KLENE's KAUWGOM
H. D. VERTELLINGEN.
FLITSEN
STADSNIEUWS
GERRY RICKEBERG
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 27 MEI 1930
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden)»
door
WILLY VAN DER TAK
Een Droom
Tk heb vannacht een wonderlijken droom
gedroomd. Zoo dikwijls heb ik hooien zeggen
dat, elke droom zijn reden, zijn beteekenis
heeft, en zelfs, dat in 's menschen droomen
zijn ware ik pas tot uiting komt Ik hoop. dat
dat niet zoo is. Ik droom soms werkelijk
heel vreemd
Ik heb lang zitten nadenken over de be
teekenis, die deze droom van mij wel zou
hebben en de oplossing, die ik ervoor gevon
den heb lijkt mij werkelijk zeer bevredigend.
Ik zal hem u niet- zeggen. Misschien vindt u
een betere, en dan zult u die mij komen
vertellen, en ik zal met een gevoel van spijt
moeten erkennen, dat u gelijk en ik ongelijk
heb. en dat is iets. dat mij niet goed afgaat.
Misschien ook zal ik de mijne toch beter
vinden, en dan zal ik beleefdheidshalve moe
ten zwijgen. Ook dat zal mij moeite kosten
Ik heb net iemand ontmoet, die zegt. dat
hij niet begrijpt waarom de menschen het
zichzelf altijd zoo moeilijk maken. Hij re
kent alles altijd precies zoo uit, dat hij zijn
doel bereikt met een minimum van moeite.
Ik.geloof dat ik dat ook eens ga probeeren.
Ik droomde dan, dat ik, ik weet niet hoe
en ik weet niet wanneer, opeens weer in
mijn oude school terugkwam. Ik dwaalde
er rond en bij ieder hoekje, ieder gangetje
ciat ik ontdekte, kwamen oude, lang verge
ten herinneringen bij mij op. Ik herinnerde
mij de groote hal, waar wij touwtje spron
gen in het vrije kwartier, de breede trap,
de kale, houten bovengang, waar wij voor
schooltijd plachten te bikkelen. Het viel mij
op. dat er In de verschillende klassen heel
wat meer lawaai hcerschte, dan vroeger en
toen Ik door een paar sleutelgaten naar bin
nen gluurde, ontdekte lk tot mijn verbazing,
dat alle leerlingen, groote en kleine en
in de laagste klassen waren ze werkelijk
nog heel erg klein! in groote dikke schrif
ten zaten te krabbelen, en dat zelfs de on
derwijzer, al deed hij dan ook verschrikke
lijk geleerd, met zoo'n schrift voor zich zat,
waarin hij ijverig schreef. Ik begreep er
niets van. Waren de onderwijs-methodes in
cüe paar Jaar zoo veranderd? En ik waag
de het, de deur van één van de laagste klas
sen op een kier open te doen en naar bin
nen te gluren. Ik kon net in het schrift zien
van den hcclen kleinen peuter, die op de
bank vlak bij mij zat. Met een hoog roode
kleur van ijver en het puntje van zijn tong
op en neer wippend tusschen zijn lippen,
zette hij voorzichtig lettertje na lettertje
neer. Kleine letters, groote letters, dansend
op de regels, letters, waar hij per ongeluk
met zijn mouw over geveegd had en die vol
maakt onleesbaar waren geworden, heels
woorden, die uitgewischt waren, doordat hij
er in zijn onhandigheid een grooten inkt
vlek op had laten vallen. Maar hij trok er
zich al bijzonder weinig van aan en werkte
ingespannen door, terwijl zijn heldere blau
we oogen glommen van plezier.
