en 5. (In'gei. 'door W. B. Z-T iémand yan wlen we veel houden $en lekkere vrucht c .een gezonde drank een ander woord voor yeld. t zit aan onze hand. if een meisjesnaam een ander woord voor elk, groeit aan den eikeboom. Iedere sport bestaat uit 5 letters. De voorletters van de sporten noemt iets, dat we met vreugde tegemoet zien. 6. (Ingez. door W. B. Z. Vul in de volgende zinnen de streepjes in en wel zoo, dat de in gevulde woorden samen een spreek woord vormen. Jan is blijven zitten, hij heeft niet leeren. Nu vader natuurlijk boos op hem. 't Is jammer, hij had zoo'n pret tige vacantie hebben. fiaalde toch heel duidelijk zef. dat Je Jn een Weeshuis beter op je plaats was." ,,'k Bleef liever hier, tante." ,,'k Had je ook liever hier gehou den Maart. Maar als je nu spreekt van beter, dan zul je 't in een ge sticht zeker beter hebben. Je weet nu zelf hoe 't hier is, van de week heeft oom Theo werk en de volgende week zit hij zonder. Daar krijg je filnK voedsel. Zoo'n kereltje als Keesje geven ze daar versterkende midde len. Maar nu ben je al blij, als je hem een kopje melk kunt geven „Maar de anderen zijn toch flink," zei Maartje op troostenden toon. „Daar sta ik zelf versteld over Dat is tenminste een grpote zegen." Even was 't stil. Je hoorde het klokken van 't kleintje. „Als Maarten het nu maar goed heeft op die boerderij," begon Maar tje. ,Dat zal hij zeker. In den regel hebben de menschen het daar zoo veel beter dan wij stadslui. Als ik te rugdenk aan mijn eigen jeugd. Ar moede was een woord, dat ik alleen uit mijn leesboek kende. Bij ons op 't dorp was geen armoe. En nou Stil keek Maartje naar tante Greet. Hoe jong ze nog was. ze begreep maar al te goed, dat die altijd wer kende, sloovende, tante Greet een zwaar kruis droeg. ,,Als ik hier bleef, kon U weer uit werken gaan," begon Maartje. „Dat zou niet goed wezen, kind. Je hebt veel te weinig geleerd, ook al omdat je moeder zoo lang ziek was Ik doe er verkeerd aan zoo bij de pakken neer te zitten. Er zullen wel weer betere tijden komen." Het kleintje maakte nu allerlei aardige geluidjes, zoodat Kees brug en toren vergat en aan moeders schoot ging staan. Moeder probeerde zusje aan 't lachen te krijgen en 't kleine ding schaterde zoo van pret, dat 't net. was, of zorg en leed door 't geopende keukendeurtje naar bui ten gingen. „Ziezoo nu moet ik zusje toch ook eens knuffelen," riep Maartje, die den aardappelbak van haar schoot nam en van tantes schoot het kleine Marietje overnam. „Ze moet gauw weer in de wieg, want de aardappels moeten te vuur. Straks komt de lieve jeugd thuis en dan wou ik de kamer ook aan kant hebben," vervolgde tante Greet. (Wordt vervolgd.) EEN VACANTIE-SPELLETJE 't Kan best zijn, dat de vacantie ons wat regendagen geeft. Zorg er voor dan toch goed gemutst te blij ven en speel met elkaar een aardig spelletje om de tafel. Ken je Han delsreiziger? 