Ue/ikojdeA tffrutMefocAe. fwvmii
DE GEZELLE-HERDENKING
®5arr,# IVI OÜTBROOÖ
LETTEREN EN KUNST
DE WEG TOT HET HART
Nieuws uit Indië,
ALVANA
CAMEL
r\GBLAD
WOENSDAG 7 MEI 1930
Het overvolle Brugge.
Militair vertoon en Poëzie.
(Van onzen Correspondent).
BRUGGE, 4 Mei.
Het „Stille Brugge", waar men zoo graag
Tan spreekt, bestond heden ^iet meer; cie
smalle straten waren stampvol met feest
gangers, zoodat het tram- en autoverkeer
zoo goed als stopgezet moest worden Er was
kermis. Op de markt geurden de beignets en
de gebakken visch ter eere van den dichter
die in vogels en bloemen een heerlijk wel
behagen schepte. De carroussels floten, de
autodromen werkten met de sirenes, ter
meerdere glorie van den dichter der stilte.
En voor de café's zaten de feestgangers, om
voor deze speciale gelegenheid op het ge-
wenschte poëtische peil te komen, groote
pinten bier te ledigen. Het was een hart
verheffend en ontroerend schouwspel. In de
kerk van de H. Walburga, waar Gezelle
eenige jaren als kapelaan heeft dienst ge
daan, werd een mis opgedragen door pastoor
Claeys, in tegenwoordigheid van Mgr. Waf-
fclaert. bisschop van Brugge en tal van
wereldlijke autoriteiten. Men kan zeggen, dat
alle groepen der geestelijke en maatschappe
lijke samenleving, welke Gezelle bij zijn
leven dwars gezeten en doen lijden hebben,
schitterend vertegenwoordigd waren. Na
afloop der plechtigheid had in de gothische
zaal van het stadhuis een academische zit
ting plaats. Hier sprak professor dr. August
Vermeylen het woord dat gesproken moest
worden, kort, direct, warm en enthousiast.
Dit was de eerste maal bij deze feesten een
uiting den Dichter waardig.
Rede Vermeylen.
Het Is oen onzeggelijk geluk voor mij,
heden de inluider tc mogen zijn van Guido
Gezelle's triomf. Triomf van Vlaanderen's
grootsten dichter, wiens leven er helaas een
was van miskenning, eerst in zijn aller
laatste Jaren gelenigd door de bewonde
rende genegenheid van een wat breederen
kring. Maar, hoe treurig dat ook stemme,
we vragen ons af, of zulk een dichter wel een
ander lot beschoren kon zijn. Het beant
woordde aan den bijna algemeenen regel:
er is een zeker verloop van tijd noodig, eer
dat oorspronkelijkheid begrepen wordt. En
dat moest vooral hier onvermijdelijk zijn,
waar een traditie van zuivere dichtkunst al
te zeer ontbrak, dan dat de ooren fijn
gevoelig genoeg konden zijn om zulk een
hcmelsche muziek te vatten als die van
Guido Gezelle Verheugen we ons op dezen
dag, dat we eindelijk zooveel verder staan,
en dat sedert zijn dood zijn roemrijk beeld
stilaan hooger boven het land rees. in het
licht, voor immer gegrondvest op het hart
en den geest van het geheele volk.
Het geheele volk behoort hij toe. Is het
niet heerlijk, dat Vlamingen van allen stand,
van elke gezindheid, zich vandaag één voe
len in den glans die van hem afstraalt, die
afstraalt van den gehéelen Gezelle, priester,
dichter en mensch, want wie zou willen
onderscheiden, in een persoonlijkheid die
zoo onverdeeld was? Maar wanneer het per
soonlijke tot zulk een essentie van mensche-
lijkhcid is opgegroeid, en dat die mensche-
lijkhcid zich op het opperste plan van lou
ter dichterschap uit. dan kan een elk er het
kostbaarste van zijn ziel in verheerlijkt zien.
