BRIEVENBUS
Knipperdolletj e.
Aan Allee!
De sneeuwkoningin.
Brieven aan de Redactie van de
Kinder-Afdeeling moeten gezonden
worden aan Mevrouw BLOMBERG
—ZEEMAN, Marnixstraat 20.
MOORKOPJE. Ben je al dien
tijd ziek geweest? Kun je het nu vol
houden op school? Was je erg achter
gekomen? Kan niemand je wat op
weg helpen met de raadsels? Wat
had je keurig papier van Je zus ge
kregen.
DE KLEINE VIOLIST. Misschien
kun je nu de ontbrekende namen
ook vinden. Die mag Je me dan na
tuurlijk ook nog sturen. Wilgenroos-
Je heeft alles goed. Er zijn geen let
ters vergeten en er staan geen fou
ten in. Maar de namen zijn nu niet
zoo heel gemakkelijk.
BALLENBREISTERTJE. En ls
de nieuwe hoed naar je zin?Wat zul
len Gljs en Jij er Zondag keurig heb
ben uitgezien. Heb je Zondag een
leuk dagje gehad in Heemstede? Hoe
gaat 't met de Jonge poesjes? Mag Je
ze beide houden? Knappe meid, dat
Je met schrijven zulke mooie cijfers
krijgt. Ik heb 't huisje van je groot
moeder niet kunnen ontdekken.
WILGENROOSJE. 'k Vond het
leuk, dat ik weer eens wat van jou
hoorde. Ik kan me zoo begrijpen, dat
je niet van het wedstrljdwerk af kon
blijven. Je moet met den uitslag
nog even geduld hebben, 't 6chcen
voor de jongeren wat moeilijk te zijn.
Prettig, dat je werkkring Je zoo
goed bevalt. Gefeliciteerd met je
nieuwe diploma's. Ik hoop, dat je
van den zomer weer succes zult heb
ben. Veel groeten voor je ouders.
KERSTROOSJE: Dat was een best
rapport. Kranig van Je, dat Je weer
twee punten bent vooruit gegaan.
Hansje Rozengaarde is een prachtig
boek. Heb je de andere boeken van
Mevr. v. Ostelen van Delden ook ge
lezen?
PAPAVERTJE. Beter 2 raadsels
dan geen een. Om mee te mogen lo
ten, helpen alle beetjes. Ben je nu
alle dagen aan 't zingen voor de uit
voering? Ik hoop, dat 't heel mooi
zal gaan. Als je maar niet koud gaat
worden van dien winterdag. Jullie
hadden beter van een zomerdag kun
nen zingen.
JUFFERTJE SCHRIJFGRAAG.
Gelukkig maar, dat je nu weer zoo
gezond als een vlschje bent. Nu het
zlckzijn maar voor goed afschaffen.
Ben je wel eens ln Th Use's hof ge
weest? Juist in dezen tijd valt er
zooveel moois te zien.
VIOOLTJE. Dat ls maar ewi
vroolijk verjaarspartljtje geweest, ik
had best mee willen spelen. Ben jij
ook nog zwarte Plet geweest? Wat
ben je gelukkig op die bazar geweest
UITLOOPER. Wat schrijf jij al
netjes en duidelijk voor zoo'n kleinen
baas. Speel je alle dagen op het wel
land? Ik zal eens kijken, of ik Je fic
Krijg ik nog eens zoo'n moolcn brief
?an je?
NEVADA. t Is maar prettig, dat
Johan op school zoo flink vordert.
Hij gaat er zeker alle dagen met ple
zier naar toe. Nu 't zulk mooi weer
ls, staat de spoor zeker in de kast.
Ik hoop. dat jij ook eens gauw een
raadselprtjs zult winnen.
WOLLY R Jij krijgt een ver-
tassing van me voor de aardige ver
haaltjes. die je hebt Ingezonden.
