S - Mijn Herbarium. Postzegelrubriek y -/ V RAADSELS RUILRUBRIEK Een onaangename geschiedenis. Tot de planten, die zeer veel in ons land voorkomen, behooren de paar- destaarten. De bekendste soorten biervan zijn: .Veldpaardestaart (Equisetum ar- vense) zie fig. 1, fam. Paardestaart- achtigen (Equisetineeën). Een zeer algemeen voorkomende plant langs wegen, op vochtige ak kers en slechte weiden. Ze heeft in den grond een lange wortelstok, die zeer lastig is uit te roeien. In het voorjaar (MaartApril) verschijnt de dikke, lichtbruine bloemstengel (fig. la), die geleed ls en gemakke lijk uit elkaar te trekken. De tanden der scheeden zijn spits, lancetvormig zwartbruin, De kleine onooglijke bloempjes, die aan den top een aar vormen, zijn eigenlijk kleine tafel tjes met aanhangsels. Deze zijn go- vuld met een poeder, dat veel op stuifmeel gelijkt. Het zijn echter de sporen, waaruit later de Jonge plan ten ontstaan en die door den wind yorden verspreid. De bladstengels, die lichtgroen zijn, verschijnen later. Die zijn dunner dan de bloemsten gels en meest vertakt (Zie fig. 1b). Lidrusch (Equisetum palustre) zie li?. 2. Hebben we bij de veldpaarde staart een afzonderlijke bloem- en bladstengel, bij deze is 't één. De bcuw van de plant komt in hoofd taak met de vorige overeen. De sten- ge! fs dun, hoogstens 3 m.M. meest vertakt, diep gegroefd. De scheeden zijn naar boven trechtervormig met driehoekige tanden. De bloelwljze is gelijk aan de vorige. Op moerassige plaatsen en langs slooten komt ze al gemeen voor. Bloeitijd MeiJuni. De Equisetum limósum (holpijp), zie fig. 3 komt er veel mee overeen, doch heeft een veel dikkeren stengel en 'n meer gedrongen bloeiwijze. We tref fen deze veel aan in ondiepe slooten. POLEN XI. -/ faf In 1920 verscheen een serie dienst- zegels. Het zijn langwerpige zegels, waarbij het waardecijfer in een on- regelmatigen zeshoek staat. Aan weerskanten van het waardecijfer is een ster aangebracht. Boven den zes hoek staat in een U-vorm het Pool- sche wapen, de adelaar. Op de bo venhoeken zijn de symbolen van de post afgebeeld, een posthoorn, pij len en bliksemflitsen. Aan de onder zode staat op een paar wimpeltjes: „Poczta Polska". De waarden zljrt: 3, 5, 10, 15, 25, 50, 100, 150, 200, 300 en 600 fennl (alle rood). Grootte van de vakjes 2.3 bij 3 c.M. In 1921 verschenen nog enkele dlenstzegels van hetzelfde type, doch met iets grootere waardecijfers. Deze zijn: 5, 10, 15, 25 en 50 fennl (alle rood). Grootte van de vakjes 2.3 bij 3 c.M. Zie voor de Indeeling 't schetsje. S. Rustenburgerlaan 23. Onze Bibliotheek. 't Komt nog te veel voor, dat boe ken te lang worden gehouden. Wil len jullie er voor zorgen, dat ze weer binnen veertien dagen in O. B. te rug zijn. Herm. v. Aken heeft de boeken 156 en 165 reeds vanaf 12 April in haar bezit. Wil zc ze Zaterdag ko men rullen? Nieuwe boeken: Als nieuwe boeken zijn versohenen: Toch Oranje boven (P. Louwerse) De Prins van Heldeheuvel (A. Trel- ker); Elba en St. Helena (P. J. An- driessen); Vriendschap door W. Brouwer. Verder is bij No. 37 (Gesch. des Vaderl.) een platen-atlas geko men, die tezamen met No. 37 als één boek wordt uitgeleend. Voorts een dubbelstel van: No. 5 (Pietje Bell); 75. (Uit het leven van Dik Trom) en 159 (Hein Stavast). Binnenkort zal In O. B. worden opgenomen een 3-tal mappen met een weekblad voor alle leeftijden getiteld: „Jong Nederland". In dit blad komen voor boeiende verhalen, raadsels, grappen, enfin teveel om op te noemen, terwijl een onderaf- deeling „Mijn Krantje" speciaal voor de kleintjes is gereserveerd. Nader zal lk in Onze Jeugd mede- deelen, wanneer de gelegenheid tot leenen wordt opengesteld. DEELNEMERSLIJST (10 Mei 1930) 4. J. Bakker, Barrevoetestraat 13. 