BRIEVENBUS Knipperdolletj e. Aan Allee! De sneeuwkoningin. Brieven aan de Redactie van de Kinder-Afdeeling moeten gezonden worden aan Mevrouw BLOMBERG —ZEEMAN, Marnixstraat 20. MOORKOPJE. Ben je al dien tijd ziek geweest? Kun je het nu vol houden op school? Was je erg achter gekomen? Kan niemand je wat op weg helpen met de raadsels? Wat had je keurig papier van Je zus ge kregen. DE KLEINE VIOLIST. Misschien kun je nu de ontbrekende namen ook vinden. Die mag Je me dan na tuurlijk ook nog sturen. Wilgenroos- Je heeft alles goed. Er zijn geen let ters vergeten en er staan geen fou ten in. Maar de namen zijn nu niet zoo heel gemakkelijk. BALLENBREISTERTJE. En ls de nieuwe hoed naar je zin?Wat zul len Gljs en Jij er Zondag keurig heb ben uitgezien. Heb je Zondag een leuk dagje gehad in Heemstede? Hoe gaat 't met de Jonge poesjes? Mag Je ze beide houden? Knappe meid, dat Je met schrijven zulke mooie cijfers krijgt. Ik heb 't huisje van je groot moeder niet kunnen ontdekken. WILGENROOSJE. 'k Vond het leuk, dat ik weer eens wat van jou hoorde. Ik kan me zoo begrijpen, dat je niet van het wedstrljdwerk af kon blijven. Je moet met den uitslag nog even geduld hebben, 't 6chcen voor de jongeren wat moeilijk te zijn. Prettig, dat je werkkring Je zoo goed bevalt. Gefeliciteerd met je nieuwe diploma's. Ik hoop, dat je van den zomer weer succes zult heb ben. Veel groeten voor je ouders. KERSTROOSJE: Dat was een best rapport. Kranig van Je, dat Je weer twee punten bent vooruit gegaan. Hansje Rozengaarde is een prachtig boek. Heb je de andere boeken van Mevr. v. Ostelen van Delden ook ge lezen? PAPAVERTJE. Beter 2 raadsels dan geen een. Om mee te mogen lo ten, helpen alle beetjes. Ben je nu alle dagen aan 't zingen voor de uit voering? Ik hoop, dat 't heel mooi zal gaan. Als je maar niet koud gaat worden van dien winterdag. Jullie hadden beter van een zomerdag kun nen zingen. JUFFERTJE SCHRIJFGRAAG. Gelukkig maar, dat je nu weer zoo gezond als een vlschje bent. Nu het zlckzijn maar voor goed afschaffen. Ben je wel eens ln Th Use's hof ge weest? Juist in dezen tijd valt er zooveel moois te zien. VIOOLTJE. Dat ls maar ewi vroolijk verjaarspartljtje geweest, ik had best mee willen spelen. Ben jij ook nog zwarte Plet geweest? Wat ben je gelukkig op die bazar geweest UITLOOPER. Wat schrijf jij al netjes en duidelijk voor zoo'n kleinen baas. Speel je alle dagen op het wel land? Ik zal eens kijken, of ik Je fic Krijg ik nog eens zoo'n moolcn brief ?an je? NEVADA. t Is maar prettig, dat Johan op school zoo flink vordert. Hij gaat er zeker alle dagen met ple zier naar toe. Nu 't zulk mooi weer ls, staat de spoor zeker in de kast. Ik hoop. dat jij ook eens gauw een raadselprtjs zult winnen. WOLLY R Jij krijgt een ver- tassing van me voor de aardige ver haaltjes. die je hebt Ingezonden. Kom je Woensdag even bU me? Wat aardig dat jullie de Stads-kweckerU mochten bezichtigen. Er is daar heel wat moois te zien -Lezen jullie ook al boeken in vreemde talen? Ernst Zahn lijkt me wel wat heel moeilUk voor je. Prettig, dat je zoo'n goed rapport hebt gekregen. W. L. Wat zal moeder blij zUn, als alles weer op zUn plaats staat Met welke boot komt Je tante? Pret tig voor je, dat er weer een nieuwe ling te boeken valt. 