Ik deed zachtjes de deur dicht, en sloop
op mijn tcenen, om niet door den concierge
gehoord te worden, die ik mij nog van vroe
ger herinnerde als lang niet makkelijk op
liet punt van Indringers, langs een paar
deuren naar een volgende klas, waarin het
vrij wat luidruchtiger toeging. Ik hoefde
niet bang te zijn, dat daar het kraken van
de deur gehoord zou worden, en stilletjes
deed ik hem open en sloop naar binnen om
goed rond tc kunnen kijken. Ik kon mijn
oogen bijna niet gelooven. Was het mogelijk
dat op mijn vroegere, ordelijke school oen
dergelijke toestand bestond? Het was een
schande, dat liet hoofd daar niet wat aan
deed! Een stuk of vier jongens waren uit
hun banken geloopen en zaten in een hoek
ruzie tc maken over een klad, die een ander
ln zijn schrift had gemaakt door hem te
stoolen; heelemaal achterin was een jongen
bezig te probeeren of hij het volgeknoeide
blad. waar hij aan bezig was er niet stille
tjes uit kon scheuren, maar hoe hij ook trok
en trok het ging niet .het papier scheen
nogal van een goede kwaliteit te zijn. Een
meisje had haar hoofd op haar arm gelegd
cn snikte hartbrekend, omdat iemand haar
penhouder had afgepakt, en een groote
jongen, met een knap gezicht, sprong voor
de klas in het rond, en schreeuwde onop
houdelijk, terwijl ae onderwijzer tevergeefs
traditie hem tot bedaren te brengen. „Wat
een stommerds! Wat een uilen. Kijk ik eens!
Geen één klad! En alles precies op de lijn!"
Maar een sloome jongen met een bril op
kwam met zijn handen in zijn zakken aan-
geslentcrd om een blik op het schrift van
den ander te werpen en zei op minachten
den toon: „Och jö. je heele schrift zit vol
met ezelsoorcnl En het heele kaft is omge
kruld!''
En net toen ik stilletjes weer de deur uit
wilde glippe stond een groote jongen op.
die al een heclcn tijd moedeloos voor zich
uit had zitten staren, zei een leelijk woord,
pakte zijn boek op en liep met groote stap
pen de klas u»t. De anderen keken hem na.
en haalden hun schouders op, een paai
gingen spottend zitten fluisteren en alleen
een meisje, dat ik zoo af en toe met zijn
bezorgd gezichtje naar hem had zien kij
ken. barstte plotseling in snikken uit.
Achter hem aan sloop ik de klas uit. en
volgde hem. terwijl hij sloffend en met een
norseh gezicht de trap opklom, tot ik hem
door een deur zag verdwijnen. Ik wist nog
van vroeger, dat daar de kamer van het
hoofd was, en ik herinnerde mij de tallocze
malen, dat ik daar gestaan had achter de
met een groen kleed bedekte tafel, in die
onvriendelijke, strenge kamer, waar de witte
rolgordijnen altijd tot over de helft neer
waren gelaten. Ik wil wel eerlijk bekennen,
dat mijn hart weer net zoo angstig begon
te kloppen als het vroeger placht te doen.
als ik die geel geverfde deur in het oog
kreeg, en dat ik den jongen, die daar bin
nenging, allesbehalve benijdde. Ik was
maar al te blij. toen ik erin geslaagd was
voorbij te sluipen, zonder dat de deur open
gezwaaid was en een barsche stem mij ter
verantwoording riep, en op mijn teenen
liep ik haastig door. tot ik voor de aller
laatste deur in die lange gang stond. -
Ik legde mijn oor op het sleutelgat en
luisterde, en bracht mijn ééne oog ervoor,
en tuurde naar binnen. Er klonk bijna geen
geluid daar in die klas en de jongens en
meisjes, die ik er zag zitten, en die heel wat
ouder moesten zijn dan die luidruchtige
bende, die ik zooeven verlaten had. waren
allen aan het laatste gedeelte van hun
schrift bezig en werkten langzaam en rustig
verder, zoodat alles er heel wat netter uit
zag dan wat ik beneden gezien had.
