en
5. (In'gei. 'door W. B. Z-T
iémand yan wlen we veel houden
$en lekkere vrucht
c
.een gezonde drank
een ander woord voor yeld.
t
zit aan onze hand.
if
een meisjesnaam
een ander woord voor elk,
groeit aan den eikeboom.
Iedere sport bestaat uit 5 letters.
De voorletters van de sporten noemt
iets, dat we met vreugde tegemoet
zien.
6. (Ingez. door W. B. Z.
Vul in de volgende zinnen de
streepjes in en wel zoo, dat de in
gevulde woorden samen een spreek
woord vormen.
Jan is blijven zitten, hij heeft niet
leeren.
Nu vader natuurlijk boos op
hem.
't Is jammer, hij had zoo'n pret
tige vacantie hebben.
fiaalde toch heel duidelijk zef. dat Je
Jn een Weeshuis beter op je plaats
was."
,,'k Bleef liever hier, tante."
,,'k Had je ook liever hier gehou
den Maart. Maar als je nu spreekt
van beter, dan zul je 't in een ge
sticht zeker beter hebben. Je weet nu
zelf hoe 't hier is, van de week heeft
oom Theo werk en de volgende week
zit hij zonder. Daar krijg je filnK
voedsel. Zoo'n kereltje als Keesje
geven ze daar versterkende midde
len. Maar nu ben je al blij, als je
hem een kopje melk kunt geven
„Maar de anderen zijn toch flink,"
zei Maartje op troostenden toon.
„Daar sta ik zelf versteld over Dat
is tenminste een grpote zegen."
Even was 't stil. Je hoorde het
klokken van 't kleintje.
„Als Maarten het nu maar goed
heeft op die boerderij," begon Maar
tje.
,Dat zal hij zeker. In den regel
hebben de menschen het daar zoo
veel beter dan wij stadslui. Als ik te
rugdenk aan mijn eigen jeugd. Ar
moede was een woord, dat ik alleen
uit mijn leesboek kende. Bij ons op
't dorp was geen armoe. En nou
Stil keek Maartje naar tante Greet.
Hoe jong ze nog was. ze begreep
maar al te goed, dat die altijd wer
kende, sloovende, tante Greet een
zwaar kruis droeg.
,,Als ik hier bleef, kon U weer uit
werken gaan," begon Maartje.
„Dat zou niet goed wezen, kind. Je
hebt veel te weinig geleerd, ook al
omdat je moeder zoo lang ziek was
Ik doe er verkeerd aan zoo bij de
pakken neer te zitten. Er zullen wel
weer betere tijden komen."
Het kleintje maakte nu allerlei
aardige geluidjes, zoodat Kees brug
en toren vergat en aan moeders
schoot ging staan. Moeder probeerde
zusje aan 't lachen te krijgen en 't
kleine ding schaterde zoo van pret,
dat 't net. was, of zorg en leed door
't geopende keukendeurtje naar bui
ten gingen.
„Ziezoo nu moet ik zusje toch
ook eens knuffelen," riep Maartje,
die den aardappelbak van haar
schoot nam en van tantes schoot het
kleine Marietje overnam.
„Ze moet gauw weer in de wieg,
want de aardappels moeten te vuur.
Straks komt de lieve jeugd thuis en
dan wou ik de kamer ook aan kant
hebben," vervolgde tante Greet.
(Wordt vervolgd.)
EEN VACANTIE-SPELLETJE
't Kan best zijn, dat de vacantie
ons wat regendagen geeft. Zorg er
voor dan toch goed gemutst te blij
ven en speel met elkaar een aardig
spelletje om de tafel. Ken je Han
delsreiziger? 't Is zoo: je gaat alle
maal om de tafel zitten en bent om
beurten handelsreiziger.
De eerste begint met A en zegt
b.v:. Ik ben Albert Appelboom. Ik
kom uit Arnhem en verkoop aard
beien.
No. 2: Ik ben Bertus van Booren,
en verkoop blikken boterkoeken.
No. 3: Ik ben Cornells Cuypers en
verkoop cacao.
Zoo ga je het A. B. C. door. Wie een
fout maakt moet een pand geven.
Tweemaal dezelfde namen of artike
len is niet geoorloofd.
