Ue/ikad&s Tloüi VOOR HET BEHOUD VAN DE „BRAASSEMER". GERRY RICKEBERG HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 14 MEI 1930 STADSNIEUWS De laatste strijdmiddelen in het geding. Het gevechtsterrein verplaatst naar Woubrugge. (Indrukken van onzen redacteur.) Belangstelling van de bevolking. Het voornaamste uit de Hinderwetzitting te Woubrugge hebben wij onzen lezers Dins dag kunnen meedeelcn, Maar er zijn nog zoo veel dingen gezegd, die wij te Rijnzaterwou- de nog niet gehoerd hadden, dat wij nog wat uitvoeriger op het gesprokene willen in gaan dan de telefonische overbrenging het gisteren toestond. Waardoor deze zitting zich kenmerkte was de groote opkomst van belanghebbenden uit de naaste omgeving. En dit juist hadden wij niet verwacht, omdat onze indruk en ook die van den burgemeester van Woubrugge was, dat de bevolking in deze gemeente minder voor het behoud van het ongerepte meer voelde dan dlc teRijnzaterwoude, dat zelf aan het meer ligt, terwijl het dorpje Woubrugge gelegen aan de Heymunswetering, er eer.'.ge Kilometers van verwijderd is. Om deze laat ste redenen waren bijvoorbeeld de water- sportvereeniglngen nu niet In die mate ver tegenwoordigd als op de eerste Hinderwet zitting. De zitting was nu ook iets gemoedelijker en de aanvallen op de stad niet zoo scherp als te Rijnzuterwoudc. Sombere vooruitzichten. Een van de meest sprekende protesten von den wij het request uit de burgerij, waarin word mee gedeeld, dat het Braassemermeer een groeiplaats is voor allerlei waterplanten en een broedplaats voor allerhande watervo gels, dat den adressanten aanleiding was om de vraag te stellen: „Waarom het Naarder meer wel behouden en 't Braassemer niet?" Verschillende afgevaardigden bleken zich ook de moeite gegeven te hebben om gege vens te verzamelen over de ervaring met an dere vuilstortingen. De afgevaardigde van den Nederlandschen Hengelaarsbond deed sombere mededeelingen uit Groningen en Drente, waar ziekten bij het vee en uit Bel gië waar optreden van blindheid bij den mensch ls geconstateerd in „bevuide" stre ken. Hoe moet het dan wel met de visschen gaan? vroeg deze hengelsport liefhebber. En de vertegenwoordiger van het Centraal Nederlandsch Hengelaarsverbond, de heer J. A. C. H. Erkelens memoreerde, hoe na vuil- stortlng in de Loosdrechtsche plassen een ware vliegenplaag den omwonenden ba- zocht. Deze afgevaardigde haalde ook voor beelden aan uit der. Teclingerbroekpolder te Nootdorp om de schade aan den vischstand aan te toon en, Dc Paddegattenaren. De heer Van Ruiten, vergrijsde polder bewoner, die de zeilvcrconlging „Braassemer meer" vertegenwoordigde kwam ook op voor de belangen van dc bewoners rondom het Paddegat, dc „Paddegattenaren", zooals hij hen noemde met een woord, dat klonk als een gedicht. Deze bewoners leven bij wijze van spreken van het water In het Paddegat, dat wil zeggen, het ls onmisbaar voor hun boe renbedrijf en daarom mag het zeer zeker niet vervullen. Bovendien zullen zij last krijgen van den stank. Indien de ooi-zaak in derdaad gezocht moet worden in de vuilstor- tlng onder Leimuiden, dan mag wel aan dacht besteed worden aan wat deze bekam- per van Haarlem's plannen meedeelde over het voorkomen van 16 gevallen van typhus in de gemeente Alkemade. Overtuigend voor de deugdelijkheid der bezwaren noemde deze spreker het, dat zelfs een inwoner van den Vierambacht-spolder, die toch financieel belang heeft bij het door gaan van den koop zich er in afkeurenden zin over heeft uitgelaten. Ook wierp deze afgevaardigde een be langrijk punt op, toen hij vroeg of van de Gezondheidscommissie te Alphen in deze zaak geen advies gevraagd had moeten worden. De voorzitter antwoordde, dat dit in de Hinderwet