9. s. v. Boekei, Oranjeboomstr. 14. 26. D. Fleury, Barrevoetestr. 10. Haarlem, 16 Mei 1930. W. LASSCHU IT. .Groote Houtstraat I55z. Een middag vol verrassingen. „Toe, Moe, laat me nu gaan?" smeekte Rob. „Kees en Piet mogen natuurlijk ook. Wat kan je nu over komen, als je met z'n drieën een middag buiten wandelt. En ik vind 't zoo fijn om hier alle wegen en paadjes zoo gauw mogelijk te ken. nen. Nu komen we eerst bij 't bosch; daar wordt 't zoo leuk, want den krijg je de sloot, waar Je zoo mop pig kan spelen en dan De sloot noopte Moeder echter nog minder tot toestemmen, Integen deel. „Een sloot! Ja zeker, maar ik vind niets zoo gevaarlijk. Straks ver drinkt er nog één van Jullie." Maar nu begon Rob vroolijk te lachen. „Hooi-t u dat, Oom Jan, Moe bang, dat we in een droge sloot ver drinken. Er staat heelemaal geen water ln! Zegt u nu eens, dat ik mag?" Oom Jan logeerde een paar dagen bij Robs ouders, deels om zijn werk, maar ook, omdat hij heel nieuws gierig was geweest naar de nieuwe woning in de nieuwe, voor hun nog onbekende plaats. Hij had zich tot nog toe stil gehouden, maar achtte het nu toch ook noodig, dat Rob hulp kreeg. „Kom, Moeder," begon hij, „laat den jongen nu maar gaan. Ik durf gerust te vei-zekercn, dat er niets gebeurt. Zelf was ik vroeger ook al tijd met m'n vriendjes buiten op de vrije middagen!" Moe weifelde nog even, maar het slot was toch, dat ze Rob toestem ming gaf om 's middags met Kees en Piet te gaan wandelen. Rob was in de wolken. Goed toch maar dat Oom Jan er was. Natuur lijk, Oom begreep wel, dat je geen heelen middag ln huis kon blijven zitten, als Je wist, dat er buiten zoo veel nieuws voor je te beieven viel. „Oom, dat heb ik aan u te dan ken. Als u me niet geholpen had!" Oon Jan lachte alweer, maar Moe zei nog: „Hoor eens, Rob. Maar je zorgt er voor, dat je om zes uur thuis bent, want dan zijn Vader en Oom ook te rug en moeten we dus eten, denk er om!" „Natuurlijk," beloofde Rob dade lijk. „Ja, zie je", vervolgde Oom, „want als je later thuis bent, mag je in de zomervacantie niet bij me komen logeeren." „En anders wel?" juichte Rob. „Wat, anders?" deed Oom verbaasd „Natuurlijk, jongen, dat kan Je toch zoo wel begrijpen!" Rob was er vol van. „Ja, maar om zes uur thuis, hoor!" liet Oom de voorwaarde nog eens hooren. Rob knikte. Jongens, wat heerlijk: in de zomervacantie naar Oom Jan. Eenig toch van Oom! En Kees, Piet en hij waren nog maar even op weg, of Rob deelde 't vacantieplan opgetogen aan z'n nieuwe vrienden mee, die ook wel lust hadden in zoo'n logeerpartij, en tenslotte kwam ook nog even de voorwaarde, maar die was niets erg, want Kees en Piet moesten toch ook om dien tijd thuis zijn en dat kon best, vond Kees, zc liepen zoo vlug genoeg door, maar haasje over ging nog vlugger. Doen? En Kees ging maar vast krom staan. In een wip waren Piet en Rob over hem heen. Kees had gelijk, zoo schoten ze veel vlugger op Maar nu kwam Piet op 't idee om over twee tegelijk te sprin gen, want dat kon hij zoo goed en. hij bleef midden op Kees en Rob zitten. „Ga van me af! Ik val!" schreeuw de Kees. 