Er is een sfeer, waarin alle idealismen elkaar
de hand reiken. En hoe zou dat niet vooral
het geval zijn, voor ons Vlamingen, wanneer
het den dichter geldt, die vollediger, mach
tiger en waardcr dan welk ander het wezen
zelf van zijn land en van zijn stam heeft
uitgesproken, voor alle eeuwen!
Door zijn liefde tot de natuur, natuur in
het gemoed, natuur in de taal, natuur in de
dingen, door die vrome liefde, die in het ge
ringste nog een vertolking van de goddelijke
geheimenis vereerde, was hij volkomen één
met zijn land en met de eenvoudigen van
harte die hem omringden. Hij bleef dicht
bij de volkstaal en bij het volkslied. Som
mige van zijn mooiste gedichten dansen op
de rythmen van het deuntje dat langs de
straten en wegen klinkt: sommige van zijn
innigste verzen zijn gelegenheidsverzen, die
hij rijmde voor doodbriefjes van zijn paro
chianen. Hij, de wonderdoener in het rijk
van de kunst, minde de ongekunstelde streek
van de kleine luidjes. Zoo kunnen ook de
kleine luidjes even als de verfijnde genieter
van vormen onder zijne bekoring komen. Hij
maakt de krachten los, die in ons allen aan
wezig zijn. Er is geen poëzie, die zoo door
en door Vlaamsch is als de zijne, alsof hij
nooit wat anders in zich opgenomen had dan
Vlaanderen, en alles wat Vlaanderen Is leeft
dan ook in zijn woord, onze weiden en ver
ten, onze hemelen en wolken, en al de bla
deren en al de vleugelen, de ziel van den
boer die ploegt en van het kind dat bidt, de
stem zelf van ons bloed. Bevrijder van al de
frissche bronnen, bevrijder van onze oogen
en ons hart, bevrijder van onze taal. bevrij
der van het geheime voorgevoel dat ons
steeds naar hooger trekt: Gezelle heeft ons
voor altijd ons land en ons zelf geschonken.
Hij werd zelfs een particularist genoemd, zoo
was hij saamgegroeid met zijn wereld, zoo
innig verbonden met al wat onvervalscht in
die wereld mag heeten. Maar dat doordrin
gend vatten en herscheppen van de wezen
lijke werkelijkheid, dat is het juist wat hem
zijn universeele beteekenis geeft, want het
beste middel om langs de eenig rechte lijn
het algemeene te bereiken.
De waarheid van zijn wezen, vandaar zal
men altijd moeten uitgaan, om ten volle zijn
beteekenis te beseffen. Zijn les luidde: ge
heel zijn wat men in den grond is, het echt
ste en duurzaamste in zich steeds getrouw
blijven, niet anders doen dan groeien uit het
diepste, dat men werkelijk is.
Vandaar, dat hij zijn waarheid alleen
geven kon in de vormen door die waarheid
zelf geboetseerd, vandaar, dat geen her
innering aan wat anderen eens zeiden
tusschen zijn aandoening en zijn woord
kwam schuive^p, en dat hij zag en hoorde als
een, die voor de eerste maal de wereld ont
dekt.
Vandaar de macht, die de meest verrassen
de verdienste van zijn kunst uitmaakt: dat
do zeer samengestelde, even rijke als reine
harmonie er het gevolg lijkt van een dier
bewegingen, die men zonder nadenken uit
voert.
Vandaar ook, dat geen snaar ln hem roe
ren imocht, of al de andere snaren roerden
stil mee, nazinderend tot in de ziel; van
daar, dat het geringste er altijd deel heeft
aan het geheel.
Dat is het wonder van Gezelle. Hij bezat
die eenheid, waardoor een dichter de gelijke
kan worden van een heilige. Ik weet niets
mooiers van hem te zeggen.
Ik voeg er ten slotte alleen dit nog aan toe.
