H.D. VERTELLINGEN
FLITSEN
STADSNIEUWS
GERRY RICKEBERG
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 22 JULI 1930
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden).
door WERA INBER
Waschvrouwen.
Tweemaal per week, des Dinsdags en des
Vrijdags, vertrekt om 10 uur des avonds van
het Jaroslawsehe station de Siberische ex-
prestreln. Tweemaal per week keert onge
veer om dezen tijd de waschvrouw Anna, die
des Dinsdags en Vrijdags wasschen aflevert,
terug van het klanten-loopenzij blijft dan
altijd even staan om naar den exprestrein
te kijken. Wat haar maatschappelijke positie
betreft, Anna is, gelijk gezegd, waschvrouw;
met betrekking tot haar uiterlijk valt te
zeggen, dat haar knopachtlg ronde oogjes
de kleur van waschblauw hebben en dat haar
wangen meekraprood zijn; in haar nek ligt
een dikke, blonde haarwrong van den vorm
van een pas losgewonden handdoek en haar
volle hooge boezem fluctueert als de stijfsel-
prijzen.
De expre» gelijkt een keten van lichtjes.
In den slaapwagen ziet men platte koffers en
fijn gevlochten mandjes. Daar zitten natuur
lijk geen hemden in van fijn linnen, maar
zijden nachtjaponnen met geborduurde dra
ken. Wanneer men zoo'n nachtjapon heeft
gewasschen, mag men hem niet uitwringen,
maar alleen uitknijpen, anders scheurt de
zijde; ook moet men hem vochtig en van de
lonkerzijde strijken dan komen de draken
op-do zijde te voorschijn alsof zij leven
„Hé daar!" roept een kruier haar toe
„wat doe je daar midden op den weg? Wil
je soms ook naar Japan?" Anna doet een
stap opzij, maar zij gaat niet weg. Het is toch
interessant, te kijken naar de menschen, die
zoo ver weg reizen. Meestal zijn het kleine,
geelachtige menschen met spleetoogcn en een
glimlach om mond en neus. Daar gaat een
wat grootere gele met groenen hoed en groen
pak, als een zonnebloem ziet hij er uit. Daar
loopt een kleine Japansche; zij heeft heel
dunne beentjes en draagt een buitenlandsch
costuum. Zij pakt een spleetoogige bij den
mouw en spreekt een vreemde taal, maar
het Is, alsof Je kon verstaan, wat zij zegt:
„Wanitschka", zegt zij „jij, mijn zonne
schijnben je vergeten, hoeveel je van
mij hebt gehoudenEn zij geeft hem
een doosje lekkers. „Studenten, Mongoolsche
studenten", heet het nu. En ja: alsof men
appelen had gestort uit een zak, zoo loopcn
zij over het pen-on. Zij storten zich op dc
wagons. Van schrik gaat er een lantaarn uit.
Daar gaat een Chinees. Zijn staart is on
waarschijnlijk dun, zijn gezicht is geel als
een meloen. Hij hoest, heeft hier vermoede
lijk kou gevat en reist nu naar huis om
daar te sterven.
En Anna, suf van dit kleurige drukke le
ven, gaat naar huis. Het is herfst. De hemel
is bezaaid met sterren. Wanneer Anna uit
het raam kijkt, ziet zij een groenachtig
blinkende ster precies boven de waschkeu-
ken. Overdag wordt er in deze waschkeuken
gekletst, en de damp staat tot den zolder;
bloote armen duiken onder in zeepwater en
komen weer te voorschijn. Maar nu ls het
stil geen damp, geen zeep. Alleen de
herfstnacht veest zacht over het dak.
Is het mogelijk dat het leven zoo zonder
eenig geluk zou voorbijgaan, altijd maar bij
zeep en gesteven waschgoed?
Nu staat de ^ter al hooger boven de wasch
keuken. De trams slapen, maar de s'.apelooze
Siberische expres suist waarschijnlijk voort
aan den rand van de wereld. Anna wordt
angstig en zij klopt, eerst schuchter, dan
sterker tegen den wand, waarachter haar
vriendin slaapt ook een Anna en een
waschvrouw, maar een zwarte en magere.
„Wat wil je?" laat zich vandaar een slaap
dronken stem hooren, „je kunt zeker niet
slapen?" „Anna, toe, leg mij de kaart-, wil je?"
„Kaart leggen? En wie zal er morgen strij
ken?" „Toe, doe het leg mij de kaart! Ik
zal er morgen zes servetten voor strijken."
„Servetten? Gierig ben jij! Wanneer je een
tafellaken voor mij strijkt, sta ik op". „Nu
goed dan een tafellaken". Nu liggen de
kaarten op de tafel. Uit roode en zwarte tie
nen, vrouwen en heeren, is het levenlot sa
mengevlochten. De kaarten vallen zeer merk
waardig en beneden ligt een bruine heer. „Ik
begrijp niet", zei de zwarte Anna „wat
dat voor een heer kan zijn. Hij is goed en
toch zie ik moeilijkheden. Begrijp je? Dan
ligt er nog een lange weg voor jeEn
daar is een kwaadaardig mensch, die ergert
zich over je. Je zult een brief krijgen. Een
kleine ziekte niet ernstig. Een benijdster.