't Is zoo: je gaat alle maal om de tafel zitten en bent om beurten handelsreiziger. De eerste begint met A en zegt b.v:. Ik ben Albert Appelboom. Ik kom uit Arnhem en verkoop aard beien. No. 2: Ik ben Bertus van Booren, en verkoop blikken boterkoeken. No. 3: Ik ben Cornells Cuypers en verkoop cacao. Zoo ga je het A. B. C. door. Wie een fout maakt moet een pand geven. Tweemaal dezelfde namen of artike len is niet geoorloofd. NOG EEN KUNSTJE VOOR DE VACANTIE Neem een leege flesch, die van bin nen goed droog is. Leg deze plat op tafel. Leg nu in den hals een lucifer en wel zóó, dat de kleinste helft naar buiten steekt. Nu is de kunst door blazen dit lucifertje in de flesch te krijgen. jOPLOSSING: WAT STAAT HIER? Er stond Italië (en) Mussolini. OPLOSSINGKLOKRAADSEL De wijzers staan elf maal in een half et-maal precies op elkaar. Wat onze belang stelling wekt. China heeft t langste volkslied. Bij kalm weer vliegt een postduif met. een snelheid van l K.M. per mi nuut. Bij matigen wind 11 2 K.M. Hij sterken wind 2 K.M. RAADSELS (Deze raadsels zijn Ingezonden door Jongens en Meisjes, die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers vier boeken verloot. AFDEELING I. (10 Jaar en ouder) 1. (Ingez. door Papa ver t je). Neem uit onderstaande schuil namen telkens één letter, zoodat ge een plaats bij Alkmaar krijgt. Korenbloem, Damiaatje, Primula, Goudelsje, Wenda, Zinnia. 2. (Ingez. door den kleinen Zee man.) Ik ben een heerlijke sport en be sta uit 10 letters. 1 2 3 4 is een lichaamsdeel. 5 6 7 is speelgoed 10 9 8 is een meisjesnaam. 3. (Ingez. door den kleinen Zee man.) Mijn 1ste is een huisdier. Mijn 2de is een nachtdier en mijn geheel is een soort van mijn laatste en tevens een Rubriekertjesnaam. 4. (Ingez. door den kleinen Zee man). Ik besta uit 3 lettergrepen. De 1ste lettergreep noemt een edel metaal. De twee volgende lettergrepen noe men een meisjesnaam. Mijn geheel is een sprookjesnaam en tevens een Rubriekertj esnaam. 5. (Ingez. door Zwartkijkertje.) Strikvragen. a. Waarom zien ze 's zomers in Zandvoort niet graag een neger van ach teren? b. Vijf en vijftig met een 0, welk Limburgsch stadje schrijft men zoo? 6. (Ingez. door Crocus.) Driehoek raadsel. xxxxxxxxxx x i x II..,, x I 1 x I t I X f X X i I X I X het nieuwste soort sport maakt macht een bekend vorst uit de Geschie denis. een buitenplaats dicht bij Haarlem in een klooster. een maand een Duitsche stad een soort steen een landbouwwerktuig een medeklinker. De kruisjes moeten hetzelfde woord vermelden. AFDEELING II. (Leeftijd 9 jaar en Jonger) 1. (Ingez. door Zinnia). Mijn geheel is een schuilnaam van 13 letters 6 10 13 9 is een kleur 5 2 9 is een jongensnaam. 9 13 7 3 is een meisjesnaam I 4 8 is een deel van den mond. 12 2 9 is speelgoed. II 10 10 11 is niet ja. 2. (Ingez. door W. B. Z.) Ik besta uit 14 letters en vele kin deren bezoeken mij. 1 2 3 4 5 6 is spoedig gesloten. 12 13 11 is een meisjesnaam. 7 8 9 10 ligt achter ons huis. 14 6 5 11 is een kasteel 3. (Ingez. door W. B. Z.) Verborgen bloemen. a. Porcelein is broos, daarom moet er voorzichtig mee zijn. b. Ab, rem gauw, daar komt een auto aan. c. Alle lieden uit steden en dor pen kwamen kijken. d. Papa vertelde ons een mooi ver haaltje. Wie kan uit een paardebloem een viervoetig dier halen, een versiering voor dames, iets, dat op 't land groeit iemand, die onder 't land woont. iets. dat de bakker bereidt en iets, dat de bakker verkoopt. Raadseloplossingen De raadseloplossingen der vorige week zijn* AFDEELING I 1. Tong-tang, Vergeet mij niet. Zuurkool. Zijn evenbeeld. Dat ze al lebei oud waren. Een kater. Omdat hij er niet onder kan rijden. Iemand dronk ze op met zijn hoed op. As sendelft. Als men niet doof is, alles. 