ATERDAGAVOND HSH»ni De witte Hel van den Piz Palii. NIEUWS IN ARTIS. REUZENVARANEN EN jONGE ROOFDIEREN. I ■BbHMMMHHI fESiSfi^MSa ZATERDAG 19 JULI 1930 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDE BLAD Een grootsche film van Fanck en Pabst. De strijd met den berg. Hret was mijn grootste maar ook mijn smartelijkste avontuur, toen ik acht jaar geleden als eerste, met een l groep skieërs den Piz Palii be steeg. Een van mijn liefste vrien den verloor er het leven bij. U weet mis schien dat deze berg jaarlijks meer dan 200 menschenoffers eischt. Aldus begint Dr. Arnoldt Fanck de man die ook als regisseur optrad voor de alpinis- tische film „De heilige Berg" een artikel, dat tot titel heeft „Waarom ik den Piz Palü (Bleeke berg) filmde". Arnoldt Fanck is een merkwaardige figuur in de filmwereld. In al zijn films zocht hij den strijd van den mensch met de natuur tot uitdrukking te brengen; een hoogtepunt van dit streven vormt „Die weisse Holle vom Piz Palii". De hoofdpersoon hierin is een Duitsch alpinist Dr. Johannes Krafft die met zijn jonge vrouw een poging doet om den berg te beklimmen. Zijn vrouw stort in een gletscherspleet en Kraft is voor altijd gevangen door den berg. Men noemt hem den geest van Piz Palü. Hij maakt eenzame zwerftochten langs de bergwanden en schijnt door een niet te bevredigen eerzucht gevan gen te zijn: De eerzucht om allen den berg wand te beklimmen. Psychologisch is deze eerzucht niets anders dan een zoeken naar den dood. in de natuur die hem zijn jonge vrouw ontnomen heeft. De Piz Palü schijnt een geheimzinnige aan trekkingskracht uit te oefenen op alpinisten. De berg is uiterst moeilijk en verraderlijk als de zee. Voor een filmkunstenaar bevat deze „witte hel" echter een schat van schoonheid. Tusschen het verblindende wit van de reine bergsneeuw en het blauw van het ijs en de duisternis der gletscherspleten ligt de on eindige schakeering van kleuren. De zon en de voorbijtrekkende wolken, de nevelflarden en de jachtende sneeuw geven hoe won derlijk het ook moge klinken aan deze film eerder nog de dramatische spanning dan de tragedie die zich in dit verschrikkelijke èn onzegbaar schoone alpengebied afspeelt. Zoo is het althans volgens mijn gevoel. Afgezien van deze persoonlijke opvatting dient men echter vast te stellen dat de regisseurs er in geslaagd zijn den mensch en den berg in hun wederzijdschen strijd, als een eenheid weer te geven. Deze bergbeklimmers met de prach tige forsch gemodelleerde koppen, deze gids in zijn ruige forschheid en in zijn zwijgende offervaardigheid zijn „verknochten-aan-den- berg". die leven op en voor den berg. De Piz Palü is him hartstocht. Terecht zegt regisseur Fanck: „Misschien weet u ook met hoeveel lichtzinnigheid velen zich opmaken voor „Hochtouren", lichtzin nigheid die een verklaring is voor het groote aantal offers dat de Piz Palü eischt. Voor alles dient ge echter te beseffen welk een ontzaggelijken heldenmoed de reddingsploe gen der gidsen telkens en telkens weer de- monstreeren. Steeds weer moeten zij er bij dag of bij nacht op uit vechtende met nevel en ijs om verongelukten trachten te redden". Zij die de Alpen niet kennen, kunnen zich van den strijd met een berg tijdens de on gunstigste weersomstandigheden geen voor stelling maken. Wanneer men deze film ge zien heeft gaat men echter met een overvol hart naar huis. In dit werk immers, leeft een enorme dramatische spanning en de regis seurs zijn er in geslaagd de niet te beschrij ven schoonheid van den Piz Palü op een zeer persoonlijke en hoogst kunstzinnige wijze weer te geven. Het gezelschap van de Aafa film, dat ge durende vier maanden op