Gelukkig ons Vlaanderen, dat zulk een dich
ter vleesch van zijn vleesch en ziel van zijn
ziel mag noemen, Gezelle, helder zinnebeeld
van wat ons op een hooger plan van leven
allen vereenigt, Guido Gezelle, getuigenis en
verheerlijkste openbaring van al de groot
heid en schoonheid die verspreid in ons volk
ligt te sluimeren, en onder zijnen zegen ver
der groeien en bloeien en rijpen moet, on
vergankelijk.
Na Vermeylen sprak de Franschschrijvendc
dichter Grêgoire le Roi, directeur van het
Museum Wïerts te Brussel, een rede uit in
het Vlaamsch, hetgeen door de aanwezigen
om het zeerste werd gewaardeerd. Hij zeide
o.a. zeer goed welke uitzonderlijke beteeke
nis voor Gezelle, méér dan voor vele andere
schrijvers, de taal had:
„Weinige Fransche schrijvers hebben het
geluk gehad zijne gedichten in de oorspron
kelijke taal te kunnen lezen; de anderen
weten niet welke schatten van schoonheid
Guido Gezelle geschapen heeft. Want wat
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cl». per regel.
INGEZONDEN MEDEDEELINCEN i 60 Cu. per r,„l
OP GEEN STUKKEN NA HETZELFDE als gewoon bruinbrood, is:
FEUILLETON
Naar het Fngelsch, door
J. VAN DER SLUYS.
84)
Mr. Brent moest toegeven dat hij een der
gelijke sensatie nooit ondervonden had en
Hilary ging opgewonden voort: ..Er zijn heel
wat vrouwen, die dat moeten doen. En om
dat ik zelf arm geweest ben. kan ik er mij
indenken hoe die arme stakkers het zullen
vir.dcn als ze. al ia het maar voor een week,
ln dat huls op de hol lucht en licht en na
tuurschoon vinden. Ik wil mijn geld niet ge
bruiken op een manier dat iedere stuiver
rente moet opbrengen. Het. moet. ook dienen
om anderen gelukkig te maken."
Mr. Brent keek zijn ongewone cliënt
nieuwsgierig aan. dit meisje met haar hel
dere oogen en glanzende haren, met haar
vastberaden, karaktervollen kin en mond.
„Nu juffrouw Framley", zei hij langzaam,
terwijl hij tcekeningotjes maakte op het
vloclpaoier op zijn schrijfbureau en zonder
het meisje .aan te kil ken. „als u er dan zoo
op gesteld bent, moeten we maar eens met
doktor Harding en mevrouw Derfield over
uw plan praten."
„Neen, wc behoeven er met niemand over
te' praten", antwoordde Hilary met onrust
barende beslistheid. „Dokter Harding is mijn
voogd niet meer en tante Ansticc Is het
evenmin. Ik" ze zweeg een oogenblik n
keek meneer Brent strak aan -/üc bon mijn
<eigcn heer cn meester en ik k«n mijn geld
gebruiken zooals ik het verkies."
„Is het misschien niet zoo?" ging ze voort
toen de advocaat niet direct antwoord gaf.
„Kan Ik met mijn geld doen wat ik wensch
of niet?"
„Ik zou geen bezwaren ln het midden
brengen als u iets verstandigs voornemens
was", begon Mr. Brent. terwijl hij haar vraag
onbeantwoord liet, „ik zou het goedkeuren..."
„Ik geloof niet dat uw goedkeuring noodig
is, viel Hilary hem zacht, maar beslist in de
rede. „en ik heb toch gelijk, nietwaar, als ik
zeg dat ik niemand rekening en verantwoor
ding schuldig ben van wat ik met mijn geld
wil doen?"
Haar gedecideerde manier van optreden
maakte den advocaat verlegen, het was een
nieuwe gewaarwording voor hem om zoo toe
gesproken te worden, met zoo'n zelfverzeker
de waardigheid cn dan nog wel door een
jong meisje, dat luttele dagen geleden nog
straatarm was geweest.