Af en toe keek een enkele op om een oogen-
blik na te denken, voor hij zijn volgende
woord neerzette, en dicht bij het raam was
een meisje in slaap gevallen in een smal
straaltje zonlicht en knikkebolde een beetje,
als iemand, die weet, dat zijn werk zoo goed
als gedaan is. Op de eerste rij zat een jongen
met een flauwe glimlach in de eerste blad
zijden van zijn schrift te bladeren, en schud
de af en toe zijn hoofd alsof hij dingen lais,
die hij ternauwernood meer begreep; toen
nam hij zijn pen weer op, las de laatste
regels, die hij geschreven had, nog eens over,
peinsde even en voegde er nog een paar woor
den aan toe. Rustig vloeide hij zijn laatste
bladzijde af, sloot zijn schrift voorzichtig,
want het was oud en hing een beetje uit zijn
band, stond op en liep naar de deur, terwijl
hij de anderen, die achterbleven met een
zachten glimlach goedenmiddag wenschte. De
anderen glimlachten terug, want zij wisten,
dat ook zij spoedig klaar zouden zijn, en toen
hij de deur zorgvuldig achter zich dicht deed,
en langzaam met zijn schrift onder zijn arm,
de lange gang door naar de kamer van het
hoofd liep, ging ik achter hem aan, en glipte
nog net mee naar binnen, voor hij de deur
achter zich sloot. Verbaasd keek ik rond. Was
dit dezelfde kamer wel? De gordijnen waren
hoog opgetrokken de zon viel er in breede
stroomen door de ramen naar binnen, overal
stonden bloemen en hoog boven de schoor
steen zat een gele kanai'ie vroolijk te zingen.
De gordijnen van de groote boekenkast, die
vroeger altijd dicht waren geweest, waren
nu wijd open geschoven en ik zag, dat hij vol
was met stapels schriften, mooie nieuwe
schriften, met een blinkende kaft en schoone
witte etiketten. En achter de tafel zat hoe
was het mogelijk, dat deze man, met zijn
intens vriendelijke blauwe oogen en de
zachte glimlach om zijn mond, en met de
smalle lange handen, die als geschapen
schenen te zijn om zich troostend om een
bedroefd gezicht te leggen, er iets voor ge
voeld had om hoofd te worden van een
school, waarin de kinderen zich zoo slecht
gedroegen, als ik daar straks beneden had
gezien en gehoord?
De jongen, die met mij binnen was ge-
komen.had met een schuchter gebaar zijn
slordig schrift voor zijn hoofd op tafel ge
legd. en dat zat er nu in te bladeren, af en toe
een korte opmerking makend over een blad
zij. die wel een beetje erg beklad was, of over
een stuk, dat zoo goed als onleesbaar was,
terwijl de jongen angstig toe stond te kijken.
Maar het schrift begint er werkelijk steeds
netter uit te zien, naarmate hij verder kwam,
en toen hij bij de laatste bladzij gekomen
was, keek hij op naar den jongen voor hem.
„Volmaakt is het nog allesbehalve, hè jon
gen, maar we zullen er wel komen wat jij?
Ik geloof, dat je nu eindelijk wel geleerd
hebt om zonder kladden te werken, maar die
schrijffouten, en dat vergeten van die pun
ten en komma's en nog een heele boel meer
moet er nog allemaal uit. Ik zal je maar weer
een nieuw schrift geven, en het oude ver
dwijnt naar den zolder, en jij belooft me,
dat je je best zult blijven doen, hè?"
En hij haalde zijn vulpen uit zijn zak, en
zette zorgvuldig, met sierlijke letters, terwijl
de jongen met een hoogroode kleur toekeek,
een woord midden op het schoone, witte
etiket. Toen gaf hij hem een hand, en legde
de andere even op zijn schouder. En opeens
stond er voor mij niet een lange, een beet
je uit zijn kracht gegroeide, gebogen jongen,
maar een kleine, parmantige peuter, die
tusschen zijn mollige knuistjes zijn nieuwe,
groote dikke schrift geklemd hield, en met
korte huppelpasjes de deur uit en de trap
af sprong. Ik volgde hem haastig, en zag hem
tot mijn groote verbazing weer naar de
allerlaagste klas toestappen. Maar toen hij
de knop van de deur. die ver boven zijn be
reik was, probeerde open te draaien, viel op
eens met een plof zijn schrift op den grond
cn ik schoot haastig toe om het op te rapen.
