J AZZ RAGE. UIT VERGEELDE PAPERASSEN. Dc vroolijke kant TT. B, VERTELLING se op groote stecnen of leunen tegen het hek en kijken in het blauwe avonduur op de stad neer, op de duizenden in de ondergaande zon gloeiende huisjes, die aan den voet lig gen van de massale koepel-silhouette van de St. Pletro. Enfin, een andere keer! Ik vond het pret tig, u een beetje Romeinsch straatleven te kunnen laten zien; weliswaar, alleen het le ven op de élégante Corso's. Misschien zal ik eens het genoegen hebben met u door de volksstraatjes achter het Colosseum of in de buurt van het Tïbereüand en in Trasteverc te wandelen; dus: ,A rivederci!" ZWEMMEN IS IN HOLLYWOOD NOODZAKELIJK. NORMA SHEARER. Zwemmen Is de belangrijkste sport in het leven van allen, die iets met film of tooneei te maken hebben. Het is niet alleen de beste oefening om een goedgevormd en elegant lichaam te krijgen, maar het is in Hollywood een soort van sociale plicht, die minstens even belangrijk is als bridgen of dansen. Trouwens: een filmactrice, die niet Zwemmen kan behoort tot de onmogelijkhe den, aangezien in iedere carrière wel een paar films voorkomen, waarin zwemmen vereischt wordt. Daarbij komt, dat zeer veel menschen eigen zwembaden bezitten, waar men elkaar ontmoet. Iemand, die niet zwem men-kan, is in de fllmkolonie sociaal on mogelijk. Zwemmen is een tak van sport, die het nuttige met het aangename vereenigt en voor de actrices en acteurs, die lederen dag hard moeten werken, is een frlsch bad in een zweminrichting niet alleen een prettige ontspanning, maar ook een opwekkende. Ik houd meer van zwemmen dan van ecnlgc andere soort, hoewel ik ook veel voor tennis voel. Als klein meisje in Montreal leerde mjjn vader, die een uitmuntend zwemmer was, mij al de verschillende sla gen en sindsdien ben ik enthousiast geble ven voor deze natte en frissche beweging. Gelukkig ls ook mijn man, li-ving Thal- berg, een geestdriftig liefhebber en lederen Zondag gaan we met ons jacht er op uit en we brengen den heelen dag op en in het wa ter door. Achter ons huis is een klein zwem bad en bijna iederen morgen voor het ont bijt zwem ik dat een paar maal rond. Een bad nemen, terwijl de zon aan den hemel staat is een weelde apart en als ik politicus zou zijn, zou ik net zoolang wer ken. tot het zwemonderwijs op de scholen verplicht was, opdat ieder zich in het water evengoed thuis voelt als op het land. CECIL DE MILLE IS WEER LUXUEUS. De bekende regisseur Cecil B. de Mille, die thans voor Metro Goldwyn Mayer de film Madame Satan vervaardigt, een pro ductie, die wat pompe, pracht en praal betreft geweldig grootsch Is opgezet, staat ervoor bekend, dat hij „met geld smijt". In deze film komt een gemaskerd bal voor aan boord van een Zeppelin en voor dit bal wer den driehonderd origfneele costuums ont worpen, alle even bizar en exotisch. Vijftig naaisters waren gedurende zes weken aan het vervaardigen van deze costuums bezig en zij gebruikten: 4200 yards zijde, 1000 yards crêpe, 500 yards goudstof, 500 yards lamé, 2000 yards satijn, 1700 yards wol en katoen. 100000 muntjes, 1000 Imitatie parelsnoeren, 16 pauwenstaarten en 900 vierkante yards leder. Van de verschillende costuums, die ge bruikt worden noemen wij: Madame Satan (Kay Johnson), Oud-Engelsch edelman (Reginald Denny), Hendrik VIII, Romeo. Romeinsch senator, Alice in Wonderland en nog tal van eigenaardige costuums als; Wa ter, Oerwoud, Onschuld, Gouden Fazant, Verlegenheid en tientallen andere. Drie balletten treden gedurende dit Zeppelinbal op en zij voeren zeer origineele dansen uit in zonderlinge costuums. Tenslotte springen, bij een hevig noodweer, als de Zeppelin in twee stukken breekt, alle gasten met para chutes overboord. Hiervan