't Werd een heele stoeipar tij. Kees en Rob zakten ln elkaar en met hun drieën rolden ze over t zandpad, totdat er opeens geroepen werd: „Au, au!" Die noodkreet kwam van Piet. Da delijk waren Rob en Kees overeind en bij den armen Piet. die met z'n handen in een brandetel terecht was gekomen. Natuurlijk wilde Piet ver der niets meer van pijn weten, maar hij liep toch opmerkelijk zwijgzaam door. Langzamerhand trok hij ech ter weer bij. .Hoera!, daar hebben we 't bosch al. Zeg, zullen we roovertje spelen ln de sloot? Ik ben de roover en verberg i me ergens In 't kreupelhout aan den' kant en jullie zijn de reizigers, die door de sloot trekken, en dan val ik je aan en neem je van alles af of ik voer je mee naar m'n roovershol!" Neen maar, was dat een schitte rend plan! „Maar laat mij roover zijn," vond Rob, „want Piet gaat toch ln de brandnetels zitten." Piet was beleedigd en toonde zijn vuisten al, maar Kees gaf plagend Rob gelijk en Piet kon eigenlijk wel een plagerijtje verdragen. „Goed dan, maar Kees en ik reizen niet samen. We komen elk van een kant. Ik kom hier vandaan." (Wordt vervolgd) 't Weer heeft wel meegewerkt om 't ln je tuin te doen groeien. We hebben nog wel eens koude dagen, doch wanneer de groei er eenmaal Inzit, wordt dit niet zoo gauw ge stuit. De tuinkers 'kunnen we al oogsten. Dit zaad komt altijd vlug op. Hebben jullie wel gezien met welk een kracht die kleine plantjes de aarde omhoog duwen? De radijs is al een groen veldje. Blijkt 't dat er te dik gezaaid is, dan moeten jul lie wat uitdunnen, zoo gauw je de xlantjes kunt aanvatten. De cnvten steken hun kopjes ook al boven de aarde. Omgebogen komen ze te voorschijn. Nauwelijks aanschou wen ze echter het zonlicht of er ko men kapers op de kust om ze af te pikken. Musschen en ook houtduiveit maken zich hieraan schuldig. Ze houden wel van een maaltje jonge groente. Wie zou daar niet van hou den. ik geloof van jullie ook wel. We moeten er daarom de vogels vanaf houden. Vaak wordt een vogelver schrikker in den tuin geplaatst, of lapjes aan stokjes of rinkelende stuk jes glas. Een vogelverschrikker mag een oogenblik helpen, maar heel gauw hebben de musschen in de ga ten, dat die signeur ze geen kwaad doet en dan kiezen ze zijn hoed of uitgespreide armen als rustplaats uit. 't Beste middel om vogels af te weren ls een zwarte draad over de planten te spannen, even boven den grond. Ze zien die draden niet en komen er bij 't neerstrijken met hun pootjes mee in aanraking. Dat schrikt ze zoo af, dat ze de plantjes met rust laten. Deze kunnen nu rustig door groeien en al spoedig zie je blaadjes verschijnen, die aan 't eind van ran- ken zijn voorzien. Deze ranken krul len zich om de takjes van 't rijshout, zoo gauw ze er mee in aanraking komen. Ook ls 't vaak noodig, dat de plantjes aangeaax'd worden. Dit is wat aarde tegen de plantjes aan drukken, zoodat ze naar de rijzen worden toegeduwd. Dezelfde maatre gelen moet je nemen bij den groei van de pronkerwt of lathyrus. Augurken. Zaai midden op 'n breed bed met tusschenruimte van pl.m. 50 c.M. 3 zaden of pitten bij elkaar. De vele zijscheuten, die de planten ma ken, kunnen we alle kanten heen leg gen. Voor den inleg zijn kleine augurken de meest gewenschte. Ze moeten daarom tijdig geplxxkt wor den. Bij warm, groeizaam weer is 't noodig dat minstens tweemaal per week verzameld wordt. Enkele laat je doorgroeien en kunt die op de zelfde manier nuttigen als den kom kommer. Bekende soorten zijn: le. kleine, groene scherpe, de ruige Hol- landsche augurk. De echte soort voor den inmaak, hard van vieesch en fijn van smaak. 