Maar de hoofdzaak; de heer. Met de moei
lijkheden".
De zwarte Anna slaapt. De blonde echter
kijkt omhoog naar de groenachtig blinkende
ster. Voor een groot tafellaken had haar
zwarte vriendin haar eigenlijk te weinig ge
luk beloofd: wel een heer.maar met moei
lijkhedeneen benijdstermaar dan
ook een verre weg! En door haar vermoeide
hersenen suist de Siberische expres, die de
menschen brengt naar een ver land, waar
misschien ook vreugde is en leed, maar dat
alleen al mooi moet zijn, omdat het zoo ver
ligt
Op het hemd van een klant was een donkere
streep achtergebleven van de drooglijn. Wat
er aan deze lijn was geweest, vet of verf, dan
wel of de benijdster die vlek misschien uit
boosheid had gemaakt, was onbekend.
In ieder geval was zij er en het fijne
overhemd had een donkere streep. Met beven
de handen probeert de blonde Anna op aller
lei manieren, de streep te verwijderen. Maar
het gelukt haar niet. Daar is al de eerste
„moeilijkheid". De tweede is, dat de klant van
excuses niet wil weten. „U is verplicht", zegt
hij, „mij het hemd te vergoeden, of er precies
zoo'n hemd voor in de plaats te leveren. Wam
neer dat niet mogelijk is, moet u mij twintig
roebel betalen. Zoo hoog taxeer ik dit hemd,
in de eerste plaats als 'ding en dan als aan
denken".
„Wat scheelt er aan?" vroeg zwarte Anna.
toen zij haar vriendin zag. „Zal ik je water
geven? Wat is er gebeurd?" „Twintig roebel",
zucht de blonde, „is dat mogelijk? Waar zal
ik dieZij huilde. „Neen, doe dat niet",
zeide de zwarte „luister naar mij: wij
zullen iemand vragen, de vlek weg te maken.
Iedere vlek kan weggemaakt worden. Ga
mee".
In de Chlneesche wascherij „Eigen arbeid"
is men gereed een feestavond te maken. Van
de zoldering hangen lichte, geurige kleeren
omlaag; het raam staat open en de herfst
wind zet de mouwen in beweging, openen de
armen. Een zwarte kater met gele, Chineesche
oogen ligt op de strijkplank die nog warm is.
De eigenaar van den kater en van de was*
scherij, de Chinees Tschifoe, licht en dun als
een der van de zoldering omlaag hangende
kleedingstukken, ontvangt de gasten onder de
hanglamp.
„Nu. kameraad", zegt zwarte Anna, terwijl
zij het pak openmaakt „wij zijn wasch
vrouwen jij hebt een wasscherij. Je moet
ons helpen, je bent zoo handig. Kijk eens,
wat een pech we hebben". Jij waschvrouw
ik ook waschvrouw", antwoordt Tschifoe
„ga ritten, jij en jij. Tschifoe zal je pech be
kijken". Tschifoe kijkt eerst naar de vlek.
dan naar blonde Anna. Zijn oogen, die smal
zijn gelijk knoopsgaten, kijken in haar blauwe,
knopachtige oogjes. „O vlek!" zegt Tschifoe.
„Linnen dun, viek dik. O *vlek!"
„Kameraad", verzoekt zwarte Anna „zeg
toch snel; kun je de vlek wegmaken?" „Jij
waschvrouw ik waschvrouw", antwoordt
Tschifoe beminnelijk „kan ik, lean ik. Mor
gen jij terugkomen".
Hij buigt tot afscheid. De gestreken kleeren
die van de zoldering neerhangen maken even
eens buigingen cn zelfs de geeloogige kater
op de strijkplank knikt glimlachend met den
kop.
Drie dagen later zit de booze klant van
blonde Anna ergens in den salon. Hij drukt
de hand op het buitenlandsohe hemd, precies
op de plaats, waar de vlek nog zou ritten,
wanneer Tchifoe haar niet had verwijderd,
en waar eigenlijk het hart moest zitten....
Denzelfden avond rent zwarte Anna, op
zoek naar haar man, alle kroegen af in de
omgeving van haar huis. Liefde, jaloezie, angsi
over het weekloon, dat misschien verdronken
wordt en vrees voor de eenzaamheid knagen
aan haar hart. In de kroegen staat in
blauwe pluimen de tabaksrook tot de zolde
ring, in de glazen schuimt het bier. Maar
nergens is de man te vinden, nergens is hij
te ontdekken, de jonge waterleidingarbeider
Lenjka. Den geheelen dag heeft hij hard
gewerkt, hij heeft waterleidingbuizen gelegd,
zoodat het water er door zal kunnen stroomen.
Wat wonder nu. dat hij, na zoo zwaren arbeid,
ergens zit en bier in zich laat vloeien? Maar
waar? Eerst laat in den nacht, wanneer de
goede maan al te voorschijn komt achter oe
wolken, vindt zwarte Anna hem, zonder pet,
zonder geld, zonder zinnen.