worden tal van close-ups gemaakt met camera's in lucht ballons. De bewonderende bezoeker: „Hoeveel man werken er wel In dit reusachtige fa- brleksbcdrljf?" De onverschillige employé: „Ongeveer de helft". Uit Londen wordt gemeld, dat de dertien leden van de Thirteen Club Vrijdag hun jaai'lijksch feestmaal hebben gehouden. Al len liepen onder een ladder door toen zij de zaal binnenkwamen, waarna ieder een spie gel brak en zij zich zetten aan een feest- dlsch omringd door witte olifanten, padde stoelen en geraamten. In den vroegen mor gen togen zIJ huiswaarts, elk met een spin lil de hand. Het resultaat van dit alles was nihil. Uit Sevilla wordt gemeld, dat koning Alfonso een grapje heeft uitgehaald ten koste van den hertog van Spoleto. een neef van den koning van Italië. IliJ liet licm zitten op een beweegbaar bankje, verbonden met een fontein, waardoor de hertog auto matisch met water werd besproeid. Koning Alfonso ls drieenveertig Jaar oud. Sen diplomaat is Iemand, aangesteld om situaties te vermijden die zich nimmer zou den voordoen als er geen diplomaten waren. „Worden politici gehandicapt door Intel lect?" vraagt een Engelsch blad. „Ja", antwoordt een cynische lezer. „Maar niet veel". Ter viering van het duizendjarig bestaan J van het IJslandsche Parlement werd, onder groot gejuich der bevolking, dc grootste depressie op de wereld losgelaten die ooit van IJsland was uitgegaan. XJit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië) door P. J. ZÜRCI1EK. De taalkwestieHet taaie Portugeesch Zijn uiteindelijke ondergang angen tijd heeft de taalkwestie een belangrijke rol gespeeld en het werd door de regeering der zeven* - tiende eeuw van buitengewoon ge wicht geacht, widke de toon-aan- gevende en heerschende taal zou zijn, n.l.: het Nederlandsch of het Portugeesch. Voor namelijk was dit het geval zoolang de Com pagnie met Portugal in oorlog was. Na den vrede van 1663 toen. de Portugeesche macht bijna vernietigd was begon men zich neder te leggen bij de overlicersching van het Portugeescn, dat onder een aan zienlijk deel der ingezetenen gesproken werd. En wel zeer merkwaardig mag het heeten, dat in het jaar 1664 voor de eerste maai zelfs werd toegestaan, den dienst van het H. Avondmaal der Portugeesch Her vormde Gemeente, in het Portugeesch te houden, in weerwil van het feit. dat deze toch steeds in het Hollandsch plaats vond. De taalstrijd veel strijd Is er feitelijk nooit om gevoerd was een hardnekkige, wat wel duidelijk op den voorgrond treedt als men nagaat, dat men te Batavia de schooljeugd reeds Nederlandsch wilde lee- ren. Ook bestond er in het fort Jacatra een Holiandsche school en op beide scholen liet men zooveel mogelijk het godsdienstonder wijs in het Nederlandsch geven, maar er schijnt zoo'n geprononceerde voorkeur voor het Portugeesch te bestaan en dit scheen zóó onmisbaar te zijn. dat er, reeds ten tijde van Coen, Portugeesche vertalingen beston den van gebeden en geloofsartikelen ten gebruike van volwassen catechesanten. Nog trachtte men den kerkdienst voor Inlanders te beperken tot het Maleisch, doch ook dit leidde niet tot het gewenschte doel en men was verplicht toe te geven. Openlijk erkent de regeering In 1634- dan ook, dat het Por tugeesch te Batavia: „onder de Indeaense vrye luyden ende dse Compes lyffeyghe- nen", meer wordt gebruikt dan het Ma leisch en staat zij de prediking in het Por tugeesch toe. Nog geen tien jaar later tref fen wij in het Compagnies slavenkwartier een Portugeeschen meester aan en worden het Testament en de psalmen Davids in het Portugeesch gelezen. Alle pogingen van de regeering om de Nederlandsche taal te be vorderen, leden schipbreuk. Het Portugeesch won meer en meer veld en de