2e. Kleine, groene gladde; eveneens eeix fijne soort, die zich hierdoor van de vorige onder scheidt, dat de huid niet ruig, maar geheel glad is. 3e. Augurk „witte ap pel", een uit Australië ingevoerde geelwitte augurk, die zeer goed be stand is tegen ongunstig weer. De volwassen, eenigszins appelvormige vruchten zijn niet grooter dan 7 cM. in middellijn. TUINIER, (Deze raadsels zijn ingezonden 'door Jongens en Meisjes, die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers vier boeken verloot. AFDEELING I. (10 jaar en ouder) 1. (Ingez. door Rekel.) Verborgen beroepen. a. Wie is Lo Schotermees? b. Wie is Ab Kwerkern? c. Wie is To Raafgof? d. Wie is Ma Laretse? e. Wie is Bets Lomi? 1. Wie is Cor Tundeuc? 2. (Ingez. door Juffertje Schrijf - graag). Ik ben een groote deugd en besta uit 4 lettergrepen. Als je de eerste en laatste lettergreep wegneemt, blijft er een werkwoord over, dat leed en smart berokkent. 3. (Ingez. door Karei I). Neem uit onderstaande plaatsna men telkens een letter, zoodat ge een plaats krijgt uit den Haarlemmer meer. Uithoorn, Ierseke, Loenen, Nieu- wersluis, Vreeland, Nedei-horst, Over- veen, Bennekom, Mijdrecht, Papen- drecht. 4. (Ingez. door Droomkoninkje.) Verbergen werelddeelen. a. Heb je je werk af Rika? Ga dan maar bulten spelen. b. Als ik morgen wegga, zie ik je ln lang niet meer. c. Ik loop bij voorkeur op andere schoenen, dan die ik nu aan heb. 5. (Ingez. door den kleinen Zee man). Ik ben een spreekwoord van 34 let ters. 6 7 8 27 is niet zacht. 9 4 17 ls een boom. 24 25 26 27 28 is een lichaamsdeel. 28 29 5 9 19 is een meisjesnaam. 12 11 20 is een verkorte jongens- raam. l 14 13 ls speelgoed. 33 2 3 dient om visschen te van gen. 34 25 24 is niet knap. 31 32 26 21 zit om een hoed. 30 22 4 8 is een verscheurend dier. 10 19 20 10 is in vele huizen. 's Zomers gaan vele kinderen naar 'de 15 16 4. 13 14 16 lö 17 is de verleden tijd van lezen. 18 19 is een verkorte meisjesnaam. 23 22 28 29 33 is een getal. 6. (Ingez. door Nevada). Strikvra gen. a. Wie heeft het gemakkelijker de koffie of de thee? b. (Ingez. door Juffertje Schrijf- graag.) Wanneer heeft een haas tandpijn? c. Op welken weg stuift het nooit? AFDEELING II. (Leeftijd 9 jaar en jonger.) (Ingez. door Nevada.) Mijn geheel bestaat uit 13 letters en noemt iets, dat alles behalve een ongeluk is. 1 2 10 is goed voor ieder. 3 7 9 10 is een hemellichaam. I 2 3 4 5 is de mooiste tijd van *t Jaar. 5 12 13 11 groeit langs de slooten. 10 12 13 11 kan men in de loterij trekken. 3 12 10 9 is een meisjesnaam. 3 12 13 5 is een werkzaam diertje. II 5 7 9 10 levert de walvisch. 6 7 8 9 10 11 12 13 is een fijne tijd. 2. (Ingez. door Zwartkijkertje.) Ik ben een schuilnaam van 12 let ters. 10 7 9 8 is een jongensnaam. 5 6 7 8 is een dier. 1 2 3 4 is een meisjesnaam. 12 6 3 is een jongensnaam. 12 11 10 zit aan een boom. 3. (Ingez. door den kleinen Violist) 2 maal o en 2 maal e, 1 maal K en 1 maal v, l maal r en 1 maal n. dan ten slotte nog een d. en ge krijgt een plaats in 't Oosten, niet aan zee. 4. (Ingez. door Wenda.) Mijn geheel is een plaats in de Zaanstreek van 9 letters. 