DE GROOTE HOUTSTRAAT.
J. Lottgering
BW5S's -tt:::- ;.3a
De etalageiceck van 20 tot 24 Mei
georganiseerd door de Groote Hout-
straatvereeniging is de directe aanlei
ding tot de publicatie van de op deze en
de volgende pagina afgedrukte arti
kelen.
Tijdens het beleg.
Er is weinig bekend van de rol die de
Groote Houtstraat gespeeld heeft in het
beleg van Haarlem door de Spanjaarden in
1572—1573. Wel staat vast, dat de Groote
Houtpoort door dit beleg zooveel te lijden
heeft gehad, dat zij voor de verdediging der
stad geen waarde meer had. Herstel was ook
niet mogelijk.
Ook de huizen in de Groote Houtstraat
hebben veel van het beleg geleden, vele wer
den zelfs in puin geschoten. Dat is niet te
verwonderen, want er moeten niet minder
dan 14402 kanonskogels op onze stad zijn af
gevuurd. Nog in de 18e en 19e eeuw werden
er vele huizen gevonden waarin nog de ka
nonskogels zaten.
Nadat de dappere verdedigers van de stad
het hoofd hadden moeten buigen, heeft Don
Hoe Nicolaas Hals een zoon van Frans Hals) de Groote Houtstraat zag. Dit schilderij is I Frederik van Toledo door de Groote Hout-
in het Prans HaUmuscum geplaatstI straat als overwinnaar zijn intocht gehou-
Hoe smal vroeger de uitmonding van de Groote Houtstraat op
de Groote Markt in het midden der 19de eeuw was. Het gebouw links
Sociëteit „Trou moet Blycken" is bij de vernieuwing 5 Meter
achteruitgezet voor de verbetering van het verkeer»
HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 20 MEI 1930
VIJFDE BLAD
Eenige eeuwen historie.
Hoe de Groote Houtstraat er vroeger uitzag.
Er bestaan tdteenloopende lezingen over
den oorsprong en de stichting van Haarlem.
Maar bij allen twijfel die daarover heerscht,
is een vaststaand feit, dat de Groote Hout
straat ook in het grijs verleden toen onze
stad in de twaalfde eeuw haar inwoners
slechts in de duizenden telde een der
hoofdstraten is geweest. Op de oudste kaar
ten komt deze straat al voor. Het Sant (thans
Groote Markt) was het centrum, op dit plein
kwamen de straten uit als de draden van een
spinneweb. Maar toen strekte de Groote
Houtstraat zich nog slechts uit tot de Oude
Gracht. Dit illustreert duidelijk hoe klein
Haarlem was!
In het begin van de 15de eeuw werd de stad
zooveel vergroot, dat de Oude Gracht als ver
dedigingsgordel werd vervangen door den
Gasthuis- en Raamsinigel. Toen werd de eer
ste Houtpoort gebouwd en kon de Groote
Houtstraat doorgetrokken worden van de
Oude Gracht tot de Houtpoort.
De straat dankt haar naam natuurlijk aan
de nabijheid van den Hout. Het was de straat
die onze stad recht doorsneed en toegang gaf
tot den Hout, die in den ouden tijd even bui
ten de poort begon.
Voor 1578 werd de Groote Houtstraat ook
wel Gasthuisstraat genoemd. Het St. Elisa
beth's Gasthuis stond sinds 1441 in de Hout
straat op den hoek van het Verwulft. Dat was
het nieuwe Gasthuis, ter onderscheiding
van het oude gasthuis op het St. Gangolfs-
kerkhof (nu Botermarkt). De St. Gangolfs-
kerk, het ziekenhuis met alle omringende ge
bouwen op dit plein, werden in 1576 door
brand vernield. Dat. moet wel een ontzetten
de brand geweest zijn, want niet minder dan
449 gebouwen en woningen werden vernield.