Nederlanders waren zelfs verplicht met hun mlxtiesche (halfbloed) echtgenooten, hun huishoud sters en slaven, Portugeesch te spreken, wat hun volstrekt niet on-welgevallig was; integendeel, zij vonden het een „groote eere een vremde taal te connen spreken". Zelfs de slaven van Bali en Celebes spra ken Portugeesch, doch met den achteruit gang van den slavenaanvoer uit de landen „om de West", neemt geleidelijk het Ma leisch meer toe, en wel het eerst onder de Chineezen en slaven. Desondanks werd in 1708 in Holiandsche gezinnen tegenover de slaven nog Portugeesch gebruikt en spra ken de lidmaten der zeer talrijke" Portu geesche gemeente in het algemeen geen Maleisch. Het Portugeesch, dat op de straat gespro ken wordt is evenwel niet van het zuiverste gehalte. Zoo zingen in 1715 kinderen op straat: „Compra pipinjo, Tjina Antoni teeng mienja paddrienjo", wat in zuiver Neder landsch omgezet zeggen wil: „Koop kom kommers; de Chinees Antoni is mijn doop- vaar". (Dit: „Comra pipinjo" zijn de eerste woorden uit een Portugeesch-Batavlaasch ki'nderdeuntje). Maar nu wordt die' Antoni boos en gaat de kinderen te lijf, wat voor de ouders een aanleiding is om naar den notaris te gaan, teneinde een attestatie te laten opmaken om den Chinees aan te klagen. Het volgende staal van niet direct 18 ka raats Portugeesch ls bewaard gebleven in een notarieel getuigenis uit hetzelfde jaar waarin het conflict met Antoni geboren werd. Op eeri zonnigen morgen zit een landge noot „op de stoepsbancke van Sr. Hendrick van Deyl" zijn pijp te rooken en spuwt (hoe zuiver Hollandsch is dit heele tafereel) al peinzende naast zich op de stoep van Jan Lutsen, wiens vrouw, een toonbeeld van (akelige) Holiandsche zindelijkheid en „be schaafde manier" (let op de taal, die zij uitslaat) nu als een wild gebroed naar bui ten stuift en in h'et Portugeesch de volgen de woordenlijst uitbraakt: „Kie Diabei de oenga roosto de pispot iste, oenga boka de kakoes. trije doos trees balie com agoe, maas doos tres emmer, tsomma aron, maas otro aron dessa limpa iste soejoedadi". De bij gevoegde vertaling door den notaris, „onder reverentie", laten wij liever achterwege, te meer daar enkele Nederlandsche klanken reeds eenige verduidelijking geven In deze schitterende oratio. De taalkwestie schonk ook aan de gods dienstoefeningen iets zeer bizars. In 1708 wordt door ae Portugeesche predikanten zelf, met -een zekeren trots, verklaard, dat het godsdienstonderwijs der Mardijker- kinderen In het Nederlandsch zal plaats heb ben Maar hoe valt dit te rijmen bij de weten schap. dat géén hunner Nederlandsch en uitsluitend Portugeesch verstaat? Een neven- bepaling voorziet ook in de omstandigheid, dat bij ziekte van een der ambtsbroeders een Holiandsche collega op den Portu geeschen kansel komt. Verder lezen wij, dat 1753de catechisatie in het Weeshuis in het Nederlandsch geschiedt, in weer wil van het feit dat zoowat geen der kin deren onze taal kent en nog in 1811 werden op de school van het Armhuis de Portu geesche Catechismo Domingo en een Nederlandse li e catechismus, tegen elkaar in. gebruikt, alsmede meerdere Neder landsche leer- en leesboekjes. Het is haast aandoenlijk van overdadige zorg, waaruit evenwel geen enkel systeem spreekt. Hoewel de ijver der Portugeesche gemeente omstreeks 1700 nog zoo onstuimig was, nam deze na 1740 sterk af. Voortdurend werd het kerkbezoek minder. In 1768 blijkt, dat er Heden tot de Portugeesche gemeente behoo- ren, die niet eens gedoopt zijn. De verdere teruggang blijkt uit de afschaffing van de voorlezing in de Buitenkerk op Donderdag avond bij gebrek aan toehoorders (1770) en zeven jaar later wordt zelf aan het aantal preekbeurten getornd en dit verminderd. In 