NOG EEN KUNSTJE VOOR DE
VACANTIE
Neem een leege flesch, die van bin
nen goed droog is. Leg deze plat op
tafel. Leg nu in den hals een lucifer
en wel zóó, dat de kleinste helft
naar buiten steekt. Nu is de kunst
door blazen dit lucifertje in de flesch
te krijgen.
jOPLOSSING: WAT STAAT HIER?
Er stond Italië (en) Mussolini.
OPLOSSINGKLOKRAADSEL
De wijzers staan elf maal in een
half et-maal precies op elkaar.
Wat onze belang
stelling wekt.
China heeft t langste volkslied.
Bij kalm weer vliegt een postduif
met. een snelheid van l K.M. per mi
nuut. Bij matigen wind 11 2 K.M.
Hij sterken wind 2 K.M.
RAADSELS
(Deze raadsels zijn Ingezonden
door Jongens en Meisjes, die Onze
Jeugd lezen.)
Iedere maand worden onder de
beste oplossers vier boeken verloot.
AFDEELING I.
(10 Jaar en ouder)
1. (Ingez. door Papa ver t je).
Neem uit onderstaande schuil
namen telkens één letter, zoodat ge
een plaats bij Alkmaar krijgt.
Korenbloem, Damiaatje, Primula,
Goudelsje, Wenda, Zinnia.
2. (Ingez. door den kleinen Zee
man.)
Ik ben een heerlijke sport en be
sta uit 10 letters.
1 2 3 4 is een lichaamsdeel.
5 6 7 is speelgoed
10 9 8 is een meisjesnaam.
3. (Ingez. door den kleinen Zee
man.)
Mijn 1ste is een huisdier. Mijn 2de
is een nachtdier en mijn geheel is
een soort van mijn laatste en tevens
een Rubriekertjesnaam.
4. (Ingez. door den kleinen Zee
man).
Ik besta uit 3 lettergrepen. De 1ste
lettergreep noemt een edel metaal.
De twee volgende lettergrepen noe
men een meisjesnaam. Mijn geheel
is een sprookjesnaam en tevens een
Rubriekertj esnaam.
5. (Ingez. door Zwartkijkertje.)
Strikvragen.
a. Waarom zien ze 's zomers in
Zandvoort niet graag een neger van
ach teren?
b. Vijf en vijftig met een 0, welk
Limburgsch stadje schrijft men zoo?
6. (Ingez. door Crocus.) Driehoek
raadsel.
xxxxxxxxxx
x i
x II..,,
x I 1
x I t I
X f
X
X i I
X I
X
het nieuwste soort sport
maakt macht
een bekend vorst uit de Geschie
denis.
een buitenplaats dicht bij Haarlem
in een klooster.
een maand
een Duitsche stad
een soort steen
een landbouwwerktuig
een medeklinker.
De kruisjes moeten hetzelfde
woord vermelden.
AFDEELING II.
(Leeftijd 9 jaar en Jonger)
1. (Ingez. door Zinnia).
Mijn geheel is een schuilnaam van
13 letters
6 10 13 9 is een kleur
5 2 9 is een jongensnaam.
9 13 7 3 is een meisjesnaam
I 4 8 is een deel van den mond.
12 2 9 is speelgoed.
II 10 10 11 is niet ja.
2. (Ingez. door W. B. Z.)
Ik besta uit 14 letters en vele kin
deren bezoeken mij.
1 2 3 4 5 6 is spoedig gesloten.
12 13 11 is een meisjesnaam.
7 8 9 10 ligt achter ons huis.
14 6 5 11 is een kasteel
3. (Ingez. door W. B. Z.)
Verborgen bloemen.
a. Porcelein is broos, daarom moet
er voorzichtig mee zijn.
b. Ab, rem gauw, daar komt een
auto aan.
c. Alle lieden uit steden en dor
pen kwamen kijken.
d. Papa vertelde ons een mooi ver
haaltje.
Wie kan uit een paardebloem een
viervoetig dier halen, een versiering
voor dames, iets, dat op 't land groeit
iemand, die onder 't land woont. iets.
dat de bakker bereidt en iets, dat de
bakker verkoopt.
Raadseloplossingen
De raadseloplossingen der vorige
week zijn*
AFDEELING I
1. Tong-tang, Vergeet mij niet.
Zuurkool. Zijn evenbeeld. Dat ze al
lebei oud waren. Een kater. Omdat
hij er niet onder kan rijden. Iemand
dronk ze op met zijn hoed op. As
sendelft. Als men niet doof is, alles.