Kom je Woensdag even bU me? Wat
aardig dat jullie de Stads-kweckerU
mochten bezichtigen. Er is daar heel
wat moois te zien -Lezen jullie ook al
boeken in vreemde talen? Ernst
Zahn lijkt me wel wat heel moeilUk
voor je. Prettig, dat je zoo'n goed
rapport hebt gekregen.
W. L. Wat zal moeder blij zUn,
als alles weer op zUn plaats staat
Met welke boot komt Je tante? Pret
tig voor je, dat er weer een nieuwe
ling te boeken valt. 't Verhaal van
Knipperdolletje duurt nog wel heel
lang. Misschien verschUnt 't later wel
als boek.
BLOEM EN FF.E. Wie mochten
het puddinkje opeten? Wanneer
moet je nu weer examen doen? Wat
Jammer, dat Hagcroos Je krantje
heeft weggedaan, 't Is Juist zoo
aardig oni een heelen Jaargang bU
elkaar te hebben. Höb Je de twee boe
ken al uit? Waren ze mooi?
KORENBLOEM. JU hebt heel
wat plezier gemaakt. Waar heeft je
oom zUn winkel? Woont de familie
dicht bij jullie? Waren de groot
ouders niet vermoeid van 't bruiloft
rleren? Wat fUn, dat alles In Je
tuintje zoo mooi op komt.
KRIELKIP. Misschien vind je
den wedstrijd nu veel gemakkelijker.
Ik geloof zeker, dat je er nu wel na
men bij zult vinden. ZUn er nog
moeilijkheden, schrUf 't me dan maar
SNEEUWWITJE. Heeft zus de
bloemen al gedroogd? ZUn ze mooi
geworden? Je raadsel ls goed.
DE OUDE WOUDLOOPER. Ik
vond het heel aardig, dat JU je ook
weer eens aan kwam melden. Zoo
als je merken zult heb ik voor de
jongeren den wedstrijd iets verge-
makkelUkt. Ik was je heusch niet
vergeten. Gaat het goed op dc H.B..S?
EPEN AART JE. In factoren ont
binden is een lastig werkje. Nu heb
jc zeker ook al geleerd om den groot
sten gemecnendeeler en het kleinste
gemeene Veelvoud te zoeken. Doe
maar goed je best met rekenen, dan
wordt de 5 misschien gauw een C.
HET ZAANDAMMERTJE. Dat
raadsel heeft al eens ln de Rubriek
gestaan. Jullie hebben Zaterdag heel
wat geleerd over de bUen. Dat zul je
niet licht meer vergeten.
WIPNEUSJE. Je krURt straks
zeker een groote vacantie. Wat wou
je eigenlijk worden? Wel gezellig
voor je, dat Rekel met je naar de
zelfde school gaat. Komt er al veel
op in je tuintje? Nog wel gefelici
teerd met zusjes verjaardag.
PAASCHHAASJE. VUf raadsels
Is meer dan voldoende. Pas voortaan
maar goed op jc krantje, 't Is zoo
aardig, als Je een gehecle jaargang
bU elkaar hebt.
HET TIMOREESJE. Heb Je 't
nieuwe badpak al aangehad? Wat
een mooie kleuren zUn cr ln. Wan
neer ga je verhuizen? Gezellig, dat
je met je vriendinnen zulke groote
fietstochten kunt maken, ik heb den
naam van je grootvader wel eens
geboord en gelezen.
REKEL. Een keertje overslaan
ls niet erg. Je hebt knap werk ver
richt. 't Was zeker een drukke rijd
voor je. Hoe gaat 't nu met het
kleintje? Ben Je al in 't open bad
wezen zwemmen? Was 't niet erg
koud? FUn, dat Je al Je diploma hebt.
Leuk, dat je zus jou zwemles in bed
gaf. Je schrUft keurig op zoo'n groot
vel. Is moeder nu door de schoon
maak heen? Flink zoo, dat je ook de
handen uit de mouwen hebt gesto
ken.
PRIMULA. Wat zal 't een druk
ke week voor Jullie zUn geweest.
Staat alles nu weer zoo'n beetje op
de oude plaats? Wat gezellig voor je,
dat Je de buurtkinderen al kent.