2. Beer, peer, meer, teer. 3. Brem, tulp, anjer. 4. Umuiden. 5. Mopperen. 6. Schijn bedriegt. AFDEELING II. 1. Pil. 2. Palm, lamp, kameel 3. Baas, gaas, haas, kaas, Maas, vaas, waas. 4. De letter e. 5. Paard, paar, aard, aar. 6. Tafelstoel. Goede oplossingen ontvangen van: De kleine Vogelvriend 6 De kleine Violist 6 Vice Admiraal 6 Moeders grootste Hulp 5 Droomkoninkje 5 Poppenkind 5 Dokteresje 5 Nelly B. 5 Móeders grootste Hulp 5 Poppenkind 6 Blauwoogje 6 De kleine Bouwer 6 Poppenverpleegster- tje 6 Montsarda 4 Bloemenfee 6 Pa- pavertje 6 Babbelkousje 4 Graaf Lodewijk 4 Katuil 4 Karei I 5 Ko ningin Lente 4 Wenda 5 Gouden re gen 4 Vioolbloempje 6 Stuurman III 6 Nevada 6 Uitlooper 6 Ballenbrei- stertje 5 Moeders Kleinste 6 Tram bestuurder 6 Wipneusje 6 Zangvogel tje 6 Danseresje 4 De kleine Kapitein 6 Damiaatje 6 Zwartkijkertje 5 De kleine Zeeman 4 Zomerbloempje 6 Bloembollenkweeker 6 Woudlooper 6 Goudsbloem 6 Goudelsje 6 Alba 6 Zeeuwsch Boerinnetje 5 Kerstroos je 6. RUILRUBRIEK LEO BELS. Velserstr. 101, vraagt, wie postzegels met hem wil ruilen. P. VERHAGEN, Leidschevaart 20, heeft 16 Kwatta-sold-, 2 Amstelpen- ningen. 18 Hilleskaarten, 3 Toffee's- plaatjes, 1 Paddenstoelenbon en 2 Koffie Hagwapens. Voor dit alles wil hij graag Sickesz-boixnen hebben, I tegen 2. ALI VAN NORDEN, Olycanstraat II heeft 13 Sickesz-omsl. 10 Kwatta sold. 3 Haas-azijnp!., 2de deel. 16 Homburgts bonnen. 3 Roodbandpl-, 5 nieuwe Albumpl. 1 pl. Indië, 1 Tur- mac-punt, l van Houtens bon 3 Hoe heet die vogel? Graag heeft ze hier voor terug Erdalpeiikaantjes of Am- stelpenningen. Onze Bibliotheek. Zaterdag 11. heb ik voor 't laatst boeken uitgeleend van dit seizoen en op 19 en 26 Juli kunnen jullie ze nog terug brengen, echter vóór 2 uur. Een aardig overzicht is 't volgende f In totaal meldden zich 60 lezers aan, waarvan de meeste trouw elke week hun boek kwamen ruilen. Op 25 Jan. j.l. werden de meeste uitgeleend, n.l. 32, terwijl er toen 36 lezers waren. Slechts kleine uitgaven had O. B. in dit seizoen zoodat er nu meer dan genoeg in kas is om de komende kosten voor 't nieuwe seizoen te be kostigen. Van 't resteerende worden nieuwe boeken gekocht. Jammer, dat velen de boeken té lang houden. Boeken worden telang gehoudeiï door; 33. H. v. d. Mey de Bie (no. 43). 1. H. Wijs (no. 160). 8. F. Snuverinck (no. 41). 23. A. Prent. (J. n- 19 en no. 107) Willen zij het Zaterdag terugbrem- gen? W. LASSCHUIT. KI. Heiligland 66. Het Poppenmoedertje Bertha is nog maar een kind. Maar zij weet wat zorgen zijn. Zie. hoe zij haar popje min't, 't Koestert in den zonneschijn! Weet je wat het met haar is? Zij is thuis het eenigst kind! Tot haar spijt en ergernis. Heeft zij ook geen enk'len vrind.... Ach, zij woont ook zoo alleen, Uren ver van 't dorpje af, Gaat zij zelf er wel eens heen,, Krijgt zij wis en zekerstraf! Slechts met vader of met moe, Mag zij naar het dorpje gaan. Anders gaat z'er nooit naar toe, Blijft z'er wekenlang vandaan! En zoo zie je haar dan hier, Op haar bankje met haar pop! Heusch, zij heeft genoeg plezier, De eenzaamheid let zij niet op! Voor haar popje naait zij wat, Om te dragen met mooi weer! En hoe prettig vindt zij dat: 't Lieve kind verlangt niets oneerl Postzegelmbriek XX (Slot) ft9J* roj\ vfa,w-ito IJJtP /JU /ajf Gedurende 1927-28 verschenen eenige zegels, waarop bekende per