niet is voorgeschreven. En het is dan ook niet gebeurd. Onze zusterstad trekt partij. De gemeente Leiden had, evenals te Rijn- zaterwoude verzocht om eenige voorwaarden te stellen, opdat haar rechten op het meer FEUILLETON HET RAADSEL VAN DE DACIA G. PANSTIXGL. EEN VERBLUFFENDE JONGEN. L Professor van der Veer bleef sftaan, alsof hij tegen een onzichtbarcn muur was aange- Jöopcn. Zijn haren stonden overeind, zijn oogen fonkelden en zijn rechterhand klemde zich vaster om den knop ran zijn wandelstok. Diep leedvermaak was op zijn gezicht te lezen. Daar stond hij, de dief van zijn rozen. Mee zijn rug naar hem toegekeerd. Zonder iets te vermoeden. Het was de gestalte van een ongeveer zes tienjarigen jongen in padvinder skieeren ge kleed. Hij stond bij den laatstcn scheefge-^ groeiden boom, aan de open plek, waar de perken met rozen stonden. Natuurlijk. De rozen, die van de Veer uit Nederland, zijn vaderland besteld had en die door een onbekenden dief gedurende de laatste weken, even regelmatig ais onbarm hartig werden geplunderd. Steecis ontbraken de Juist ontloken knoppen. Zelfs zijn oog appel. den struik met de Regie va victnx had de dief niet gespaard! Maar nu zou de jeugdige struikroovev hem niet ontgaan'. Hij had hem reeds dikwijls b'.s een wezel door zijn tuin zien glippen. niet in gevaar worden gebracht. Het belang van het meer als ontspanningsplaats voor de inwoners heeft het gemeentebestuur van de Sleutelstad blijkbaar niet groot genoeg of niet ernstig bedreigd geacht. Leiden voelt zich misschien min of meer bondgenoote met de zusterstad, omdat het voor hetzelfde vraagstuk staat. Natuurreservaat voor de heele streek. Een belangrijk nieuw geluid deed ook „Na tuurmonumenten" hooren, bij monde van ir. F. Stokhuvzen uit Leiden. Deze constateerde het ontbreken van een gewestelijk uitbrei dingsplan. En zoolang dit er nog niet is, meende hij. heeft een gemeente, die bevoor recht is met natuurschoon te zorgen, dat dit ten goede komt aan de streek, die dit overi gens ontberen moet. Tot de taak van een ge meentebestuur behoort ook te waken, dat de aantrekkelijkheden die een gemeente bezit, haar niet ontroofd worden. Daarom vroeg de heer Stokliuyzcn om een plaatselijke veror dening. Ondergang der Hollandsche zindelijkheid. De heer Been, visscher te Hoogmade, las een adres voor. waarin hij in zeer poëtische termen den ondegang van de Hollandsche zindelijkheid op stoepen en steenstraatjes rondom het meer geschilderd had. Het was een van de opmerkelijkste protesten. Picrnic tusschen „de schillen en de doozen". Een geroutineerd zeiler uit den omtrek, die het Braassemermeer in alle hoeken en gaten kent, de heer Marx. critiseerde het plan van Haarlem om de zeilers te sturen naar een overschietende 8 Meter breede Ringvaart. Hij geloofde niet, dat er veel liefhebberij zal zijn om tusschen hoopen vuil nis ten anker gaan. De heer R. Groen- wold die een hotel aan de Braassemer exploiteert, zei voornemens te zijn om een schadevergoeding te eischen, waarop de voorzitter onder veel vroolijkheid opmerkte, dat hij deze misschien wel van Haarlem zal ontvangen. De heer Van DricI: „Much ado about nothing." Vele waren dus de opmerkingen, dis de heer Van Driel, die thans met den heer H. Meeusen, chef der afdeeling Openbax-e Wer ken ten stadhuize als directeur van de Ge- meentereinigfing weer dé stad Haarlem ver tegenwoordigde. te beantwoorden kreeg. Hij deed dit op alleszins slagvaardige wijze en op een manier, die van grocte welwillend heid tegenover de zich in hun belangen be dreigd meenenden getuigde. Hij begon met te zeggen met genoegen de bezwaren gehoord te hebben, omdat hij ze kan weerleggen en de bezwaarden gerust stellen. Heel Nederland staat op het