ATERDAGAVO
EUROPA OVER VIJFTIG JAAR.
DE VACANTIE ONZER VOOROUDERS.
FT1"'™;-"1'
ZATERDAG 28 JUNI 1930
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
Een speelreisje of een dagje in de wei.
De geliefde xoordt naar zee gedragen.
e zijn weer 'begonnen, de vacantie- en
reismaanden. Onze voorouders ken
den niet de vacantie zooals wij
thans, maar toch hadden zij hun
speelreisjes te land en te water als
een oud-vaderlandsch. zomervermaak, waar
bij vrienden en vriendinnen uitgingen met den
wagen of een schuit en welke tochtjes van
l'tot 3 dagen duurden.
Wat een leven, wat een sweeven,
In mijn schoone lommerdreven 1
Wat een jubelend geschal
Van de jonckheit overal!
Wat geschater, wat geblater,
Wat een nachtegaal gesnater,
Wat een losheid, wat een swier,
Wat al voncken, wat al vier,
Wat een jolich spelemeijen,
Wat al bonte maegdenreyen,
Wat al jonckers aen mijn vliet,
In het boschloof, tusschen 't riet!
Gewoonlijk ging de reis niet verder dan
naar een dichtbijgelegen stad of een beziens
waardige streek. De zeer welgestelden gingen
soms wel tot Kleef.
Zoo lezen we van een Haagsch gezelschap
waarbij zich bevonden de gezusters Susanna
en Catharina Staats, twee Raadsheeren,
Schilders en Stapels, Jan Spronssen en de
kapitein Bertery, dat bij kapitein Biesevelt
te Overschie op een vischmaal genoodigd was.
Eten en drinken 'behoorden nu eenmaal ook
tot de vermaken onzer voorouders en ofschoon
de gasten vast besloten waren 's avonds weer
terug te gaan, beviel het hun zóó goed, dat
zij er nog twee dagen aanknoopten.
Het was op een Vrijdag, 's morgens vroeg,
midden in den zomer dat de „zoete Haagsche
bende" opweg trok met de trekschuit:
Ja, een schip wel uitgerust
Van al wat de mond gelust.
Etende, drinkende, pratende en lachende
was men, vóór men het wist in Delft. Hier ge
bruikten zij:
Wat ververschlng naar den èLsch
Niemand stierf er op de reis.
Gelijk gezegd, kwam men op het vischmaal
tot de conclusie, dat één dag toch eigenlijk
te kort is voor zulk een pret en allen, Biese=
velt en vrouw incluis, gingen naar Rotter*
dam:
En een glaasje vol geschonken
En eens op de reis gedronken;
Honderd gulden tot een boet,
Zal hij geven, die 't niet doet!
0Z0 gaat een van de medereizigers met
zijn rijm verder; van dag tot dag wordt er
steeds weer den nadruk op gelegd, hoe goed er
gegeten wordt.
Maar ook de speelreisjes van één enkelen
dag waren een geliefd vermaak voor de oud-
Hollandsche jeugd, vooral omdat er menig
liefdesband werd aangeknoopt, waarvan men
de hechtheid beoordeelde uit de sterkte van
de grashalmpjes, welk spel den naam van
grasjesbinden droeg.
Ook wel voorspelden de meisjes onder el
kaar uit de lengte van de geplukte halmen,
wie de eerste bruid zou zijn:
Men stemde daer na 't duyn te loopen:
Om de graesjes vast te knoopen,
Coridon t-heegh eerst vooruyt,
Die sou d' eerst graesjes binde
Yder liep-met zijn beminde,
Sien wie eerst soud' sijn de Bruyt.
Wanneer die spelevaarten langs den zee
kant voerden, waren de dames nog niet ge
lukkig. Zij werden dan door den jongelui in
zee gedragen, wat, naar men meende, een
uitstekend middel was om het karakter van
•het meisje te leeren kennen. Verweerde zij
zich desnoods met krabben en schoppen, dan
kon de geliefde weten, dat hij geen makke
lijk vrouwtje aan haar zou hebben. Verdroeg
zij de plagerijen echter geduldig, dan was zij
zacht en volgzaam van aard.
Waren haar kleeren het eerste, waar zij
zich angstig over maakte, dat zij zouden be
derven," dan kon hij er zeker van zijn een
zuinige huisvrouw te vinden.