soonlijkheden zijn afgebeeld, n.l. 20 groschen (karmijn, president der re publiek), 20 groschen (wijnrood, Pilssoedski), 20 groschen (wijnrood, beeltenis van den in 1849 te Parijs overleden Poolschen dichter Julius Slowacki, wiens stoffelijk overschot 28 Juli '28 te Warschau werd ter aar de besteld), 25 groschen (geelbruin, Pilsoedski) en 40 groschen (ultra marijn de componist Fryderyk Chopin). Groote van de vakjes 3.3 bij 2.8 c.M. In 1927 werden een paar welda- 'digheidszegels uitgegeven, waarvan de extra toeslag ten goede kwam van 't fonds ter bevordering der volks ontwikkeling. De zegel stelt voor een mannenkop en een hand, waar op een brandend lichtje. Bovenaan staat de landsnaam, onder de toeslag en „Na Oswiate". De waarden zijn 10 groschen 4- 5 gr. (violet op'groen) en 30 groschen 5 groschen (blauw op geel). Grootte van de vakjes 3-3 bij 2.8 c.M. Nog verschenen in 1927 eenige ze gels ter gelegenheid van 't militair geneeskundig Congres te Warschau. De zegels vertoonen 't portret van Dr. Karol Kackzkowski, een militair geneeskundige uit de eerste helft der vorige eeuw. Het zijn: 10 groschen (groen), 20 groschen (karmijn) en 40 groschen (blauw), Grootte van de vakjes 3.3 bij 2.8 c M. In 1928 werden 2 waarden uitgege ven ter gelegenheid van de Tentoon stelling te Warschau, resp. met de beeltenis van pilsoedski en den pre sident, n.l. 50 groschen en 1 Zloty (beide donker bruin). De zegels wer den aan elkaar uitgegeven met een blank middenstuk, waarop „Wars- zawa 1928" Grootte van de vakjes 3.3. b2.8. Een waarde van 25 groschen (kar mijn) verscheen in 1928 met de beel tenis van generaal Jozef Ben en de jaartallen 1794. 1831, 1848, 1850. Grootte van *t vakje 3.3 bij 2.8 c-M. De tentoonstellingszegels 1928 werden in 't *elfde jaar uitgegeven in een andere kleur, n.l. 50 groschen (leiblauw) en 1 zloty (zwart'op licht geel) Groote van de vakjes 3.3 bij 2.8 c.M. Zie voor de indeeling het schetsje. S. Rustenburgerlaan 23. DIE DURFDE De juffrouw vroeg in de eerste klas om beurten de namen der leer lingen en schreef die in een notitie boekje. Toen de juffrouw de klas rond was geweest, stak een kleine peuter zijn vinger op. „Wat wou je kereltje?" vroeg de Juffrouw. «Ik wou weten, hoe u 'heette,1' Heel, heel ver weg, ergens midden 1 in de wereld, lag een machtig mooi en grootsch kasteel, dat zoowel bij dag als bij nacht heel goed te zien was. Des daags omdat het zoo hoog en schitterend was en boven alles in de omgeving uitstak en des nachts omdat de muren van het kasteel van zeer licht gekleurde steenen waren opgetrokken, die in het maanlicht zelfs bijna wit schenen te zijn. Iedereen, die in die landstreken kwam. moest het kasteel dan ook ge zien hebben, maar toch stond men verbaasd, dat er zoo weinig reizigers waren die 't kenden. Dat kwam om dat zij meestal niet alleen doch in eenig gezelschap reisden en allicht reed men dan onder gezelligen kout het prachtige bouwwerk ongemerkt voorbij en ook komt het voor dat de menschen met recht niet verder kij ken dan hun neus lang is. Zij zien alles vlak voor zich maar het prach tige ridderheim in de verte, neen, dat zagen zij niet' Het kasteel had een naam; „Woud- vrede" heette het en dat was zeker een zeer bijzondere naam voor een ridderverblijf, want ach, wij weten het wel, dat de ridders over het al