtig wil maken aan die zuivere kunst en voor onzen grootsten dichter in zijn geboor testad een waardig gedenkteeken wilde tot stand brengen. Over enkele weken komt het eerste deel van de pers; met mild en steun van Staat en provincie. Toen daarop de vlag, welke het beeld aan het oog onttrok langzaam zakte, brak, na een kort oogenblik van diepe en ontroerende stilte, een eindeloos gejubel los. Na den voor zitter van het comité spraken nog de burge meester van Brugge, Senator Van Hoesten- berghe, namens de gemeente en mr. J. Baels, minister van Binnenlandsche Zaken, namens de regeering. Toen nam de Koning het woord en getuigde van zijn liefde en bewon dering voor den groot en dichter van Vlaan deren. Z.M. legde uit naam van de konink lijke familie een krans aan den voet van het monument. Ten slotte sprak prof. dr. Jules Persijn, hoogleeraar aan de Gentsche Uni versiteit een slotwoord, namens de Konink lijke Viaamsche Academie. De officieele feestelijkheden waren hiermede afgeloopen. Autoriteiten, genoodigden en belangstel lenden vereenigden zich daarna aan een feestmaal om Gezelle met spijs en drank definitief te herdenken. Wanneer ik mijn indruk van dezen dag bondig moet samenvatten, dan kan ik, met den besten wil van de wereld niets anders zeg gen, dan dat ik geen enkele seconde den geest van Gezelle in al dat gekletter van woorden en sabels, te midden van die kermisdrukte en het gebulder der luidsprekers, heb terug gevonden. Het geheel hield het midden tusschen een publieke vermakelijkheid en een politieke demonstratie. De poëzie was ver te zoeken. Alles wat Gezelle liefhad en vereerde was vergeten, en wat hij haatte, uiterlijk vertoon, groote woorden, luidruch tigheid, kortom heel het officieel en semi- officieel farizeeïsme, werd aan den voet van zijn standbeeld ten toon gespreid. Voor "den waarachtigen minnaar der schoonheid, voor den werkelijken vriend van Gezelle was deze belachelijke vertooning een onafgebroken marteling. Waarlijk, de Poëzie is te hoog en te edel, waarlijk deze man was te rijk, te zuiver, en te teeder om zóo zielloos, zöo geestesarm „gehuldigd" te worden. J. GRESHOFF. DE FRANSCHE SCHILDERIJEN- VERVALSCHERS. KUNSTHANDEL GECOMPROMIT TEERD? De Parijsche correspondent van het Hbld. deelt mede: De ontdekking van de vervalsching van zulk een groot aantal schilderijen door den jongen Millet en den schilder Caz-ot (zoo blijkt de naam gespeld te moeten worden) blijft hier veel stof doen opwaaien. Hoewel de twee medeplichtigen nog niet gear resteerd zijn, omdat geen gevaar voor ont vluchting bestaat, kan er niet getwijfeld worden aan hun schuld, omdat zij in het vooronderzoek volledige bekentenissen heb ben afgelegd. Zij locpen kans op een ver oordeeling tot een maximum van vijf jaar gevangenisstraf. Millet schijnt zich boven dien schuldig gemaakt te hebben aan het uitgeven van chèques zonder provisie en zooals reeds gemeld werd. aan valsch'neid in geschrifte en allerlei oplichting. Hij was een man, die altijd veel geld noodig had en in weerwil van zijn groore inkomsten uit de vervaischingen zat hij voortdurend cp zwart zaad. Cazot daarentegen hield den boel bij* onwillekeurig vergeleek hij haar mot haar vader voor wien hij nooit veel meer dan min achting gevoeld had. Dat meisje met haar heldere oogen en haar helder hoofd, was van een heel ander maaksel dan de slappe sir Luke! HOOFDSTUK- XX. „IK ZOU HETZELFDE GEDAAN HEBBEN". „Neen! Hilary komt niet voor morgen terug", vertelde mevrouw Derfield in ant woord op Miles Harding's vraag, toen hij in haar boudoir binnengelaten werd. „Arm kind, ik ben bang dat ze het zich erg aan trekt. Ze heeft u ook geschreven, nietwaar?" „Ja. Daarom kom ik juist hier", antwoord de Harding snel ofschoon een uitdrukking in zijn oogen zijn toehoordster deed geloo- ven dat de bewuste brief niet de eenige re den was van zijn komst! „Ze heeft me ge schreven dat meneer Dunbar haar ten hu welijk heeft gevraagd en dat ze hem aange nomen heeft, maar dat hij zich terug trok toen hij ontdekte dat zij rijk was en niet het arme meisje, waaarvoor hij haar gehouden had." „Hebt u ooit zoo'n dwaasheid gehoord." Er klonk verontwaardiging in Anstice's stem. „Hij hield van Hilary zou je zoo zeggc-n, an ders zou hij haar niet gevraagd hebben en nu hij ontdekt, dat zij rijk is. wil hij niets