„Zeker, zeker." verklaarde Mr. Brent zicht
baar verward. „U hebt volkomen gelijk, juf
frouw Framley. U bent vrij om te doen cn
te laten wat u wilt, maar voor u iets onder
neemt, is het toch misschien verstandiger
om iemand te raadplegen, die meer kennis
van de wereld en van zaken heeft dan u
zelf."
„Daarom ben ik ook bij u gekomen", ant
woordde Hilary eenvoudig; ik heb alle do
cumenten. die u mij gegeven hebt, zoo goed
mogelijk bestudeerd en daaruit heb Ik ge
concludeerd, dat als ik dat huis op de heide
kocht, het nauwelijks eenig verschil zou
maken voor mijn inkomen. En als deel van
mijn kapitaaltje houdt het zijn waarde"
En tot. Brent's niet geringe verbazing le
verde ze hem het bewijs, dat ze zich een
heel duidelijk begrip had gevormd van haar
kapitaal, haar inkomen en diverse bcieggin-
blijft er over van eene vertaling? Hgi ge
raamte van een gevoel of van een gedachte,
een geraamte zonder 't vleesch en zonder
't bloed der taal, zonder de muziek en zonder
den geest der taal.
En voor Guido Gezelle ls de taal men
mag niet zeggen het voornaamste; alles is
het voornaamste In een meesterstuk voor
Guido Gezelle is de taal het cement dat de
stoenen van het gebouw aan elkander ver
bindt.
En welke taal! de zachtste, de sappigste,
de meest vloeiende, de zangerigste der talen!
Die taal, Guido Gezelle heeft ze ontdekt in
zijn eigen middelen; maar hij heeft ze her
schapen om er den zang van te maken van
Vlaanderen's geest en van Vlaanderen's hart.
Alles wat eigen Vlaamsch is, ln de men-
schen en in de natuur, heeft zijn scherp-
voelende geest geraden en geuit.
Gelijk Homerus Grieksch is, gelijk Dante
het Italië zijner eeuw verwezenlijkt, gelijk
Goethe de geest en 't hart van zijn land is,
zoo is Guido Gezelle de dichter van Vlaan
deren."
Uit naam van het Nedrlandsch sprekende
en gevoelende Zuid-Afrika sorak dr. C. N.
van I-Ieever. die na voltooide studies te
Utrecht promoveerde op den invloed van Ge
zelle op den Afrikaanschen dichter Totius.
De Vlamingen uit Noord-Frankrijk werden
vertegenwoordigd door pastoor M. Janssen
uit Grevelingen. die een veel te lang betoog
hield in een al te particularistisch Neder-
landsch. dat deswege vrijwel onverstaan
baar werd. Ten slotte sprak prof. dr. J. van
Glnneken namens de Nederlandsche Gezelle-
bewonderaars. Hij deed dit met gloed, met
zwier; maar. helaas, ook met een retho-
rische omhaal en een niet altijd zuivere
beeldspraak .welke weinig met den geest "an
Gezelle strookten.
In de stampvolle zaal herkende men tal
van Vlaamsche voormannen en vele schrij
vers. o.a. Stijn Streuvels, Cyriel riuysse,
Herman Teirllnck. Maurice Roelants. Rei-
mond Herreman, Urbain van de Voorde, F.
V. Toussaint van Boeiaere. Emmanuel de
Bom, Ernst Claes, Achilles Mussche. Omer
Wattez, Frans Verschoren, Joris Eeckhout,
Kamiel Huysmans, Gaston Martens*, verder
een aantal hoogleeraren, geestelijken en
politici. Nederlandsche schrijvers waren cr
niet.
Dc onthullers.
Tegen drie uur in den namiddag had de
onthulling van het monument plaats. Dit
staat op een vriendelijk klein pleintje tegen
over de O.L.Vr.-kcrk tusschen de boomen.
Het is het werk van den beeldhouwer ^Tules
Lagac, en het is een typisch staaltje van
officieele kunst geworden: banaal, niets
zeggend en vormeloos. En onwillekeurig
denkt men aan het statige, edele ontwerp
van een werkelijk groot en vindingrijk kun
stenaar als Oscar Jespers, waar de heeren
inrichters niet aandurfden!