oogenblik te genover het gemeentebestuur van Haarlem. Het is. onder de vele vertegenwoordigde sportslieden als het ware een sport geworden om te protesteeren. Doch laten wij daarbij toch de juiste proporties niet uit het ocg verliezen. Ondanks de „schipbreuk" heeft de heer Van Driel het wel zeer betreurd, dat de ver tegenwoordiger van Haarlem met op den boottocht van verleden week genoodxgd is, om ook zijn standpunt eens ter plaatse toe te lichten. Spreker had verwacht, dat de menschen in de dorpen voor cultiveering zouden voelen, terwijl de stadsheeren achter hun bureau, het koste wat het kost, verbran ding decreteeren.Want 't betreft hier groote belangen en Haarlem heeft de regeering aan zijn zijde. De regeering heeft zelfs de ge meente Den Haag verboden te verbranden. Wat de Volksgezondheid betreft, het is den heer Van Driel een reden om gerust te zijn. dat de vereeniging ..Water - Bodem - Lucht" niet onder de protesteerenden is. Hij gelooft dan ook, dat de goed georganiseerde inspectie van de Volksgezondheid een voldoende waar borg biedt voor de hygiënische belangen. Haarlem heeft het heusch niet juist op INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Cu- per retJ. WEEST TOCH NIET WIJZER DAN UW DOKTER: Eet IARR'4 IV! OÜTBROOD het Braassemermeer gemunt. Want in den Mooijen Hel wordt ook vuil gestort en wat merkwaardig is, daar is geen enkel protest vernomen. En is het dan iets nieuws wat Haarlem wil doen? Het gebeurt reeds 10 jaar, oa. door de „Mijvo", de maatschappij voor Bodem-ont ginning. En het gemeentebestuur van Nieuwkoop, dat toch allereerst geroepen is tot het bevorderen van de gezondheid koopt zelf terreinen voor vuilstorting. Het gemeentebestuur van Leiden kan ge rust zijn. Er zal een afsluiting en afdamming gemaakt worden, de zaak blijft gelocali- seerd. De bezwaren voor de watersport acht de heer Van Driel overdreven. De watervlakte is een zee in vergelijking met het te koopen Ingebroken Gat. En moeten de boeren hun i 54.000 maar missen, opdat de hecren ge nieten kunnen? Een aangename verzekering van den heer Van Driel was, dat Haarlem alles wil doen om de watersport tegemoet te komen. Hij meende echter niet, dat de sport hier zoo druk beoefend wordt. De vertegenwoordiger van onze stad kwam zoo tot de conclusie, dat er eigenlijk geen bezwaren zijn. Want ook de begroeide boor den blijven bestaan. Er komen immers aller lei gewassen op. En Haarlem is bij voorbaat den zeilers al tegemoet gekomen, door op het terrein volgens een nieuw ontwerp een 40 Meter breede vaart open te laten. De heer Van Driel wekte zelfs flauwe ver wachtingen van een tweede excursie, toen hij den afgevaardigden aanried om eens te gaan kijken te Brecht bij Antwerpen, waar op de opgehoogde gronden een ware lusthof is ontstaan. Wat de vliegenplaag betreft, heeft men daarvan bij de Mijvo last gehad? De directeur van onze reiniging besloot zijn warm pleidooi met het vertrouwen uit te spreken, dat Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland de plannen zullen goedkeuren, on danks de verordening van Rijnzaterwoude. Er zijn nog wetten, die meer kracht heb ben, dan een plaatselijke verordening. Gede puteerde Staten immers hebben reeds erva ring in^eze en ook de „Mijvo" hebben zij immers vergunning gegeven. En zoo de zaak voor de Kroon zou komen, welnu deze heeft reeds eenige malen een beslissing genomen ten gunste van cultiveering, ondanks felle protesten. Repliek. Er werd nog kortelijks gerepliceerd. Men vestigde er de aandacht op, dat de water sportliefhebbers inderdaad het „Ingebroken Gat" veelvuldig bezoeken. En ten aanzien van Nieuwkoop kan geen vergelijking getrof fen worden, omdat het daar rietland be treft, zonder water. Te half