meer met haar te maken hebben. Ik erger me dood aan een dergelijke haarkloverij!" „Waarom noemt u dat haarkloverij?" Er was iets grimmigs in Harding's gezicht. ..Omdat cr geen andere na3m voor is. Hi lary ls toch dezelfde Hilary, of ze 50 of 5000 een en is op het oogenblik een man in bonis. Hoe goed de organisatie in elkaar zat, blijkt uit de niet onvermakelijke bijzonder, held. dat cie heeren ook een eigen „deskun dige" hadden gefabriceerd. Het was een straatmuzikant met een bijzondere gave voor comediespelen, die zij netjes in de kleeren hadden gestoken en. van adel ge, maakt-. A's een adspirant-kooper twijfelde, zei Millet rustig: „Welnu, wend u t-ot den bekenden expert De Montaibot bij zijn uit spraak leg ik mij onvoorwaardelijk neer". De muzikant kwam. hanteerde zwierig het vergrootglas en concludeerde tot de echt, heid, kwam zelfs in extase over zulk een prachtexemplaar. Zoo werden velen opge licht. Deze heele, geschiedenis is natuurlijk nogal onprettig voor den kunsthandel. Bij zijn ver hoor zei Millet zelfs cynisch, dat de heeren kunsthandelaars nu wel een slechten tijd zouden gaan beleven. De uitingen van enke len der voornaamste Parijsche kunsthande laars echter, die gepubliceerd worden, zijn vol rustige zekerheid. Zij zeggen, dat derge lijke dingen altijd voorgekomen zijn en dat slechts die amateurs er het slachtoffer van worden, die voor een prikje een collectie be kende kunstwerken willen vormen. Wie bij een grooten, bekenden kunsthandel aan koopt, loopt geen gevaar, ten eerste omdat die zelf vervaischingen, die hem aangebo den worden, ontdekt en weigert-, ten tweede omdat de bekende handelaars groote kunst werken, die zij verkoopen, gedurende dertig jaar garandeeren en er den prijs van terug betalen, wanneer blijken mocht, dat zij een vergissing hebben begaan. Daarom zal (zoo beweren zij) de regelmatige kunsthandel van dit geval niets te lijden hebben. DE KRAKATAU WERKT WEER. ERUPTIES VAN 150 METER, FONTEINEN EN KNALLEN. LANG EILAND, dd. 5 Mei. Na 24 dagen van rust is de Krakatau thans opnieuw in wer king getreden. De erupties, die een hoogte bereiken van 150 meter, gingen gepaard met opwellingen van het zeewater, hooge fonteinen en ontelbare knallen, terwijl voorts een seismische werking werd geconstateerd. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL Elke week toordt één millioen van deze ver rukkelijkste aller sigaret ten door ons ingevoerd. De altijd frissche smaak en typische aroma van deze ver maarde cigarette zijn telkens weer een geheel aparte bekoring voor eiken rooker. Eischt uitdrukke lijk onzen naam op de banderoUe die U garantie biedt voor ECHTE VERSC31 ALVANA CAMEL ALVANA - DEN HAAG Alleen- verteqemcoordigers voor Nederland. pond per jaar heeft. Moet zoo'n. domme jongen haar hart breken terwille van zijn eigen belachelijke trots? Hij denkt geen oogenblik aan haar; hij geeft zich zelfs niet de moeite om zich af te vragen of hij haar misschien verdriet doet. H ij denkt enkel en alleen aan zichzelf. Zelfzuchtige idiootl" „Ik begrijp niet dat u zich zoo kras uit drukt," zei Harding, meestal voelt u zoo sterk met anderen mee. Kunt u zich dan heelemaal niet in de gevoelens van een man verplaatsen?" „Kunt u zich heelemaal niet in de gevoe lens van een vrouw verplaatsen. Die Jonge man met zijn nobele pr-ncipes is het te doen om bevrediging van zijn eigen trots ten koste van Hilary's levensgeluk. Dat komt er zeker niet op aan! Als hij maar niet de kans loopt om voor een fortuinjager gehouden te wor den en zichzelf kan blijma ken met de fari- seische overtuiging, dat hij zijn plicht ge daan heeft." „Ik zou in gelijke omstandigheden pre cies hetzelfde gedaan hebben als de jonge Dunbar." Harding zei het met groote beslistheid en hij keek Anstice niet aan terwijl hij sprak. „Zou u hetzelfde gedaan hebben? Meent ■.u werkelijk, dat als u van een rijke touw hield, u haar liever ongelukkig zou Zien dan uw eigen trots aan den kant te zetten?" „Ik zou het niet op deze wijze willen for muleeren. In de eerste plaats weiger 'k aan te nemen, dat vrouwen zich gauw ongeluk kig voelen. Hun harten zijn taai! En in de tweede plaats is het niet de kwestie of een man bereid is om zijn trots aan den kant te zetten. Het is een kwestie van zelfrespect." (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6