KLENE's KAUWGOM H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN STADSNIEUWS GERRY RICKEBERG HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 27 MEI 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden)» door WILLY VAN DER TAK Een Droom Tk heb vannacht een wonderlijken droom gedroomd. Zoo dikwijls heb ik hooien zeggen dat, elke droom zijn reden, zijn beteekenis heeft, en zelfs, dat in 's menschen droomen zijn ware ik pas tot uiting komt Ik hoop. dat dat niet zoo is. Ik droom soms werkelijk heel vreemd Ik heb lang zitten nadenken over de be teekenis, die deze droom van mij wel zou hebben en de oplossing, die ik ervoor gevon den heb lijkt mij werkelijk zeer bevredigend. Ik zal hem u niet- zeggen. Misschien vindt u een betere, en dan zult u die mij komen vertellen, en ik zal met een gevoel van spijt moeten erkennen, dat u gelijk en ik ongelijk heb. en dat is iets. dat mij niet goed afgaat. Misschien ook zal ik de mijne toch beter vinden, en dan zal ik beleefdheidshalve moe ten zwijgen. Ook dat zal mij moeite kosten Ik heb net iemand ontmoet, die zegt. dat hij niet begrijpt waarom de menschen het zichzelf altijd zoo moeilijk maken. Hij re kent alles altijd precies zoo uit, dat hij zijn doel bereikt met een minimum van moeite. Ik.geloof dat ik dat ook eens ga probeeren. Ik droomde dan, dat ik, ik weet niet hoe en ik weet niet wanneer, opeens weer in mijn oude school terugkwam. Ik dwaalde er rond en bij ieder hoekje, ieder gangetje ciat ik ontdekte, kwamen oude, lang verge ten herinneringen bij mij op. Ik herinnerde mij de groote hal, waar wij touwtje spron gen in het vrije kwartier, de breede trap, de kale, houten bovengang, waar wij voor schooltijd plachten te bikkelen. Het viel mij op. dat er In de verschillende klassen heel wat meer lawaai hcerschte, dan vroeger en toen Ik door een paar sleutelgaten naar bin nen gluurde, ontdekte lk tot mijn verbazing, dat alle leerlingen, groote en kleine en in de laagste klassen waren ze werkelijk nog heel erg klein! in groote dikke schrif ten zaten te krabbelen, en dat zelfs de on derwijzer, al deed hij dan ook verschrikke lijk geleerd, met zoo'n schrift voor zich zat, waarin hij ijverig schreef. Ik begreep er niets van. Waren de onderwijs-methodes in cüe paar Jaar zoo veranderd? En ik waag de het, de deur van één van de laagste klas sen op een kier open te doen en naar bin nen te gluren. Ik kon net in het schrift zien van den hcclen kleinen peuter, die op de bank vlak bij mij zat. Met een hoog roode kleur van ijver en het puntje van zijn tong op en neer wippend tusschen zijn lippen, zette hij voorzichtig lettertje na lettertje neer. Kleine letters, groote letters, dansend op de regels, letters, waar hij per ongeluk met zijn mouw over geveegd had en die vol maakt onleesbaar waren geworden, heels woorden, die uitgewischt waren, doordat hij er in zijn onhandigheid een grooten inkt vlek op had laten vallen. Maar hij trok er zich al bijzonder weinig van aan en werkte ingespannen door, terwijl zijn heldere blau we oogen glommen van plezier. Ik deed zachtjes de deur dicht, en sloop op mijn tcenen, om niet door den concierge gehoord te worden, die ik mij nog van vroe ger herinnerde als lang niet makkelijk op liet punt van Indringers, langs een paar deuren naar een volgende klas, waarin het vrij wat luidruchtiger toeging. Ik hoefde niet bang te zijn, dat daar het kraken van de deur gehoord zou worden, en stilletjes deed ik hem open en sloop naar binnen om goed rond tc kunnen kijken. Ik kon mijn oogen bijna niet gelooven. Was het mogelijk dat op mijn vroegere, ordelijke school oen dergelijke toestand bestond? Het was een schande, dat liet hoofd daar niet wat aan deed! Een stuk of vier jongens waren uit hun banken geloopen en zaten in een hoek ruzie tc maken over een klad, die een ander ln zijn schrift had gemaakt door hem te stoolen; heelemaal achterin was een jongen bezig te probeeren of hij het volgeknoeide blad. waar