twaalf kon burgemeester Boddens Hosang de zitting die te tien uur begonnen was, sluiten. De laatste ronde is verstre den, afwachten nu maar. De auto's, die den tolbaas van Woubrugge een drukken en goeden dag bezorgd hadden vertrokken uit het stille plaatsje rondom de oude koepel kerk en bij de groene brug. Langs smalle slingerwegen door het nóg met vele stan daardmolens gestoffeerde Zuid-Hollannsche land. dat zoo bekorend mooi is, dat je er angstig om wordt, hoe meer je de stad na dert. LOODDIEFSTAL Door de politie van Bloemendaal zijn Maandagmiddag op de Leidschevaart drie personen aangehouden die zich hadden schul dig gemaakt aan looddiefstal van een onbe woond huis, staande op de buitenplaats „Woestduin". Zij hadden het lood daar in een zak verstopt met het doel het gisteren middag te komen halen met een fiets, waar op een bagagedrager was bevestigd. Zij ble ken te zijn de 20-. 22- en 23-jarige V.. P. en B. allen te Amsterdam wonende. Zij zijn in verzekering gesteld. HET KAMPEERVERBOD OP HET BLOEMENDAALSCHE STRAND. EEN KAMPEERVEREENIGING OPGERICHT. In het gebouw „De Centrale" had Maan dagavond een openbare vergadering plaats van het voorloopig comité tot opheffing van het kampeerverbod aan het Bloemendaalsche strand. De zaal was geheel gevuld. Nadat de voorloopige voorzitter, de heer J. Polak, de bijeenkomst geopend had, werd het woord gegeven aan het raadslid G. O ver stee gen. Spreker gaf allereerst een uiteenzetting van het door B. en W. van Bloemendaal ge nomen besluit tegen het kampeeren op het strand en de verschillende motieven, die aan leiding tot dit besluit waren. Het zou natuurlijk het eenvoudigst zijn, wanneer een ander kampeerterrein werd op gezocht, maar dit zou tevens beteekenen: vertrek zonder vorm van protest. Boven dien is het overige deel van het strand ook bij Zandvoort niet voor kampeerterrein ge schikt. Er zijn verschillende wegen, zei spreker, die ingeslagen kunnen worden, teneinde het doel te bereiken. Het beste is volgens spreker er een juridische kwestie van te maken. Wanneer de kampeerders daar als één groote organisatie bijeen zijn, kunnen zij natuur lijk onmogelijk allen vandaar verwijderd worden Er zullen er dan natuurlijk één of meer geverbaliseerd worden. Wordt de zaak voor de rechtbank behandeld, dan kan hier een principieele uitspraak worden uitge lokt. Vrijspraak van den veroordeelde zou hier beteekenen: „Kampeer maar raak!" Spreker zei voorts, dat toch ook de dokto ren moeten inzien, hoe gezond het kampee ren, speciaal voor dc stadsmenschen is. Maar merkwaardig genoeg is van deze zijde weinig medewerking gekomen. Het ligt evenwel in de bedoeling om aan verschillende doktoren de vraag te stollen hoe zij over het kampee ren denken. Door een blijvend protest zullen de kampeerders tenslotte de overheid weten te overtuigen. De zaak moet gezamenlijk worden aangepakt. Het voorloopige comité bestaat dan ook uit menschen van verschil lende politieke opvatting, nl. een sociaal-de mocraat, een communist en een partijlooze. Wanneer de eendrachtige geest, die steeds onder de kampeerders heerscht, ten behoeve van de actie wordt aangewend, zal het suc ces zeker niet uitblijven, aldus eindigde spre ker. Hierna had een gedachtenwisseling plaats. De heer G. van Bil der beek zei, dat de Nederlanders in 1914 toch ook op het strand gekampeerd hebben om het vader land te verdedigen. Als ze nu willen kam peeren, wordt het hun verboden. Spreker leg de er den nadruk op, dat ieder lid van de te stichtn organisatie van kampeerders ex- voor te zorgen heeft, dat het kampeeren op alleszins behoorlijke wijze geschiedt. De heer Wiegmink stelde hierna voor, het voorloopig comité tot vast comité te benoemen, hetgeen aangenomen