Ook andere straten hadden veel te lijden. In
de Groote Houtstraat verbrandden niet min
der dan 67 perceelen. Verder nog in zeer nabij
gelegen straten en wel: Kerkstraat 3, Ane-
gang 18, Frankesteeg 29, Peuselaersteeg 11,
Oudegracht 21, Paardesteeg 2, Gasthuis
straat 30.
De roode haan.
In den ouden tijd werd Haarlem meerma
len door groote branden geteisterd. Behalve
in 1576 vinden wij in de historieboeken de
volgende groote branden aangeteekend
1328: zware brand, die bijna de geheele
stad vernielde;
1347: zware brand, bijna geen huis bleef
ongeschonden;
1351: de halve stad door brand vernield.
Natuurlijk heeft ook de Groote Houtstraat
bij die branden te lijden gehad, hoewel daar
over in de historieboeken niet zulke statis
tische gegevens vermeld staan als over de
ramp van 1576.
Op den achtergrond de Houtpoort.
De brandweer liet in die tijden natuurlijk
zeer veel te wenschen over. Met emmers wa
ter moest het vuur bestreden worden, zoodat
de brandweerlieden bij een brand van eeni-
gen omvang vrijwel machteloos stonden en
het moesten aanzien dat de vlammen steeds
verder om zich heen grepen.
Toen ook het gasthuis in de Groote Hout
straat, hoek Oude Gracht in vlammen opge
gaan was, werd op het Groot Heiligland op de
terreinen van het voormalige Minnebroeders
klooster een nieuw gasthuis gebouwd. Daar
wordt het nog gevonden. De vergrooting aan
m kant van de Gastliulsvest is van latex-
tijd.
Waarom kromme straten?
Het zal vele lezers wel eens opgevallen zijn,
dat de Groote Houtstraat met eenige flauwe
bochten loopt. Dit is een van de eigenaardig
heden van enkele oude Hollandsehe steden.
Onze voorouder-s vonden het blijkbaar niet
mooi als een straat recht liep, zoodat vrijwel
van elk punt in de stad de Groote Markt ge
zien kon worden.
Men kende in dien tijd geen verkeers-
eisohen. Als per dag eenige keeren een post
koets en een equipage van een aristocraat de
stad doorreed, hadden de koetsiers voldoende
uitzicht, ook al maakte de straat eenige
slingeringen. Daarom kon alleen gelet wor
den op het stedenschoon en dit werd gediend
door de gebogen lijn der huizenrijen. Die
buigingen vindt men ook in de Kleine Hout
straat, de Barteljorisstraat, de Zijlstraat en
de Smedestraat. De doorkijkjes in die niet-
kaarsrechte straten waren heel aardig. Eeni
ge reproducties van oude schilderijen en tee-
keningen uit het Frans Halsmuseum en het
gemeente-archief, die wij op deze pagina ge
ven, bevestigen dit.
Dit werd natuurlijk beïnvloed door den
bouwstijl van die dagen, de trapgevels, de
boven de straat gebouwde luifels, de banken
voor de huizen, enzoovoort. Alles bevorderde
de intimiteit! Onze voorouders woonden in
een heel andere sfeer. Er waren geen trot
toirs ïn de straten om de eenvoudige reden,
dat de geheele straat voor den voetganger
was. Als een voertuig passeerde was dat blijk
baar een gebeurtenis!
In vroeger tijd de 13e, 14e, 15e en 16e
eeuw werden in de Groote Houtstraat ver
scheidene inrichtingen en groote patriciërs
huizen gevonden. Als winkelstraat had zij
toen nog geen groote beteekenis. De nering
doenden vestigden hun zaken liever in de
Spaarnwouderstraat. De trekschuit en de di
ligence zetten de meeste reizigers af in de
nabijheid van de Amsterdamsche poort, en
„waar de menschen zijn, daar is de nering".
Het verkeer met Amsterdam had in dien
tijd blijkbaar meer te beteekenen dan dat
met Leiden en den Haag.
