ATERDAGAVO EUROPA OVER VIJFTIG JAAR. DE VACANTIE ONZER VOOROUDERS. FT1"'™;-"1' ZATERDAG 28 JUNI 1930 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDE BLAD Een speelreisje of een dagje in de wei. De geliefde xoordt naar zee gedragen. e zijn weer 'begonnen, de vacantie- en reismaanden. Onze voorouders ken den niet de vacantie zooals wij thans, maar toch hadden zij hun speelreisjes te land en te water als een oud-vaderlandsch. zomervermaak, waar bij vrienden en vriendinnen uitgingen met den wagen of een schuit en welke tochtjes van l'tot 3 dagen duurden. Wat een leven, wat een sweeven, In mijn schoone lommerdreven 1 Wat een jubelend geschal Van de jonckheit overal! Wat geschater, wat geblater, Wat een nachtegaal gesnater, Wat een losheid, wat een swier, Wat al voncken, wat al vier, Wat een jolich spelemeijen, Wat al bonte maegdenreyen, Wat al jonckers aen mijn vliet, In het boschloof, tusschen 't riet! Gewoonlijk ging de reis niet verder dan naar een dichtbijgelegen stad of een beziens waardige streek. De zeer welgestelden gingen soms wel tot Kleef. Zoo lezen we van een Haagsch gezelschap waarbij zich bevonden de gezusters Susanna en Catharina Staats, twee Raadsheeren, Schilders en Stapels, Jan Spronssen en de kapitein Bertery, dat bij kapitein Biesevelt te Overschie op een vischmaal genoodigd was. Eten en drinken 'behoorden nu eenmaal ook tot de vermaken onzer voorouders en ofschoon de gasten vast besloten waren 's avonds weer terug te gaan, beviel het hun zóó goed, dat zij er nog twee dagen aanknoopten. Het was op een Vrijdag, 's morgens vroeg, midden in den zomer dat de „zoete Haagsche bende" opweg trok met de trekschuit: Ja, een schip wel uitgerust Van al wat de mond gelust. Etende, drinkende, pratende en lachende was men, vóór men het wist in Delft. Hier ge bruikten zij: Wat ververschlng naar den èLsch Niemand stierf er op de reis. Gelijk gezegd, kwam men op het vischmaal tot de conclusie, dat één dag toch eigenlijk te kort is voor zulk een pret en allen, Biese= velt en vrouw incluis, gingen naar Rotter* dam: En een glaasje vol geschonken En eens op de reis gedronken; Honderd gulden tot een boet, Zal hij geven, die 't niet doet! 0Z0 gaat een van de medereizigers met zijn rijm verder; van dag tot dag wordt er steeds weer den nadruk op gelegd, hoe goed er gegeten wordt. Maar ook de speelreisjes van één enkelen dag waren een geliefd vermaak voor de oud- Hollandsche jeugd, vooral omdat er menig liefdesband werd aangeknoopt, waarvan men de hechtheid beoordeelde uit de sterkte van de grashalmpjes, welk spel den naam van grasjesbinden droeg. Ook wel voorspelden de meisjes onder el kaar uit de lengte van de geplukte halmen, wie de eerste bruid zou zijn: Men stemde daer na 't duyn te loopen: Om de graesjes vast te knoopen, Coridon t-heegh eerst vooruyt, Die sou d' eerst graesjes binde Yder liep-met zijn beminde, Sien wie eerst soud' sijn de Bruyt. Wanneer die spelevaarten langs den zee kant voerden, waren de dames nog niet ge lukkig. Zij werden dan door den jongelui in zee gedragen, wat, naar men meende, een uitstekend middel was om het karakter van •het meisje te leeren kennen. Verweerde zij zich desnoods met krabben en schoppen, dan kon de geliefde weten, dat hij geen makke lijk vrouwtje aan haar zou hebben. Verdroeg zij de plagerijen echter geduldig, dan was zij zacht en volgzaam van aard. Waren haar kleeren het eerste, waar zij zich angstig over maakte, dat zij zouden be derven," dan kon hij er zeker van zijn een zuinige huisvrouw te vinden. Men zou misschien meenen, dat die speel reisjes alleen het voorrecht waren van de beter gesitueerden, maar het moest in Hol land en Zeeland wel een heel arm huisgezin