meer dan duizend meter hoogte in het Bernina gebied verblijf heeft gehouden, heeft aan tal van ontbe ringen bloot gestaan. De grootste lichaams kracht van de medespelenden ei de technici moest in den strijd met den Piz Palü ge presteerd worden. Het manuscript voor deze film i« van de hand van Dr. Arnold Fanck en Ladislaus Vajda. Het is zeer sober en uiterst spannend en behandelt, een poging om den berg te beklimmen, door Dr. Johan nes Krafft (de eenzame, die bij een vroegere poging zijn vrouw verloor* en een jong ge trouwd echtpaar. Het drietal slaagt niet. De jonge echtgenoot, die wil laten zien dat hij ook iets kan, neemt halverwege den tocht de leiding over en stort in de diepte. Dr. Jo hannes Krafft redt hem. doch breekt hij zijn tocht langs den gletscherwaiid een been. Het drietal is gevangen en kan niet meer voor- of achteruit. Drie dagen en drie nachten wordt het ge kweld door de koude en den wanhoop; een sneeuwstorm breekt los en de jonge echtge noot krijgt een zenuwcrisis. Inmiddels is de groote reddingsploeg van het dorp op on derzoek uitgetrokken en een vriend van het echtpaar (de bekende oorlogsvlieger Ernst Udet) trekt er met zijn toestel op uit en slaagt er inderdaad in de gidsen de plaats aan te wijzen waar het drietal zich bevindt. Het echtpaar wordt gered. Dr. Johannes Krafft. die zijn kleeren afstond aan de jonge menschen, klimt een paar meter hooser op naar een gletscherspleet om er te sterven. Een vijftal studenten uit Zurich dat tege lijkertijd een poging onderneemt om de Noordelijke helling van den Piz Palü te be klimmen, wordt overvallen door een lawine. De reddingsploeg slaagt er in om de vijf lij ken te bergen. De hoofdrellen worden vervuld door Gus- tav Diessl. Mizzi Götzel, Otto Spring, Lenl Riefenstahl, Ernst Petersen en de bekende Duitsche vlieger Ernst Udet. De regie is van Arnold Fanck en G. W. Pabst. Aan de ca mera stonden Sepp Allgeier, Richard Angst en Hanns Schneeberger. Haarlem geniet tegelijk met Amsterdam de vertooning van dit ongemeen fraaie en grootsche werk, dat ik zonder eenige reserve van ganscher harte kan aanbevelen. L. A. HET JUBILEUM VAN DE NAALD. Wat zou in den tegenwoordigen tijd een huisgezin zijn zonder een naald? Toch is er een tijd geweest, waarin de menschen het zonder naald moesten doen en de oudste naaldenfabriek in Engeland begon haar werk „pas" tweehonderd jaar ge leden. Dit jubileum is onlangs gevierd. Vóór dien tijd werden naalden uit andere landen den ingevoerd: de eerste naalden die in En geland werden gezien, bracht een Spaansche Moor mee. onder de regeering van Hendrik VIII. Maar niet voor dat de Engelschen ze zelf gingen maken, werden naalden in Enge land gemeengoed. Het groote centrum van de naaldenfabrl- cage in dat land is op 't oogenblik Reddltch, dat jaarlijks 3.000.000.000 naalden uitvoert en er 1.500.000.000 levert voor blnnenlandsch gebruik, dat is bij den tegenwoordigen stand van de Engelsche bevolking ruim 30 naalden per hoofd. En dit aantal was de laatste jaren vrijwel stationnair Met verwondering vraagt men zich af, waar al die naalden blijven. Nog twee andere artikelen van dagelijksch gebruik hebben niet lang geleden een jubi leum. nl. hun honderdjarig bestaan, gevierd: de stalen pen en de naaimachine. Vóór 1830 waren er wel al stalen pennen, maar zij vol deden niet en de veeren pen bleef algemeen in gebruik tot James Perry pennen begon te vervaardigen van hard, dun. buigzaam me taal, met een gat in het midden. Nu kan men pennen koopen van wel 100.000 verschil lende vormen en grootten. De naaimachine werd door een Fransch kleermaker uitgevonden maar hij verzuimde, patent op zijn uitvinding