hij aan bezig was er niet stille tjes uit kon scheuren, maar hoe hij ook trok en trok het ging niet .het papier scheen nogal van een goede kwaliteit te zijn. Een meisje had haar hoofd op haar arm gelegd cn snikte hartbrekend, omdat iemand haar penhouder had afgepakt, en een groote jongen, met een knap gezicht, sprong voor de klas in het rond, en schreeuwde onop houdelijk, terwijl ae onderwijzer tevergeefs traditie hem tot bedaren te brengen. „Wat een stommerds! Wat een uilen. Kijk ik eens! Geen één klad! En alles precies op de lijn!" Maar een sloome jongen met een bril op kwam met zijn handen in zijn zakken aan- geslentcrd om een blik op het schrift van den ander te werpen en zei op minachten den toon: „Och jö. je heele schrift zit vol met ezelsoorcnl En het heele kaft is omge kruld!'' En net toen ik stilletjes weer de deur uit wilde glippe stond een groote jongen op. die al een heclcn tijd moedeloos voor zich uit had zitten staren, zei een leelijk woord, pakte zijn boek op en liep met groote stap pen de klas u»t. De anderen keken hem na. en haalden hun schouders op, een paai gingen spottend zitten fluisteren en alleen een meisje, dat ik zoo af en toe met zijn bezorgd gezichtje naar hem had zien kij ken. barstte plotseling in snikken uit. Achter hem aan sloop ik de klas uit. en volgde hem. terwijl hij sloffend en met een norseh gezicht de trap opklom, tot ik hem door een deur zag verdwijnen. Ik wist nog van vroeger, dat daar de kamer van het hoofd was, en ik herinnerde mij de tallocze malen, dat ik daar gestaan had achter de met een groen kleed bedekte tafel, in die onvriendelijke, strenge kamer, waar de witte rolgordijnen altijd tot over de helft neer waren gelaten. Ik wil wel eerlijk bekennen, dat mijn hart weer net zoo angstig begon te kloppen als het vroeger placht te doen. als ik die geel geverfde deur in het oog kreeg, en dat ik den jongen, die daar bin nenging, allesbehalve benijdde. Ik was maar al te blij. toen ik erin geslaagd was voorbij te sluipen, zonder dat de deur open gezwaaid was en een barsche stem mij ter verantwoording riep, en op mijn teenen liep ik haastig door. tot ik voor de aller laatste deur in die lange gang stond. - Ik legde mijn oor op het sleutelgat en luisterde, en bracht mijn ééne oog ervoor, en tuurde naar binnen. Er klonk bijna geen geluid daar in die klas en de jongens en meisjes, die ik er zag zitten, en die heel wat ouder moesten zijn dan die luidruchtige bende, die ik zooeven verlaten had. waren allen aan het laatste gedeelte van hun schrift bezig en werkten langzaam en rustig verder, zoodat alles er heel wat netter uit zag dan wat ik beneden gezien had. Af en toe keek een enkele op om een oogen- blik na te denken, voor hij zijn volgende woord neerzette, en dicht bij het raam was een meisje in slaap gevallen in een smal straaltje zonlicht en knikkebolde een beetje, als iemand, die weet, dat zijn werk zoo goed als gedaan is. Op de eerste rij zat een jongen met een flauwe glimlach in de eerste blad zijden van zijn schrift te bladeren, en schud de af en toe zijn hoofd alsof hij dingen lais, die hij ternauwernood meer begreep; toen nam hij zijn pen weer op, las de laatste regels, die hij geschreven had, nog eens over, peinsde even en voegde er nog een paar woor den aan toe. Rustig vloeide hij zijn laatste bladzijde af, sloot zijn schrift voorzichtig, want het was oud en hing een beetje uit zijn band, stond op en liep naar de deur, terwijl hij de anderen, die achterbleven met een zachten glimlach goedenmiddag wenschte. De anderen glimlachten terug, want zij wisten, dat ook zij spoedig klaar zouden zijn, en toen hij de deur zorgvuldig achter zich dicht deed, en langzaam met zijn schrift onder zijn arm, de lange gang door naar de kamer van het hoofd liep, ging ik achter hem aan, en glipte nog net mee naar binnen, voor hij de deur achter zich sloot. Verbaasd keek ik rond. Was dit dezelfde kamer wel? De gordijnen waren hoog opgetrokken