Hebben jullie al ln den tuin ge
werkt? Bon Je al aan 't rotstulntje
begonnen?
ZEEUWSCH BOERINNETJE.
Ilcb je ook een tuintje in de Thom-
sonlaan? Je hebt goed geluisterd
naar wat die meneer over de bijen
vertelde. Zag Je nog verschil tus-
schen de koningin en de andere
bUen?
ZWARTKIJKERTJE. Misschien
kun jc dc bloemen nu vinden. Vertel
me nu de volgende week maar eens,
wat je er nog niet van begrijpt. Ik
zou liet juist zoo aardig vinden, als
je mee kon doen aan dezen wed
strijd.
RANGEERDERTJE. Dat was
een prachtig rapport- Maar hoe kom
Je aan zoo'n laag cUfer voor Lieha-
mclUke oefening? Ik denk, dat je
den wedstrUd nu niet meer zoo vree-
selijk lastig zult vinden. Zus mag je
wel wat op weg helpen. Je raadsel
ls goed.
TEEKENAARSTER. Ik weet
wel, dat 't nu voor de H. B. R.-ertJes
een drukke tUd ls. Neem maar eens
een rooden cn een witten klaver
dan kun je het zelf waarnemen
met een vergrootglas. Ik had zoo'n
koninginnegeveclit graag willen bU-
wonen. Hebben Jullie zelf bUen ge
houden?
DE KLEINE ZEEMAN. Je raad
sels zUn goed. Je schreef deze week
lang zoo netjes niet als anders. Had
je zoo'n haast om buiten te gaan
spelen? Ik kan 't me wel een beetje
begrijpen.
RADIO-MONTEUR. Je schreef
wel netjes op de nieuwe kaarten,
't Was alleen Jammer, dat je de lUn-
tjes met Inkt had getrokken ln 't
begin. Dunne potloodstrepen staan
veel netter. Doe Je dat de volgende
keer?
BOTERBLOEMPJE. Nog heel
hartelUk gefeliciteerd met vaders
verjaardag. Was de schoonmaak toen
achter den rug? 't Gaat met je raad
sels heel goed. Ben Je vandaag met
de klas naar 't Gooi geweest? Dat
was al een vroeg schoolreisje. Leuk,
dat Nellie v. K. ook meeging.
DAMIAATJE. Kind, wat zal dat
een heerlijk schoolreisje worden, zoo
twee dagen lang onderweg. Ik denk,
dat de Junimaand meer zon zal ge
ven dan de Meimaand. Want mooi
weer heb je dan natuurlijk noodig.
raadsels zijn goed.
AMICO. De kiekjes waren over
't algemeen niet scherp genoeg, van
daar dat er niet meer geplaatst
worden. Waar had Zangvogeltje het
zoo druk mee? Met de poppenfami
lie?
DUIFJE. Je moogt dezen schuil
naam houden. Ik hoop, dat je hem
nu lang geheim kunt houden. Is er
al bericht gekomen van je zus?
KORSTJESKNAGER. De zomer-
vacantle nadert al. En JU ziet je
zelf al op Zandvoorts strand zitten.
Waar ga je dan verder met neefje
Plet kampeeren? Gevechten zou ik
maar niet leveren. Een beetje ra
votten kan geen kwaad. Moeder moet
Je maar Je oudste pakje meegeven.
VOGELKOOPSTERTJE. Waar
ben je op school? Naar welke school
ga Je met Augustus? Ik hoop, dat het
een prettige verandering voor je
wordt. Je mag best eens een ver
haaltje inzenden en een teekening
ook wel.
SNEEUWKLOKJE. Hoe gaat het
er nu mee? Wat heb je Zondag met
vader een heerlijke fietstocht ge
maakt. De Zandvoortschelaan heen
en den Zeeweg terug? Ik denk, dat
de Zandvoorters evenals wU hard
naar zon en zomer verlangen. Daar
moet zoo'n badplaats 't voornamelyk
van hebben.