te nemen zoodat hij niet de vruchten van zijn vernuft kon plukken. nachthok heeft opgelicht heeft de jaguar zijn nagels aan het ijzer gescherpt. De leeuw is bedaagder. Hij komt niet dan met Koninklij ke waardigheid aan tafel. Het zooveelste ge deelte van een rund, dat hem wordt opge diend, vat hij met waardigheid aan, niet dan nadat hij geroepen is en hij draagt het statig naar buiten. De leeuwen bezien wij niet meer via het deprimeerende traliewerk, maar in de open lucht, achter een laag muurtje, met een slotgracht, die ons veilige gevoelens geeft. Man-leeuw en vrouw-leeuw mogen niet samen eten wegens de echtelijke twisten, die er uit voortvloeien. Daardoor missen de bezoekers den maaltijd van Caesar of Negus, die in het nachthok aan tafel gaan. De jonge leeuwtjes leven nog achter tra lies, en van ruzie weten zij niet. Zelfs met de menschen staan zij nog op goeden voet. Zij hebben mij een poot gegeven en zij hebben mij te pakken gehad bij den zoom van mijn jas. Uit speelschheid happen zij wel eens naar den pantalon van den oppasser en naar dien van den bezoeker, maar zoo lang zij nog geen vleesch eten en aan de flesch zijn, kun nen zij u hoogstens een hooge kleermakers rekening bezorgen. Zij zijn nu vier maanden, Sophie en Nora, de zusjes, die overgebleven zijn van het nest van vijf, dat 19 Maart ge boren werd, en nog eiken avond geeft oppas ser Jonas ze de flesch. De moeder is juist voor de geboorte overleden, door opening van het lichaam heeft men de jonge dieren toch nog het levenslicht kunnen doen zien. Een hond heeft het vijftal opgevoed, maar drie hebben het moeilijke levensbegin niet met succes doorstaan. De twee overgeble venen zijn echter gezond en weldra zullen zij zelf kunnen eten. Sophie is genoemd naai de eigen moeder en Nora naar de voedster moeder. In haar oogen komt al de begeerige blik, waarmee de heerscher der woestijnen zijn gebied overziet en de speelsche slag van haar gele pooten krijgt al de grijpbeweging van den gekromden klauw. Zij hebben nu de grootte van een kleinen hond, deze leeu wen-zusjes en ze vermaken de toeschouwers met in het zand te buitelen en jacht te ma ken op eikaars staart. Dat haar kleine tan den scherp zijn kan de oppasser u aan de kerven in zijn vingers toonen en er is inder daad eenige tact voor noodig om het ont staan van een winkelhaak in uw colbertje te verhoeden, als ge een leeuwin van vier maanden in de armen neemt en kopjes laat geven. Er zijn ook jonge tijgers ln Artis. Kort geleden heeft een tijgerin geworpen. Het is in veertig jaar niet gebeurd, dat de tuin jonge tijgers in het leven heeft kunnen hou den, het is dus te begrijpen, dat nu alle voorzichtigheid betracht wordt. En dat is wel noodig, want een tijgerin vindt opeten de beste manier om haar jongen tegen ver meend gevaar te beschermen. Hetgeen alles zins rationeel is, behalve voor het Genoot schap, dat steeds in de noodzaak is, om tij gers te importeeren. De nachtkooi van deze tijgerin is daarom zorgvuldig afgesloten, men weet nog niet eens hoeveel jongen er zijn en wacht geduldig af tot het egoïsme van Moeder Tijger zoover bekoeld is, dat zij ook anderen een blik op naar kroost gunt. De voeding van de dieren is kostbaar. Wie een kijkje achter de schermen neemt, wordt daarvan overtuigd. Daar in het gedeelte van den „Zoo", dat de bezoekers niet zien, in de gangen achter de kooien is de „cuisine" van het groote pensionaat. En het is een „fijne" keuken. Dat hebben wij in het Vogelhuis er varen, waar emmers met yruchten en teilen met zaad klaar staan en waar in het kleine kamertje van den oppasser gedurende vele uren van den dag het lichtje in het comfoor