't Verhaal van Knipperdolletje duurt nog wel heel lang. Misschien verschUnt 't later wel als boek. BLOEM EN FF.E. Wie mochten het puddinkje opeten? Wanneer moet je nu weer examen doen? Wat Jammer, dat Hagcroos Je krantje heeft weggedaan, 't Is Juist zoo aardig oni een heelen Jaargang bU elkaar te hebben. Höb Je de twee boe ken al uit? Waren ze mooi? KORENBLOEM. JU hebt heel wat plezier gemaakt. Waar heeft je oom zUn winkel? Woont de familie dicht bij jullie? Waren de groot ouders niet vermoeid van 't bruiloft rleren? Wat fUn, dat alles In Je tuintje zoo mooi op komt. KRIELKIP. Misschien vind je den wedstrijd nu veel gemakkelijker. Ik geloof zeker, dat je er nu wel na men bij zult vinden. ZUn er nog moeilijkheden, schrUf 't me dan maar SNEEUWWITJE. Heeft zus de bloemen al gedroogd? ZUn ze mooi geworden? Je raadsel ls goed. DE OUDE WOUDLOOPER. Ik vond het heel aardig, dat JU je ook weer eens aan kwam melden. Zoo als je merken zult heb ik voor de jongeren den wedstrijd iets verge- makkelUkt. Ik was je heusch niet vergeten. Gaat het goed op dc H.B..S? EPEN AART JE. In factoren ont binden is een lastig werkje. Nu heb jc zeker ook al geleerd om den groot sten gemecnendeeler en het kleinste gemeene Veelvoud te zoeken. Doe maar goed je best met rekenen, dan wordt de 5 misschien gauw een C. HET ZAANDAMMERTJE. Dat raadsel heeft al eens ln de Rubriek gestaan. Jullie hebben Zaterdag heel wat geleerd over de bUen. Dat zul je niet licht meer vergeten. WIPNEUSJE. Je krURt straks zeker een groote vacantie. Wat wou je eigenlijk worden? Wel gezellig voor je, dat Rekel met je naar de zelfde school gaat. Komt er al veel op in je tuintje? Nog wel gefelici teerd met zusjes verjaardag. PAASCHHAASJE. VUf raadsels Is meer dan voldoende. Pas voortaan maar goed op jc krantje, 't Is zoo aardig, als Je een gehecle jaargang bU elkaar hebt. HET TIMOREESJE. Heb Je 't nieuwe badpak al aangehad? Wat een mooie kleuren zUn cr ln. Wan neer ga je verhuizen? Gezellig, dat je met je vriendinnen zulke groote fietstochten kunt maken, ik heb den naam van je grootvader wel eens geboord en gelezen. REKEL. Een keertje overslaan ls niet erg. Je hebt knap werk ver richt. 't Was zeker een drukke rijd voor je. Hoe gaat 't nu met het kleintje? Ben Je al in 't open bad wezen zwemmen? Was 't niet erg koud? FUn, dat Je al Je diploma hebt. Leuk, dat je zus jou zwemles in bed gaf. Je schrUft keurig op zoo'n groot vel. Is moeder nu door de schoon maak heen? Flink zoo, dat je ook de handen uit de mouwen hebt gesto ken. PRIMULA. Wat zal 't een druk ke week voor Jullie zUn geweest. Staat alles nu weer zoo'n beetje op de oude plaats? Wat gezellig voor je, dat Je de buurtkinderen al kent. Hebben jullie al ln den tuin ge werkt? Bon Je al aan 't rotstulntje begonnen? ZEEUWSCH BOERINNETJE. Ilcb je ook een tuintje in de Thom- sonlaan? Je hebt goed geluisterd naar wat die meneer over de bijen vertelde. Zag Je nog verschil tus- schen de koningin en de andere bUen? ZWARTKIJKERTJE. Misschien kun jc dc bloemen nu vinden. Vertel me nu de volgende week maar eens, wat je er nog niet van begrijpt. Ik zou liet juist zoo aardig vinden, als je mee kon doen aan dezen wed strijd. RANGEERDERTJE. Dat was een prachtig rapport- Maar hoe kom Je aan zoo'n laag cUfer voor Lieha- mclUke oefening? Ik denk, dat je den wedstrUd nu niet meer zoo vree- selijk lastig zult vinden. Zus mag je wel wat op weg helpen. Je raadsel ls goed. TEEKENAARSTER. Ik weet wel, dat 't nu voor de H. B. R.