2. Beer, peer, meer, teer.
3. Brem, tulp, anjer.
4. Umuiden.
5. Mopperen.
6. Schijn bedriegt.
AFDEELING II.
1. Pil.
2. Palm, lamp, kameel
3. Baas, gaas, haas, kaas, Maas,
vaas, waas.
4. De letter e.
5. Paard, paar, aard, aar.
6. Tafelstoel.
Goede oplossingen ontvangen van:
De kleine Vogelvriend 6 De kleine
Violist 6 Vice Admiraal 6 Moeders
grootste Hulp 5 Droomkoninkje 5
Poppenkind 5 Dokteresje 5
Nelly B. 5 Móeders grootste Hulp
5 Poppenkind 6 Blauwoogje 6 De
kleine Bouwer 6 Poppenverpleegster-
tje 6 Montsarda 4 Bloemenfee 6 Pa-
pavertje 6 Babbelkousje 4 Graaf
Lodewijk 4 Katuil 4 Karei I 5 Ko
ningin Lente 4 Wenda 5 Gouden re
gen 4 Vioolbloempje 6 Stuurman III
6 Nevada 6 Uitlooper 6 Ballenbrei-
stertje 5 Moeders Kleinste 6 Tram
bestuurder 6 Wipneusje 6 Zangvogel
tje 6 Danseresje 4 De kleine Kapitein
6 Damiaatje 6 Zwartkijkertje 5 De
kleine Zeeman 4 Zomerbloempje 6
Bloembollenkweeker 6 Woudlooper 6
Goudsbloem 6 Goudelsje 6 Alba 6
Zeeuwsch Boerinnetje 5 Kerstroos
je 6.
RUILRUBRIEK
LEO BELS. Velserstr. 101, vraagt,
wie postzegels met hem wil ruilen.
P. VERHAGEN, Leidschevaart 20,
heeft 16 Kwatta-sold-, 2 Amstelpen-
ningen. 18 Hilleskaarten, 3 Toffee's-
plaatjes, 1 Paddenstoelenbon en 2
Koffie Hagwapens. Voor dit alles wil
hij graag Sickesz-boixnen hebben,
I tegen 2.
ALI VAN NORDEN, Olycanstraat
II heeft 13 Sickesz-omsl. 10 Kwatta
sold. 3 Haas-azijnp!., 2de deel. 16
Homburgts bonnen. 3 Roodbandpl-, 5
nieuwe Albumpl. 1 pl. Indië, 1 Tur-
mac-punt, l van Houtens bon 3 Hoe
heet die vogel? Graag heeft ze hier
voor terug Erdalpeiikaantjes of Am-
stelpenningen.
Onze Bibliotheek.
Zaterdag 11. heb ik voor 't laatst
boeken uitgeleend van dit seizoen en
op 19 en 26 Juli kunnen jullie ze nog
terug brengen, echter vóór 2 uur.
Een aardig overzicht is 't volgende f
In totaal meldden zich 60 lezers
aan, waarvan de meeste trouw elke
week hun boek kwamen ruilen.
Op 25 Jan. j.l. werden de meeste
uitgeleend, n.l. 32, terwijl er toen 36
lezers waren.
Slechts kleine uitgaven had O. B.
in dit seizoen zoodat er nu meer dan
genoeg in kas is om de komende
kosten voor 't nieuwe seizoen te be
kostigen. Van 't resteerende worden
nieuwe boeken gekocht.
Jammer, dat velen de boeken té
lang houden.
Boeken worden telang gehoudeiï
door;
33. H. v. d. Mey de Bie (no. 43).
1. H. Wijs (no. 160).
8. F. Snuverinck (no. 41).
23. A. Prent. (J. n- 19 en no. 107)
Willen zij het Zaterdag terugbrem-
gen?
W. LASSCHUIT.
KI. Heiligland 66.
Het Poppenmoedertje
Bertha is nog maar een kind.
Maar zij weet wat zorgen zijn.
Zie. hoe zij haar popje min't,
't Koestert in den zonneschijn!
Weet je wat het met haar is?
Zij is thuis het eenigst kind!
Tot haar spijt en ergernis.