In dat korte oogenblik had ik net dat ééne
woord gelezen, dat er op het etiket geschre
ven stond. Maar zooals ik in het begin al
zei, het is best mogelijk, dat ik In mijn liaast
niet goed gezien heb, en daarom houd ik het
maar liever voor me. Toch geloof ik niet, dat
hij die beweerd heeft, dat droomen bedrog
zijn, heelemaal de waarheid sprak.Som
mige droomen zijn nog zoo kwaad niet
ALG. R.-K. AMBTENAREN.
VEREENIGING.
ONTVANGST TEN STADHUIZE.
Ter gelegenheid van de jaarvergadering
der Alg. R.-K. Ambtenarenvereenigiiig, die
in het gebouw „St. Bavo" alhier gehouden
wordt, werd het congres Maandagmiddag
half vijf in de fraai versierde hal van het
Stadhuis officieel door het gemeentebestuur
ontvangen.
De Burgemeester de heer C. Maarschalk,
sprak een welkomstrede uit. „Dames en
heeren". zei hij, „gij zijt te Haarlem saamge-
komen uit alle oorden des lands om uw be
langen, als ambtenaren in dienst der over
heid gezamenlijk te behandelen en te be
hartigen. En het behartigen uwer stoffelijke
belangen beteekent, dat binnen korter of
langer tijd de Rijks-, Provinciale- of Ge
meentelijke Overheid zal worden aangespro
ken om in de positie der ambtenaren in een
of ander opzicht verbeteringen aan te bren
gen, van de noodzakelijkheid waarvan die
overheid misschien nog niet ten volle over
tuigd is. Zoo gezien, komt het wellicht een
oppervlakkig beoordeelaar eenigszins vreemd
voor, dat een orgaan dier overheid, een ge
meentebestuur, U hier in het openbaar, in
zijin met groen en bloemen versierd huis wel
kom heet en zich verheugt, dat die conspi
ratie binnen zijn veste wordt aangelegd. Ge
lukkig kunnen wij dis beoordeeling als op
pervlakkig beschouwen. Geleidelijk immers
groeit de erkenning van het recht van be
staan van organisaties als de uwe, van haar
nut en wellicht straks van haai- noodzake
lijkheid uit een oogpunt van algemeen be
lang. Ik moge voorbijgaan het recht, dat de
organisaties hebben verkregen om met de
overheid te onderhandelen over de positie
harer leden; wij zien dat dagelijks in prak
tijk. En in Haarlem is dit reeds een oude ge
schiedenis, want ik meen dat deze gemeente
een van de eerste was, toen zij in 1919 het
georganiseerd overleg' voor haar personeel
instelde. Waar ik hier op wijs is het belang,
dat de overheid bij de organisatie van amb
tenaren kan hebben. Wij kunnen in ons
land en ik mag dat ook voor mijn gemeen
te verklaren gelukkig bogen op een goed
corps ambtenaren. Bij de steeds toenemende
taak der overheid echter wordt van haar ten
huidigen dage wel veel gevraagd. En het kan
niet anders of zij op haar beurt moet groote
eischen stellen aan haar ambtenaren, eischen
van opleiding en ontwikkeling, van capaci
teiten, werklust en ijver, maar niet het minst
van toewijding en medeleven in de haar toe
gewezen taak. Zij heeft behoefte aan ambte
naren, niet aan hen, die hun functie be
schouwen uitsluitend als een middel van be
staan, maar aan ambtenaren, die zich be
schouwen als medewerkers der overheid in
haar taak: het dienen van het algemeen be
lang dus ook waar het kan, van het publiek.
Op de verspreiding en versterking van deze
idee kunnen de organisaties als zoodanig, en
ik zou bijna zeggen zij alléén, grooten invloed
uitoefenen. Zij kunnen dat doen door haar
medewerking bij de opleiding van ambte
naren in allerlei richting, door in haar vak
organen belangstelling te wekken voor de
verschillende onderdeelen der overheidstaak,
door haar opwekkingen op vergaderingen en
congressen. Als wij de organisatie zoo kun
nen beschouwen zal het wel niemand vreemd
zijn, dat wij voor haar onze deuren wijd
openen en haar welkom heeten. Ik doe dat
uw vereeniging dan ook namens het ge
meentebestuur van ganscher harte, want ik
ben overtuigd, dat gij in deze richting werk-
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1590 De minuut die een eeuw lijkt
Als je, opstaande om een programma te halen, voelt
dat je been slaapt en beseft, dat al die andere menschen
moeten denken, dat je niet heelemaal nuchter bent.