zijn, dat in den zomer niet een tochtje te water of te land maakte en op zoo'n dag den pot verteerde, waarvoor zij allen een heel jaar lang wekelijks een stuivertje hadden weggelegd. Want als het zomer was, dan moest iedereen er toch eens op uit, al was 'het dan alleen maar zooals grootvader het deed, naar „den boer", om eens een dagje echt landelijk door te brengen. Dat wil zeg gen bij de koeien in het gras te loopen en met de schuit in de sloot te roeien. De Am sterdammers gingen ook wel naar Schelling- woude, om er op den dijk koffie te drinken en de medegebrachte saucijzenbroodjes te verorberen, terwijl de voornamere Amster dammers jaarlijks naar Halfweg gingen, om er baas te eten en witten wijn te drinken. Die spelerijen waren een echt volksver maak, welks genoegen vooral bestond in het buiten zijn, in het zingen want de liede- renboekjes gingen mee in het lekker eten en drinken (zoeten en zuren room, versch geplukte kersen, oude en jonge kaas, versch gebakken brood en knappende beschuitjes, terwijl het middagmaal uit visch met boter saus bestond) en last nog least het „heulen" of kussen. Dé" légende verhaa.lt, dat een Haagsche jonker zijn geliefde op een zomeravond schaakte en bij Leidschendam, daar het in middels donker was geworden, door de duisternis misleid, in de vaart reed. De voerman, geheel van streek, holde naar het dorp, roepende: „Heul, heul! (Hulp), terwijl hij onderwijl de beide gelieven kalm liet ver drinken. Deze geschiedenis zou zoo'n indruk ge maakt hebben, dat het van toen af gewoon te werd op alle bruggen „heul!" te roepen, zijn vrijster te omarmen en te kussen uit dankbaarheid, dat men gelukkig weer aan een gevaar was ontkomen! Vergeleken bij vroeger kunnen wij thans feitelijk niet meer spreken van „reizen"; wij verplaatsen ons eenvoudig op de meest com fortabele manier. Dat reizen vroeger altijd een pretje was, moet men zich werkelijk niet verbeelden. Soms verloren de reizigers langs de maar half gebaande wegen den weg, of liepen gevaar op de oneffenheden met wa gen en al om te slaan. Maar als het goed ging, had men ook dub bel pret, missohien meer dan tegenwoordig, want een greintje waarheid ligt er wel in de uitspraak van Achille Tournier, waar hij schrijft: .De plezïertreinen zijn vol vervelin gen, die zich verplaatsenI" W. S. SCHILDERIJEN VAN ZAND. Wij kennen allen de zandbouwwerken. die jongens en meisjes aan het strand maken. Minder bekend is het, dat met zand ook kan worden „geteekend". Onlangs bevatten ver schillende geïllustreerde bladen de afbeel ding van een kunstig, van zand vervaar digd „tapijt" in een Drentsche boerenwo ning. Iets dergelijks is ook te zien in een dorp bij Brussel, waar in een café een zandtapijt op den grond ligt, in verschillende kleuren en zeer fraai van teekening. Het merk waardige is, dat dit kunstwerk (een copie van een écht schilderij, dat aan den wand hangt in hetzelfde lokaal) door een oude dame is vervaardigd. Zij heeft er ongeveer twee maanden over gedaan. Het „zand- klced" is ongeveer 20 voet lang en 20 voet breed. Sedert dit kleed „gelegd" is, is het aantal bezoekers van het café zeer toegenomen. Een voordeel is, dat men dit soort tapijten zoo lang kan laten liggen als men wil, zonder dat ze slijten. Er is een familie in Engeland, die hetzelfde zandtapijt gedurende meer dan 80 jaren bewaard heeft. En het verkeert nog steeds in uitstekende conditie. Het kantoor ontvangt de tijding dat de baas zijn boot terug uit Amerika heeft gemist. (The Humorist). Zal de geschiedenis zich herhalen Hoe er een geheele ommekeer in het onderwijs moet komen. Door EDOUARD HERRIOT. den beroemden Franschen staatsman, voorzitter van de Fransche Kamer van Afgevaardigden. Om