Onder het beeld dat bedekt is met de
Vlaamsche leeuwenvlag hebben zich een
aantal hoofdofficieren in groot tenue, rijke
lijk besterd, opgesteld. Het was voor de vele
aanwezigen een openbaring dat Gezelle
thans zóó populair is onder het officieren
corps, dat dit zich zoo briljant wenschte te
doen vertegenwoordigen. Ook vele andere
hoogwaardigheidsbekleeders met gouden
borduurselen en steken groepeerden zich om
en bij de koninklijke tribune. Bijna twee
honderd vereenigingen en maatschappijen
defileerden daarna voor het beeld. Voetbal
lers, biljarters, duivenminnaars, fietsers,
zwemmers, baanbolders, turners en suppor
ters, uit de stad en van de omtrek, padvin
ders en schoolkinderen; allen getuigden van
een blakende liefde voor de poëzie onder de
opgewekte tonen van een marsch of een one
step. Toen de Koning en de Koningin aan
kwamen, werd de Brabangonne gespeeld,
welke in een beleefd stilzwijgen werd aange
hoord. Incidenten deden zich hierbij niet
voor. Toen de muziek daarna „De Vlaamsche
Leeuw" inzette zongen duizenden en duizen
den kelen het geliefde volkslied, dat door de
Vorsten staande werd aangehoord. Hierop
volgde het, lied van Groeninghe (text van
Gezelle, muziek van Van Hoof) en weer
stonden de hooge autoriteiten in de loge
recht.
Als eerste spreker trad op prof. dr. Arthur
Boon, hoogleeraar aan de R.-K. Universiteit
te Leuven, die een welverdiende hulde bracht
aan den besten Gezelle-kenncr, den onlangs
overleden Alois Walgrave. Hij schetste een
breed beeld van Gezelle's beteekenis.
Rede Boon.
In een land dat met zijn letterkunde en
beschaving van vroeger tijden had afgebro
ken, in een streek die zoo pas nog verarmoed
en uitgehongerd was door een economische
crisis zoo scherp en zoo langdurig dat heel
gen. De advocaat, die haar voor een onnoozel
schaap had gehouden, zonder een flauw
benul van zaken, keek haar met kenne-
lijkcn eerbied aan.
„U hebt alle details uitstekend in u opge
nomen", prees hij-,
„Dat was toch ook noodig". Hilary keek
hem een beetje verbaasd aan. „Ik moet toch
weten hoeveel geld ik gebruiken kan; ik ben
er toch verantwoordelijk voor. En daarom
zie ik niet in waarom ik dat huis op de hei
niet zou koopen. Het renteverlies kan ge
boekt worden als uitgegeven voor liefdadige
doeleinden."
Voor geen geld ter wereld zou Mr. Brent
hebben willen toegeven dat hem de wind uit
de zeilen genomen was, maar hij was zich
volkomen bewust dat dit het geval was en
schoorvoetend gaf hij zich gewonnen.
„Neen, niemand heeft de macht om zich
in uw zaken te mengen" zei hij later, nadat
hij met Hilary het plan tot in de kleinste
bijzonderheden had uitgewerkt. „We kunnen
u alleen maar helpen en raden."
„En ik zal altijd bij u komen om hulp en
raad", was het hartelijke antwoord, toen ze
opstond om te gaan. „Ik ben erg blij. dat u
de zaak nu beschouwt zooals ik het doe
(„wat heelemaal niet zoo is", dacht mr.
Brent hulpeloos) „omdat, ik dit plan onder
alle omstandigheden ten uitvoer wilde bren
gen cn als u mij daarmede niet had willen
helpen, was lk genoodzaakt geweest naai
een ander te gaan die dat wel wilde."