Behalve het gasthuis bij de Oude Gracht-
werden in de Houtstraat eenige kloosters ge
vonden. In 1249 schonk ridder Simon van
Haarlem zijn huis in de Groote Houtstraat
aan de geschoeide Karmelieter-monniken
om er een klooster te stichten. Dit klooster
dat tusschen de Anegang en de Spekstraa:
verrees, was groot van omvang. Als op het
Sant ridderspelen werden gehouden, waaraan
soms duizenden ridders deelnamen, werden
de aanzienlijkste gasten in dit klooster ge
huisvest. Het Sant had een grootei opper
vlakte dan nu de Groote Markt, want anders
zou het geen ruimte geboden hebben voor
zulke grootsch opgezette ridderspelen.
Na de hervorming werd het Karmelieter-
klooster tot burgerwoonhuizen verbouwd. De
Guldenbergerpoort is het eenige overblijfsel
van het klooster.
Het nonnenklooster van St. Michlel stond
op de plaats waar nu het Proveniershuis ge
vonden wordt. Het werd in 1414 gesticht.
Het Proveniershuis.
Het Proveniershuis heeft in den loop der
eeuwen vele bestemmingen gehad. Eerst werd
op die plaats het St. Michielsklooster gevon
den. Nadat het gebouw door de klooster
lingen ontruimd was, werd het in 1576 door
de schutters bezat, omdat de St. Jorisdoelen
in de Ramen door brand vernield was. Boven
de poort troonde St. Joris die den draak
doodt, welk beeld uit het vuur gered was. Dit
was evenwel slechts een tijdelijke bezetting,
want in 1562 werd in de Gasthuisstraat voor
de schutters een nieuwe Doelen gebouwd. In
het midden der 17de eeuw was m het ge
bouw een Heerenlogement gevestigd. Blijk
baar werd in dit logement op gasten gere
kend die van een potteke hielden, want de
teekenaar stelde vast, dat de bierkelder op
nieuw gevuld werd!
In 1685 werd het Heerenlogement uit de
hand te koop aangeboden. Er werd in de
aankondiging gezegd, dat het gebouw voor
zien was van „verscheyde heerlycke salen,
vele wijde kamers en vertrekken, groote en
ruyme stallingen, koets- en wagenhuysen".
Achter het hoofdgebouw werden 67 woningen
gevonden die vroeger door Proveniers of
Kostgangers bewoond werden. Vandaar de
naam Proveniershuis.
Er is nadien veel aan het hoofdgebouw ver
den. Zijn troepen schonden het bij de over
gave gesloten verdrag en plunderden de
stad. Bovendien werd een vreeseüjk bloed
bad aangericht. Ripperda en vele regeerders
der stad verloren het- hoofd op het schavot.
Ook honderden krijgslieden werden in de
Groote Houtstraat en op ae Groote Markt
onthoofd. In totaal lieten 1200 soldaten bij
die gruwelen het leven, waarvan er 247 rug
aan rug gebonden en in het Haarlemmer
meer gegooid werden, waar zij verdronken.
In 1590 werd begonnen om een nieuwe
Houtpoort te bouwen. Het was de poort, die
in 1825 gesloopt werd. In dat jaar werd hier
ter stede een tentoonstelling van nationale
nijverheid gehouden. Toen is „ter versiering
van de stad" die poort afgebroken. Dit mo
tief begrijpen wij niet, want de poort was
juist een verslering. Alleen paste zij niet
meer voor den modern wordenden tijd. Trou
wens in dat tijdperk zijn al onze poorten en
wallen gesloopt. Het laatst viel de Kleine
Houtpoort in 1873. Als verdedigingsmiddelen
hadden de poorten, wallen en singels geen
reden van bestaan meer en de steeds voort
schrijdende stadsuitbreiding e'-schte, dat de
binnenstad niet langer in dit enge keurs
lijf geperst bleef. Alleen de Amsterdamsche
poort werd behouden als een monument.
Toch werd de toegang tot de stad niet
vrijelijk open gesteld toen de Houtpoort weg
gebroken was Kr kwam op de plaats een
ijzeren hek, dat nog tot 1869 is blijven staan.