1781 wordt het personeel der Binnen keek besnoeid; in 1797 werd het aantal leer meesters, over wier onbekwaamheid reeds lang geklaagd werd, op acht terug gebracht. Het aantal predikanten was aan sterke schommelingen onderhevig. De bekendsten zijnJacobus opdenAkker; Jaco bus Canter Vlsscheren Joha n- n u s M a u r i t i us M o li r. Dan zijn er vier, dan, plots, weer slechts een predikant. En V a 1 e n t ij n 'beklaagt er zich over, dat de regeering er volstrekt geen been inzag, om een predikant, die zich de moeite getroost had een vreemde taal te leeren, met een dienst te belasten waarin hij die taal niet noodig had. Eindelijk in 1801 was de toestand zoo geworden, dat er in 't geheel geen Portugeesche Predikant meer was en bekwaamde Adrlaan Zomer- d ij k, leeraar bij de Maleische gemeente, zich om in 1804 als predikant te kunnen op treden. In 1807 krijgt hij, als assistent, bij zich Abraham Anthonijs Engelbregt, maar beiden overlijden en een jaar later is er nog slechts enkel een voorlezer in de Portugee sche taal over en eindelijk in 1815, was er ook geen Portugeesche catechiseermeester meer te verkrijgen. Tn het midden der achttiende eeuw zelfs was, zooals blijkt, het Portugeesch als spreek taal nog zeer in zwang.. Dit blijkt ook uit een in 1747 in het Portugeesch gedrukte instruc tie voor de Bataviasche wijkmeesters. En een Engelschman, die omstreeks dat jaar Ba tavia bezoekt, schrijft, dat men er Maleisch of Portugeesch moet spreken, terwijl twin tig jaar jaar later de zoogenaamde Bata viasche Portugeezen reeds meer Ma leisch dan Portugeesch spreken. Toch wilde, ondanks deze retraite van het Portugeesch, het Nederlandsch er maar niet in. Want wederom «hans in 1778 liepen alle pogingen om het op de scholen en onder het klerkenpersoneel in gang te doen vinden, jammerlijk spaak. Hofhout, zegt dan ook omstreeks denzelfden tijd: men leert het (Portugeesch) gemakke lijk in den „ommeganck" met Bataviasche jonge dames, terwijl de nieuw aangevoerde slaven Maieisch leeren. De ondergang van het Portugeesch is bijna even piouseling gekomen aLs die van de Por tugeesche gemeente. In 1807 kennen de no tarissen geen Portugeesch meer, hetgeen toe te schrijven is aan hun cliënten, die zich van het Maleisch bedienen. En in 1815 was er zelfs geen Portugeesche catechiseermeester meer te krijgen. In weerwil van deze evolutie, die haar eindpunt vond in het Nederlandsch, is de Maleische taal nog heden rijk aan Portu geesche woorden. Pendeïra (vlag), mantega (boter) e.a. zijn nog dagelijks gebezigde woorden. Ook onder de hedendaagsche ge bruiken vinden wij er nog uit den Portugee schen tijd terug. Zoo o.a. het gebruik om den dag voor Kerstmis bloemen op de graven te leggen. Ook is de .Kront j on g" - muziek zon der twijfel, een zuiver PortugeescH over blijfsel. Het woord krontjong" beteekent tamboerijn en deze muziek met gitaarbegelei ding moet oorspronkelijk dans-muziek zijn geweest. Het bekende lieftallige en melo dieuze wiegeliedje „Nina, nina, bodo" dateert nog uit dien tijd. De beide hier genoemde instrumenten, ko men als „Portugees speelinstrument" nog voor in de boedelbeschrijving van een Ba- taviaschen mixtiesburger uit 1714 onder den Portugeeschen naam „pandeiro". Later, toen de danslievende „Mardij kers" (van het sanskrietische „Maharddika", grootmachtig*" een kaste van „vrij-mannen" die zeer veelvuldig voorkwamen, uit de Bata viasche samenleving verdwenen, is de dans muziek en met haar de pandeiro ver dwenen, ais gevolg van de omstandigheid, dat de Inlander eigenlijk niet danst, al spreken wij van „dansen". Ei- zijn evenwel nog andere deuntjes ge bleven, waarbij de tamboerijn overbodig was. De tegenwoordige „Krontjong" is de gitaar met vijf