de zon viel er in breede stroomen door de ramen naar binnen, overal stonden bloemen en hoog boven de schoor steen zat een gele kanai'ie vroolijk te zingen. De gordijnen van de groote boekenkast, die vroeger altijd dicht waren geweest, waren nu wijd open geschoven en ik zag, dat hij vol was met stapels schriften, mooie nieuwe schriften, met een blinkende kaft en schoone witte etiketten. En achter de tafel zat hoe was het mogelijk, dat deze man, met zijn intens vriendelijke blauwe oogen en de zachte glimlach om zijn mond, en met de smalle lange handen, die als geschapen schenen te zijn om zich troostend om een bedroefd gezicht te leggen, er iets voor ge voeld had om hoofd te worden van een school, waarin de kinderen zich zoo slecht gedroegen, als ik daar straks beneden had gezien en gehoord? De jongen, die met mij binnen was ge- komen.had met een schuchter gebaar zijn slordig schrift voor zijn hoofd op tafel ge legd. en dat zat er nu in te bladeren, af en toe een korte opmerking makend over een blad zij. die wel een beetje erg beklad was, of over een stuk, dat zoo goed als onleesbaar was, terwijl de jongen angstig toe stond te kijken. Maar het schrift begint er werkelijk steeds netter uit te zien, naarmate hij verder kwam, en toen hij bij de laatste bladzij gekomen was, keek hij op naar den jongen voor hem. „Volmaakt is het nog allesbehalve, hè jon gen, maar we zullen er wel komen wat jij? Ik geloof, dat je nu eindelijk wel geleerd hebt om zonder kladden te werken, maar die schrijffouten, en dat vergeten van die pun ten en komma's en nog een heele boel meer moet er nog allemaal uit. Ik zal je maar weer een nieuw schrift geven, en het oude ver dwijnt naar den zolder, en jij belooft me, dat je je best zult blijven doen, hè?" En hij haalde zijn vulpen uit zijn zak, en zette zorgvuldig, met sierlijke letters, terwijl de jongen met een hoogroode kleur toekeek, een woord midden op het schoone, witte etiket. Toen gaf hij hem een hand, en legde de andere even op zijn schouder. En opeens stond er voor mij niet een lange, een beet je uit zijn kracht gegroeide, gebogen jongen, maar een kleine, parmantige peuter, die tusschen zijn mollige knuistjes zijn nieuwe, groote dikke schrift geklemd hield, en met korte huppelpasjes de deur uit en de trap af sprong. Ik volgde hem haastig, en zag hem tot mijn groote verbazing weer naar de allerlaagste klas toestappen. Maar toen hij de knop van de deur. die ver boven zijn be reik was, probeerde open te draaien, viel op eens met een plof zijn schrift op den grond cn ik schoot haastig toe om het op te rapen. In dat korte oogenblik had ik net dat ééne woord gelezen, dat er op het etiket geschre ven stond. Maar zooals ik in het begin al zei, het is best mogelijk, dat ik In mijn liaast niet goed gezien heb, en daarom houd ik het maar liever voor me. Toch geloof ik niet, dat hij die beweerd heeft, dat droomen bedrog zijn, heelemaal de waarheid sprak.Som mige droomen zijn nog zoo kwaad niet ALG. R.-K. AMBTENAREN. VEREENIGING. ONTVANGST TEN STADHUIZE. Ter gelegenheid van de jaarvergadering der Alg. R.-K. Ambtenarenvereenigiiig, die in het gebouw „St. Bavo" alhier gehouden wordt, werd het congres Maandagmiddag half vijf in de fraai versierde hal van het Stadhuis officieel door het gemeentebestuur ontvangen. De Burgemeester de heer C. Maarschalk, sprak een welkomstrede uit. „Dames en heeren". zei hij, „gij zijt te Haarlem saamge- komen uit alle oorden des lands om uw be langen, als ambtenaren in dienst der over heid gezamenlijk te behandelen en te be hartigen. En het behartigen uwer stoffelijke belangen beteekent, dat binnen korter of langer tijd de Rijks-, Provinciale- of Ge meentelijke Overheid zal worden aangespro ken om in de positie der ambtenaren in een of ander opzicht verbeteringen aan te bren gen, van de noodzakelijkheid waarvan die overheid misschien nog niet ten volle over tuigd is. Zoo gezien, komt het wellicht een oppervlakkig