werd. De heer O v er s t e e g e n zei bij de beant- wooi-ding van de hem gestelde vragen, dat het comité zich in verbinding zal stellen met de Amsterdamsche kampeerders en de ver eeniging voor Jeugdherbergen. Er moet een hechte organisatie gevormd worden, zoodat de overheid zal inzien dat zij met serieuze menschen te doen heeft. Met algemeene stemmen werd tenslotte de volgende motie aangenomen*. „Een aantal kampeerders; in vergadering bijeen, op 12 Mei 1930 in het gebouw „De Centrale"; protesteeren tegen het kampeerverbod, uit gevaardigd op 17 April door den Raad van Bloemendaal; meenen dat hier op de meest willekeurige wijze het genot van het vei'blïjf in de open lucht, wordt verhinderd; vragen in tegenstelling met Bloemendaal's Raadsmeerderheid (welke intusschen van groote kortzichtigheid heeft blijk gegeven), de vrijheid van Bloemendaal's strand: zullen alle hun ten dienste staande midde len aanwenden om hun doel te bereiken." Het bestuur werd als volgt samengesteld: le voorzitter J. Polak; 2e voorzitter G. van LANGS DE STRAAT. Stentor Door de Kalverstraat te Amsterdam kloni een geluid. Het was het geluid van een menschelijk* stem, verrassend door kracht en sonoriteit. Dit was, inderdaad, een Stentorstem. Als je de geluidsbron nog niet zag, hoorde je toch het geluid al, met onverbiddelijke duidelijk- heid. Korte, afgebeten zinnen kwamen vast- beraden op je af en heel in de verte herken de je al het woord: „Noordzee-kanaal". Dan zag je na eenigen lijd ook de geluids- bron, die een zeer potsierlijke verschljninj bleek te zijn. Het was een kleine, breedgeschouderd* oude man. Dp zijn hoofd droeg hij een breedgerande zwarte flambard, waarvan dt bol den vorm laad van een klein suikerbroc;. Lange, grijze haren kwamen onder den hoea uit. Zijn forsch, rood gelaat was versierd nu; een stoppelige, grijze snor. Een lange, val» tot den hals dichtgeknoopte jas. waaraan di tand des tijds zich stomp geknaagd had en die waarschijnlijk in ver-verleden tijd a» leden van een veel langer man omhuld had, hing hem tot op de .hielen en deze hielen, be nevens de resteerende deelen van zijn voe ten, gingen schuil in een paar schuitem vaa schoenen, wier leeftijd wel, maar wier voor komen geen eerbied afdwong. Deze oude heer droqg in zijn linkerhand een stok. Wat zeg tk: ean stok? Het was vM- eer een staf. Want deze dikke, rechfe, rol- ronde stok, zeker 4 centimeter in doorsned» en een heel eind laxiger dan zijn drager, mocht inderdaad op dien eernaam aan spraak maken. Het merkwaardigste van aezen merKwaar- digen oude was, dat hij aan één stuk door zooals ik al zcide: met. buitengewoon krach, tige stem het woord voerde. Na elk vijl- of zestal wooixlen stootte hij hard met staf op het trottoir. Wat hij zeide was as volmaaktste onzin, die ooit uit menschen- mond is gehoord, maar er was een zekere dwingende klacht in die sterke, bevelende stem, die je onwillekeurig tot luisteren noopte. Hij zeide dan ongeveer het volgpnde (elke hoofdletter beteekent een harde stoot mei den staf op het plaveisel) „De Nederlandsche schepen varen. Dooi het door de scheepvaart. Zoo genoemde Noordzeekanaal. Dat zóó smal is. Dat haast geen schip er door kan. Als de schepen e: toch daargaan. Dan stooten zij tegen den kant. Of tegen de bruggen. En die zakken in mekaar. Dan moet de Berging-Maatschappij. Er aan te pas komen. Om den rommel op te visschen. Maar de Maatschappijen. Vinden dat wel goed. Want zij maken. Groote winsten. En zij zijn allemaal. Heel hoog ver zekerd. Vaar niet door het Noordzeekanaal. Anders ben je. Er leelijk aan toe!" Op deze manier ging hij voort tot hij den Dam bereikt had. dien hij dwars over stak. Op den Nieuwendijk zal hij waarschijnlijk zijn ontevredenheid over het Noordzeekanaal wel weer gelucht hebben. Gedurende zijn geheele verhaal had hij op- noch omgekeken. De vele voorbijgangers, die bleven staan bij ziin nadering, of hem luiste- rend en meesmuilend volgden, of ook wel hem vooruitliepen en zich dan omkeerden om hem eens goed op te nemen, verwaardigde hij met geen blik. Zijn oogen bleven strak op de straat gevestigd. Wat gingen hem, den zwerver met de Sten torstem, die menschen uit de groote stad aan, die toch zijn meening over het Noord zeekanaal niet deelden? (f J. C. E. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Fa. VOS ROUWENS GROOTE HOUTSTRAAT 15 TEL. 15497 Reparaties aan alle stofzuigers GOEDKOOP EN VLUG Bilderbeek; le secretaris P. Voorn (Oranje straat 163); 2e secretaris H. Knol Jr.; le penningmeester J. Verharen; 2e penning meester J. Sleeman; commissaris G. Over steegen. ALs naam werd gekozen: Algemeene Kam peer vereeniging „Licht en Vrijheid". Er zullen twee verzoekschriften worden verzonden, één aan B. en W. en één aan den Raad van Bloemendaal, terwijl het bestuur ook persoonlijk de raadsleden zal bezoeken om hen van de noodzakelijkheid der opheffing van het verbod te overtuigen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct*. per regel. Soms alleen, soms met een sterken witten hond, half foxterrier, half buldog. En overal stonden nog wel waarschuwingen met het opschrift: ..Verboden Toegang". Maar nu had hij hem toch te pakken. Het mos op het wandelpad dempte de schreden van den professor op het oorlogspad. Zachtjes, doelbewust besloop hij hem. De slanke gestalte voor hem bewoog zich niet- Vol aandacht keek de jongen naar de ro zenperken in de open plek. Alsof er daar Iets heel bijzonders :c zien was. Maar dat was ook zoo. Daar ontbraken weer twintig van de mooiste rozen. Ongeveer ccn uur geleden had Van de Veer den diefstal ont dek:. Hij was dus in de goede stemming. Nu was hij nog maar vijf passen van den jongen verwijderd. nu nog drie. Hij strekte zün hand uit. „Nu heb ik je eindelijk". En hij greep in de lucht. In de leege, lichte licht Waar zoo juist de jongen gestaan had, was lucht. En in deze lucht klonk heel onprofes soraal maar daarom niet minder welge» meendVoor den duivel!" „Maar professor!" „Ergens vandaan klonk de stem van den jongen. Maar waar kwam ze vandaan? Het klonk van heel dichtbij. De professor draalde zich om. „Neen, niet achter u. Boven u". En inderdaad, ongeveer vier yards boven den grond, op den derden grooten dwars- tak van den scheeven lindeboom zat de jon gen, schommelde met zijn beenen en groette hoffelijk, toen de professor naar boven keek. Geheel zonder leedvermaak. Hij groette om> dat de professor nu eenmaal de oudere en de eigenaar van den tuin was. „Jou deugniet! Jij rozenciief! Kom naar beneden of ik kom je halen!" De jongen vertrok geen spier van zijn ge zicht. „Theoretische bedreigingen zijn dikwijls practisch niet uit te voeren". Professor van de Veer was toch al boos. Maar dit quasi geleerde antwoord maakte hem nog boozer. Een snelle schrede in de richting van den lindeboom en... hij deinsde achteruit. Ergens vandaan was een witte vlek voor hem opgedoken, iets, dat als een pijl door de lucht vloog en tusschen hem en de linde op den grond terecht kwam en kwaadaardig grommend z'n tanden liet zien. „Down. Roy!" klonk het van boven. De spieren van den witten hond ontspan den zich. Maar nog gluurden zijn verstan* dige oogen waakzaam naar den profes» sor. „Home, Roy!" Gehoorzaam marcheerde de hond weg. „Waarom scheldt u mij voor een rozen- dief uit, professor van de Veer?" „Je zwerft steeds door mijn tuin rond en telkens mis ik rozen. Vandaag alleen weer twintig stuks". „Vier en twintig", verbeterde de jongen „Dus je