Heeft zij ook geen enk'len vrind....
Ach, zij woont ook zoo alleen,
Uren ver van 't dorpje af,
Gaat zij zelf er wel eens heen,,
Krijgt zij wis en zekerstraf!
Slechts met vader of met moe,
Mag zij naar het dorpje gaan.
Anders gaat z'er nooit naar toe,
Blijft z'er wekenlang vandaan!
En zoo zie je haar dan hier,
Op haar bankje met haar pop!
Heusch, zij heeft genoeg plezier,
De eenzaamheid let zij niet op!
Voor haar popje naait zij wat,
Om te dragen met mooi weer!
En hoe prettig vindt zij dat:
't Lieve kind verlangt niets oneerl
Postzegelmbriek
XX (Slot)
ft9J*
roj\
vfa,w-ito
IJJtP
/JU
/ajf
Gedurende 1927-28 verschenen
eenige zegels, waarop bekende per
soonlijkheden zijn afgebeeld, n.l. 20
groschen (karmijn, president der re
publiek), 20 groschen (wijnrood,
Pilssoedski), 20 groschen (wijnrood,
beeltenis van den in 1849 te Parijs
overleden Poolschen dichter Julius
Slowacki, wiens stoffelijk overschot
28 Juli '28 te Warschau werd ter aar
de besteld), 25 groschen (geelbruin,
Pilsoedski) en 40 groschen (ultra
marijn de componist Fryderyk
Chopin). Groote van de vakjes 3.3
bij 2.8 c.M.
In 1927 werden een paar welda-
'digheidszegels uitgegeven, waarvan
de extra toeslag ten goede kwam van
't fonds ter bevordering der volks
ontwikkeling. De zegel stelt voor
een mannenkop en een hand, waar
op een brandend lichtje. Bovenaan
staat de landsnaam, onder de toeslag
en „Na Oswiate". De waarden zijn
10 groschen 4- 5 gr. (violet op'groen)
en 30 groschen 5 groschen (blauw
op geel). Grootte van de vakjes 3-3
bij 2.8 c.M.
Nog verschenen in 1927 eenige ze
gels ter gelegenheid van 't militair
geneeskundig Congres te Warschau.
De zegels vertoonen 't portret van
Dr. Karol Kackzkowski, een militair
geneeskundige uit de eerste helft der
vorige eeuw. Het zijn: 10 groschen
(groen), 20 groschen (karmijn) en 40
groschen (blauw), Grootte van de
vakjes 3.3 bij 2.8 c M.
In 1928 werden 2 waarden uitgege
ven ter gelegenheid van de Tentoon
stelling te Warschau, resp. met de
beeltenis van pilsoedski en den pre
sident, n.l. 50 groschen en 1 Zloty
(beide donker bruin). De zegels wer
den aan elkaar uitgegeven met een
blank middenstuk, waarop „Wars-
zawa 1928" Grootte van de vakjes
3.3. b2.8.
Een waarde van 25 groschen (kar
mijn) verscheen in 1928 met de beel
tenis van generaal Jozef Ben en de
jaartallen 1794. 1831, 1848, 1850.
Grootte van *t vakje 3.3 bij 2.8 c-M.
De tentoonstellingszegels 1928
werden in 't *elfde jaar uitgegeven
in een andere kleur, n.l. 50 groschen
(leiblauw) en 1 zloty (zwart'op licht
geel) Groote van de vakjes 3.3 bij
2.8 c.M. Zie voor de indeeling het
schetsje.
S.
Rustenburgerlaan 23.
DIE DURFDE
De juffrouw vroeg in de eerste
klas om beurten de namen der leer
lingen en schreef die in een notitie
boekje. Toen de juffrouw de klas
rond was geweest, stak een kleine
peuter zijn vinger op.
„Wat wou je kereltje?" vroeg de
Juffrouw.
«Ik wou weten, hoe u 'heette,1'
Heel, heel ver weg, ergens midden 1
in de wereld, lag een machtig mooi
en grootsch kasteel, dat zoowel bij
dag als bij nacht heel goed te zien
was. Des daags omdat het zoo hoog
en schitterend was en boven alles in
de omgeving uitstak en des nachts
omdat de muren van het kasteel van
zeer licht gekleurde steenen waren
opgetrokken, die in het maanlicht
zelfs bijna wit schenen te zijn.