snaren, die begeleid wordt door de dwarsfluit, de viool en de gitaar. Onder de Inlandsche bevolking te Batavia werden in 1830 nog de daarbij behoorende Portugee sche liedjes gezongen. Maar sedert zijn ook die verdwenen en vervangen door de zooge naamde Maleische pantoems. Er bestaan er behalve „Nina, nina, bodo", nog eenige van algemeene bekendheid en wanneer men die in bijzijn van de Inlandsche bedienden, op de piano aanslaat, ziet men hen, die de Europeesche muziek niet begrijpen, plotseling de ooren spitsen. Kaste van vrij-mannen van anderen landaard. MIEREN ALS GENEESMIDDEL. Een expeditie, die juist uit Peru is terug gekeerd, beschrijft een eigenaardige methode, die de inlandsche doktoren bij de behandeling van wonclen volgen. Er komt daar namelijk een soort mier voor, dat er bijzonder sterke kaken op na houdt. Plaatst men zoo'n diertje bij iets bijtbaars, dan hapt het oogenblikke- lijk toe en laat vooreerst niet los. Wanneer nu een inboorling gewond is, drukt de dokter de belde zijden van de wond samen en houdt er een mier bij. De mier bijt en trekt de kanten van de wond met zijn krachtige kaken naar elkaar toe. Vervolgens wordt het lichaam er afgeknepen. De eene mier na de andere ondergaat dit lot tot een heel rijtje van deze zonderlinge steken de wond gesloten houdt. m ons heen gilt en dreunt en kraakt het. Losgebroken geesten gaan als waanzinnigen te keer. De klanken- chaos van de jazzband snez-pt als het. monsterachtige lakaai van een reusachtigen wekker die een dronken reus moet wekken uit zijn slaap. Het spek takel wordt zoo ontzettend dpt het zelfs phy- siek druk op je uitoefent, tot je oogleden eindelijk van vermoeidheid dicht vallen. Op dat oogenblik schijnen wij werkelijk den sla- penden reus te zien. Uit boosheid heeft hij watten in zijn ooren gedaan, voor hij ging slapen. En een briefje heeft hij op zijn deur geprikt: Hapalje, morgen moet ik stellig ver trekken. Word Ik niet gewekt, dan sla ik hier alles kort en klein, de klok, het huis. de heele wereld". Hoe zou het orkest bij zoo'n dreige ment, niet schrikken en beven voor zijn le ven? Caliban wil gewekt worden. Vooruit dus Flink. Nog flinker. Het wilde lawaai wordt snerpender. razender, het zwelt tot een orgie van tumult, tot een Niagara van disharmonie. Vergeefs. Het monster slaapt verderNu gilt en zaagt ook de saxofoon mee. die klinkt alsof zij den snurkenden reus parodieert. Dan doe je je oogen weer open. neen, het was niet meer dan een droombeeld, die geheele voorstelling met den reus en met den wekker. De reus is wakker; hij danst zelfs, draait zich. wendt zich. sleept en wan kelt. rhythmisch draait hij in een cirkel rond. Hij ls het publiek. Maar interessanter zijn de negertypen, die de instrumenten han- tceren. Daar: de eerste met de groote trom. Hij grijnst zoo vaak hij op de trom inhakt. Onmiskenbaar: het doet dezen donkeren ne ger goed. het blanke trommelvel te mishan delen, er flink op los te ranselen, zonder voor zijn eigen donkere huid lynchjustitie te moeten vreezen. En dan die banjospeler! Zijn hoofd laat hij over het instrument hangen; het ziet er uit alsof het groote, komische ne gerhoofd gegroeid was uit de dunne hals van de banjo. Het gebogen hoofd van den neeer verbergt zelfs de linkerhand, waarmede hij het Instrument tegen zijn lichaam drukt en waarmede hij de snaren vasthoudt als een verliefde, die met de hand op het hart zijn liefde bezweert De banjo smelt samen met hel lijf van den speler, en terwijl zijn rech terhand rondbeeft op de snaren, is het, alsof hij speelt op zijn eigen ingewanden. Hoe wil der hij er in graait, des te geestdriftiger is hij; zijn mond splijt open en achter zijn paarse dikke lippen verschijnt een dubbele haag van