(Nadruk verboden'
zaam zijt. Uw bondslied begint met ds woor
den: „Wij willen dienen met alle krachten".
Dat kan worden opgevat als de samenvat
ting van wat ik zoo juist betoogde: dienen
het algemeen belang met hart en ziel als
helpers en medewerkers der overheid. Nevens
dit woord van welkom een gelukwensch. Uw
vereeniging viert thans immers, zij het op
bescheiden wijze, haar koperen feest. Ik
spreek den wensch uit, dat deze herdenking
en uw congres mogen leiden tot vruchtbare
daden in het belang van uw leden en van de
overheid, dat gij van uw verblijf in Haarlem
de aangenaamste herinneringen zult mee
dragen en dat deze pertsoonlijke kennisma
king zal strekken tot verhooging van weder
zij dsche waardeering tusschen de ambtena
ren en overheid, de waardeering welke zoo
zeer noodlg is bij het veelvuldig en nauwe
contact dat tusschen beide partijen tegen
woordig bestaat."
De heer G. Bulten, voorzitter van het
congres, dankte den Burgemeester namens
de Algemeene R.-K. Ambtenarenvereeniging
hartelijk voor deze ontvangst, die door de
congressisten op hoogen prijs gesteld werd-
„Toen de keus van de plaats ter sprake
kwam," aldus spreker, „waar deze vergade
ring gehouden zou worden, werd Haarlem
aangewezen. Vele leden waren verheugd om
kennis te maken met deze schoore stad met
haar historisch verleden op cultureel gebied.
Op dit gebied heeft Haarlem een greotsch
verleden achter zich. We hebben er ons van
kunnen overtuigen, dat de oude gebouwen
in deze gemeente blijk geven van een keurige
verzorging. We zijn verheugd, dat u onze
organisatie hebt willen ontvangen, omdat zij
niet alleen in het eigen belang werkzaam is,
maar ook voor de gemeenschap; onze leden
begrijpen, dat daarbij het gezag hoog gehou
den moet worden."
Na deze woorden stelde de Burgemeester
de wethouders Mr. M. Slingenberg, Mr. J.
Gerritsz, W. Roodenburg en den gemeente
secretaris Mr. Th. A. Weset.ra aan het hoofd
bestuur voor. De Burgemeester deelde mede
dat wethouder Mi*. J. N. J. E. Heerkens
Thijssen wegens het huwelijk van zijn zoon
te Brussel verhinderd was aanwezig te zijn.
Daarna werd het Stadhuis bezichtigd.
DE KOUSEBANDSLAAN.
Nu alle woningen die destijds aan de Kou-
sebandslaan stonden gesloopt zijn, stellen
B. en W. voor die laan aan het openbaar
verkeer te onttrekken en den grond te ver-
koopen aan de N. V. Chemische wasscherij en
ververij Haverschmidt en Klaje, voor f 9000.
SPEELTUINVEREENIGING
„FLORA".
TENTOONSTELLING VAN
LEERLINGENWERK.
Bovengenoemde vereeniging orginiseerde
Zaterdag en Zondag in het gebouw „Generaal
van Merle" aan de Schouwtjeslaan een ten
toonstelling van werkstukken door de kinde
ren tijdens de wintermaanden op de verschil
lend clubjes vervaardigd. Op deze zooge
naamde onschoolsclie samenkomsten" wor
den de jongens en meisjes nuttig en aange
naam beziggehouden met het maken van
fröbel-, raffia, brei-, houtsnij-, figuurzaag-
werk, enz. De leeftijd der jongsten varieert
tusschen 3 en 6 jaar. Het fröbelwerlc, dat
door deze kleuters vervaardigd wordt, is wer
kelijk alleraardigst. Met een eenvoudige
havermoutdoos weten zij wonderen te ver
richten, terwijl er een zelfs in geslaagd was
een heele kerk uitsluitend van leege luci
fersdoosjes op te bouwen. Van de oudere
meisjes, (leeftijd 68 jaar), waren fraaie
handwerkjes aanwezig. De meisjes van den
cursus in breiwerk 1013 jaar) hadden de
gelijke jumpers, kleedjes, enz. ingestuurd.