gloeit, waarop de pot gekookt wordt voor de groote en heterogene vogelfamilie. Het menu is gevarieerd en uitgebreid, maar ook vreemdsoortig. Hoor maar, wat dunkt u van de combinaties? Bananen met rijst en gehakte en gekookte wortelen. Insecten en lijstervoer met ei. Gedroogde vliegen en versche mieren eieren, sinaasappel. Gerst met sla en meelwormen toe. Er zijn vruchtenmenu's bij en vegetarische en het klinkt als een Chineesche spijslijst. Meestal worden de maaltijden in een bakje opgediend, maar er zijn vogels, o.a. een jonge koekoek, die niet anders wenschen te dinee- ren, dan uit de hand van den oppasser. En de oppasser is niet zoo goed of hij verwent zijn bestedelingen, door aan hun wenschen tegemoet te komen, tegelijkertijd trachtend hen op te voeden tot de kunst van het zelf eten. ,Dit is treffend bij een bezoek aan Artis „achter de coulissen", de liefde van de op passers voor hun dieren, hun zachtmoedig heid en de trots, waarmee zij den bezoeker de levende have toonen. En gelukkig is in de meeste gevallen de sympathie wederzij dsch. Pk. Wat achter het opschrift dienstte zien is. Lui lagen de reuzenvaranen in hun omgeving van zand en rotssteen en hun koudbruine oogen keken in het schemerdonker van het rep tielenhuis op dezen regenachtigen ïniddag, keken naar de werklieden, die be zig waren voor hen een nieuw „home" te bouwen. Nieuw zijn in Artis deze reuzenva ranen en ze hebben zich nog niet heelemaal geïnstalleerd. Ze wonen nu in een huis, dat te klein voor hen is en ze hebben de boa- eonstrictors en de pythons tot huurlieden. De schildpadden en de gewone hagedissen zijn verhuisd en de groote serre, waarin die woon den, wordt verbouwd, omdat een reuzenva- raan nu eenmaal zoo groot is, dat hij drie maal zoo'n ruim terrarium noodig heeft als de andere reptielen. Bovendien stelt hij prijs op veel zon en warmte en daarom is de serre voorzien van groote spiegelruiten en komt er ieen extra-verwarming en een aparte belich ting. Er wordt zelfs een boom verplant. Stil, onbeweeglijk stil lagen de reuzen vara ns, loerend op een prooi, waarnaar zij bij wijlen wel hun gespleten tong konden uit strekken, doch, die achter het glas even on bereikbaar bleef als de reuzenslangen aan de andere zijde. Na het lezen van de verhalen over de reu- fcenvaranen had ik mij ze eigenlijk nog meer pxeuze" voorgesteld. Zij kunnen drie meter warden, doch deze in Artis hebben die lengte niet, omdat zij niet geheel volwassen zijn. Hun hagedissenlichaam is breed in het mid den en de pooten zijn kort en krachtig. Roof dieren in de gestalte van een diertje, dat wij in onze jeugd in onze blouse verborgen. De varanen zijn de aanleiding tot velerlei drakengeschiedenissen in hun vaderland, de Kleine Soenda-eilanden. En zoo wij behoefte hadden aan een zeeslang, dan zouden zij in deze Westersehe omgeving zelfs stof kunnen opleveren voor 20ste eeuwsche journalistieke legenden. Alleen hun aanwezigheid doet echter alle verhalen over den zeeslang ver stommen, hun eigen geschiedenis is fantas tisch genoeg. Want zoudt u gelooven, dat de ze grijs-groene kruip-dieren heele karbouwen oppeuzelen? En varkens en vogels, die zij achterna zitten in de boomen? Zij zijn afkomstig van de eilanden tusschen Soembawa en Flores, Komodo, Rindja en Pa- dar en West Flores, u kunt het op hun naam bordje lezen: Varanus Komodoensis. Nergens elders op aarde leven zij en zij zijn eerst in 1912 door de wetenschap ontdekt en beschre ven door wijlen majoor Ouwens, wiens naam cok voorkomt op het naamplaatje. De varanen hebben in Artis ongeveer de zelfde omgeving als waarin zij op hun eilan den leven, dor zand met naakte rotsen en wat