een vraag als de bovenstaande te be antwoorden, is heel wat moed noodig en ik moet- eerlijk bekennen, dat ik mij niet be- vcegd acht deze quaestie anders dan zeer in het algemeen te bespreken. Een van de voor naamste eigenschappen van evolutie is altijd geweest dat nog nooit de zorgvuldigste studie en het meest nauwgezette onderzoek van oor zaken en gevolgen in ieder geval hebben kunnen leiden tot een voorspelling van wat de toekomst zal brengen. Politieke en econo mische gebeurtenissen vinden niet plaats volgens een vooraf opgemaakt plan en er is altijd iets onverwachts in. De dingen ge- schieden zelden zooals men het verwacht: wanneer dit het geval was, zouden wij altijd het onaangename kunnen vermijden en ideale toestanden in het leven kunnen roC' pen. Na iedere gewichtige gebeurtenis is het natuurlijk altijd mogelijk, de omstandigheden aan te wijzen die tot die gebeurtenis hebben geleid, maar als ik mij er toe zet. te zeggen hoe de toestand in Europa in 1980 zal zijn, ben ik nauwelijks in staat de strooming der evolutie van onzen tijd aan te dulden en den weg aan te wijzen, dien wij moeten vol» gen als wij den internationalen vrede willen verkrijgen en het welzijn der menschheid be vorderen. Ik geef mij niet uit voor een profeet, maar ik geloof oprecht in de mogelijkheid van een zeer nabije verwezenlijking van het denk beeld: een Federatie van de Staten van Europa in economisch, politiek en intellectueel opzicht. Het plan voor de, Vereenigde Staten van Epropa heeft algemeen belangstelling ge wekt en de gedachte aan het. algemeen wel zijn en het gemeenschappelijk belang, die er aan ten grondslag ligt, wint meer en meer veld. Ieder volk begint te begrijpen, dat de beste manier om den toestand van het land te verbeteren niet ligt in een economische afscheiding, maar juist in het wegnemen van de economische afsluitboomen, die de poiitici hebben opgericht om hun landen onafhanke lijk van andere landen te maken. Overwin naars, zoowel als overwonnenen lijden nog steeds onder de naweeën van den oorlog en daarom denk ik, dat er geen land bestaat, dat zich tegen een economische federatie zou verzetten. Hoe dat in de toekomst zal worden, is iets wat met geen mogelijkheid kan worden voor speld, maar te oordeelen naar de vorderingen, die het plan van Briand maakt, niet alleen in Genève, maar over de geheele wereld, ben ik er van overtuigd, dat zelfs die volken, die het meest tot uitstel geneigd zijn, in de naaste toekomst in de aangegeven richting een werkzaam aandeel zullen nemen. Wan neer de internationale afhankelijkheid vol ledig wordt beseft, dan veronderstel ik dat het' betrekkelijk gemakkelijk zal zijn, zoo niet een federatie te vormen zooals Briand be pleit. dan toch tenminste verscheidene kleine groepen van staten die economisch verbon* Over romantiek, sensatie en de noodzakelijkheid van de amusementsfilm. beide films dïe deze week als hoofdnummers in twee Haarlem- sche theaters draaiden geven een t.ypischen kijk op de intenties van de groote filmproducten, die weten wat het groote publiek wil! De kunst film is goed voor de laboratoria der voor hoede en bij wijze van uitzondering ook wel eens voor het betere deel van de theaterbe zoekers. En daarom kan men het woord van Tolstoi's „Levende Lijk" overnemen: zegt Fedja niet in zijn bekentenissen„Es fehl- ten die Rosinen im Kuchen"? De rozijnen ontbraken in de koek. Dit woord gaat dik wijls op, óók voor de commercieele filmin dustrie. Zoowel „De Ark van Noach" als „Wolga Wolga" zijn twee weldoorbakken koeken, die met smaak verorberd zullen worden, al ont brak er toch wel iets aan Wat „De Arke van Noach" aangaat, één der collega's maakte de niet onverdienste