bekent, dat je ze gestolen hebt?" „Neen, niet gestolen. Slechts geteld". Wou de rakker hem voor den gek houden? De professor dreigde met zijn stok. „Je pak slaag ontloop je toch niet! Ik blijf hier, totdat jij naar beneden komt". „Tot ziens, professor", klonk het beleefd van boven. De jongen liep over den dikken tak tot aan de bladeren van den daarnaast staanden boom, liet zich op een anderen tak vallen, die twee yard lager lag en stond drie seconden na zijn groet ongeveer tien stap pen van den professor verwijderd op het pad. Toen draaide hij zich om en liep rustig naar dc haag, die volgens Engelsche gewoon te den tuin van den professor van dien van zijn buurman scheidde. Professor van de Veer sloot zijn mond, die van verbazing open was blijven slaan. Toen lachte hij. De jongen had zijn terugtocht bijzonder handig klaargespeeld. „Hei daar, hoor eens!" „Wat is er van uw dienst, professor?" „Waarom kom je niet openlijk bij mij en vraagt mij een paar rozen, in plaats van ze te stelen?" ..Ik heb u toch reeds eenmaal verklaard, professor, dat ik niet de dief van uw rozen ben!" „En je denkt dat ik dat zal gelooven?" „Zal ik het u bewijzen?" „Nu, het zou me wel benieuwen!" De jongen kwam naderbij. ..Komaan, laat ons naar het perk toegaan. Maar voorzichtig!" Het ongelijke paar wandelde naast elkaar naar de open plek. „Was je niet bang, toen je zoo in mijn be reik was? Ik had je het beloofde pak slaag toch nog kunnen geven". De jongen glimlachte. „Zoo iets doet professor van de Veer niet. Bovendien ik ben nooit bang!" Eigenaardig! Er lag geen zweem van groot- sprekerij in zijn toon. Het was een een voudige en onopgesmukte bewering. „Bovendien laat ik me niet slaan!" „Zoo! En geeft je vader je dan nooit een pak slaag?" „Zoo! En geeft je vader je dan nooit een pak slaag?" Over het gezicht van den jongen gleed weer een glimlach. Ditmaal bemerkte profes sor van de Veer het en hij was verbaasd. Opeens was het gezicht geheel veranderd. Het werd een stralend, vroolijk lachend jon gensgezicht. dat- van schalkschheid tintelde. Professor van de Veer verbaasde zich meer en meer. Wat een eigenaardig resultaat van moderne kinderopvoeding was deze jongen' Onopgexxierkt naxn hij hexn van terzijde op. Doch het onderzoek leverde niet veel resul taat. Het padvinderspakje was nogal afgedragen, maar goed onderhouden. Hij zag er precies zoo uit als andere jongens van zijn leeftijd- Het was duidelijk, dat hij van goede famike was. Dat verried de houding van de regel matig gebouwde gestalte. Ecu levendig ge zicht met verstandige oogen, slanke, door sport gestaalde ledematen. In gladde golven was het kastanjebruine haar van het voor hoofd wegge borsteld. Wait voor een eigenaardige opvoeding kon het geweest zijn die als een echte jongen had? Een jongen, die als een echte jongen lachen en :n boornen kon klimmen en daarbij zoo bezadigd ais een volwassene sprak. Nu waren zij bij het perk met rozen aan* gekomen. „Zoudt u een oogenblik hier willen blijven staan, professor?" Voorzichtig stapte de jongen over het randje palm :n het bloemperk. „Aha. hier heb ik het' Komt u hier, pro fessor, kijkt u hier eens naar!" Nieuwsgierig keek van de Veer naar een groot voetspoor in de zwarte aarde, dicht bij een van de geplunderde rozenstruiken. Hot was zonder twijfel de afdruk van een man nenschoen. De jongen kon dus werkelijk niet de dief zijn. Van de Veer was niet klein» zielig. Hij strekte zijn hand uit en zeide: „Excuse me, my boy!" En weer vloog dat vroolijke, ondeugende lachje over het gezicht van den jongen. Maar een lichte blos was hem naar de wan gen gestegen, hetgeen van de Veer naar waarde wist te schatten (Wordt vexwolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6