Ook liet werk der jongens mag gezien worden.
Uit hun uitstekende prestaties op het gebied
van houtsnij-, figuurzaag én timmerwerk
kan men al dadelijk opmaken, dat ook zij
onder goede leiding hun werkzaamheden
verrichten Vermelding verdienen eveneens
de kleurige werkjes, (de lijstjes bijv.) ver
vaardigd door de raffiaclub. Het is te zien,
dat alle leerlingen zich met liefde aan hun
arbeid wijden.
Een groot aantal winkeliers hadden arti
kelen ingestuurd voor de verloting, die ge
houden werd ten bate van het kïeuterfonds.
Er warén evenwel zooveel versnaperingen,
enz. binnengekomen, dat slechts een gedeel
te op deze tentoonstelling kon worden uit
gestald. Bovendien hadden de leidster en
leiders der cursussen gezamenlijk verschei
dene prijzen voor de loterij vervaardigd.
Onder andere een fraai kussen en een
keurig aangekleede pop in een wieg met
allerlei toebehooren. Uit het kleuterfonds
zullen de kosten van een uitstapje in de
zomermaanden worden bestreden.
Een aardige attractie vormde de uitbeel
ding van „De droom van den speeltuin", ver
vaardigd door de leiders der clubs. De droom
bestond in de grappig nagebootste glijbaan,
die die vereeniging in de toekomst hoopt te
bezitten.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel-
Nederlandsch Fabrikaat, prima kwaliteit, 5 tabletten 5 cents.
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN DE DACIA
door
G. PANSTINGL.
12)
Met klassieke wetenschap werd Gerry niet
belas:. Taallessen had zij niet meer noodlg.
Bij haar vijf talen, die ze als kind geleerd
had, waren later nog Itaiiaansch en Spaansoh
gekomen. Twee jaar was een Italiaansche
uit Florence in huis. De Spaansche slechts
een half jaar. Toen Gerry hoorde dat ze
komen zou. kocht ze een Spaansch woorden
boek cn bereidde zich acht dagen ijverig
voor. To^ti de Spaansche kwam, begroette
zij haar fn vloeiend Spaansch, zoodat deze
geloofde dat mijnheer Rickeberg Iiaar voor
den gek gehouden had.
Doch die lachte maar, toen zij hem de zaak
vertelde.
Op vijftienjarigen leeftijd begon het onder
wijs in de speciale vakken. Gerry werd nu
op de hoogte gebracht van de nieuwe vorde
ringen ln de wetenschap en de techniek, zoo
ver deze haar later van dienst konden zijn.
Er bi <:onö geen nieuwe straal, geen nieuw
vliegtuig, veen nieuw wapen, geen proefne.
ming op het gebied van atoomsplitsing, geen
nieuw autotype. dat Gerry niet gekend en be
grepen zou hebben. Cursussen in de genees»
recht-.- en scheikunde kwamen er bij en
Het voornaamste echter was het volgende.
Gerry's ouders waren geschoold in feiten
to denken, cle grijpbare en belangrijke punten
uit een mengelmoes van mogelijkheden en
vermoedens uit te zoeken en van bijkomende
omstandigheden slechts nota te nemen, voor
zoover deze van bepaalden invloed waren.
Deze eigenschap nam Gerry over. Zij
dacht eerst en voor alles in feiten. Het was
een denken in telegramstijl. Daarna kwamen
pas de mogelijkheden.
Van haar zeventiende jaar a? mocht Gerry
haar krachten ook in de praktijk beproeven.