-ertJes een drukke tUd ls. Neem maar eens een rooden cn een witten klaver dan kun je het zelf waarnemen met een vergrootglas. Ik had zoo'n koninginnegeveclit graag willen bU- wonen. Hebben Jullie zelf bUen ge houden? DE KLEINE ZEEMAN. Je raad sels zUn goed. Je schreef deze week lang zoo netjes niet als anders. Had je zoo'n haast om buiten te gaan spelen? Ik kan 't me wel een beetje begrijpen. RADIO-MONTEUR. Je schreef wel netjes op de nieuwe kaarten, 't Was alleen Jammer, dat je de lUn- tjes met Inkt had getrokken ln 't begin. Dunne potloodstrepen staan veel netter. Doe Je dat de volgende keer? BOTERBLOEMPJE. Nog heel hartelUk gefeliciteerd met vaders verjaardag. Was de schoonmaak toen achter den rug? 't Gaat met je raad sels heel goed. Ben Je vandaag met de klas naar 't Gooi geweest? Dat was al een vroeg schoolreisje. Leuk, dat Nellie v. K. ook meeging. DAMIAATJE. Kind, wat zal dat een heerlijk schoolreisje worden, zoo twee dagen lang onderweg. Ik denk, dat de Junimaand meer zon zal ge ven dan de Meimaand. Want mooi weer heb je dan natuurlijk noodig. raadsels zijn goed. AMICO. De kiekjes waren over 't algemeen niet scherp genoeg, van daar dat er niet meer geplaatst worden. Waar had Zangvogeltje het zoo druk mee? Met de poppenfami lie? DUIFJE. Je moogt dezen schuil naam houden. Ik hoop, dat je hem nu lang geheim kunt houden. Is er al bericht gekomen van je zus? KORSTJESKNAGER. De zomer- vacantle nadert al. En JU ziet je zelf al op Zandvoorts strand zitten. Waar ga je dan verder met neefje Plet kampeeren? Gevechten zou ik maar niet leveren. Een beetje ra votten kan geen kwaad. Moeder moet Je maar Je oudste pakje meegeven. VOGELKOOPSTERTJE. Waar ben je op school? Naar welke school ga Je met Augustus? Ik hoop, dat het een prettige verandering voor je wordt. Je mag best eens een ver haaltje inzenden en een teekening ook wel. SNEEUWKLOKJE. Hoe gaat het er nu mee? Wat heb je Zondag met vader een heerlijke fietstocht ge maakt. De Zandvoortschelaan heen en den Zeeweg terug? Ik denk, dat de Zandvoorters evenals wU hard naar zon en zomer verlangen. Daar moet zoo'n badplaats 't voornamelyk van hebben. MARINIER. Ben JU Zondag ook al naar Zandvoort geweest? Heen cn terug loopend? Dan heb jU vast een paar flinke, sterke beenen. Toen Je thuis kwam heb je er zeker een extra boterham op gegeten. MARIETJE. De wilde kastanje wordt ook wel paardenkastanje ge noemd. Dus jullie hadden 't beiden goed. Er rijn nog veel meer klaver- soorteïT. Wat JU bedoelt, is rolklaver Die witte en roode is schaapsklaver. A. B. C. Been heeft mooie jon gensboeken geschreven en Je leest al lezende heel wat van de Vader- landsche geschiedenis. Al die be- schrUvingen van gevechten kunnen me niet bekoren. Wat heb je daar nu eigenhjk aan? Misschien 's nachts een heel benauwde droom. TROMP. Kom JU ook weer eens aanzetten. Ik dacht wel, dat JU met een goed rapport thuis zou komen. Die 8' voor geschiedenis heb je oo< vast voor een deel te danken aan de geschiedkundige verhalen, die je ge lezen hebt. W. BLOMBERG—ZEEMAN Marnixstraat 20 Haarlem, 23 Mei 1930. door W. B.—Z. (Vervolg) 3) Voor 't loketje had ze 't even eng gevonden. Maar t was alles toch goed afgeloopen. „De trein naar Alkmaar?" vroeg ze aan een conducteur. ,.Je hebt nog twintig minuten tijd. Juffie. HU komt hier voor te staan.'* Zc had met moeder wel eens In de eerste klas wachtkamer gezeten en dacht daar maar te gaan zitten. Ze keek door de glazen deur en zag tot haar vreugde dat er niemand ln de wachtkamer zat. Mies zocht een hoekplaatsje uit. Je had daar zoo'n mooi uitzicht. over t perron. De vreugde van 't alleen-zijn was maar kort. Daar ging de deur open. Een dame met twee kinderen kwa men binnen. „Ga daar maar zitten. Knipper dolletje." hoorde Mies 't meisje te gen den Jongen zeggen. Wie heet er nu Knipperdolletje? dacht Mies. Ze was u vol aandacht voor de beide kinderen, die er zoo heel sjofel en de dame, die er zoo heel deftig uit zag. 