groote. gele tanden. Hij waggelt op zijn stoel en de tonen, die uit zijn vingers ko men, worden voortdurend lager, droefgeesti- ger. En die andere aan den vleugel. Hij zit met zijn rug naar mij toe. Uit zijn fluweelen smoking rijst een smalle, witte streep op: zijn boord: dan zet de zwarte massa zich weer voort in den wolligen kroeskop. Het boord doet aan als een witte krijtstreep midden op een zwart bord. De neger aan de plano! Wan neer men bedenkt, dat ook Beethoven eens aan de piano zatEen Rubinstein, een Busoni, eenDirk Schafer heeft men eens aan de piano gezien Al is deze sentimentali teit belachelijk: ik lijd onder dit nieuwe as pect. Hem, den neger, schijnt het echter nog niet komisch genoeg te zijn. Hij wil zijn pres tatie nog geweldiger maken. Hij staat van zijn stoel op. Zijn lichaam kronkelt als een slang Nu heft hij zijn boenen, het eene na het andere in de lucht. Dan. alsof hij door extase wordt aangegrepen, springt hij met beide voeten op de toetsen. De piano huilt, loeit, verontwaardigd en ontsteld. Dan wipt de neger weer naar beneden cn speelt verder. Een aap. Een dol dier. En ik wacht en hoop in stilte, dat op ccn gegeven oogenblik ook de piano, zeer waardig, zijn dikke, eerlijke poot zal opheffen, om den neger een stevige schop te geven. Vergeefsche hoop En daar de saxofoonblazer. Zijn wangen zijn bol; zijn pupillen verdwijnen tusschen de vleeschmuren, men ziet alleen zijn oog wit vol roode aderen; er is iets ontstellends in, iets fanatieks, waanzinnigs. Pan heeft de menschheid de schrille fluit gegeven. Or pheus de harmonisch klinkende lier en de heer Sax, een Belg heeft ons met de saxofoon bedacht. Wanneer komt meneer Meier met de meierofoon cn meneer Muller met de Mul- lerofoon? De tonen, die deze in 't kader van de jazzband verschrikkelijke saxofoon voortbrengt, zijn een synthese van miauwen, brullen, brommen, blaten, kraken en het verliefde schreeuwen van panters. De saxo foon levert alleen een ware oerwoudsympho- nie. Dit lange instrument schijnt zijn neger buitengewoon te amuseeren. Nu cn dan weet men niet meer te onderscheiden: blaast de saxofoon in den neger of de neger in de saxofoon? Trom en piano, banjo en saxofoon zijn echter met voldoende; het lawaai wordt nog vergroot door oen ratel, een klapper, door autosireuen, claxons. Wat zijn dat voor in strumenten? Waar komt deze muziek van daan? Is zij er werkelijk een? Wat drukt zij uit? Zingt zij vreugde? Klaagt zij leed? Viert zij overwinning of beweent zij een neder laag? Of is mijn verdenking juist en is dit alles maar slinkschheid, een soort wraak voor vroegere tijden, toen wij, blanken, deze zonen van Japhet in slavernij hebben gehou den? Destijds klaagden zij vergeefs, dat zij kalm hun blijde leven wilden leven, dat zij wilden dansen, wij kwamen naar hen toe met zweepen en met jenever, maakten hen suf en dwongen hen tot arbeid. Zij werden weggesleept,hun familie onttrokken, verkocht. In naam van de beschaving.Thans komen zij in massa's terug en wreken zich. Hun uur heeft geslagen. Zij komen met hun schreien de banjo, hun krankzinnige trom, met den heeschen claxon, met geheel hun barbaar- sche cacaphonie, die, zweepstriemen gelijk, op ons neerdaalt. Vergeefs klagen wij: „Ik heb familie Ik heb zorgenIk zou willen werken!" Het baat niet. De jazz staat achter ons met zijn zwiepend lawaai en dwingt ons: .Dansen moet je!" De arme moeder kan niet meer blijven bij het bed van haar zieke kind. Zij moet naar de dancing, naar deze verschrik kelijke plantage, waar shimmy en blues wor den gecultiveerd. En ook den man gaat het niet beter. Onder de houwen van de saxo foon en de piano moet hij zijn ledematen trekken en rukken, of het hem plezier doet of niet. De