Iedereen, die in die landstreken
kwam. moest het kasteel dan ook ge
zien hebben, maar toch stond men
verbaasd, dat er zoo weinig reizigers
waren die 't kenden. Dat kwam om
dat zij meestal niet alleen doch in
eenig gezelschap reisden en allicht
reed men dan onder gezelligen kout
het prachtige bouwwerk ongemerkt
voorbij en ook komt het voor dat de
menschen met recht niet verder kij
ken dan hun neus lang is. Zij zien
alles vlak voor zich maar het prach
tige ridderheim in de verte, neen, dat
zagen zij niet'
Het kasteel had een naam; „Woud-
vrede" heette het en dat was zeker
een zeer bijzondere naam voor een
ridderverblijf, want ach, wij weten
het wel, dat de ridders over het al
gemeen niet zoo erg vredelievend van
aard waren. Maarde burcht had
zijn naam ook niet aan de ridders te
danken; integendeel: het was een
prinsesje geweest dat hem zoo ge
doopt had. Maar die lieve Jongedame
was allang dood toen men het ge
heim van het kasteel ontdekte
Het geheim? Ja, zeker, het geheim.
De burcht bewaarde een geheim,
maar niemand wist dit, behalve de
hoofdman der kabouters
Nu weten jullie meteen wanneer
deze geschiedenis gebeurd is. Het
was in den tijd dat er nog kabouters
waren, dus omstreeks het jaar dui
zend!
Nu dan, de hoofdman der kabou
ters had aan het sterfbed der prin
ses gestaan en daar had hij zelf uit
haar mond gehoord, dat het kasteel
een groot geheim bewaarde, n.l
het geluk! Het geluk, dat bijna alle
menschen dagelijks zoeken en dat zij
bijna nooit kunnen vinden, dat was
daar verborgen, binnen de muren
van „Woudvrede". Het prinsesje
stierf, zooals ik reeds zei, maar niet
dan nadat zij den kabouterhoofdman
op het hart gedrukt had de bewaking
van het verborgen geluk van haar
over te nemen.
Gij zult verbaasd staan het te
hooren, zeide zij, maar lk woonde
geheel alleen in dit kasteel. Niemand,
zelfs niet de geringste dienstknecht
woonde bij mij en toch is het mij al
tijd goed afgegaan mijn taak te
vervullen. Het verborgen geluk ligt
er nog net zoo veilig als altijd
Maar ik ben toch een mensch niet
waar en gij zijt maar een kabouter,
dus zoo heel veel kleiner dan ik! Vier
van U zullen er dan ook wel noodig
zijn om mij te vervangen, maar het
geheim mag alleen aan U bekend
zijn. Als gij dus uwe vier schi.d-
wachten zendt, zorgt dan dat zij niet
binnenkomen.
En de kabouterhoofdman had het
beloofd. Hij begreep zelf wel niet wat
nu eigenlijk den verborgen schat
zoo bijzonder maakte maar hij had
te veel eerbied voor het lieve prin
sesje om niet precies te doen wat zij
van hem verlangde.
Toen de kabouters de prinses met
alle eer begraven hadden gelastte de
koning dat er voortaan steeds vier
kabouters voor de ingangen van het
kasteel „Vv'oudvrede" de wacht zou
den houden. Natuurlijk om beurten:
zij behoefden nooit langer dan twee
uur op wacht te staan want dan
werden zij afgelost en zoo bleef dus
geen enkele kabouter vrij van den
bewakingsdienst. behalve doove
Helmrijk, die niets hooren kon en
dus voor schildwacht niet deugde
Maar Helmrijk moest daarom het
eten klaarmaken voor hen die
de wacht hielden, want anders zou
den die natuurlijk menigmaal den
hond in den pot vinden!