Men zou misschien meenen, dat die speel
reisjes alleen het voorrecht waren van de
beter gesitueerden, maar het moest in Hol
land en Zeeland wel een heel arm huisgezin
zijn, dat in den zomer niet een tochtje te
water of te land maakte en op zoo'n dag den
pot verteerde, waarvoor zij allen een heel
jaar lang wekelijks een stuivertje hadden
weggelegd. Want als het zomer was, dan
moest iedereen er toch eens op uit, al was
'het dan alleen maar zooals grootvader het
deed, naar „den boer", om eens een dagje
echt landelijk door te brengen. Dat wil zeg
gen bij de koeien in het gras te loopen en
met de schuit in de sloot te roeien. De Am
sterdammers gingen ook wel naar Schelling-
woude, om er op den dijk koffie te drinken
en de medegebrachte saucijzenbroodjes te
verorberen, terwijl de voornamere Amster
dammers jaarlijks naar Halfweg gingen, om
er baas te eten en witten wijn te drinken.
Die spelerijen waren een echt volksver
maak, welks genoegen vooral bestond in het
buiten zijn, in het zingen want de liede-
renboekjes gingen mee in het lekker eten
en drinken (zoeten en zuren room, versch
geplukte kersen, oude en jonge kaas, versch
gebakken brood en knappende beschuitjes,
terwijl het middagmaal uit visch met boter
saus bestond) en last nog least het „heulen"
of kussen.
Dé" légende verhaa.lt, dat een Haagsche
jonker zijn geliefde op een zomeravond
schaakte en bij Leidschendam, daar het in
middels donker was geworden, door de
duisternis misleid, in de vaart reed. De
voerman, geheel van streek, holde naar het
dorp, roepende: „Heul, heul! (Hulp), terwijl
hij onderwijl de beide gelieven kalm liet ver
drinken.
Deze geschiedenis zou zoo'n indruk ge
maakt hebben, dat het van toen af gewoon
te werd op alle bruggen „heul!" te roepen,
zijn vrijster te omarmen en te kussen uit
dankbaarheid, dat men gelukkig weer aan
een gevaar was ontkomen!
Vergeleken bij vroeger kunnen wij thans
feitelijk niet meer spreken van „reizen"; wij
verplaatsen ons eenvoudig op de meest com
fortabele manier. Dat reizen vroeger altijd
een pretje was, moet men zich werkelijk niet
verbeelden. Soms verloren de reizigers langs
de maar half gebaande wegen den weg, of
liepen gevaar op de oneffenheden met wa
gen en al om te slaan.
Maar als het goed ging, had men ook dub
bel pret, missohien meer dan tegenwoordig,
want een greintje waarheid ligt er wel in
de uitspraak van Achille Tournier, waar hij
schrijft: .De plezïertreinen zijn vol vervelin
gen, die zich verplaatsenI"
W. S.
SCHILDERIJEN VAN ZAND.
Wij kennen allen de zandbouwwerken. die
jongens en meisjes aan het strand maken.
Minder bekend is het, dat met zand ook kan
worden „geteekend". Onlangs bevatten ver
schillende geïllustreerde bladen de afbeel
ding van een kunstig, van zand vervaar
digd „tapijt" in een Drentsche boerenwo
ning.
Iets dergelijks is ook te zien in een dorp
bij Brussel, waar in een café een zandtapijt
op den grond ligt, in verschillende kleuren
en zeer fraai van teekening. Het merk
waardige is, dat dit kunstwerk (een copie
van een écht schilderij, dat aan den wand
hangt in hetzelfde lokaal) door een oude
dame is vervaardigd. Zij heeft er ongeveer
twee maanden over gedaan. Het „zand-
klced" is ongeveer 20 voet lang en 20 voet
breed.
Sedert dit kleed „gelegd" is, is het aantal
bezoekers van het café zeer toegenomen. Een
voordeel is, dat men dit soort tapijten zoo
lang kan laten liggen als men wil, zonder
dat ze slijten. Er is een familie in Engeland,
die hetzelfde zandtapijt gedurende meer dan
80 jaren bewaard heeft. En het verkeert nog
steeds in uitstekende conditie.
Het kantoor ontvangt de tijding dat de baas
zijn boot terug uit Amerika heeft gemist.