doktoren beweren, dat de char leston absoluut schadelijk is voor de ge zondheid; hij produceert eksteroogen onder de voetzolen. Hij dreigt zelfs met gevaarlijke complicaties. De doktoren waarschuwen, maar het is vergeefs. De wraak van de negers is verschrikkelijk. Zij kent geen erbarm ing. Duivelsch is zij. Wanneer komt dan eindelijk een verlos- ster, een zwarte Beecher-Stowe, die zich over ons erbarmt en een boek schrijft: Uncle Toms Dancing", om daar het gewe ten van de wereld mede te wekken? Wanneer komt de bevrijdingsoorlog, om ons te verlos sen van deze jazz-slavernij? Ik, die de smaad van deze situatie zoo diep voel, hoe graag zou ik zulk een beweging in gang zet ten. Maar wanneer? Hoe? W*aar? Het dreunt en kraakt en gilt om mij heen. En dan die aardige brunette daar gindsHaar blik brandt als de stralen van de tropenzon. Hoe zou lk de verzoeking kunnen weerstaan, haar ten schielykste voor een charleston te vragen? H. BUYS. Parijs, Mei. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Avond door WILLY VAN DER TAK. De avond was warm en stil en in de zoele lucht hing de geur van vele bloemen, die dien dag in de warme zon opengebloeid waren. De oude heer Peters zat in zijn veranda en. staarde uit in den tuin, naar de lijsterbessen, die aan den achterkant tegen de schutting vol met groote roomwitte bloemtrossen pronkten, naar het bruine beukje, dat jaren geleden nog door de kinderen geplant was, naar de bremstruiken en de sneeuwballen, en. naar mevrouw Peters, die langzaam door den tuin dwaalde en af en toe bleef stil staan bij een plant of een boom, terwijl haar oogen peinsden en haar handen soms in ge dachten een bloem or een blad streelden. Nu stond zij bij de kamperfoelie die tegen het schuurtje groeide, en hij kon net haar pro fiel tegen den lichten avondhemel zien af steken; de fijne neus, de kin, de massa grij zend haar, die vroeger bruin was geweest. Meneer Peters zuchtte en bewoog even met een moedeloos gebaar zijn hand; was het niet wonderlijk, dat zij al die jaren getrouwd waren geweest en dat hij haar heel wat avonden zoo alleen door den tuin had zien dwalen, of geweten had. dat zij nu boven op haar kamer zat in haar geliefkoosde hou ding, met haar hoofd op haar handen en. dat zij dan dacht aan dingen, waarvan hij pas langzamerhand vaag het bestaan was gaan vermoeden, en waarover zij nooit met een woord tegen hem gerept had? Hoe dik wijls had hij niet in lichte verwondering ge staan voor haar boekenkast en gezieh naar deelen, waarvan hij het meerendeel eens een enkelen keer had ingekeken omdat het haar blijkbaar zoo geïnteresseerd had en spoedig weer verveeld had weggelegd; hoe zelden hadden zij ooit gepraat over haar schilde ren, al vertelde zij hem dan ook plichtge trouw, dat het stilleven, waaraan zij de laat ste weken zoo druk bezig scheen te zijn ge weest, af was? Hoe dikwijls had hij niet tegenover haar aan tafel gezeten, en met een gevoel van verbazing, bijna van gene, ge keken naar de wonderlijke uitdrukking, die haar gezicht soms hebben kon iets stil gelukkigs, dat hij niet begreep, en vroe ger dikwijls gewantrouwd had? Hij dacht aan dien tijd jaren geleden, teen een oude vriend van hem twee weken bij hen gelogeerd had, en die twee samen uren lang gepraat hadden over dingen, die hem koud: lieten, zoodat hij soms wrevelig was opge staan en weggeloopen met het gevoel, of hij er niet bijhoorde; aan dien middag toen hij onverwachts thuis gekomen was en zijn vriend aan de piano gevonden had, terwijl zij in de veranda zat met haar hoofd in haar handen, terwijl de tranen over haar wangen liepen? De ander was na zijn logeer partij weer weggegaan en schreef hen af en toe, en kwam geregeld aan, als hij met ver lof uit