gemeen niet zoo erg vredelievend van aard waren. Maarde burcht had zijn naam ook niet aan de ridders te danken; integendeel: het was een prinsesje geweest dat hem zoo ge doopt had. Maar die lieve Jongedame was allang dood toen men het ge heim van het kasteel ontdekte Het geheim? Ja, zeker, het geheim. De burcht bewaarde een geheim, maar niemand wist dit, behalve de hoofdman der kabouters Nu weten jullie meteen wanneer deze geschiedenis gebeurd is. Het was in den tijd dat er nog kabouters waren, dus omstreeks het jaar dui zend! Nu dan, de hoofdman der kabou ters had aan het sterfbed der prin ses gestaan en daar had hij zelf uit haar mond gehoord, dat het kasteel een groot geheim bewaarde, n.l het geluk! Het geluk, dat bijna alle menschen dagelijks zoeken en dat zij bijna nooit kunnen vinden, dat was daar verborgen, binnen de muren van „Woudvrede". Het prinsesje stierf, zooals ik reeds zei, maar niet dan nadat zij den kabouterhoofdman op het hart gedrukt had de bewaking van het verborgen geluk van haar over te nemen. Gij zult verbaasd staan het te hooren, zeide zij, maar lk woonde geheel alleen in dit kasteel. Niemand, zelfs niet de geringste dienstknecht woonde bij mij en toch is het mij al tijd goed afgegaan mijn taak te vervullen. Het verborgen geluk ligt er nog net zoo veilig als altijd Maar ik ben toch een mensch niet waar en gij zijt maar een kabouter, dus zoo heel veel kleiner dan ik! Vier van U zullen er dan ook wel noodig zijn om mij te vervangen, maar het geheim mag alleen aan U bekend zijn. Als gij dus uwe vier schi.d- wachten zendt, zorgt dan dat zij niet binnenkomen. En de kabouterhoofdman had het beloofd. Hij begreep zelf wel niet wat nu eigenlijk den verborgen schat zoo bijzonder maakte maar hij had te veel eerbied voor het lieve prin sesje om niet precies te doen wat zij van hem verlangde. Toen de kabouters de prinses met alle eer begraven hadden gelastte de koning dat er voortaan steeds vier kabouters voor de ingangen van het kasteel „Vv'oudvrede" de wacht zou den houden. Natuurlijk om beurten: zij behoefden nooit langer dan twee uur op wacht te staan want dan werden zij afgelost en zoo bleef dus geen enkele kabouter vrij van den bewakingsdienst. behalve doove Helmrijk, die niets hooren kon en dus voor schildwacht niet deugde Maar Helmrijk moest daarom het eten klaarmaken voor hen die de wacht hielden, want anders zou den die natuurlijk menigmaal den hond in den pot vinden! En zoo kon men in den tijd dat ons verhaal begint, dagelijks een viertal kabouters voor „Woudvrede" op wacht zien. Er waren vier uitgangen in den kasteelmuur en voor al deze uitgangen liep een smalle weg het land in. Op iederen weg waakte een kabouter. De hoofdman had speciaal daarom vier boomen geplant, die da delijk weer omgehakt werden toen zij eenmaal stonden. Op die manier kregen de schildwachts een stronk om op te zitten Het was niet prettig dat op wacht staan, o, neen, en zeker niet voor de kabouters wier ijver nog heden ten dage spreekwoordelijk is. De arme kereltjes verveelden zich gru welijk, want zij zaten zoo ver van elkaar af, dat zij niet praten kon den. Die kleermaker was of schoen maker bracht stilletjes wat werk mee. Het mocht wel niet maar ach, men sprak er niet over. Maar de ka bouters, die een zwaarder vak be oefenden konden niets