MARINIER. Ben JU Zondag
ook al naar Zandvoort geweest?
Heen cn terug loopend? Dan heb jU
vast een paar flinke, sterke beenen.
Toen Je thuis kwam heb je er zeker
een extra boterham op gegeten.
MARIETJE. De wilde kastanje
wordt ook wel paardenkastanje ge
noemd. Dus jullie hadden 't beiden
goed. Er rijn nog veel meer klaver-
soorteïT. Wat JU bedoelt, is rolklaver
Die witte en roode is schaapsklaver.
A. B. C. Been heeft mooie jon
gensboeken geschreven en Je leest
al lezende heel wat van de Vader-
landsche geschiedenis. Al die be-
schrUvingen van gevechten kunnen
me niet bekoren. Wat heb je daar nu
eigenhjk aan? Misschien 's nachts
een heel benauwde droom.
TROMP. Kom JU ook weer eens
aanzetten. Ik dacht wel, dat JU met
een goed rapport thuis zou komen.
Die 8' voor geschiedenis heb je oo<
vast voor een deel te danken aan de
geschiedkundige verhalen, die je ge
lezen hebt.
W. BLOMBERG—ZEEMAN
Marnixstraat 20
Haarlem, 23 Mei 1930.
door
W. B.—Z.
(Vervolg)
3)
Voor 't loketje had ze 't even eng
gevonden. Maar t was alles toch goed
afgeloopen.
„De trein naar Alkmaar?" vroeg
ze aan een conducteur.
,.Je hebt nog twintig minuten tijd.
Juffie. HU komt hier voor te staan.'*
Zc had met moeder wel eens In de
eerste klas wachtkamer gezeten en
dacht daar maar te gaan zitten.
Ze keek door de glazen deur en
zag tot haar vreugde dat er niemand
ln de wachtkamer zat. Mies zocht
een hoekplaatsje uit. Je had daar
zoo'n mooi uitzicht. over t perron.
De vreugde van 't alleen-zijn was
maar kort. Daar ging de deur open.
Een dame met twee kinderen kwa
men binnen.
„Ga daar maar zitten. Knipper
dolletje." hoorde Mies 't meisje te
gen den Jongen zeggen. Wie heet er
nu Knipperdolletje? dacht Mies. Ze
was u vol aandacht voor de beide
kinderen, die er zoo heel sjofel en
de dame, die er zoo heel deftig uit
zag.
't Meisje leek zoo ongeveer van
den leeftijd van Mies te zUn. Ze zag
er alleen veel bleeker en tengerder
uit. Er was iets zoo droevigs in haar
oogen, dat 't Mies trof. Net een kind,
dat verdriet heeft gehad, dacht ze.
't Meisje had geen oogen af van
den jongen. Onwillekeurig keek Mies
ook naar hem. Wat een stumperd
dacht ze. Naar zyn grootte te oor-
deelen, leek hij een jaar of tien te
zijn. Maar hy keek zoo onnoozel uit
de kleine spleetoogjes, dat hij ook
best 5 of 4 kon wezen. Hij ls vast
niet wUs, dacht Mies. En zé werd in
die gedachte gesterkt, toen de jon
gen in bijna averstaanbare klan
ken begon te praten, zijn groote zus
begreep hem echter.
„Ja Knipperdolletje, zeker Knipper
dolletje," antwoordde ze. Ze streelde
zyn dikke bolle handen. Ze hield
vast veel van dat ongelukkige
broertje.
„Maaltje!" richtte de dame zich
nu tot 't meisje. Mies vond het on
bescheiden om langer te luisteren.
Maar het drietal stoorde zich niet
aan haar en zonder het te willen,
hoorde Mies nu het grootste deel van
het gesprek. Hoe meer ze ervan
hoorde, hoe meer ze ervan verlangd»
te hooren.
Mies begon langzamerhand dit er
van te begrijpen, De deftige dame
was zeker regentes van een of an
der weeshuis en aan haar was do
zorg voor Knipperdolletje toever
trouwd. De dame noomde hem Klaas.