De Kommiezenhuisjes die na het wegbreken
der poort gebouwd werden, zijn pas enkele
jaren geleden in sloopershanden gevallen.
Dat was noodig om voldoende ruimte te
krijgen voor de breede brug die Openbare
Werken daar thans laat bouwen.
De Oude Gracht en
het V er wulf2,
In de 14e, 15e en 16e eeuw was de Oude
Gracht een van de belangrijkste wateren in
Haarlem. Transport over land had bijna
niet plaats, zoodat alle aanvoer met sche
pen geschiedde. Door de Oude Gracht kon
den de schippers in het hartje van de stad
komen. De trekschuit naar Leiden had bij
voorbeeld zijn aanlegplaats aan de Oude
Gracht.
Het water tusschen de Houtstraat en de
Koningstraat bleek in het laatst der 16e
eeuw evenwel bezwaren met zich mee te
brengen. Die werden toen ondervangen door
trokken door de Houtpoort de stad binnen
om door de Houtstraat naar de Groote Markt
te wandelen. De Stedemaagd die voor de
Jansdoelen den stoet opwachtte, riep den
rederijkers het welkom toe.
Nu winkelstraat bi}
uitnemendheid.
Natuurlijk is in den loop der eeuwen het
karakter van de Groote Houtstraat meerma
len gewijzigd Dus niet alleen het uiterlijk
aanzien! Geleidelijk werden de woonhuizen
in de straat tot winkels verbouwd. Nu is het
zoover, dat er geen woonhuis meer gevon
den wordt. Alles is door winkels en kantoren
in beslag genomen. De Houtstraat Is nu de
winkelstraat bij uitnemendheid geworden.
Uit den ouden tijd zijn uitgezonderd
het gebouw van „Trou" nog slechts eenige
bovenstukken van gevels bewaard gebleven.
Om aan de eischen, die aan het moderne
winkelbedrijf gesteld werden, te kunnen vol
doen, was het noodig, dat de winkeliers met
hun tijd meegingen, ook wat de gebouwen
betreft. Timmerman en metselaar hebben
aan het stichten van die winkelpaleizen in
deze straat veel verdiend. Sterk wordt dit
geïllustreerd door de lotgevallen van de win
kels tusschen Paard es teeg en Verwulft. Wij
vonden in het gemeente-archief een foto,
waarop een groot patriciërshuis Is afgebeeld.
Het is nog geen 40 Jaar geleden dat dit werd
gesloopt, waarna er een ijzerhandel werd
gevestigd. Daarna werd het perceel opnieuw
afgebroken om er een van de winkels van
Vroom en Dreesmann te bouwen. Over een
of twee jaar zal dit winkelhuis opnieuw wor
den gesloopt, omdat die firma op die plaats
nu «ten groot winkelpaleis gaat bouwen, het
grootste en het hoogste dat ln de straat ge
vonden wordt.
De geschiedenis van den
laatsten tijd.
Daarover kunnen wij ditmaal kort zijn,
omdat wij verldeen jaar, toen de Grooto
Houtstraat feestvierde ter gelegenheid van
haar 20-jarig bestaan, een uitvoerig artikel
daaraan gewijd hebben.
Wij sommen eenige data op:
1878: de paardentram Stationden Hout
gaat door de Houtstraat rijden.
1913: de electrische tram komt.
1923: de straat wordt geasplialteerd.
C. J. v. T.
De heer A. van Weerden, voorzitter van de
Groote Houtstraatvereeniging en organisator,
dezer etalagcweek.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
Verven Stoomen
Stoppage Hoeden vormen
Groote Houtstraat 5a
Het Heerenlogement in de Groote Houtstraat, thans bekend als het Proveniershuis.
anderd. Helaas niet verfraaid! Wat den voor
gevel betreft is alleen een gedeelte van den
trapgevel gespaard gebleven, alsook de poort.
St. Joris is met onbekende bestemming weg-
geloopen. Hij is de draak gevolgd, of de draak
hem!