doen en zij moesten dus werkeloos terneer zit ten Zoo verstreken maanden en ja ren na den dood van het prinsesje. De hoofdman der kabouters werd al oud en dikwijls dacht hij er over na of hij het geheim van „Woudvrede" maar niet liever aan zijn minister raad zou vertellen, want wat zou er mee gebeuren als hij eens plotse ling dood ging? Hij moest toch zor gen dat ook zijn opvolger met het geheim bekend zou zijn! Maar dan herinnerde hij zich weer, dat het prinsesje uitdrukkelijk had verklaard dat slechts hij alleen er mede bekend mocht zijn. Het was een heel moeilijk geval voor den armen kabouter-hoofdman en den laatsten tijd piekerde hij er dag en nacht over! Maar zie, zooals het meer gaat, kwam ook deze zaak opeens en eigenlijk geheel vanzelf in orde! Op een mooien zomerdag slenterde 'n nog zeer ionge man over den heir- weg, die.langs „Woudvrede" voerde. Hij had alles in de wereld door een ramp verloren en hij was dus arm en alleen overgebleven. Hij liep daar doelloos voort; onverschillig van den eenen dag in den anderen levende en in de zoete hoop, dat er nog eens een gunstige verandering in zijn lot zou komen. Oplettend speurde hij overal de omgeving na of hij wellicht een ridderkasteel ontdekte, want dan zou hij zich daar aanmelden om dienst te nemen als page of lans knecht als het niet anders kon. En zoo gebeurde het dat deze jongen de eerste sedert eeuwen was die het prachtige slot „Woudvrede" ontdek te Gelukkig, zuchtte hij, eindelijk een kasteel, eindelijk een kansje om eens een paar nachten niet onder den blooten hemel te slapen Vol hoop liep hij met flinke pas sen in de richting van het kasteel, maar wie schetst zijn verbazing toen hij daar plotseling den kabouter ze genrijk op een boomstronk zag zit ten suffen. Kabouters w^ren lieden die men zeker niet eiken dag ont moette en 't is dus geen wonder dat onze jonge vriend een kreet van ver- wonderig slaakte.... Verschrikt sprong Zegenrijk op: Wie ben je? riep hij in de groot ste vertvarring. Falkon van Bremervoorde, ant woordde de jongen. Ik zoek naar een kasteel om er dienst te kunnen ne men als page of lansknecht Dan ben je hier verkeerd aan geland. want in dit kasteel kent men pages noch lansknechten! Falkon lachte ongeloovig en riep: Kom, gij dwerg, gij wilt mij mis leiden In welk kasteel zou men geen krijgslieden kennen? Ga op zij en laat mij door! Staals het leven U lief is! brulde nu opeens Zegenrijk terwijl hij woedend opsprong en zich gereed maakte voor een gevecht. Maar dit was teveel voor den ster ken en vroolijken Falkon. Hij scha terde het uit en sloeg zich de han den bijna op de knieën stuk. zoo grappig vond hij het kleine kereltje daar voor hem, dat trachten wilde hem te weerstreven! Hij dacht er echter niet aan met hem te gaan vechten: stel je voor dat hij het mannetje eens pijn zou doen. Dat zou hij van zichzelf heel laf vinden! Hoe weinig besefte Falkon wat een kabouter eigenlijk is! Slechts een klap zou hij Zegenrijk hebben kun nen geven, dan zouden er dadelijk meer dan duizend woedende kabou ters uit alle holen in den grond zijn opgerezen om hun aangevallen vriend bij te staan. Gelukkig dus maar, dat Falkon zoo edelmoedig dacht Waarom wilt gij mij tegenhou- ,den, vroeg hij vriendelijk. Is er U zooveel aangelegen dat ik niet op ditJ kasteel kom? Inderdaad, Falkon, antwoordde