beoordeelaar eenigszins vreemd voor, dat een orgaan dier overheid, een ge meentebestuur, U hier in het openbaar, in zijin met groen en bloemen versierd huis wel kom heet en zich verheugt, dat die conspi ratie binnen zijn veste wordt aangelegd. Ge lukkig kunnen wij dis beoordeeling als op pervlakkig beschouwen. Geleidelijk immers groeit de erkenning van het recht van be staan van organisaties als de uwe, van haar nut en wellicht straks van haai- noodzake lijkheid uit een oogpunt van algemeen be lang. Ik moge voorbijgaan het recht, dat de organisaties hebben verkregen om met de overheid te onderhandelen over de positie harer leden; wij zien dat dagelijks in prak tijk. En in Haarlem is dit reeds een oude ge schiedenis, want ik meen dat deze gemeente een van de eerste was, toen zij in 1919 het georganiseerd overleg' voor haar personeel instelde. Waar ik hier op wijs is het belang, dat de overheid bij de organisatie van amb tenaren kan hebben. Wij kunnen in ons land en ik mag dat ook voor mijn gemeen te verklaren gelukkig bogen op een goed corps ambtenaren. Bij de steeds toenemende taak der overheid echter wordt van haar ten huidigen dage wel veel gevraagd. En het kan niet anders of zij op haar beurt moet groote eischen stellen aan haar ambtenaren, eischen van opleiding en ontwikkeling, van capaci teiten, werklust en ijver, maar niet het minst van toewijding en medeleven in de haar toe gewezen taak. Zij heeft behoefte aan ambte naren, niet aan hen, die hun functie be schouwen uitsluitend als een middel van be staan, maar aan ambtenaren, die zich be schouwen als medewerkers der overheid in haar taak: het dienen van het algemeen be lang dus ook waar het kan, van het publiek. Op de verspreiding en versterking van deze idee kunnen de organisaties als zoodanig, en ik zou bijna zeggen zij alléén, grooten invloed uitoefenen. Zij kunnen dat doen door haar medewerking bij de opleiding van ambte naren in allerlei richting, door in haar vak organen belangstelling te wekken voor de verschillende onderdeelen der overheidstaak, door haar opwekkingen op vergaderingen en congressen. Als wij de organisatie zoo kun nen beschouwen zal het wel niemand vreemd zijn, dat wij voor haar onze deuren wijd openen en haar welkom heeten. Ik doe dat uw vereeniging dan ook namens het ge meentebestuur van ganscher harte, want ik ben overtuigd, dat gij in deze richting werk- VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1590 De minuut die een eeuw lijkt Als je, opstaande om een programma te halen, voelt dat je been slaapt en beseft, dat al die andere menschen moeten denken, dat je niet heelemaal nuchter bent. (Nadruk verboden' zaam zijt. Uw bondslied begint met ds woor den: „Wij willen dienen met alle krachten". Dat kan worden opgevat als de samenvat ting van wat ik zoo juist betoogde: dienen het algemeen belang met hart en ziel als helpers en medewerkers der overheid. Nevens dit woord van welkom een gelukwensch. Uw vereeniging viert thans immers, zij het op bescheiden wijze, haar koperen feest. Ik spreek den wensch uit, dat deze herdenking en uw congres mogen leiden tot vruchtbare daden in het belang van uw leden en van de overheid, dat gij van uw verblijf in Haarlem de aangenaamste herinneringen zult mee dragen en dat deze pertsoonlijke kennisma king zal strekken tot verhooging van weder zij dsche waardeering tusschen de ambtena ren en overheid, de waardeering welke zoo zeer noodlg is bij het veelvuldig en nauwe contact dat tusschen beide partijen tegen woordig bestaat." De heer G. Bulten, voorzitter van het congres, dankte den Burgemeester namens de Algemeene R.