't Meisje leek zoo ongeveer van den leeftijd van Mies te zUn. Ze zag er alleen veel bleeker en tengerder uit. Er was iets zoo droevigs in haar oogen, dat 't Mies trof. Net een kind, dat verdriet heeft gehad, dacht ze. 't Meisje had geen oogen af van den jongen. Onwillekeurig keek Mies ook naar hem. Wat een stumperd dacht ze. Naar zyn grootte te oor- deelen, leek hij een jaar of tien te zijn. Maar hy keek zoo onnoozel uit de kleine spleetoogjes, dat hij ook best 5 of 4 kon wezen. Hij ls vast niet wUs, dacht Mies. En zé werd in die gedachte gesterkt, toen de jon gen in bijna averstaanbare klan ken begon te praten, zijn groote zus begreep hem echter. „Ja Knipperdolletje, zeker Knipper dolletje," antwoordde ze. Ze streelde zyn dikke bolle handen. Ze hield vast veel van dat ongelukkige broertje. „Maaltje!" richtte de dame zich nu tot 't meisje. Mies vond het on bescheiden om langer te luisteren. Maar het drietal stoorde zich niet aan haar en zonder het te willen, hoorde Mies nu het grootste deel van het gesprek. Hoe meer ze ervan hoorde, hoe meer ze ervan verlangd» te hooren. Mies begon langzamerhand dit er van te begrijpen, De deftige dame was zeker regentes van een of an der weeshuis en aan haar was do zorg voor Knipperdolletje toever trouwd. De dame noomde hem Klaas. Toen de jongen zijn muts afzette en er op zyn hoofd niets anders zicht baar was dan heel wit stoppelhaar, begreep Mies lets van dien bij naam. Die dame zou Klaas ergens naar toe brengen en Maartje zou straks afscheid van hem moeten nemen, Ook Maartje ging een nieu we toekomst tegemoet, want Mies hoorde de dame zeggen: „Ik kom je daar wel eens opzoeken, kind," ,,'k Had zoo gehoopt, dat Klaas mee mocht," zuchtte Maartje en Mies zag weer, dat er verdriet in haar donkere oogen te lezen stond. ,,'k Heb er mijn best voor gedaan, Maartje, maar 't is beter, dat hy in een gezin komt. De kinderen zouden hem daar maar uitlachen. Nu kan hij al vroeg leeren werken op het land." „Lieve Knipperdolletje," zei Maar tje weer en streek haar hand langs het knuistje van Klaas. Maaltjes handen waren rood eri ruw. Je kon zien, dat ze er veel mee gewerkt had. Daar was de trein naar Alkmaar. Mies nam vlug haar koffertje en stoof de wachtkamer uit. Ze had moeder beloofd, dat ze in een da mes-coupé zou gaan zitten. Dat trof. Daar liep ze zoo op aan. Ze was de eerste. Nu kwamen er nog twee oude dames bij. Mies zat voor een raampje en opeens zag ze het drietal uit de wachtkamer. De dame had Klaas bij de hand genomen ert Maartje sjokte achter hen aan met een grootcn zwart-linnen koffer. Zouden ze mijn trein moeten heb ben? dacht Mies. Een coupé verder zag Mies de dame stilhouden. Ze zei nog wat tegen Maartje. Maartje wipte den koffer naar binnen en Klaas volgde haar. Meer kon Mies nlet zien, want er kwamen telkens dames in haar coupé en die belem merden bU het binnenkomen t uit zicht voor Mies. Zou Maartje toch meegegaan zUn? De conducteur sloot reeds de por tieren. Mies drukte haar neus plat tegen het. raampje om toch nog maat iets van Maartje te ontdekken. Daar zette de trein zich inbewe- ging. En ja. daar zag ze Maartje. In haar vaal verschoten mantel met het ouderwetsche stroohoedje viel ze eigenlUk dadelijk in 't oog. Ze liep met gebogen hoofd, maar Mies zag toch, dat ze met een zakdoek over haar oogen wreef. Weg was Maar tje. Weg was 't heele perron. Maar Mies zat stil voor zich uit te staren. Zelfs een mooi bont gekleurd bloe