(The Humorist).
Zal de geschiedenis zich herhalen
Hoe er een geheele ommekeer in het onderwijs moet komen.
Door EDOUARD HERRIOT. den beroemden
Franschen staatsman, voorzitter van de
Fransche Kamer van Afgevaardigden.
Om een vraag als de bovenstaande te be
antwoorden, is heel wat moed noodig en ik
moet- eerlijk bekennen, dat ik mij niet be-
vcegd acht deze quaestie anders dan zeer in
het algemeen te bespreken. Een van de voor
naamste eigenschappen van evolutie is altijd
geweest dat nog nooit de zorgvuldigste studie
en het meest nauwgezette onderzoek van oor
zaken en gevolgen in ieder geval hebben
kunnen leiden tot een voorspelling van wat
de toekomst zal brengen. Politieke en econo
mische gebeurtenissen vinden niet plaats
volgens een vooraf opgemaakt plan en er is
altijd iets onverwachts in. De dingen ge-
schieden zelden zooals men het verwacht:
wanneer dit het geval was, zouden wij altijd
het onaangename kunnen vermijden en
ideale toestanden in het leven kunnen roC'
pen. Na iedere gewichtige gebeurtenis is het
natuurlijk altijd mogelijk, de omstandigheden
aan te wijzen die tot die gebeurtenis hebben
geleid, maar als ik mij er toe zet. te zeggen
hoe de toestand in Europa in 1980 zal zijn,
ben ik nauwelijks in staat de strooming der
evolutie van onzen tijd aan te dulden en
den weg aan te wijzen, dien wij moeten vol»
gen als wij den internationalen vrede willen
verkrijgen en het welzijn der menschheid be
vorderen.
Ik geef mij niet uit voor een profeet, maar
ik geloof oprecht in de mogelijkheid van een
zeer nabije verwezenlijking van het denk
beeld: een Federatie van de Staten van
Europa in economisch, politiek en intellectueel
opzicht.
Het plan voor de, Vereenigde Staten van
Epropa heeft algemeen belangstelling ge
wekt en de gedachte aan het. algemeen wel
zijn en het gemeenschappelijk belang, die
er aan ten grondslag ligt, wint meer en meer
veld. Ieder volk begint te begrijpen, dat de
beste manier om den toestand van het land
te verbeteren niet ligt in een economische
afscheiding, maar juist in het wegnemen van
de economische afsluitboomen, die de poiitici
hebben opgericht om hun landen onafhanke
lijk van andere landen te maken. Overwin
naars, zoowel als overwonnenen lijden nog
steeds onder de naweeën van den oorlog en
daarom denk ik, dat er geen land bestaat,
dat zich tegen een economische federatie zou
verzetten.
Hoe dat in de toekomst zal worden, is iets
wat met geen mogelijkheid kan worden voor
speld, maar te oordeelen naar de vorderingen,
die het plan van Briand maakt, niet alleen in
Genève, maar over de geheele wereld, ben
ik er van overtuigd, dat zelfs die volken, die
het meest tot uitstel geneigd zijn, in de
naaste toekomst in de aangegeven richting
een werkzaam aandeel zullen nemen. Wan
neer de internationale afhankelijkheid vol
ledig wordt beseft, dan veronderstel ik dat
het' betrekkelijk gemakkelijk zal zijn, zoo niet
een federatie te vormen zooals Briand be
pleit. dan toch tenminste verscheidene kleine
groepen van staten die economisch verbon*
Over romantiek, sensatie en de noodzakelijkheid van
de amusementsfilm.
beide films dïe deze week als
hoofdnummers in twee Haarlem-
sche theaters draaiden geven
een t.ypischen kijk op de intenties
van de groote filmproducten, die
weten wat het groote publiek wil! De kunst
film is goed voor de laboratoria der voor
hoede en bij wijze van uitzondering ook wel
eens voor het betere deel van de theaterbe
zoekers. En daarom kan men het woord van
Tolstoi's „Levende Lijk" overnemen: zegt
Fedja niet in zijn bekentenissen„Es fehl-
ten die Rosinen im Kuchen"? De rozijnen
ontbraken in de koek. Dit woord gaat dik
wijls op, óók voor de commercieele filmin
dustrie.