1 2 3 4 is niet recht. 5 6 2 1 wordt op kaas gestempeld. 7 8 9 1 is een verkorte meisjes naam. 5. (Ingez. door Nevada.) Ik ben een Rubriekertjesnaam yan 9 letters, I 2 ls een groente. 3 5 4 ls speelgoed. 4 5 6 7 8 9 ligt op onze trap. 6. (Ingez. door Mimi Poesekat.) Neem uit onderstaande namen tel kens een letter, zoodat Je een plaats in Zuid-Holland krijgt. Haarlem, Epe, Nijmegen, Rotter dam, Schiedam, Halfweg, Montfoort. Raadseloplossingen De raadseloplossingen der vorige week zijn: AFDEELING l 1. Herfstkindje. 2. Kerstroosje. 3. Aarlanderveen. 4. Alle dagen een draadje ls een hemdsmouw in het jaar. 5. Zevenster. 6. Eduard-Aduard. AFDEELING II. 1. Lage Zwaluwe. 2. Epenaartje. 3. StoombierbrouweriJ. 4. Barbaar. 5. Wipneusje. 6. Knikker. Goede oplossingen ontvangen van; De kleine Violist 0 De kleine Vo gelvriend 6 Vice Admiraal 0 Gouden Regen 4 Blozc Kriekske 5 Kleine Ulbo 3 Konijntje 5 Babbel- kouje 3 Koekoekbloenx 3 Sneeuw witje 5 Graaf Lodewijk 4 Karei I 4 Katuisl 3 Zeeuwsch Boerinnetje 3 Epenaartje 2 't Zaandammertje 2 Krielkip 5 Blauwoogje 4 De kleine Bouwer 4 Poppen verpleegstertje 3 Moeders Kleinste 4 Wipneusje 4 Trambestuurder 4 Poppenkind 4 Moeders grootste Hulp 4 Droomko ninkje 4 Vice Admiraal 6 Amico 4 Zangvogeltje 4 Gouden Regen 4 Magnolia 4 Montbretia 4 Sprink haantje 5 Het Timoreesje 5 Freeala 5 Zinia 6 Kerstroosje 6 Rangeerdertje 6 Elfenbioempje 4 De kleine Zee man 6 Zwartkijkertje 6 Violetta 5 Alba 6 Nevada 6 Ultlooper 6. (Ingez. door Zinla.) EEN SLIMMERD. Heer: Hoe laat is 't jongen? Jongen: Twaalf uur, meneer. Heer; Ik dacht, dat 't veel later was. Jongen: Misschien wel, meneer, maar onze klok loopt nooit verder dan tot 12 uur. ALI VAN NORDEN, Olycanstraat 11 heeft 36 Kegpl., 10 Sickeszomsl. 7 Meco-punten, 34 Roodbandpl. 5 Van Nelles koffie, 4 Turmac-bonnen, 4 Wybert-bonnen, 3 Quick-boxxnen en 2 Scholtensbonnen. Dit alles wil ze ruilen voor Amstelpenningen of Er- dalpunten. KLEINE ULBO, Dennenstr. 1 heeft Blauwe Reigerbonnen, Haarl. Brood- Meelfabriekbonnen en Lux-boixnen. Dit alles wil hij ruilen voor Droste- bonnen en plaatjes of Kamerplant bonnen en plaatjes. Dc Sneeuwkoningin Sprookje van HANS ANDERSEN naverteld door W. B. Z. 3) „Heb Je het koud?" vroeg ze Kai toen En op zijn voorhoofd bevroor haar zoen. Maar toch vergat hij de kou om zich heen En Kai voelde zich nu niet langer alleen, Toen vloog ze met Kai naar de wolken toe, Kal viel. ln slaap, hij was ook zoo moe. En Gerda? Zij wachtte, ze wachtte, zoo laxxg, Waar bleef toch Kai? Het meisje werd bang. Was hij verdron ken soms in de rivier, O was haar vriendje toch maar weer hier. Het werd weef lente en heel mooi weer. Maar onze Kal zag niemand, neen niemand meer. Op een morgen wou Gerda weer zoeken gaan, Ze trok er haar vuurroode schoentjes aan. En liep naar donkere, breede rivier En vroeg: Och berg Je mijn Kai soms lxiei? Hier neem dan mijn schoenen, ik geef ze je graag. Maar breng dan mijn vriendje, als 't kan nog vandaag. Ze wierp de schoenen bij de oever neer, Maar de kabbelende golfjes brachten ze weer. Toen nam ze de schoenen en klom in een boot, Wat leek het water nu heel erg groot. Ze dreef al verder van den oeverrand En kon niet terug naar den waterkant. Ze huilde bittere tranen toen, Maar niemand kon iets voor haar doen. Maar eindelijk Ja, daar was weer land. Daar stonden boomen aan den kant. Daar was een huisje rood en