-K. Ambtenarenvereeniging hartelijk voor deze ontvangst, die door de congressisten op hoogen prijs gesteld werd- „Toen de keus van de plaats ter sprake kwam," aldus spreker, „waar deze vergade ring gehouden zou worden, werd Haarlem aangewezen. Vele leden waren verheugd om kennis te maken met deze schoore stad met haar historisch verleden op cultureel gebied. Op dit gebied heeft Haarlem een greotsch verleden achter zich. We hebben er ons van kunnen overtuigen, dat de oude gebouwen in deze gemeente blijk geven van een keurige verzorging. We zijn verheugd, dat u onze organisatie hebt willen ontvangen, omdat zij niet alleen in het eigen belang werkzaam is, maar ook voor de gemeenschap; onze leden begrijpen, dat daarbij het gezag hoog gehou den moet worden." Na deze woorden stelde de Burgemeester de wethouders Mr. M. Slingenberg, Mr. J. Gerritsz, W. Roodenburg en den gemeente secretaris Mr. Th. A. Weset.ra aan het hoofd bestuur voor. De Burgemeester deelde mede dat wethouder Mi*. J. N. J. E. Heerkens Thijssen wegens het huwelijk van zijn zoon te Brussel verhinderd was aanwezig te zijn. Daarna werd het Stadhuis bezichtigd. DE KOUSEBANDSLAAN. Nu alle woningen die destijds aan de Kou- sebandslaan stonden gesloopt zijn, stellen B. en W. voor die laan aan het openbaar verkeer te onttrekken en den grond te ver- koopen aan de N. V. Chemische wasscherij en ververij Haverschmidt en Klaje, voor f 9000. SPEELTUINVEREENIGING „FLORA". TENTOONSTELLING VAN LEERLINGENWERK. Bovengenoemde vereeniging orginiseerde Zaterdag en Zondag in het gebouw „Generaal van Merle" aan de Schouwtjeslaan een ten toonstelling van werkstukken door de kinde ren tijdens de wintermaanden op de verschil lend clubjes vervaardigd. Op deze zooge naamde onschoolsclie samenkomsten" wor den de jongens en meisjes nuttig en aange naam beziggehouden met het maken van fröbel-, raffia, brei-, houtsnij-, figuurzaag- werk, enz. De leeftijd der jongsten varieert tusschen 3 en 6 jaar. Het fröbelwerlc, dat door deze kleuters vervaardigd wordt, is wer kelijk alleraardigst. Met een eenvoudige havermoutdoos weten zij wonderen te ver richten, terwijl er een zelfs in geslaagd was een heele kerk uitsluitend van leege luci fersdoosjes op te bouwen. Van de oudere meisjes, (leeftijd 68 jaar), waren fraaie handwerkjes aanwezig. De meisjes van den cursus in breiwerk 1013 jaar) hadden de gelijke jumpers, kleedjes, enz. ingestuurd. Ook liet werk der jongens mag gezien worden. Uit hun uitstekende prestaties op het gebied van houtsnij-, figuurzaag én timmerwerk kan men al dadelijk opmaken, dat ook zij onder goede leiding hun werkzaamheden verrichten Vermelding verdienen eveneens de kleurige werkjes, (de lijstjes bijv.) ver vaardigd door de raffiaclub. Het is te zien, dat alle leerlingen zich met liefde aan hun arbeid wijden. Een groot aantal winkeliers hadden arti kelen ingestuurd voor de verloting, die ge houden werd ten bate van het kïeuterfonds. Er warén evenwel zooveel versnaperingen, enz. binnengekomen, dat slechts een gedeel te op deze tentoonstelling kon worden uit gestald. Bovendien hadden de leidster en leiders der cursussen gezamenlijk verschei dene prijzen voor de loterij vervaardigd. Onder andere een fraai kussen en een keurig aangekleede pop in een wieg met allerlei toebehooren. Uit het kleuterfonds zullen de kosten van een uitstapje in de zomermaanden worden bestreden. Een aardige attractie vormde de uitbeel ding van „De droom van den speeltuin", ver vaardigd door de leiders der clubs. De droom bestond in de grappig nagebootste glijbaan, die die vereeniging in de toekomst hoopt te bezitten. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel- Nederlandsch Fabrikaat, prima kwaliteit, 5 tabletten 5 cents. FEUILLETON HET RAADSEL VAN DE DACIA door G. PANSTINGL. 