water. Zwemmen kunnen zij geducht. Zij komen oorspronkelijk van Australië en moe ten door het water den Archipel bereikt heb ben. Men zou geneigd zijn aan te nemen, dat hun voorouders tot de fossiel-dieren behoord moeten hebben, doch het is bewezen, dat zij daaraan niet zelf na verwant zijn. Een edel moedig karakter heeft de varaan voorzeker niet, want het is bekend, dat hij gewonde soortgenooten aanvalt en verorbert. Doch in elk geval ziet hij er nog betrouwbaarder uit. dan de slangen. Het is allerminst smakelijk om hem in wilden staat aan den maaltijd te zien, het geheele lichaam deelt in de bijt en zaagbeweging van den bek. Wordt hij ge stoord bij den maaltijd dan vertrekt hij niet alvorens het deel dat hij al binnen heeft, uit te spugen. Waarnemers op Komodo hebben ook varanen zien wegloopen .terwijl groote slierten darm, afkomstig van hun buit ter weerszijden van hun bek afhingen! In den natuurstaat leven zij in holen, die zij zoo bouwen, dat de opening aan de zon zijde is. Wat dit betreft zullen zij achter de spiegelruiten in Artis niets te kort komen. De varaan is een langslaper, hij blijft tot tien uur in zijn hol, om daarna in de op volle warmte gekomen zon een zonnebad te ne men. De varanen in Artis zijn een geschenk van het departement van landbouw, nijverheid en handel te Buitenzorg. Er zal nog een der de bij komen. De twee aanwezige beginnen hun oppasser reeds te kennen, maar hun ge dragingen blijven uiterst koel. Doch wie zich aangetrokken voelt tot drakengeschiedenis- sen ga de varanen zien. Nieuw in Artis zijn ook de jonge leeuwtjes. U moet de leeuwen zien als ze gevoederd worden. Niet van den buitenkant, doch ach ter, in de gang langs de nachthokken. Het publiek heeft hier, achter de deur, waarop „Dienst" staat, natuurlijk geen toegang, maar wie er geïntroduceerd wordt beleeft er veel genoegen aan. Als het vqedertijd is, om 4 uur, gaat de oppasser de hokken langs, en werpt in de nachthokken de maaltijden. De roofdieren krijgen rund vleesch en de rant soenen wisselen in gewicht van 6 tot 2 K.G., al naar de soort van het beest. Het meest eten de leeuwen, Caesar, de grootste krijgt twaalf pond en Manda, het vrouwtje eet acht tot tien. De tijger consumeert 5 K.G. en de poema's, de panters en de jaguars moeten het met 2 Kilo doen. Naar gelang de hoeveel heid afneemt, schijnt de eetlust echter toe te nemen, want de tijger eet met meer wellust dan de leeuw, en de poema's en de panters kijken weer valscher dan de tijgers, als ze den buit te pakken hebben. Met een langen stok opent de oppasser de luiken tusschen nachthok en het groote hok en sensationeel is het oogenblik, waarop het dier zijn maal in ontvangst neemt. Het pu bliek mag een tijger of een jaguar lui zien en slaperig en verveeld en gedwee, zooals hij in werkelijkheid niet is, de oppasser in de don kere gang achter de kooien ziet hem eenmaal per dag in zijn volle glorie. Dat is als hij grommend en met sluipbewegingen op het roode vleesch toekomt, prachtig van inge houden kracht, die tot ontspanning zou ko men, als gij uw hand maar uitstrekte naar de tralies, waarachter de prooi ligt. Ge ziet hem pal in de groene sluwe oogen, die fel op lichten, zoodra hij het vleesch vast heeft. Het publiek ziet het roofdier weer, als het naar buiten komt, opgejaagd door het ge schreeuw van den oppasser; jammer dat het dit eene prachtige moment van het besprin gen van de prooi altijd moet missen. Lang voordat de oppasser het luik van het Guslav picssl als Dr. Johannes Krafft De- strijd met den Piz Palö .(Lent Riefenstahl aan het touw). &CSfj5 Efitmcn ak Br_andt%

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 13