Zoowel „De Ark van Noach" als „Wolga
Wolga" zijn twee weldoorbakken koeken, die
met smaak verorberd zullen worden, al ont
brak er toch wel iets aan
Wat „De Arke van Noach" aangaat, één
der collega's maakte de niet onverdienste
lijke opmerking dat het was alsof men aan
een kind een millioen gegeven had. In ver
schillende opzichten is deze karakteristiek
inderdaad juist. De Amerikanen hebben het
geweldigste aangepakt er'millioenen dollars
aan besteed en vele maanden arbeid....
Deze film werd een stortvloed van geweldig
heden, een zee van superlatieven, een pom
peus kijkspel, een revue van enormiteiten en
legt tegelijkertijd getuigenis af van een zeer
kinderlijke wijsgeerigheid.
Warner Bros had voor deze film. behalve
Dolores Costello, George O'Brien, Noah
Beery en Louise Fazenda. tienduizenden fi
guranten noodig en drie jaaj- gestadigen ar
beid. Er komt dan ook wat voor
kijken om den zondvloed met alles wat
daarbij hoort en den wereldoorlog in één
spel te verwezenlijken! Wij zien op deze film
(die terecht „rolprent" geheeten mag wor
den) oude culturen i nelkander storten, wij
zien Babel en den Toren, wij zien de Ark en
den vernietigenden Zondvloed, wij zien Chal-
dea en wij zien Parijs, wij zien tempels uit
de grijze oudheid verbrijzeld worden, een
sneltrein zich te pletter rijdenwij zien
hoe de zondvloed de aarde met water bedekt
en hoe de wereldoorlog den grond mét bloed
drenkt
En wij beseffen eveneens dat wij op een
rare wereld wonen. Er zijn gebieden op onze
kleine aarde, waar duizenden van honger
omkomen en eenige dagen of uren verder is
er toch een Hollywood of een Neubabelsberg
waar milliarden en nog eens milliarden be
steed worden met het scheppen van louter
illusies.
„De arke van Noach" is een demonstratie
van de betrekkelijke almacht van het geld.
De „Arke van Noach" is „Sight seeing" door
alle eeuwen; een regisseur blaast op een
fluitje en de zondvloed rijst, de wereld ver
gaathet leger van tien duizenden figu
ranten wordt weggevaagd door het water en
doet straks weer dienst op de Fransche slag
velden of in de Parijsche cabarets, in de
schouwburgen of in de sneltreinen of op de
beurzen
Als ge dus wat wilt zien?
En dan „Wolga Wolga"; ook deze film is
zwaar van min of meer naïve romantiek,
ook hier kan men zich verlustigen aan de
bonte prenten die Amerika, van een Russisch
zegeltje voorzien, de wereld instuurde.
In Duitschland wordt op het oogenblik een
blad uitgegeven dat de uitgave van de zooge
naamde „Schund"-lectuur propageert. In dit
blad wordt de stelling verdedigd dat het dom
is het lezen van minderwaardige en op
windende lectuur te bestrijden. De redactie
is dè meening toegedaan, dat „Schund"-lec-
tuur de noodige expansie verschaft aan zeke
re jeugdige geesten, die zonder die expansie
tot erger kwaad zouden vervallen. Wij den
ken er niet aan om op deze plaats het voor
of tegen van dergelijke gewaagde veronder
stellingen te bespreken, wel treft ons een
typische overeenkomst (al heeft de film
„Wolga Wolga" niets met minderwaardige en
opwindende elementen te maken). Is de ge
heele filmproductie die men kan rangschik
ken onder de begrippen romantisch, pathe
tisch of sensationeel niet een reactie op de
bloedarmoede waaraan onze tijd lijdt?
Bloedarmoede die „nieuwe zakelijkheid" ge
noemd wordt of „rationalisatie" of „techniek"
of „efficiency"? Want het moge dan waar
zijn dat er een kleine groep van uitverko
renen bestaat, die zonder zich aan sno
bisme schuldig te maken geestelijk geluk
kig kan zijn met de voortbrengselen van de
moderne kunst, men zal toch niet durven
beweren dat de millioenen eenvoudIgen van
geest hun leven kunnen vermooien met die
uitingen van een zoekenden scheppingsdrang
die het kunstleven van dezen tijd gewoonlijk
inspireert. De groote massa heeft klaarblij
kelijk iets noodig waar zij zich zat op kan
staren, waar zij zich onbevangen mee kan
amuseeren; scheppen lichaam en geest die
vermoeid zijn niet het meeste behagen in
kinderlijke genoegens? Is het zoo'n wonder
dat men het prentenboek „bioseoop" op
slaat wanneer men een dagtaak achter den
rug heeft?