En zoo kon men in den tijd dat ons
verhaal begint, dagelijks een viertal
kabouters voor „Woudvrede" op
wacht zien. Er waren vier uitgangen
in den kasteelmuur en voor al deze
uitgangen liep een smalle weg het
land in. Op iederen weg waakte een
kabouter. De hoofdman had speciaal
daarom vier boomen geplant, die da
delijk weer omgehakt werden toen
zij eenmaal stonden. Op die manier
kregen de schildwachts een stronk
om op te zitten
Het was niet prettig dat op wacht
staan, o, neen, en zeker niet voor
de kabouters wier ijver nog heden
ten dage spreekwoordelijk is. De
arme kereltjes verveelden zich gru
welijk, want zij zaten zoo ver van
elkaar af, dat zij niet praten kon
den. Die kleermaker was of schoen
maker bracht stilletjes wat werk
mee. Het mocht wel niet maar ach,
men sprak er niet over. Maar de ka
bouters, die een zwaarder vak be
oefenden konden niets doen en zij
moesten dus werkeloos terneer zit
ten
Zoo verstreken maanden en ja
ren na den dood van het prinsesje.
De hoofdman der kabouters werd al
oud en dikwijls dacht hij er over na
of hij het geheim van „Woudvrede"
maar niet liever aan zijn minister
raad zou vertellen, want wat zou er
mee gebeuren als hij eens plotse
ling dood ging? Hij moest toch zor
gen dat ook zijn opvolger met het
geheim bekend zou zijn! Maar dan
herinnerde hij zich weer, dat het
prinsesje uitdrukkelijk had verklaard
dat slechts hij alleen er mede bekend
mocht zijn.
Het was een heel moeilijk geval
voor den armen kabouter-hoofdman
en den laatsten tijd piekerde hij er
dag en nacht over! Maar zie, zooals
het meer gaat, kwam ook deze zaak
opeens en eigenlijk geheel vanzelf
in orde!
Op een mooien zomerdag slenterde
'n nog zeer ionge man over den heir-
weg, die.langs „Woudvrede" voerde.
Hij had alles in de wereld door een
ramp verloren en hij was dus arm en
alleen overgebleven. Hij liep daar
doelloos voort; onverschillig van den
eenen dag in den anderen levende
en in de zoete hoop, dat er nog eens
een gunstige verandering in zijn lot
zou komen. Oplettend speurde hij
overal de omgeving na of hij wellicht
een ridderkasteel ontdekte, want dan
zou hij zich daar aanmelden om
dienst te nemen als page of lans
knecht als het niet anders kon. En
zoo gebeurde het dat deze jongen de
eerste sedert eeuwen was die het
prachtige slot „Woudvrede" ontdek
te
Gelukkig, zuchtte hij, eindelijk
een kasteel, eindelijk een kansje om
eens een paar nachten niet onder
den blooten hemel te slapen
Vol hoop liep hij met flinke pas
sen in de richting van het kasteel,
maar wie schetst zijn verbazing toen
hij daar plotseling den kabouter ze
genrijk op een boomstronk zag zit
ten suffen. Kabouters w^ren lieden
die men zeker niet eiken dag ont
moette en 't is dus geen wonder dat
onze jonge vriend een kreet van ver-
wonderig slaakte.... Verschrikt
sprong Zegenrijk op:
Wie ben je? riep hij in de groot
ste vertvarring.
Falkon van Bremervoorde, ant
woordde de jongen. Ik zoek naar een
kasteel om er dienst te kunnen ne
men als page of lansknecht
Dan ben je hier verkeerd aan
geland. want in dit kasteel kent men
pages noch lansknechten!
Falkon lachte ongeloovig en riep:
Kom, gij dwerg, gij wilt mij mis
leiden In welk kasteel zou men geen
krijgslieden kennen? Ga op zij en
laat mij door!
Staals het leven U lief is!
brulde nu opeens Zegenrijk terwijl
hij woedend opsprong en zich gereed
maakte voor een gevecht.
Maar dit was teveel voor den ster
ken en vroolijken Falkon. Hij scha
terde het uit en sloeg zich de han
den bijna op de knieën stuk. zoo
grappig vond hij het kleine kereltje
daar voor hem, dat trachten wilde
hem te weerstreven! Hij dacht er
echter niet aan met hem te gaan
vechten: stel je voor dat hij het
mannetje eens pijn zou doen. Dat
zou hij van zichzelf heel laf vinden!
Hoe weinig besefte Falkon wat een
kabouter eigenlijk is! Slechts een
klap zou hij Zegenrijk hebben kun
nen geven, dan zouden er dadelijk
meer dan duizend woedende kabou
ters uit alle holen in den grond zijn
opgerezen om hun aangevallen
vriend bij te staan. Gelukkig dus
maar, dat Falkon zoo edelmoedig
dacht
Waarom wilt gij mij tegenhou-
,den, vroeg hij vriendelijk. Is er U
zooveel aangelegen dat ik niet op ditJ
kasteel kom?