lijke opmerking dat het was alsof men aan een kind een millioen gegeven had. In ver schillende opzichten is deze karakteristiek inderdaad juist. De Amerikanen hebben het geweldigste aangepakt er'millioenen dollars aan besteed en vele maanden arbeid.... Deze film werd een stortvloed van geweldig heden, een zee van superlatieven, een pom peus kijkspel, een revue van enormiteiten en legt tegelijkertijd getuigenis af van een zeer kinderlijke wijsgeerigheid. Warner Bros had voor deze film. behalve Dolores Costello, George O'Brien, Noah Beery en Louise Fazenda. tienduizenden fi guranten noodig en drie jaaj- gestadigen ar beid. Er komt dan ook wat voor kijken om den zondvloed met alles wat daarbij hoort en den wereldoorlog in één spel te verwezenlijken! Wij zien op deze film (die terecht „rolprent" geheeten mag wor den) oude culturen i nelkander storten, wij zien Babel en den Toren, wij zien de Ark en den vernietigenden Zondvloed, wij zien Chal- dea en wij zien Parijs, wij zien tempels uit de grijze oudheid verbrijzeld worden, een sneltrein zich te pletter rijdenwij zien hoe de zondvloed de aarde met water bedekt en hoe de wereldoorlog den grond mét bloed drenkt En wij beseffen eveneens dat wij op een rare wereld wonen. Er zijn gebieden op onze kleine aarde, waar duizenden van honger omkomen en eenige dagen of uren verder is er toch een Hollywood of een Neubabelsberg waar milliarden en nog eens milliarden be steed worden met het scheppen van louter illusies. „De arke van Noach" is een demonstratie van de betrekkelijke almacht van het geld. De „Arke van Noach" is „Sight seeing" door alle eeuwen; een regisseur blaast op een fluitje en de zondvloed rijst, de wereld ver gaathet leger van tien duizenden figu ranten wordt weggevaagd door het water en doet straks weer dienst op de Fransche slag velden of in de Parijsche cabarets, in de schouwburgen of in de sneltreinen of op de beurzen Als ge dus wat wilt zien? En dan „Wolga Wolga"; ook deze film is zwaar van min of meer naïve romantiek, ook hier kan men zich verlustigen aan de bonte prenten die Amerika, van een Russisch zegeltje voorzien, de wereld instuurde. In Duitschland wordt op het oogenblik een blad uitgegeven dat de uitgave van de zooge naamde „Schund"-lectuur propageert. In dit blad wordt de stelling verdedigd dat het dom is het lezen van minderwaardige en op windende lectuur te bestrijden. De redactie is dè meening toegedaan, dat „Schund"-lec- tuur de noodige expansie verschaft aan zeke re jeugdige geesten, die zonder die expansie tot erger kwaad zouden vervallen. Wij den ken er niet aan om op deze plaats het voor of tegen van dergelijke gewaagde veronder stellingen te bespreken, wel treft ons een typische overeenkomst (al heeft de film „Wolga Wolga" niets met minderwaardige en opwindende elementen te maken). Is de ge heele filmproductie die men kan rangschik ken onder de begrippen romantisch, pathe tisch of sensationeel niet een reactie op de bloedarmoede waaraan onze tijd lijdt? Bloedarmoede die „nieuwe zakelijkheid" ge noemd wordt of „rationalisatie" of „techniek" of „efficiency"? Want het moge dan waar zijn dat er een kleine groep van uitverko renen bestaat, die zonder zich aan sno bisme schuldig te maken geestelijk geluk kig kan zijn met de voortbrengselen van de moderne kunst, men zal toch niet durven beweren dat de millioenen eenvoudIgen van geest hun leven kunnen vermooien met die uitingen van een zoekenden scheppingsdrang die het kunstleven van dezen tijd gewoonlijk inspireert. De groote massa heeft klaarblij kelijk iets noodig waar zij zich zat op kan staren, waar zij zich onbevangen mee kan amuseeren; scheppen lichaam en geest die vermoeid zijn niet het