Als men het vraagstuk zoo bekijkt dan zou
men Hollywood en Neubabelsberg dus nog
dankbaar moeten zijn voor alle illusies die
zij de wereld in sturen.
Als zij het maar niet al te bont maken.
„Wolga Wolga" nu behoort tot die melo
dramatische gevallen die er in den regel grif
in gaan.
Het oude Rusland (uit de achttiende eeuw)
met zijn opstandige kozakken en heersch-
zuchtige bojaren, met zijn merkwaardige hel
denfiguren, zijn kleur, zijn primitieve harts
tochten, is nog steeds een dankbaar onder
werp voor een handigen regisseur. De huidige
filmtechniek maakt bovendien een volmaak
te weergeving mogelijk, en het artikel „mu
ziek in blik" garandeert een gave en alleszins
te waardeeren accompagnement.
Het leven van den theater-directeur is er
inmiddels ook niet makkelijker op geworden.
Wij hebben dit keer ook eens een kijkje ge
nomen achter coulissen, of beter gezegd, in
de cabine van den operateur.. „Wolga Wolga"
is namelijk een stomme film die men op de
reis door de wereld echter een muzikale
illustratie heeft meegegeven in den vorm
van vier en veertig gramophoonplaten!
Tot diep in den nacht moest er gerepeteerd
wordenIedere plaat moet op tijd ge
draaid worden, en behoort bij een bepaald
fragment. En dan zijn er nog de aparte pla
ten voor signalen, hoornstooten, gongslagen
en dergelijken
En ik herinner mij nog zoo goed dien goe
den explicateur uit den goeden ouden tijd
toen de donkere zaal nog door middel van
kaarsjes in een schemerachtig rood gehuld
was, ik denk nog wel eens met een stille
vereering aan meneer Wessels, die zoo prach
tig miauwen kon en zoo goed het huilen van
een zuigeling imiteerde en die zoo'n heerlijk
helsch kabaal kon ontwikkelen bij een dolle
gooi- cn smijtpartij
I4. A.
den zijn en waar Internationale samenwer»
king in de plaats zal komen van economischen
strijd. En zoodra deze economische federa
ties tot stand zijn gekomen hebben we alle
reden de onderlinge verbintenis van deze
staten niet alleen in economisch, maar ook
in politiek opzicht voor te bereiden.
Het is duidelijk, dat naarmate meer Euro-
peesche volken in nauwer contact met elkaar
worden gebracht ook het gevoel van onzeker
heid, dat nog steeds heerscht, zal vermin
deren, terwijl het resultaat zal zijn, dat de
landen er in zullen toestemmen te ontwape
nen, zonder daarbij allerlei voorwaarden te
stellen.
Nu is de Volkenbond zich zóó bewust van
de noodzakelijkheid der totstandkoming van
een Europeesche federatie dat hij geen enkel
middel om dit doel te bereiken ongebruikt
heeft gelaten; in het bijzonder heeft de
Vol'ienbond getracht de menschheid er op
voor te bereiden door over de geheele wereld
de publieke meening te winnen. Op deze
wijze zijn drie belangrijke internationale
lichamen in het leven geroepen, die te zamm
met den bond werken en de internationale
samenwerking bevorderen, speciaal op intel
lectueel terrein. De bond heeft beseft, dat
ten aanzien van een samenvoeging der
naties niet alleen veel gedaan kan wor
den door hen te laten samenwerken waar dat
mogelijk is, maar dat ook gepoogd zal moeten
worden het jonge geslacht meer internatio
naal te doen gevoelen en denken.