Eerst als medewerkster van haar vader, dan
kwamen eenige eenvoudige gevallen, die zij
alleen oploste, waarbij haar vader haar eerst
later op de kleine fouten wees. die zij even
ais iedere beginneling maakte. Het verschil
tusschen haar en andere beginnelingen be
stond hierin, dat ze weinig fouten beging en
de fouten een blij venden indruk op haar
maakten.
Kort voor haar negentienden verjaardag
bracht zij licht in de opzienbarende inbraak
in het filiaal van de Midland Bank in Dover.
John Pareiesku, een in Engeland geboren
Roemeen, kon zijn oogen niet gelooven toen
een ongeveer vijftienjarigen jongen hem uit
zijn schuilhoek in de Harbourstreet haalde.
Zijn principe was, zich niet te verweren,
zoodra hij ontdekt was. Dat verhoogde de
straf maar. Bij den jongen, die rustig zijn
dakkamertje binnenstapte en zeide:
„John Pareiesku, de Midland Bank wil
haar geld weer terug hebben, kom dus mee.',
geloofde hij van zijn principe te moeten af
wijken. Hij wierp zich op Gerry en tien se
conden later lag hij op den grond. Z(Jn
beide polsen deden hem pijn; want de boeien
waren nauw.
Een half jaar later werd ln Parijs het
zoontje van den Amerlkaanschen multi-mil-
llonalr Phil Harrison ontvoerd. De daders
verlangden honderdduizend dollar losgeld-
Gerry vloog naar Parijs en bracht de aange
legenheid in het reine. Gevaarlijk was daar
bij slechts, dat de afpersers den knaap onder
toezicht van „Le Goru" gesteld hadden. „Le
Goru" was één van de meest gevreesde Pa-
rijsche apachen, sterk als een gorilla, waar
hij ook zijn bijnaam aan te danken had, glad
als een aal en van een ongelooflijke ruw
heid. Gerry had geen keus. Zjj brak hem zijn
rechterarm en bijna was ze gedwongen ge
weest, hem met den bekenden jiu-jitsu greep
ook nog zijn nek te breken. Le Goru zag
eohter in, dat zijn leven er mee gemoeid was
en gaf toe. In zijn verbluftheid, dat hij door
een straatjongen, die echter wel over dui-
velsche krachten scheen te beschikken, over
rompeld was geworden, verried hij de namen
van zijn vier opdrachtgevers en het adres,
waar zij hun bijeenkomsten hielden. Gerry
ging op de loer liggen cn wachtte, tot zij
allen binnen waren. Toen stapte zij de
kamer binnen waar de mannen bijeen zaten.
Zonder een woord te spreken, schoot zij een
van de vier zijn sigaret en een ander het
cognacglas uit de hand. Toen zei zij niets
anders dan:
„Handen omhoog en tegen den muur!"
Ze floot en een paar beambten van de
Parijsche DacLa haalden dc vier af, die eerst
op de prefectuur van politie uit de geestelijke
verdoe-ving ontwaakten, waarin ze door het
optreden van Gerry geraakt waren.
Tegen de misdadigerswereld echter Was
een tegenstander opgestaan, die daar lang
zaam maar zeker bekend we to. Met verba
zing hoorden de oude, geroutineerde klanten
het aan cn lachten. Een jongen! Een jongen
van zestien jaar, waar zat daar het gevaar?
Belachelijk!
Maar langzamerhand verstomde dat ge
lach, want om de gestalte van dezen jongen
begonnen zich als onzichtbare sluiers ver
halen te weven, die te denken gaven. Zeer
veel te denken zelfs. Men maakte toespelin
gen cn fluisterde over dingen, die zoo onge
looflijk waren, .datmaar genoeg. In de
misdadigerswereld kreeg de jongen den bij
naam „The Devil". Niet slechts, omdat hij
onverbiddelijk was wanneer hij iemand ach
terhaalde, maar ookwegens andere din
gen.