meeste behagen in kinderlijke genoegens? Is het zoo'n wonder dat men het prentenboek „bioseoop" op slaat wanneer men een dagtaak achter den rug heeft? Als men het vraagstuk zoo bekijkt dan zou men Hollywood en Neubabelsberg dus nog dankbaar moeten zijn voor alle illusies die zij de wereld in sturen. Als zij het maar niet al te bont maken. „Wolga Wolga" nu behoort tot die melo dramatische gevallen die er in den regel grif in gaan. Het oude Rusland (uit de achttiende eeuw) met zijn opstandige kozakken en heersch- zuchtige bojaren, met zijn merkwaardige hel denfiguren, zijn kleur, zijn primitieve harts tochten, is nog steeds een dankbaar onder werp voor een handigen regisseur. De huidige filmtechniek maakt bovendien een volmaak te weergeving mogelijk, en het artikel „mu ziek in blik" garandeert een gave en alleszins te waardeeren accompagnement. Het leven van den theater-directeur is er inmiddels ook niet makkelijker op geworden. Wij hebben dit keer ook eens een kijkje ge nomen achter coulissen, of beter gezegd, in de cabine van den operateur.. „Wolga Wolga" is namelijk een stomme film die men op de reis door de wereld echter een muzikale illustratie heeft meegegeven in den vorm van vier en veertig gramophoonplaten! Tot diep in den nacht moest er gerepeteerd wordenIedere plaat moet op tijd ge draaid worden, en behoort bij een bepaald fragment. En dan zijn er nog de aparte pla ten voor signalen, hoornstooten, gongslagen en dergelijken En ik herinner mij nog zoo goed dien goe den explicateur uit den goeden ouden tijd toen de donkere zaal nog door middel van kaarsjes in een schemerachtig rood gehuld was, ik denk nog wel eens met een stille vereering aan meneer Wessels, die zoo prach tig miauwen kon en zoo goed het huilen van een zuigeling imiteerde en die zoo'n heerlijk helsch kabaal kon ontwikkelen bij een dolle gooi- cn smijtpartij I4. A. den zijn en waar Internationale samenwer» king in de plaats zal komen van economischen strijd. En zoodra deze economische federa ties tot stand zijn gekomen hebben we alle reden de onderlinge verbintenis van deze staten niet alleen in economisch, maar ook in politiek opzicht voor te bereiden. Het is duidelijk, dat naarmate meer Euro- peesche volken in nauwer contact met elkaar worden gebracht ook het gevoel van onzeker heid, dat nog steeds heerscht, zal vermin deren, terwijl het resultaat zal zijn, dat de landen er in zullen toestemmen te ontwape nen, zonder daarbij allerlei voorwaarden te stellen. Nu is de Volkenbond zich zóó bewust van de noodzakelijkheid der totstandkoming van een Europeesche federatie dat hij geen enkel middel om dit doel te bereiken ongebruikt heeft gelaten; in het bijzonder heeft de Vol'ienbond getracht de menschheid er op voor te bereiden door over de geheele wereld de publieke meening te winnen. Op deze wijze zijn drie belangrijke internationale lichamen in het leven geroepen, die te zamm met den bond werken en de internationale samenwerking bevorderen, speciaal op intel lectueel terrein. De bond heeft beseft, dat ten aanzien van een samenvoeging der naties niet alleen veel gedaan kan wor den door hen te laten samenwerken waar dat mogelijk is, maar dat ook gepoogd zal moeten worden het jonge geslacht meer internatio naal te doen gevoelen en denken. In Rome heeft de Volkenbond twee In stellingen in het leven geroepen. De eeno heet „L'Institut des Droits Prives" en de andere: „Het internationale instituut voor opvoedkundige films". Zij hebben vóór alles ten doel een Internationalen geest in de menschheid te wekken, terwijl de „Inter nationale commissie voor intellectueele samenwerking", in Genève tot stand gekomen onder de auspiciën van de ..Assemblée" van 1922 