menveld ging ongemerkt aan haar voorby, Ze zag slechts Maartje met haar bleeke gezichtje en de groote donkere oogen waarin droefheid te lezen was. En Mies geloofde zeker, dat ze nu had geschreid. Misschien om Knipperdolletje, het onwijze broertje, dat wegging, ver van haar af en van wion ze toch zoo heel veel hield. Langzamerhand verflauwde Maartjes beeld. Er was zooveel te zien onderweg. En toen Alkmaar be reikt was. was Maartje heelemaal vergeten. Vlug sprong Mies de coupé uit. Ze had nog juist een kwartier om naar de halte van de bus te loopen. (Wordt yervolgd.). BIJVOEGSEU VRIJDAG 23 MEI 1930 No. 179 Gelooft U, dat een spin geluk brengt? werd me de vorige week ln een briefje gevraagd. Ronduit ge zegd: neen Maar ik begrijp best, hoe mijn kleine vriendin daaraan komt. Ik denk, dat 't zoo is gegaan. Moeder was aan 't schoonmaken ge weest, had geraagd, gestoft en ge zeept en daar kwam zoowaar des avonds een spin over 't plafond loo pen. En toch lachte moeder en zei vroolijk: „Een spin in den avond ge luk, dat het davert". Is 't zoo niet ongeveer gegaan? Als moeder die spin 's morgens had gezien, zou ze leelijker gekeken hebben, want een spin in den morgen geeft kommer en zorgen. Dat zijn van die ouder wetsche rijmpjes en ouderwetsche bij geloovigheid j eswaar wij ons nu niet meer aan storen. ZUn wij niet meer bijgeloovig? En dan de poppen achter in den auto, of op 't stuur van onze fiets? We zyn wel anders geworden, maar in dit opzicht heusch niet wijzer. Maar laten we nog even op de spin en den schoon maak terugkomen. Die twee behoo- ren niet bij elkaar, hè. Geen spin- ragje wordt in schoonmaaktijd ge duld. Toch mogen wij de spinnen niet tot het schadelyk gedierte rekenen. Ze eten juist heel wat schadelijk ge dierte op. Hollanders zUn over 't algemeen bekend als zindelijke men- schen. Wij vinden 't vreeselyk om ongedierte in huis te hebben, daarom hebben we geen spinnen binnens huis noodig. Denk er aan, dat we ze buitenshuis nooit verdelgen. In Oost-Europa laat de zindelijkheid binnenshuis vaak veel te wenschen over. Door de vervolgingen in Rus land en Armenië zyn er dikwUls ba rakken opgeslagen, om den vluchte lingen onderdak te bezorgen. Zoo hoorde ik laatst, dat er eenige jaren geleden in Athene zulke barakken waren. Tenslotte konden de men- schen het daar niet uithouden, van wege het ongedierte. Wat men er ook tegen deed. niets hielp. De ba rakken liepen leeg. omdat de vluch telingen nog liever in de vrije lucht vertoefden. Opeens bemerkte men, dat 't on gedierte zoo goed als verdwenen was. Hoe dat kwam? Een groot soort spin die ook vliegen vangt, had de lucht van dit schadelijk gedierte gekregen en was er zich eens eventjes aan te goed gaan doen. Per dag kan zoo'n spin gemakkelijk veertig kleine in secten uitzuigen. Twee tot drie keer per jaar legt ze eitjes en de Jongen zyn in drie maanden volwassen. Dus Je begrijpt, hoe vlug dit verdelgings- leger werkt. Deze spin is voor den mensch absoluut ongevaarlijk. 't Is al weer een wondere speling der natuur, dat deze spin voorname lijk in Oost-Europa voorkomt en 't liefst huist in houten gebouwen. Zoo zie je al weer, dat schadelijk een heel betrekkelijk woord ls. 't Ls met de meeste dieren als met de menschen, ze hebben hun goede en kwade zyde. 't Is nu maar de kunst, om liet goede aan te kweeken en het kwade den kop in te drukken. Als 't niet noodig is, dan toch maar geen spinnen ln huls. W. B.