Toen de jongen zijn muts afzette en
er op zyn hoofd niets anders zicht
baar was dan heel wit stoppelhaar,
begreep Mies lets van dien bij
naam. Die dame zou Klaas ergens
naar toe brengen en Maartje zou
straks afscheid van hem moeten
nemen, Ook Maartje ging een nieu
we toekomst tegemoet, want Mies
hoorde de dame zeggen: „Ik kom je
daar wel eens opzoeken, kind,"
,,'k Had zoo gehoopt, dat Klaas
mee mocht," zuchtte Maartje en Mies
zag weer, dat er verdriet in haar
donkere oogen te lezen stond.
,,'k Heb er mijn best voor gedaan,
Maartje, maar 't is beter, dat hy in
een gezin komt. De kinderen zouden
hem daar maar uitlachen. Nu kan
hij al vroeg leeren werken op het
land."
„Lieve Knipperdolletje," zei Maar
tje weer en streek haar hand langs
het knuistje van Klaas.
Maaltjes handen waren rood eri
ruw. Je kon zien, dat ze er veel mee
gewerkt had.
Daar was de trein naar Alkmaar.
Mies nam vlug haar koffertje en
stoof de wachtkamer uit. Ze had
moeder beloofd, dat ze in een da
mes-coupé zou gaan zitten. Dat trof.
Daar liep ze zoo op aan. Ze was de
eerste. Nu kwamen er nog twee
oude dames bij. Mies zat voor een
raampje en opeens zag ze het drietal
uit de wachtkamer. De dame had
Klaas bij de hand genomen ert
Maartje sjokte achter hen aan met
een grootcn zwart-linnen koffer.
Zouden ze mijn trein moeten heb
ben? dacht Mies. Een coupé verder
zag Mies de dame stilhouden. Ze zei
nog wat tegen Maartje. Maartje
wipte den koffer naar binnen en
Klaas volgde haar. Meer kon Mies
nlet zien, want er kwamen telkens
dames in haar coupé en die belem
merden bU het binnenkomen t uit
zicht voor Mies.
Zou Maartje toch meegegaan zUn?
De conducteur sloot reeds de por
tieren. Mies drukte haar neus plat
tegen het. raampje om toch nog maat
iets van Maartje te ontdekken.
Daar zette de trein zich inbewe-
ging. En ja. daar zag ze Maartje. In
haar vaal verschoten mantel met
het ouderwetsche stroohoedje viel ze
eigenlUk dadelijk in 't oog. Ze liep
met gebogen hoofd, maar Mies zag
toch, dat ze met een zakdoek over
haar oogen wreef. Weg was Maar
tje. Weg was 't heele perron. Maar
Mies zat stil voor zich uit te staren.
Zelfs een mooi bont gekleurd bloe
menveld ging ongemerkt aan haar
voorby, Ze zag slechts Maartje met
haar bleeke gezichtje en de groote
donkere oogen waarin droefheid te
lezen was. En Mies geloofde zeker,
dat ze nu had geschreid. Misschien
om Knipperdolletje, het onwijze
broertje, dat wegging, ver van haar
af en van wion ze toch zoo heel veel
hield. Langzamerhand verflauwde
Maartjes beeld. Er was zooveel te
zien onderweg. En toen Alkmaar be
reikt was. was Maartje heelemaal
vergeten. Vlug sprong Mies de coupé
uit. Ze had nog juist een kwartier
om naar de halte van de bus te
loopen.
(Wordt yervolgd.).
BIJVOEGSEU
VRIJDAG 23 MEI 1930
No. 179
Gelooft U, dat een spin geluk
brengt? werd me de vorige week ln
een briefje gevraagd. Ronduit ge
zegd: neen Maar ik begrijp best,
hoe mijn kleine vriendin daaraan
komt. Ik denk, dat 't zoo is gegaan.