12) Met klassieke wetenschap werd Gerry niet belas:. Taallessen had zij niet meer noodlg. Bij haar vijf talen, die ze als kind geleerd had, waren later nog Itaiiaansch en Spaansoh gekomen. Twee jaar was een Italiaansche uit Florence in huis. De Spaansche slechts een half jaar. Toen Gerry hoorde dat ze komen zou. kocht ze een Spaansch woorden boek cn bereidde zich acht dagen ijverig voor. To^ti de Spaansche kwam, begroette zij haar fn vloeiend Spaansch, zoodat deze geloofde dat mijnheer Rickeberg Iiaar voor den gek gehouden had. Doch die lachte maar, toen zij hem de zaak vertelde. Op vijftienjarigen leeftijd begon het onder wijs in de speciale vakken. Gerry werd nu op de hoogte gebracht van de nieuwe vorde ringen ln de wetenschap en de techniek, zoo ver deze haar later van dienst konden zijn. Er bi <:onö geen nieuwe straal, geen nieuw vliegtuig, veen nieuw wapen, geen proefne. ming op het gebied van atoomsplitsing, geen nieuw autotype. dat Gerry niet gekend en be grepen zou hebben. Cursussen in de genees» recht-.- en scheikunde kwamen er bij en Het voornaamste echter was het volgende. Gerry's ouders waren geschoold in feiten to denken, cle grijpbare en belangrijke punten uit een mengelmoes van mogelijkheden en vermoedens uit te zoeken en van bijkomende omstandigheden slechts nota te nemen, voor zoover deze van bepaalden invloed waren. Deze eigenschap nam Gerry over. Zij dacht eerst en voor alles in feiten. Het was een denken in telegramstijl. Daarna kwamen pas de mogelijkheden. Van haar zeventiende jaar a? mocht Gerry haar krachten ook in de praktijk beproeven. Eerst als medewerkster van haar vader, dan kwamen eenige eenvoudige gevallen, die zij alleen oploste, waarbij haar vader haar eerst later op de kleine fouten wees. die zij even ais iedere beginneling maakte. Het verschil tusschen haar en andere beginnelingen be stond hierin, dat ze weinig fouten beging en de fouten een blij venden indruk op haar maakten. Kort voor haar negentienden verjaardag bracht zij licht in de opzienbarende inbraak in het filiaal van de Midland Bank in Dover. John Pareiesku, een in Engeland geboren Roemeen, kon zijn oogen niet gelooven toen een ongeveer vijftienjarigen jongen hem uit zijn schuilhoek in de Harbourstreet haalde. Zijn principe was, zich niet te verweren, zoodra hij ontdekt was. Dat verhoogde de straf maar. Bij den jongen, die rustig zijn dakkamertje binnenstapte en zeide: „John Pareiesku, de Midland Bank wil haar geld weer terug hebben, kom dus mee.', geloofde hij van zijn principe te moeten af wijken. Hij wierp zich op Gerry en tien se conden later lag hij op den grond. Z(Jn beide polsen deden hem pijn; want de boeien waren nauw. Een half jaar later werd ln Parijs het zoontje van den Amerlkaanschen multi-mil- llonalr Phil Harrison ontvoerd. De daders verlangden honderdduizend dollar losgeld- Gerry vloog naar Parijs en bracht de aange legenheid in het reine. Gevaarlijk was daar bij slechts, dat de afpersers den knaap onder toezicht van „Le Goru" gesteld hadden. „Le Goru" was één van de meest gevreesde Pa- rijsche apachen, sterk als een gorilla, waar hij ook zijn bijnaam aan te danken had, glad als een aal en van een ongelooflijke ruw heid. Gerry had geen keus. Zjj brak hem zijn rechterarm en bijna was ze gedwongen ge weest, hem met den bekenden jiu-jitsu greep ook nog zijn nek te breken. Le Goru zag eohter in, dat zijn leven er mee gemoeid was en gaf toe. In zijn verbluftheid, dat hij door een straatjongen, die echter wel over dui- velsche krachten scheen te beschikken, over rompeld was geworden, verried hij de namen van zijn vier opdrachtgevers en het adres, waar zij hun bijeenkomsten hielden. Gerry ging op de loer liggen cn wachtte, tot zij allen binnen waren. Toen stapte zij de kamer binnen waar de mannen bijeen zaten. Zonder een woord te spreken, schoot zij een van de vier zijn sigaret en een ander het cognacglas uit de hand. Toen zei zij niets anders dan: „Handen omhoog en tegen den muur!" Ze floot en een paar beambten van de Parijsche DacLa haalden dc vier af, die eerst op de prefectuur van politie uit de geestelijke verdoe-ving ontwaakten, waarin ze door het optreden van Gerry geraakt waren. Tegen de misdadigerswereld echter Was een tegenstander opgestaan, die daar lang zaam maar zeker bekend we to. Met verba zing hoorden de oude, geroutineerde klanten het aan cn lachten. Een jongen! Een jongen van zestien jaar, waar zat daar het gevaar? Belachelijk! Maar