Inderdaad, Falkon, antwoordde
Zegenrijk, ik bewaak met drie mij
ner vrienden dezen burcht in op
dracht van onzen hoofdman Edel-
hart. Gij zult in het kasteel niets vin
den, dat wil zeggen, geen menschen
en dus kunt ge er ook niet page of
lansknecht worden want gij zoudt
geen ridder hebben om te dienen.
Maar waarom bewaakt gij dan
het kasteel als er toch niemand
woont?
Dat weet ik niet! bekende Ze
genrijk openhartig
Wat, dwaze dwerg, riep Falkon
in de grootste verbazing, gjj weet
het niet eens waarvoor gij op wacht
staat?
Zooals ik zeide: ik weet het
niet!
(Slot volgt).
Enkele éénjarige zomerbloemen,
die tamelijk hoog opgroeien zijn:
Tweekleurige goudster (Calliopsis
bicolor) fam. Samengesteldbloemigeh
(Compositen).
Een sierplant uit Noord-Amerika,
die 60 a 70 c.M. hoog wordt, 's Zo-*
mers is de plant overladen met lang-
gesteelde, tweekleurige (geel eril
bruin) bloemen. Het zijn sterke plan
ten, die gemakkelijk te kweeken zijn
en zeer geschikte snijbloemen le
veren.
Cosmea (Cosmos hybridus) fam',
Samengesteldbloemigen (Composi
ten). Een sierplant uit Mexico; een'
prachtig ongeveer l M. hoog
jroeiend gewas, met fijn ingesneden'
jladeren en sierlijk gevormde bloe
men, met een flinken langen sten
gel. Ze geeft heel mooie snijbloemen.
In sterk bemesten grond groeit de
Cosmos te krachtig en bloeit dan
slecht. Potplanten bloeien mild.
Lavatera trimestris, fam. Malva-
achtigen (Malvaceeën).
Een sierplant uit Zuid-Europa, dié
0.60 a 1 M. hoog wordt. Van Juli tot
October tooit ze zich met vrij groote:
rozeroode bloemen. Deze komen aaïï
't einde der scheuten uit de oksels
der bladeren te voorschijn. De zacht-
roode bloemblaadjes zijn mooi ge-
teekend met regelmatige adertjes.
Als je deze plant als snijbloem wilt
gebruiken, verwijder dan van de tak
ken die je hebt afgesneden de on
derste bladeren geheel en de boven
ste gedeeltelijk, daar anders de bloe
men heel spoedig verwelken.
Deze plant komt voor onder den
foutieven naam van Malva rosea. Eb?
bestaat ook een witbloemige soort
van.
Postelein. Probeer in de groen-
teafdeeling eens postelein te zaaien'
Deze plant heeft veel warmte noo
dig, zoodat we ze in den vrijen grond'
niet vóór half Mei zaaien. Bij koud
weer is 't zelfs dan nog te vroeg. Van
half Mei tot half Augustus kunnen
we postelein uitzaaien. Het bed wordt
eerst goed toebereid en geharkt.
Droge grond moet eerst doornat ge
goten en als het water wat wegge
zakt is. goed doorgeharkt worden.
We vermengen het zaad met wat
vochtig zand om 't zoo goed mogelijk
uit te zaaien. Het fijne zaad mag
met weinig of geen aarde bedekt
worden. Het is voldoende den grond
na 't zaaien licht door te harken en
flink aan te drukken. Bij zonnig
weer is 't zeer aan te raden om het
bed. tér beschaduwing, met vochtige
oude zakken of matten te bedekken.
Zorg er echter voor deze tijdig weg
te nemen, daar 't zaad na 3 of 4
dagen, soms reeds in een etmaal, bo
ven den grond is. ISen roodachtig
waas toont aan, dat het dek opge
ruimd moet worden. Postelein geeft
bij warm weer reeds 14 dagen na
zaaiing een opbrengst. Je moet ze
jong snijden. Wil je later nog eens
snijden, dan moet je vaak gieten,
daar de stengéldeeltjes spoedig ver
drogen. Afgesneden postelein groeit
echter langzaam uit; 't ls beter een
keer meer te zaaien.
TUINIER,