met de bedoeling „in het algemeen de wijze te bestudeéTen waarop de Intellectueele, internationale betrekkingen, die reeds bestaan vereenvoudigd en uitgebreid kunnen worden" in Januari 1926, een Internationaal instituut voor intellectueele samenwerking heeft opge. richt, met Parijs als het middelpunt van zijn arbeid, dat ongeveer hetzelfde doel be* oogt, maar dat, als gevolg van zijn uitge» strekt arbeidsterrein, oneindig veel meer vrij heid en invloed heeft. Omdat laatstgenoemd lichaam altijd in on middellijk contact met Genève staat, voert het niet alleen alle instructies van de Internatio nale Commissie voor Internationale Samen werking uit. maar onderhoudt diet bovendien nauwe relaties met niet minder dan 44 vol ken waarvan er 36 nationale commissies bezitten, gekozen uit de voornaamste intel lectueele kringen die er bij aangesloten zijn. Ook heeft het Instituut o.a. het plan een voortdurende intellectueele samenwerking tot stand te brengen tusschen de geleerden, de artisten, de professoren, de studenten en de leerlingen van ieder volk, waarbij het zich van den steun van de meest eminente men- schen op elk gebied verzekerd heeft (Einstein in Duitschland, Madame Curie in Polen, Gilbert Murray in Engeland, Paul Painlevé in Frankrijk, Kellogg in Amerika, enz. Zijn invloed strekt zich over de geheele wereld uit. Teneinde in het bijzonder de Jongeren te bereiken heeft het een centrum voor inlich tingen aan scholleren gesticht om de begin selen van den Volkenbond op de scholen van ieder land bekend te maken. Honderden van zulke groepen zooals „De internationale studentenbond", de „Internationale raad van padvindsters" zijn er in opgenomen en ecni* gen tijd geleden heeft het zelfs getracht streng de hand te doen houden aan de be roemde „Casares Resolutie", die door den Volkenbond is aangenomen en waarbij het de bevoegdheid kreeg als bemiddelaar op te treden tusschen de volken, in het geval een bepaald land zich beleedigd mocht voelen door zekere onaangename uitdrukkingen, die in de schoolboeken van een ander land te vinden zijn. Volgens mijn meening is Ca» sares' opvatting, dat alle schoolboeken, in het bijzonder geschiedenisboeken, van elk land, gezuiverd moeten worden van iedere zinsnede, die voor een ander land kwetsend is, heel juist en ik verneem, dat de bond aan ieder aan gesloten land zijn goedkeuring van dezen maatregel heeft kenbaar gemaakt. Tot nu toe is er evenwel weinig gedaan om Casares' idee ten uitvoer te brengen, maar de Fransche Duitsche en Tsjecho-Slowaaksche regeeringen zijn van plan geschiedenisboeken in omloop te brengen, waarin een hoofdstuk zal worden gewijd aan den Volkenbond en de idealen, die er aan ten grondslag liggen; het kleine Denemarken heeft reeds zulk een handboek uitgegeven. Zooals ik hierboven reeds zelde, is heb buitengewoon belangrijk het geschiedenis onderwijs in de aangegeven richtingen te ver eenvoudigen, want er is geen beter middel om den chauvinlstischen geest, die totnogtoe de oorzaak van de meeste onzer moeilijkheden is geweest, te vernietigen. Deze taak is vol gens mij uitvoerbaar, wanneer er tusschen de leerkrachten van de voornaamste volken een Internationale samenwerking tot stand is gekomen en ik weet, dat in deze richting reeds stappen zijn gedaan. Als men mij nu vraagt of, gesteld dat dezo federatie Inderdaad tot stand komt, ik meb het oog op de toekomst optimistisch ge stemd ben. zou ik daar noch ontkennend, noch bevestigend op kunnen antwoorden. Op timism e en pessimisme hebben naar m.ja opvatting geen beteekenis. Een noodlot bestaat mijns'* inziens niet. Een volk maakt zijn eigen lot. CNadurk verboden)j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 15