Moeder was aan 't schoonmaken ge
weest, had geraagd, gestoft en ge
zeept en daar kwam zoowaar des
avonds een spin over 't plafond loo
pen. En toch lachte moeder en zei
vroolijk: „Een spin in den avond ge
luk, dat het davert". Is 't zoo niet
ongeveer gegaan? Als moeder die
spin 's morgens had gezien, zou ze
leelijker gekeken hebben, want een
spin in den morgen geeft kommer
en zorgen. Dat zijn van die ouder
wetsche rijmpjes en ouderwetsche
bij geloovigheid j eswaar wij ons nu
niet meer aan storen. ZUn wij niet
meer bijgeloovig? En dan de poppen
achter in den auto, of op 't stuur
van onze fiets? We zyn wel anders
geworden, maar in dit opzicht
heusch niet wijzer. Maar laten we
nog even op de spin en den schoon
maak terugkomen. Die twee behoo-
ren niet bij elkaar, hè. Geen spin-
ragje wordt in schoonmaaktijd ge
duld. Toch mogen wij de spinnen niet
tot het schadelyk gedierte rekenen.
Ze eten juist heel wat schadelijk ge
dierte op. Hollanders zUn over 't
algemeen bekend als zindelijke men-
schen. Wij vinden 't vreeselyk om
ongedierte in huis te hebben, daarom
hebben we geen spinnen binnens
huis noodig. Denk er aan, dat we
ze buitenshuis nooit verdelgen. In
Oost-Europa laat de zindelijkheid
binnenshuis vaak veel te wenschen
over. Door de vervolgingen in Rus
land en Armenië zyn er dikwUls ba
rakken opgeslagen, om den vluchte
lingen onderdak te bezorgen. Zoo
hoorde ik laatst, dat er eenige jaren
geleden in Athene zulke barakken
waren. Tenslotte konden de men-
schen het daar niet uithouden, van
wege het ongedierte. Wat men er
ook tegen deed. niets hielp. De ba
rakken liepen leeg. omdat de vluch
telingen nog liever in de vrije lucht
vertoefden.
Opeens bemerkte men, dat 't on
gedierte zoo goed als verdwenen was.
Hoe dat kwam? Een groot soort spin
die ook vliegen vangt, had de lucht
van dit schadelijk gedierte gekregen
en was er zich eens eventjes aan te
goed gaan doen. Per dag kan zoo'n
spin gemakkelijk veertig kleine in
secten uitzuigen. Twee tot drie keer
per jaar legt ze eitjes en de Jongen
zyn in drie maanden volwassen. Dus
Je begrijpt, hoe vlug dit verdelgings-
leger werkt. Deze spin is voor den
mensch absoluut ongevaarlijk.
't Is al weer een wondere speling
der natuur, dat deze spin voorname
lijk in Oost-Europa voorkomt en 't
liefst huist in houten gebouwen.
Zoo zie je al weer, dat schadelijk
een heel betrekkelijk woord ls. 't Ls
met de meeste dieren als met de
menschen, ze hebben hun goede en
kwade zyde. 't Is nu maar de kunst,
om liet goede aan te kweeken en
het kwade den kop in te drukken.
Als 't niet noodig is, dan toch maar
geen spinnen ln huls.
W. B.-Z
Piet:
Hé, aardig, lief konijntje,
Waar ga je nu naar toe?
Van al dat harde draven
Word jU toch veel te moe?
Kom liever in mijn tuintje,
Ik heb een hok zoo mooi.
Met nieuwe, kop'ren tralies
't Lijkt net een groote kooi
Daar mag je dan in wonen
Ik geef je lekker voer.
Kool, wortels en ook haver,
Want vader die Is boer
Kom laat Je nu maar pakken,
Daar zie Je al m'ijn huis,
En na een nachtje slapen,
Voel je je vast al thuis.
Konijntje::
Neen Piet al praat Je nog zoo
Ik blijf liever ln 't veld
Want leven in een kooitje
Ik doet 't voor geen geld.
Ik zwerf veel liever bulten,
Daar vind ik volop voer.
Ik speel met mijn kornuiten,
Maar lk vermUd den boer.