blauw, Daar ixaderde een oude vrouw. „Arm kind, drijf jij alleen daar voort En heeft geen mensch jou ixog gehoord?" De vrouw tilt Gerda uit de boot En draagt haar over wei en sloot, Als ze eindelijk samen zijn gezeten, Moest 't vrouwtje alles vaix haar weten. Ten slot vraagt Gerda: „Kwam soms Kal, Hier langs uw huisje ook voorbij?" Neen kixxd, hij kwam hier niet voorbij Blijf JU nu maar gerust bij mij. Een meisje wenschte ik al zoo lang, Toe blijf maar bij me, wees niet bang." De vrouw kon tooveren heel gauw, Ze tooverde, al wat ze wou Haar tooverstokje hielp haar dan En niemand merkte er Iets van. De tuin stond vol met rozenstruiken Maar Gerda mocht er niets van ruiken. Dan kreeg ze heimwee, wou naar ïxula, Verlangde naar de rozen thuis. Het vrouwtje tooverde op dien dag Haar rozen weg al met één slag. Maar Gerda zag veel andre bloemen Te veel zelfs om ze op te noemen. Ze speelde daaglijks ln de zon, Zoo lang, als ze maar spelen kon. Eens ziet ze vrouwtjes zonnehoed, Wat ligt daarop een mooie gloed Van wonder fijne teero kleuren, t ZUn heusche rozen, die nog geuren" „Hè rozen, bloeien dl* hier niet, Omdat je nooit een roosje zxet?" Zoo vroeg ze aan dc tooverfee. Die antwoordde slecht*: „Welnee, Er zUn geen rozen nergerxs hier, Ik geef om rozen ook geen zier." Heel stil zette zich Gerda neer, Wat deed dat antwoord haar toch zeer, Een traan viel zachtjes op den grond, Juist, waar onlangs een roos nog stond. En waar de traan ln de aarde zoog, Daar schoot opeens eeix roos omhoojc Wat was de kleine Gerda blij. Ze riep: „O kijk een roos voor mij! Daar bloeien er nog meer en meer Wat zijn de kleuren wonderteer, Al moert lk gaaxx naar alle hoeken, Nu wil ik vriendje Kal gaan zoeken. Zeg rozen, zeg mij, ls hy dood? Wat was mUn leed dan vreeslijk groot". Een roos sprak: „Dood l« Kal heusch niet, Dus denk niet aan dit groot verdriet" Dan gaat Gerda de wereld in, Hier heeft ze 't niet meer naar haar zin. 't Was al herfst, 't werd al koud En Gerda's kleertjes waren zoo oud. Ze rust eindiyk uit op een grootexx steen En een kraal huppelt telkens voor haar heen, Dan vraagt hU: ..Waar ga je toch naar toe?, Je lijkt me zoo koud en je bent zoo moe." Zo vertelt dan van Kal Aan den sllmnxexx kraal. De kraal kUkt ernstig Gerda aan En zegt met in zUn oog een traan: „De kleine Kal dat. moet je weten, Is Jou reeds lang, reeds lang vergeten. Rij woont bU een prinses ln een groot paleis En hij vindt zlchzolf heel deftig en wUs." „Och vertel maar voort, k Heb er nooit van gehoord." „Ik weet dit alles van een kraaien-vriendin, Die woont in dat palels en heeft 't erg naar haar zin, Ze vertelde, dat Kal 1 hart van 't koningskind won, Omdat hij zoo heel goed praten koiV'. „O, beste kraal, 'k ga weder op reis. Maar wijs mij den weg naar dat paleis.** (Wordt vervolgd). -.-4 -f s'«'sv (yio - U£ Willem stond eens stil te kUken Naar het balspel op een veld. Zelf ln zUn beste kleeren. En op meedoen niet gesteld! Plots raakt hij in geestvervoering, Ziet den bal daar door de lucht. Zonder verder na te denken, Stuit hij 't ding in zijne vluchtI. Maar dat was een groote domheid. Want de club denkt ,,'t Is geplaag!" Alle spelers grUpen Willem, Geven hem een flink pak slaag.... Zielig blijft nu Willem achter; „Zoo, dat heb ik vast gehad, k Was toch wel een groote sufferd, Dat ik zoo mij zelf vergat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 20