Heel lang is het Proveniershuis gebruikt als
oude mannenhuis. In 1855 werd dit huis op
geheven, omdat zoo stelt de geschiedschrij
ver vast alle oude mannen die daar ver
pleegd werden, overleden waren. Daarna
werd het Proveniershuis gebruikt voor ver
schillende onderwijs-doeleinden. In 1867 werd
er een avondschool gevestigd en in 1874 een
3-jarige H. B. S.
Nu zijn er de kantoren van het Burgerlijk
Armbestuur en van Weldadigheid naar Ver
mogen gevestigd. Bovendien heeft de H.O.V.
er haar repetitielokaal.
Toen een zeemeermin
in de Houtstraat
woonde
Hier stond vermoedelijk de herberg „waar
de bel uithing" omdat daar de diligence naar
den Haag afreed. In latere jaren hing voor
dat huis een uithangbord met het volgende
raadselachtige opschrift:
Hij is onschuMig ende vrij
Van Swarte Konst of ander Tooverij.
Van Moort of Diefte of ander Schant,
Waerom dan sulcke wreede straf,
Te werden in een steenen graf
Tot pulver en tot asch verbrant?
Toen werd namelijk in dit huis handel ge
dreven intabak!
De Houtstraat heeft, als men de overleve
ring gelooven mag, in de 15de eeuw een
eigenaardige bewoonster gehad. Dat was een
zeemeermin half vrouw, half visch die
in de Zuiderzee in de nabijheid van Edam
gevangen was. Bewoners van een pand in
de Houtstraat nabij het Verwulft hebben
aan de zeemeermin onderdak verleend. Zij
slaagden er niet in om haar het spreken te
leeren. Wel werd zij aan het breien gezet en
dit ging haar nogal goed af. want vele Haar
lemmers liepen met kousen door het visc h -
mensch gebreid.
de overwelving van het water, het tegen
woordige Verwulft.
In het midden der 19e eeuw had de Oude
Gracht haar beteekenis als vaarwater vrijwel
verloren. In 1859 werd tot demping besloten.
„Trou moet Blycken".
Er bestaan als sinds langen tijd nauwe
banden tusschen de Groote Houtstraat en
de sociëteit „Trou moet blijeken". Reeds in
1787 betrok deze rederijkerskamer die
te voren in de Kleine Houtstraat en de
Lange Begijnestraat gevestigd was een
gebouw in de Groote Houtstraat. Hoe dit er
in 1880 uitzag, toont de reproductie van een
foto. In dat jaar werd dit foei-ieelijke ge
bouw door een ander vervangen. Dit laatste
gebouw staat nog, het dient nu tot kantoor
van de Spaarnebank en herbergt eenige
winkels. De sociëteit vond inmiddels een nog
waardiger huisvesting in het eenig overge
bleven oude Patriciërshuis in de Houtstraat,
zoodat. de Pelikanen nu op No. 113 tronen.
De ingang van de Groote Houtstraat bij de
Groote Markt was voor 1880 wel bijzonder
smal. Bij het zetten van het nieuwe socië
teitsgebouw werd de straat niet minder dan
5 Meter verbreed. De toenmalige regeerders
der stad waren overtuigd, dat dit voor altijd
afdoende zou zijn. Maar ongeveer 5 jaren
geleden besteedde ons stadsbestuur een ton
om het sociëteitsgebouw te koopen, blijkbaar
met de bedoeling om in de toekomst de uit
monding van de Houtstraat naar de Markt
nog meer te verbreeden. Even verder op is de
straat minstens 4 of 5 Meter breeder.
Toen „Trou moet blijeken" in 1787 naar de
Groote Houtstraat trok .was het nog een re
derijkerskamer. Eerst in 1795 wred er een so
ciëteit van gemaakt.
In de archieven der rederijkerskamer ls
menig herinnering bewaard gebleven aan
een „Landsheerlijk Juweel", een concours
van rederijkers. Daaraan namen niet minder
dan 14 kamers deel. De leden in costuum en
versierd met hun banieren en blazoenen