Ze zei deze woorden met een allerliefst
glimlachje, dat de pil een weinig vergulde,
maar haar oogen keken strak, in de zijne en
om haar mond lag een vastbesloten trek. En
de grijze rechtsgeleerde besefte dat het een
beetje gescheeld had of hij was een winst
gevende relatie kwijtgeraakt. Zijn eerbied
voor dit zelfbewuste jonge meisje groeide en
de bevolking ten ondergang gedoemd scheen,
met een taal die na een paar eeuwen mis
kenning en minachting, uit alle hoogere
geestesuiting geweerd bleef en enkel voort-
bloeide bij de lagere standen van het volk,
heeft Gezelle het wonder verwezenlijkt van
de herwording van de Vlaaimsche letterkun
de. Wel waren Antwerpen en Gent hem voor
gegaan, maar hij heeft een kunst geschapen
zoo oorspronkelijk en verscheiden en tevens
zoo eenvoudig en ongekunsteld, zoo alge-
meen-menschelijk en tevens zoo door-en
door Vlaamsch en kristelijk, dat hij al zijn
kunstgenooten voorbij is gestreefd.
Ondanks het eigenaardige en moeilijke
van zijn taal en vorm begint zijn naam ook
buiten ons taalgebied beroemd te geraken.
Moge dit eeuwfeest een gelegenheid zijn om
de weldaad van Gezelle's kunst meer en meer
onder onze Waalsche landgenooten en in het
buitenland te verspreiden!
Voor een paar jaren werd onder de Ge-
zelle-vereerders een comité opgericht, dat
buiten alle politiek en godsdienstige ver
deeldheid om, door een wetenschappelijke
uitgave van Gezelle's werken het volk deel
achtig wil maken aan die zuivere kunst en
voor onzen grootsten dichter in zijn geboor
testad een waardig gedenkteeken wilde tot
stand brengen. Over enkele weken komt het
eerste deel van de pers; met mild en steun
van Staat en provincie.
Toen daarop de vlag, welke het beeld aan
het oog onttrok langzaam zakte, brak, na
een kort oogenblik van diepe en ontroerende
stilte, een eindeloos gejubel los. Na den voor
zitter van het comité spraken nog de burge
meester van Brugge, Senator Van Hoesten-
berghe, namens de gemeente en mr. J. Baels,
minister van Binnenlandsche Zaken, namens
de regeering. Toen nam de Koning het
woord en getuigde van zijn liefde en bewon
dering voor den groot en dichter van Vlaan
deren. Z.M. legde uit naam van de konink
lijke familie een krans aan den voet van het
monument. Ten slotte sprak prof. dr. Jules
Persijn, hoogleeraar aan de Gentsche Uni
versiteit een slotwoord, namens de Konink
lijke Viaamsche Academie. De officieele
feestelijkheden waren hiermede afgeloopen.
Autoriteiten, genoodigden en belangstel
lenden vereenigden zich daarna aan een
feestmaal om Gezelle met spijs en drank
definitief te herdenken.
Wanneer ik mijn indruk van dezen dag
bondig moet samenvatten, dan kan ik, met
den besten wil van de wereld niets anders zeg
gen, dan dat ik geen enkele seconde den geest
van Gezelle in al dat gekletter van woorden
en sabels, te midden van die kermisdrukte
en het gebulder der luidsprekers, heb terug
gevonden. Het geheel hield het midden
tusschen een publieke vermakelijkheid en
een politieke demonstratie. De poëzie was
ver te zoeken. Alles wat Gezelle liefhad en
vereerde was vergeten, en wat hij haatte,
uiterlijk vertoon, groote woorden, luidruch
tigheid, kortom heel het officieel en semi-
officieel farizeeïsme, werd aan den voet van
zijn standbeeld ten toon gespreid. Voor "den
waarachtigen minnaar der schoonheid, voor
den werkelijken vriend van Gezelle was deze
belachelijke vertooning een onafgebroken
marteling. Waarlijk, de Poëzie is te hoog en
te edel, waarlijk deze man was te rijk, te
zuiver, en te teeder om zóo zielloos, zöo
geestesarm „gehuldigd" te worden.