-Z Piet: Hé, aardig, lief konijntje, Waar ga je nu naar toe? Van al dat harde draven Word jU toch veel te moe? Kom liever in mijn tuintje, Ik heb een hok zoo mooi. Met nieuwe, kop'ren tralies 't Lijkt net een groote kooi Daar mag je dan in wonen Ik geef je lekker voer. Kool, wortels en ook haver, Want vader die Is boer Kom laat Je nu maar pakken, Daar zie Je al m'ijn huis, En na een nachtje slapen, Voel je je vast al thuis. Konijntje:: Neen Piet al praat Je nog zoo Ik blijf liever ln 't veld Want leven in een kooitje Ik doet 't voor geen geld. Ik zwerf veel liever bulten, Daar vind ik volop voer. Ik speel met mijn kornuiten, Maar lk vermUd den boer. Want, als die mij kon vangen, Dan werd lk vast geslacht. Als ik daaraan ga denken, Slaap lk geen enklen nacht. Dus Pietje, laat. me loopen Dan vlucht ik naar mijn hol, Ga Jij maar naar Je moeder Dag! béste Krullobol! Sprookje van HANS ANDERSEN naverteld door W. B. Z. 4) Lieve kind, wat moeilijke vraag En ik hielp je toch zoo graag. Alleen, wie machtig zUn en wijs Krijgen toegang in 't palels." „Als Kal wect, wie of er is Komt hU zelf. dat is gewis." „Lieve kind, blijf hier nog wat, Dan vlieg ik gauw naar dc stad. Zeg ls dat niet naar Jc zin. 'k Raadpleeg eerst met mUn vriendin." De kraal vloog snel en keerde vlug Al dienzelfden avond terug. „Kind, 't doet mU groot verdriet., In 't paleis kom je zoo niet. Je moet daar deftig zijn en rUk Aan een edelvrouw gelyk. Mijn vriendin wist toch wel wat Huil dus niet, mijn kleine schat. Kom maar mee, de weg is lang, Maar 'k weet een geheime gang." O, straks zou ze Kal begroeten, Wat een vreugd hem weer te ontmoeten. Eindelijk nog een hooge stap En zU komen bij een trap. Daar zag Qcrda helder licht, 't Bescheen Juist haar bleek gezicht. En daar voor haar op den grond Huppelde een kraal in 't rond. VriendelUk keek ze Gerda aan. Zag toe de andre kraal ook staan. En ze zei: „Wel goeden nacht. Jc hebt de boodschap vlug volbracht Gerda, neem de lamp maar vast, Volg me rustig, opgepast" Ze kwamen mooie zalen door En de kraai ging steeds maar voor. ElndlUk bleef hij stiilestaan En keek Gerda ernstig aan. Daar stond een wit ledikant Overdekt met rij en kant. „Daarin slaapt het koningskind, Dat door Kai aóo wordt bemind," Fluisterde de vogel zacht. Maar *t klonk schril in stillen nacht, 't Prinsesje werd er wakker door. En dacht: 't is of lk iets hoor. Flap! licht werd 't ln alle hoeken. De kraai kon zelfs geen schuilplaats zoeken. „Kraal, wat kom JU hier nu doen, Zeg, ken JU heel geen fatsoen?" Sprak 't prinsesje tot het dier En 't antwoordde geen zier. Gerda begon nu te vertellen, Hoe ze hier naar toe kwam sneUeo, En ze smeekte: „Koningskind, Zeg me, waar ik Kai toch vind." „Ja, hij kwam hier eenmaal aan, Maar ls gisteren weg gegaan. Kraal, vlieg jij nu naar je hok, Of ik sla Je met een stok." En de kraal tippelde vlug, Naar zUn eigen kamer terug. Gerda stond daar nu alleen. O zoo moe en koud als steen. „Kind." zei het prinsesje toen, ,.'k Heb zoo erg met Jou te doen, Kijk, daarnaast is nog een bed. 't Lijkt wel voor Jou neergezet. Ga maar slapen. Je bent moe En dan dek ik Je wel toe." Na een uur sliep Gerda zacht, En ze droomde In dien nacht, Van haar vriendje en van een slee, En zU mocht ook met hem mee, 't Morgens, toen ze op wou staan, Zag ze 't prinsesje aan, En die vroeg: „Blijf Je bij mU, O, dan ben lk toch zoo blij Gerda wou haar niet bedroeven En bleef toen maar bU haar toeveif, Ze kreeg kleeren o zoo fUn Van fluweel en van satUn. Toen ze er dagen was geweest, Vroeg 't prinsesje op een feest; .(Wordt vervolgd.),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 19