langzamerhand verstomde dat ge lach, want om de gestalte van dezen jongen begonnen zich als onzichtbare sluiers ver halen te weven, die te denken gaven. Zeer veel te denken zelfs. Men maakte toespelin gen cn fluisterde over dingen, die zoo onge looflijk waren, .datmaar genoeg. In de misdadigerswereld kreeg de jongen den bij naam „The Devil". Niet slechts, omdat hij onverbiddelijk was wanneer hij iemand ach terhaalde, maar ookwegens andere din gen. Gerry zat tegenover haar vader in het Londensche bureau van de Dacia. Om dit te bereiken, behoefde ze niet door het gebouw te gaan; want het aangrenzende huis was eveneens het eigendom van de Dacia. Wel iswaar kon men dit van buiten niet- zien. Hei- was een rustig, voornaam huis. Rickeberg had een van zijn muren laten doorbreken, 200da; men daardoor in het kabinet kon komen, dat aan zijn werkkamer grensde. Hier zaten ze nu en lazen zonder te spre ken het dossier „Wladirair Soesjin" door. Kenteekenend voor hun werk was de manier waarop zij dit deden. Rickeberg nam een blad, keek er een oogenblik op en gaf het aan Gerry. Zelden vertoefde zijn blik langer op één bladzijde. Maar indien dat het geval was, dan had ook Gerry een paar seconden meer noodig. De bladzijde was dan in haar brein opgenomen, zoodat zij haar daar ten alien tijde weer kon nalezen- Na ongeveer drie kwartier waren zij met den stapel gereed gekomen. Gerry sprak het eerst. „De feiten zijn de volgende. Sosjin is de Russische propagandaleider. Schrikt daarbij niét terug voor geweld. Dat kunnen wij als bewezen aannemen, ofschoon in de acte geen directe bewijzen er voor te vinden zijn. Van zeven van zijn secretaressen is geen spoor te ontdekken. Twee daarvan waren Engelsche. In een safe werd een bundel met honderd zeer goed vervalschte bankbiljetten van één pond gevonden. Zijn laatste secre taresse, Helen Muiford, alias Alexandra Staroff, is verdwenen. Dat is alles!" „Hoogstens nog, dat hij een Aziatische Rus met een goede dosis Mongoolsch bloed is". „Zeer belangrijk! Dan komen sterke ver denkingen. Zou hij „The flying Scotchman" beroofd kunnen hebben en zijn hand bij de Boltoner Rubbevwerken in het spel gehad hebben? Daarbij komt nog een los ver- mosden. Zou hij de juweelen van Lady Irvingdaie gestolen kunnen hebben. Dit is voorloopig echter niets meer dan een ver» moeden. De politie heeft geen vingerafdruk ken en ook niets anders gevonden, dat cr.s tot bewijs zou kunnen dienen. Hiermee wil lk niet zeggen, dat hij het niet gedaan heeft. Dat zal de toekomst ons leerer.. maar op het oogenblik kunnen wij ons daarmee niet bezig houden". „Hoe denk je de zaak aan te pakken?" „Om te beginnen worden de portretten en de persoonsbeschrijvingen van de zeven ontbrekende secretaressen naar onze filialen gezonden". „Dat zal een treurig resultaat opleveren". „Dubbel treurig, omdat men de slachtoffers toch ternauwernood meer zal kunnen hel pen. Maar dat kan ons misschien van be wijsmateriaal voorzien. De één of andere van hen zal men waarschijnlijk nog in Lon» den kunnen vinden". „Zou je denken?" „De man heeft verschillende belangen. Daarvcor heeft hij werktuigen noodig". Rickeberg knikte en Gerry ging voort. „In ieder geval is onze eerste taak Alexandra Staroff op te sporen. Waarom heeft Scesjon haar laten verdwijnen? Di> keer stellig niet wegens haar schoonheid; want als een meisje op zulk een ongewoon uur het huis verlaat en niet terugkeert, moet dit opvallen. Soesjin heeft geen enkele op een opvallende wijze laten verdwijnen. Hij moet dus ontdekt hebben, dat zij meer van htSh afweet dan hem lief is. Het is onwaar* schijnlijk, dat hij de verwisseling van het bankbiljet gemerkt heeft. Daarvoor zou zij heel onhandig te werk gegaan moeten zijn en dat doet Alexandra Staroff niet. Dus is zij achter iets anders gekomen, wat zonder twijfel voor ons van belang geweest zou zijn. Daarom alleen al zouden wij haai- moeten vinden". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6