J. GRESHOFF.
DE FRANSCHE SCHILDERIJEN-
VERVALSCHERS.
KUNSTHANDEL GECOMPROMIT
TEERD?
De Parijsche correspondent van het Hbld.
deelt mede:
De ontdekking van de vervalsching van
zulk een groot aantal schilderijen door den
jongen Millet en den schilder Caz-ot (zoo
blijkt de naam gespeld te moeten worden)
blijft hier veel stof doen opwaaien. Hoewel
de twee medeplichtigen nog niet gear
resteerd zijn, omdat geen gevaar voor ont
vluchting bestaat, kan er niet getwijfeld
worden aan hun schuld, omdat zij in het
vooronderzoek volledige bekentenissen heb
ben afgelegd. Zij locpen kans op een ver
oordeeling tot een maximum van vijf jaar
gevangenisstraf. Millet schijnt zich boven
dien schuldig gemaakt te hebben aan het
uitgeven van chèques zonder provisie en
zooals reeds gemeld werd. aan valsch'neid in
geschrifte en allerlei oplichting. Hij was een
man, die altijd veel geld noodig had en in
weerwil van zijn groore inkomsten uit de
vervaischingen zat hij voortdurend cp zwart
zaad. Cazot daarentegen hield den boel bij*
onwillekeurig vergeleek hij haar mot haar
vader voor wien hij nooit veel meer dan min
achting gevoeld had. Dat meisje met haar
heldere oogen en haar helder hoofd, was
van een heel ander maaksel dan de slappe
sir Luke!
HOOFDSTUK- XX.
„IK ZOU HETZELFDE GEDAAN HEBBEN".
„Neen! Hilary komt niet voor morgen
terug", vertelde mevrouw Derfield in ant
woord op Miles Harding's vraag, toen hij in
haar boudoir binnengelaten werd. „Arm
kind, ik ben bang dat ze het zich erg aan
trekt. Ze heeft u ook geschreven, nietwaar?"
„Ja. Daarom kom ik juist hier", antwoord
de Harding snel ofschoon een uitdrukking
in zijn oogen zijn toehoordster deed geloo-
ven dat de bewuste brief niet de eenige re
den was van zijn komst! „Ze heeft me ge
schreven dat meneer Dunbar haar ten hu
welijk heeft gevraagd en dat ze hem aange
nomen heeft, maar dat hij zich terug trok
toen hij ontdekte dat zij rijk was en niet het
arme meisje, waaarvoor hij haar gehouden
had."
„Hebt u ooit zoo'n dwaasheid gehoord."
Er klonk verontwaardiging in Anstice's stem.
„Hij hield van Hilary zou je zoo zeggc-n, an
ders zou hij haar niet gevraagd hebben en
nu hij ontdekt, dat zij rijk is. wil hij niets
meer met haar te maken hebben. Ik erger
me dood aan een dergelijke haarkloverij!"
„Waarom noemt u dat haarkloverij?" Er
was iets grimmigs in Harding's gezicht.
..Omdat cr geen andere na3m voor is. Hi
lary ls toch dezelfde Hilary, of ze 50 of 5000
een en is op het oogenblik een man in
bonis.
Hoe goed de organisatie in elkaar zat,
blijkt uit de niet onvermakelijke bijzonder,
held. dat cie heeren ook een eigen „deskun
dige" hadden gefabriceerd. Het was een
straatmuzikant met een bijzondere gave
voor comediespelen, die zij netjes in de
kleeren hadden gestoken en. van adel ge,
maakt-. A's een adspirant-kooper twijfelde,
zei Millet rustig: „Welnu, wend u t-ot den
bekenden expert De Montaibot bij zijn uit
spraak leg ik mij onvoorwaardelijk neer".
De muzikant kwam. hanteerde zwierig het
vergrootglas en concludeerde tot de echt,
heid, kwam zelfs in extase over zulk een
prachtexemplaar. Zoo werden velen opge
licht.