Indië over was; en het was hem soms geweest, of zij na dien tijd veranderd was, dieper, stiller nog en ook gelukkiger was geworden. Maar zij had hem minder dan ooit verteld van wat er in haar omging, en zij had soms met een kind op haar schoot voor zich uit zitten staren met een uitdruk king op haar gezicht, die hem tegelijkertijd' verwarde en ontroerde. In de verte floot zoet en lang een nachte gaal en meneer Peters zag zijn vrouw haar hoofd opheffen, en ln de richting van het geluid kijken. En bruusk stond hij op en ging naar binnen. In den tuin bleef mevrouw Pe ters alleen met de zoete geuren en de sche mering en het gefluit van den nachtegaal, en op haar te-enen liep zij naar het veranda trapje en zette zich daar neer. Door haar hoofd gingen herinneringen aan vroeger, aan haar schilderen, dat zij nog maar zoo weinig deed, aan de kinderen, die al alle twee ge trouwd en weg waren. Het werd weer zomer. Hoe lang was het nu al geleden, dat zij iederen zomer veertien dagen naar zee gin gen. waar zij den lieven langen dag in een badstoel verdroomde en soms in haar een tje de duinen introk om te teekenen? Zij dacht aan haar man, die met de kinderen meegeravot en geschept en gegraven had, tot hij bruiner was dan één van hen, aan de geweldige zandschepen, die ze gebouwd had den met den naam in shelpen voor op den steven. Ze glimlachte bij de herinnering aan de drie, die fier en trotsch hun onder hen in- éénstortend schip tot het laatste oogenblik toe verdedigd hadden tegen de aanstormende golven, en opeens verstrakte haar gezicht weer: ze herinnerde zich een avond, waarop hij haar er een heftig verwijt van gemaakt had, dat ze liever den heelen dag zat te droo- men dan met haar kinderen mee te spelen; ze herinnerde zich zijn woede, haar kalme verdediging en het plotselinge gebaar van moedeloosheid waarmee hij zijn armen langs zich had laten vallen en weggeloopen was. En zijn teederheid den volgenden avond, toen ze doodmoe van het werken op het strand, in een langen stoel in de veranda van hun hotel gelegen had, terwijl haar handen schrijnden van de blaren. En mevrouw Peters glimlachte haar lang- zamen, zachtsn glimlach en stond op en ging naar binnen, waar haar man een brief aan het schrijven was. Zij ging achter hem staan, met haar hand op zijn schouder en hield hem dc tros lijsterbes voor, die zij straks in den tuin afgeplukt had. „Ruik eensl" Hij snoof, en glimlachte naar haar op. ter wijl zijn hand even over de hare schoof. „Heerlijk"! Ik ben aan de kinderen aan het schrijven, hij is bijna klaar, zullen we he.m zoo direct samen even op de bus gaan bren gen? Ze knikte, en hechtte de lijsterbes ergens op haar japon. „Zeg maar aan Annie, dat het broekje voor de peuter bijna af is. Ik zal 't sturen zoodra het zoo ver is. Dan ga ik mijn mantel maar vast even aan doen." Teen de deur achter haar dicht ging. boog hij zich weer over zijn brief en voegde er aan toe: „Moeder vraagt me je te willen zeggen, dat het broekje voor Jaapje bijna klaar is. en dat ze het zoo gauw mogelijk zal sturen. Wil je wel gelooven, dat ik mosder nog nooit broekjes had zien breien? Vroeger kocht ze ae altijd." En toen ze samen naar de bus liepen, door den vredigen avond met haar arm door den zijne, zwegen ze beide. De nachtegaal ln de hooge boomen van den tuin achter de hunne zit nog wat zoete, zachte geluidjes te ma- kon. en van ver weg klonk het gekwaak van de kikkers. Hij was langer dan zij. en wat go- bogen en zij steunde zwaar op zijn arm. want zij liep niet makkelijk meer. Zij lieten elkaar niet los. toen de brief met een dof geluld in de bus viel. en liepen langzaam weer het kor te eind naar huis terug.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 16