Want, als die mij kon vangen,
Dan werd lk vast geslacht.
Als ik daaraan ga denken,
Slaap lk geen enklen nacht.
Dus Pietje, laat. me loopen
Dan vlucht ik naar mijn hol,
Ga Jij maar naar Je moeder
Dag! béste Krullobol!
Sprookje van HANS ANDERSEN
naverteld door W. B. Z.
4)
Lieve kind, wat moeilijke vraag
En ik hielp je toch zoo graag.
Alleen, wie machtig zUn en wijs
Krijgen toegang in 't palels."
„Als Kal wect, wie of er is
Komt hU zelf. dat is gewis."
„Lieve kind, blijf hier nog wat,
Dan vlieg ik gauw naar dc stad.
Zeg ls dat niet naar Jc zin.
'k Raadpleeg eerst met mUn
vriendin."
De kraal vloog snel en keerde vlug
Al dienzelfden avond terug.
„Kind, 't doet mU groot verdriet.,
In 't paleis kom je zoo niet.
Je moet daar deftig zijn en rUk
Aan een edelvrouw gelyk.
Mijn vriendin wist toch wel wat
Huil dus niet, mijn kleine schat.
Kom maar mee, de weg is lang,
Maar 'k weet een geheime gang."
O, straks zou ze Kal begroeten,
Wat een vreugd hem weer te
ontmoeten.
Eindelijk nog een hooge stap
En zU komen bij een trap.
Daar zag Qcrda helder licht,
't Bescheen Juist haar bleek gezicht.
En daar voor haar op den grond
Huppelde een kraal in 't rond.
VriendelUk keek ze Gerda aan.
Zag toe de andre kraal ook staan.
En ze zei: „Wel goeden nacht.
Jc hebt de boodschap vlug volbracht
Gerda, neem de lamp maar vast,
Volg me rustig, opgepast"
Ze kwamen mooie zalen door
En de kraai ging steeds maar voor.
ElndlUk bleef hij stiilestaan
En keek Gerda ernstig aan.
Daar stond een wit ledikant
Overdekt met rij en kant.
„Daarin slaapt het koningskind,
Dat door Kai aóo wordt bemind,"
Fluisterde de vogel zacht.
Maar *t klonk schril in stillen nacht,
't Prinsesje werd er wakker door.
En dacht: 't is of lk iets hoor.
Flap! licht werd 't ln alle hoeken.
De kraai kon zelfs geen schuilplaats
zoeken.
„Kraal, wat kom JU hier nu doen,
Zeg, ken JU heel geen fatsoen?"
Sprak 't prinsesje tot het dier
En 't antwoordde geen zier.
Gerda begon nu te vertellen,
Hoe ze hier naar toe kwam sneUeo,
En ze smeekte: „Koningskind,
Zeg me, waar ik Kai toch vind."
„Ja, hij kwam hier eenmaal aan,
Maar ls gisteren weg gegaan.
Kraal, vlieg jij nu naar je hok,
Of ik sla Je met een stok."
En de kraal tippelde vlug,
Naar zUn eigen kamer terug.
Gerda stond daar nu alleen.
O zoo moe en koud als steen.
„Kind." zei het prinsesje toen,
,.'k Heb zoo erg met Jou te doen,
Kijk, daarnaast is nog een bed.
't Lijkt wel voor Jou neergezet.
Ga maar slapen. Je bent moe
En dan dek ik Je wel toe."
Na een uur sliep Gerda zacht,
En ze droomde In dien nacht,
Van haar vriendje en van een slee,
En zU mocht ook met hem mee,
't Morgens, toen ze op wou staan,
Zag ze 't prinsesje aan,
En die vroeg: „Blijf Je bij mU,
O, dan ben lk toch zoo blij
Gerda wou haar niet bedroeven
En bleef toen maar bU haar toeveif,
Ze kreeg kleeren o zoo fUn
Van fluweel en van satUn.
Toen ze er dagen was geweest,
Vroeg 't prinsesje op een feest;
.(Wordt vervolgd.),