Deze heele, geschiedenis is natuurlijk nogal
onprettig voor den kunsthandel. Bij zijn ver
hoor zei Millet zelfs cynisch, dat de heeren
kunsthandelaars nu wel een slechten tijd
zouden gaan beleven. De uitingen van enke
len der voornaamste Parijsche kunsthande
laars echter, die gepubliceerd worden, zijn
vol rustige zekerheid. Zij zeggen, dat derge
lijke dingen altijd voorgekomen zijn en dat
slechts die amateurs er het slachtoffer van
worden, die voor een prikje een collectie be
kende kunstwerken willen vormen. Wie bij
een grooten, bekenden kunsthandel aan
koopt, loopt geen gevaar, ten eerste omdat
die zelf vervaischingen, die hem aangebo
den worden, ontdekt en weigert-, ten tweede
omdat de bekende handelaars groote kunst
werken, die zij verkoopen, gedurende dertig
jaar garandeeren en er den prijs van terug
betalen, wanneer blijken mocht, dat zij een
vergissing hebben begaan. Daarom zal (zoo
beweren zij) de regelmatige kunsthandel van
dit geval niets te lijden hebben.
DE KRAKATAU WERKT WEER.
ERUPTIES VAN 150 METER,
FONTEINEN EN KNALLEN.
LANG EILAND, dd. 5 Mei. Na 24 dagen van
rust is de Krakatau thans opnieuw in wer
king getreden. De erupties, die een hoogte
bereiken van 150 meter, gingen gepaard
met opwellingen van het zeewater, hooge
fonteinen en ontelbare knallen, terwijl voorts
een seismische werking werd geconstateerd.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
Elke week toordt één
millioen van deze ver
rukkelijkste aller sigaret
ten door ons ingevoerd.
De altijd frissche
smaak en typische
aroma van deze ver
maarde cigarette zijn
telkens weer een geheel
aparte bekoring voor
eiken rooker.
Eischt uitdrukke
lijk onzen naam op de
banderoUe die U garantie
biedt voor
ECHTE VERSC31
ALVANA CAMEL
ALVANA - DEN HAAG
Alleen- verteqemcoordigers
voor Nederland.
pond per jaar heeft. Moet zoo'n. domme
jongen haar hart breken terwille van zijn
eigen belachelijke trots? Hij denkt geen
oogenblik aan haar; hij geeft zich zelfs niet
de moeite om zich af te vragen of hij haar
misschien verdriet doet. H ij denkt enkel en
alleen aan zichzelf. Zelfzuchtige idiootl"
„Ik begrijp niet dat u zich zoo kras uit
drukt," zei Harding, meestal voelt u zoo
sterk met anderen mee. Kunt u zich dan
heelemaal niet in de gevoelens van een man
verplaatsen?"
„Kunt u zich heelemaal niet in de gevoe
lens van een vrouw verplaatsen. Die Jonge
man met zijn nobele pr-ncipes is het te doen
om bevrediging van zijn eigen trots ten koste
van Hilary's levensgeluk. Dat komt er zeker
niet op aan! Als hij maar niet de kans loopt
om voor een fortuinjager gehouden te wor
den en zichzelf kan blijma ken met de fari-
seische overtuiging, dat hij zijn plicht ge
daan heeft."
„Ik zou in gelijke omstandigheden pre
cies hetzelfde gedaan hebben als de jonge
Dunbar."
Harding zei het met groote beslistheid en
hij keek Anstice niet aan terwijl hij sprak.
„Zou u hetzelfde gedaan hebben? Meent
■.u werkelijk, dat als u van een rijke touw
hield, u haar liever ongelukkig zou Zien dan
uw eigen trots aan den kant te zetten?"
„Ik zou het niet op deze wijze willen for
muleeren. In de eerste plaats weiger 'k aan
te nemen, dat vrouwen zich gauw ongeluk
kig voelen. Hun harten zijn taai! En in de
tweede plaats is het niet de kwestie of een
man bereid is om zijn trots aan den kant te
zetten. Het is een kwestie van zelfrespect."
(Wordt vervolgd).