Zegenrijk, ik bewaak met drie mij ner vrienden dezen burcht in op dracht van onzen hoofdman Edel- hart. Gij zult in het kasteel niets vin den, dat wil zeggen, geen menschen en dus kunt ge er ook niet page of lansknecht worden want gij zoudt geen ridder hebben om te dienen. Maar waarom bewaakt gij dan het kasteel als er toch niemand woont? Dat weet ik niet! bekende Ze genrijk openhartig Wat, dwaze dwerg, riep Falkon in de grootste verbazing, gjj weet het niet eens waarvoor gij op wacht staat? Zooals ik zeide: ik weet het niet! (Slot volgt). Enkele éénjarige zomerbloemen, die tamelijk hoog opgroeien zijn: Tweekleurige goudster (Calliopsis bicolor) fam. Samengesteldbloemigeh (Compositen). Een sierplant uit Noord-Amerika, die 60 a 70 c.M. hoog wordt, 's Zo-* mers is de plant overladen met lang- gesteelde, tweekleurige (geel eril bruin) bloemen. Het zijn sterke plan ten, die gemakkelijk te kweeken zijn en zeer geschikte snijbloemen le veren. Cosmea (Cosmos hybridus) fam', Samengesteldbloemigen (Composi ten). Een sierplant uit Mexico; een' prachtig ongeveer l M. hoog jroeiend gewas, met fijn ingesneden' jladeren en sierlijk gevormde bloe men, met een flinken langen sten gel. Ze geeft heel mooie snijbloemen. In sterk bemesten grond groeit de Cosmos te krachtig en bloeit dan slecht. Potplanten bloeien mild. Lavatera trimestris, fam. Malva- achtigen (Malvaceeën). Een sierplant uit Zuid-Europa, dié 0.60 a 1 M. hoog wordt. Van Juli tot October tooit ze zich met vrij groote: rozeroode bloemen. Deze komen aaïï 't einde der scheuten uit de oksels der bladeren te voorschijn. De zacht- roode bloemblaadjes zijn mooi ge- teekend met regelmatige adertjes. Als je deze plant als snijbloem wilt gebruiken, verwijder dan van de tak ken die je hebt afgesneden de on derste bladeren geheel en de boven ste gedeeltelijk, daar anders de bloe men heel spoedig verwelken. Deze plant komt voor onder den foutieven naam van Malva rosea. Eb? bestaat ook een witbloemige soort van. Postelein. Probeer in de groen- teafdeeling eens postelein te zaaien' Deze plant heeft veel warmte noo dig, zoodat we ze in den vrijen grond' niet vóór half Mei zaaien. Bij koud weer is 't zelfs dan nog te vroeg. Van half Mei tot half Augustus kunnen we postelein uitzaaien. Het bed wordt eerst goed toebereid en geharkt. Droge grond moet eerst doornat ge goten en als het water wat wegge zakt is. goed doorgeharkt worden. We vermengen het zaad met wat vochtig zand om 't zoo goed mogelijk uit te zaaien. Het fijne zaad mag met weinig of geen aarde bedekt worden. Het is voldoende den grond na 't zaaien licht door te harken en flink aan te drukken. Bij zonnig weer is 't zeer aan te raden om het bed. tér beschaduwing, met vochtige oude zakken of matten te bedekken. Zorg er echter voor deze tijdig weg te nemen, daar 't zaad na 3 of 4 dagen, soms reeds in een etmaal, bo ven den grond is. ISen roodachtig waas toont aan, dat het dek opge ruimd moet worden. Postelein geeft bij warm weer reeds 14 dagen na zaaiing een opbrengst. Je moet ze jong snijden. Wil je later nog eens snijden, dan moet je vaak gieten, daar de stengéldeeltjes spoedig ver drogen. Afgesneden postelein groeit echter langzaam uit; 't ls beter een keer meer te zaaien. TUINIER,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 14