In Rome heeft de Volkenbond twee In
stellingen in het leven geroepen. De eeno
heet „L'Institut des Droits Prives" en de
andere: „Het internationale instituut voor
opvoedkundige films". Zij hebben vóór alles
ten doel een Internationalen geest in de
menschheid te wekken, terwijl de „Inter
nationale commissie voor intellectueele
samenwerking", in Genève tot stand gekomen
onder de auspiciën van de ..Assemblée" van
1922 met de bedoeling „in het algemeen de
wijze te bestudeéTen waarop de Intellectueele,
internationale betrekkingen, die reeds bestaan
vereenvoudigd en uitgebreid kunnen worden"
in Januari 1926, een Internationaal instituut
voor intellectueele samenwerking heeft opge.
richt, met Parijs als het middelpunt van zijn
arbeid, dat ongeveer hetzelfde doel be*
oogt, maar dat, als gevolg van zijn uitge»
strekt arbeidsterrein, oneindig veel meer vrij
heid en invloed heeft.
Omdat laatstgenoemd lichaam altijd in on
middellijk contact met Genève staat, voert het
niet alleen alle instructies van de Internatio
nale Commissie voor Internationale Samen
werking uit. maar onderhoudt diet bovendien
nauwe relaties met niet minder dan 44 vol
ken waarvan er 36 nationale commissies
bezitten, gekozen uit de voornaamste intel
lectueele kringen die er bij aangesloten
zijn.
Ook heeft het Instituut o.a. het plan een
voortdurende intellectueele samenwerking tot
stand te brengen tusschen de geleerden, de
artisten, de professoren, de studenten en de
leerlingen van ieder volk, waarbij het zich
van den steun van de meest eminente men-
schen op elk gebied verzekerd heeft (Einstein
in Duitschland, Madame Curie in Polen,
Gilbert Murray in Engeland, Paul Painlevé in
Frankrijk, Kellogg in Amerika, enz.
Zijn invloed strekt zich over de geheele
wereld uit.
Teneinde in het bijzonder de Jongeren te
bereiken heeft het een centrum voor inlich
tingen aan scholleren gesticht om de begin
selen van den Volkenbond op de scholen van
ieder land bekend te maken. Honderden van
zulke groepen zooals „De internationale
studentenbond", de „Internationale raad van
padvindsters" zijn er in opgenomen en ecni*
gen tijd geleden heeft het zelfs getracht
streng de hand te doen houden aan de be
roemde „Casares Resolutie", die door den
Volkenbond is aangenomen en waarbij het de
bevoegdheid kreeg als bemiddelaar op te
treden tusschen de volken, in het geval een
bepaald land zich beleedigd mocht voelen
door zekere onaangename uitdrukkingen, die
in de schoolboeken van een ander land te
vinden zijn. Volgens mijn meening is Ca»
sares' opvatting, dat alle schoolboeken, in het
bijzonder geschiedenisboeken, van elk land,
gezuiverd moeten worden van iedere zinsnede,
die voor een ander land kwetsend is, heel juist
en ik verneem, dat de bond aan ieder aan
gesloten land zijn goedkeuring van dezen
maatregel heeft kenbaar gemaakt. Tot nu
toe is er evenwel weinig gedaan om Casares'
idee ten uitvoer te brengen, maar de Fransche
Duitsche en Tsjecho-Slowaaksche regeeringen
zijn van plan geschiedenisboeken in omloop
te brengen, waarin een hoofdstuk zal worden
gewijd aan den Volkenbond en de idealen,
die er aan ten grondslag liggen; het kleine
Denemarken heeft reeds zulk een handboek
uitgegeven.
Zooals ik hierboven reeds zelde, is heb
buitengewoon belangrijk het geschiedenis
onderwijs in de aangegeven richtingen te ver
eenvoudigen, want er is geen beter middel om
den chauvinlstischen geest, die totnogtoe de
oorzaak van de meeste onzer moeilijkheden
is geweest, te vernietigen. Deze taak is vol
gens mij uitvoerbaar, wanneer er tusschen
de leerkrachten van de voornaamste volken
een Internationale samenwerking tot stand is
gekomen en ik weet, dat in deze richting reeds
stappen zijn gedaan.
Als men mij nu vraagt of, gesteld dat dezo
federatie Inderdaad tot stand komt, ik meb
het oog op de toekomst optimistisch ge
stemd ben. zou ik daar noch ontkennend,
noch bevestigend op kunnen antwoorden. Op
timism e en pessimisme hebben naar m.ja
opvatting geen beteekenis.
Een noodlot bestaat mijns'* inziens niet.
Een volk maakt zijn eigen lot.
CNadurk verboden)j