Gerry zat tegenover haar vader in het
Londensche bureau van de Dacia. Om dit te
bereiken, behoefde ze niet door het gebouw
te gaan; want het aangrenzende huis was
eveneens het eigendom van de Dacia. Wel
iswaar kon men dit van buiten niet- zien. Hei-
was een rustig, voornaam huis. Rickeberg had
een van zijn muren laten doorbreken, 200da;
men daardoor in het kabinet kon komen, dat
aan zijn werkkamer grensde.
Hier zaten ze nu en lazen zonder te spre
ken het dossier „Wladirair Soesjin" door.
Kenteekenend voor hun werk was de manier
waarop zij dit deden. Rickeberg nam een
blad, keek er een oogenblik op en gaf het
aan Gerry. Zelden vertoefde zijn blik langer
op één bladzijde. Maar indien dat het geval
was, dan had ook Gerry een paar seconden
meer noodig. De bladzijde was dan in haar
brein opgenomen, zoodat zij haar daar ten
alien tijde weer kon nalezen- Na ongeveer
drie kwartier waren zij met den stapel gereed
gekomen.
Gerry sprak het eerst.
„De feiten zijn de volgende. Sosjin is
de Russische propagandaleider. Schrikt
daarbij niét terug voor geweld. Dat kunnen
wij als bewezen aannemen, ofschoon in de
acte geen directe bewijzen er voor te vinden
zijn. Van zeven van zijn secretaressen is
geen spoor te ontdekken. Twee daarvan waren
Engelsche. In een safe werd een bundel met
honderd zeer goed vervalschte bankbiljetten
van één pond gevonden. Zijn laatste secre
taresse, Helen Muiford, alias Alexandra
Staroff, is verdwenen. Dat is alles!"
„Hoogstens nog, dat hij een Aziatische Rus
met een goede dosis Mongoolsch bloed is".
„Zeer belangrijk! Dan komen sterke ver
denkingen. Zou hij „The flying Scotchman"
beroofd kunnen hebben en zijn hand bij de
Boltoner Rubbevwerken in het spel gehad
hebben? Daarbij komt nog een los ver-
mosden. Zou hij de juweelen van Lady
Irvingdaie gestolen kunnen hebben. Dit is
voorloopig echter niets meer dan een ver»
moeden. De politie heeft geen vingerafdruk
ken en ook niets anders gevonden, dat cr.s
tot bewijs zou kunnen dienen. Hiermee wil
lk niet zeggen, dat hij het niet gedaan heeft.
Dat zal de toekomst ons leerer.. maar op het
oogenblik kunnen wij ons daarmee niet bezig
houden".
„Hoe denk je de zaak aan te pakken?"
„Om te beginnen worden de portretten
en de persoonsbeschrijvingen van de zeven
ontbrekende secretaressen naar onze filialen
gezonden".
„Dat zal een treurig resultaat opleveren".
„Dubbel treurig, omdat men de slachtoffers
toch ternauwernood meer zal kunnen hel
pen. Maar dat kan ons misschien van be
wijsmateriaal voorzien. De één of andere
van hen zal men waarschijnlijk nog in Lon»
den kunnen vinden".
„Zou je denken?"
„De man heeft verschillende belangen.
Daarvcor heeft hij werktuigen noodig".
Rickeberg knikte en Gerry ging voort.
„In ieder geval is onze eerste taak
Alexandra Staroff op te sporen. Waarom
heeft Scesjon haar laten verdwijnen? Di>
keer stellig niet wegens haar schoonheid;
want als een meisje op zulk een ongewoon
uur het huis verlaat en niet terugkeert, moet
dit opvallen. Soesjin heeft geen enkele op
een opvallende wijze laten verdwijnen. Hij
moet dus ontdekt hebben, dat zij meer van
htSh afweet dan hem lief is. Het is onwaar*
schijnlijk, dat hij de verwisseling van het
bankbiljet gemerkt heeft. Daarvoor zou zij
heel onhandig te werk gegaan moeten zijn
en dat doet Alexandra Staroff niet. Dus is
zij achter iets anders gekomen, wat zonder
twijfel voor ons van belang geweest zou zijn.
Daarom alleen al zouden wij haai- moeten
vinden".
(Wordt vervolgd).