„Wie is dat? Wie wie heeft het
recht?" bazelt Lenjka en schudt het hoofd,
dat zijn haren vallen op zijn neus. „Ik zai
je laten zien, wie het is! Stap in en ga zitten!"
En zwarte Anna duwt Lenjka, lachend en
schreiend tegelijk, in een wagen en brengt
hem thuis. Maar tot haar groote verwonde*
ring is blonde Anna niet thuis en niemand
maakt de deur open. Mopperend sleept zij
den dronken man den tuin in, neemt haar
doek af en wikkelt die Lenjka om den hals.
Dan zinken zij naast elkaar neer op de koude
tegels voor de waschkeuken en slapen in,
boven hen de groene fonkelende ster.
Ja, blonde Anna is niet thuis, rij is ver weg.
Zij is in China, maar alleen in gedachten. In
werkelijkheid is zij bij Tschifoe, in
zijn wasscherij te gast. Zij spert haar ronde,
blauwe oogjes wijd open en luistert buiten
adem naar de verhalen van Tschifoe over
zijn verre land. „De rivier", zegt Tschifoe met
zangerige stem, terwijl hij zijn spleetoogen
bijna sluit „o, de rivier groot, geel
„En wat doet je vader?" vraagt Anna, terwijl
zij een slokje thee neemt. „Vader sjouwer is,
koelie is. Zware last dragen, groote last. Moe
der oud. Tschifoe, een zoon. Terug moet.
Helpen moet. Shanghai moet ver moet".
En Anna ziet het station, den Siberischen
express rook lichten
„Samen moet", zegt Tschifoe, terwijl hij
zijn dunnen, gelen vinger op Anna's vollen
blanken arm legt. „Samen moet. Trouwen
moet. Jij waschvrouw, ik waschvrouw
Maar hoe zal ik hem liefhebben? denkt Anna
en kijkt naar de onwaarschijnlijk dunne staart
van Tschifoe. En de kinderen zullen die dan
oolc spleetoogen hebben?
Maar in gedachten ziet zij de blauwe rails,
hoort zij den hijgenden adem van de loco*
motief. Grijze rook stijgt op, lichten ijlen
voort en de trein strijkt, vuur ademend, den
spoordijk.
NA HET 21e BIERTJE.
EEN VULPENHOUDER WEG-
GEGOOCHELt).
Er waren eens drie jongelieden en die
dronken op een goeden dag tezamen en in
vereeniging bier in café „Lommeroord" te
Heemstede. Naast hen, aan een ander tafel
tje, zaten twee andere jongelingen, die even
eens den tijd doodden met het tot zich nemen
van het edele gerstenat.
Maar nu geviel het, dat op een gegeven
oogenblik deze twee jongelui den bodem van
hun schatkist zageh. Ruwweg gezegd; ze had
den geen geld meer voor bier. Dit beviel hun
niet, want zij hadden nog een onleschbaren
dorst. Dies zonnen zij op middelen, om
met een leege portemonnaie tóch door te
kunnen gaan met bierdrinken. Het middel
was spoedig gevonden: zij schikten aan bij
de tafel van de drie en gingen eenvoudig door
met bier bestellen en drinken. De stemming
werd steeds vroolijker en kameraadschappe-
lijker.
Toen P. J. L. zijn 21e glaasje op had, stelde
hij voor wat te gaan goochelen. Met veel ge
lach en lawaai werd dit voorstel aangenomen
en met niet minder lawaai het plan uitge
voerd. Toen zoowat alles weggegoocheld was,
bleek dat er ook een gouden vulpenhouder
verdwenen was. De eigenaar van het kost
baar voorwerp was over deze treffende over
eenkomst tusschen Locarno en Lommeroord
niet te spreken en hij jteek er den 27-jarigen
goochelaar op aan. Maar deze ontkende ten
stelligste.
Toch kwam de zaak voor den Politierechter
en deze zoowel als het O.M. geraakte
door de getuigenverklaringen van des goo
chelaars schuld overtuigd, zoodat hij hem
strafte met f 30 boete of 10 dagen hechtenis.
De naneef van Bamberg zei, dat hij het niet
nam en in hooger beroep ging.
VAC ANTIEBEZIGHEDEN VOOR
SCHOOLKINDEREN
Naar wij vernemen zullen de Vacantie-
bezigheden voor schoolkinderen deze week nog
niet beginnen, in verband met het feit dat de
Chr. scholen nog geen vacantie hebben.
De vacantiebezigheden zullen beginnen 28
Juli a.s.
DIEFSTAL UIT EEN TUINHUISJE.
Bij de politie is. aangifte gedaan, dat in
den nacht van Zaterdag op Zondag uit een
ongesloten tuinhuisje achter perceel Zomer-
luststraat 2, 2 kleedjes, 5 alpacca theelepel
tjes, een nikkelen theezeefje en 7 boeken "zijn
ontvreemd. Een onderzoek wordt ingesteld.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1613
KOELTE
Jantje zegt dat hij
het zoo warm heeft
krijgt verlof om zijn
sporthemd, schoenen
en kousen uit te
trekken en het ad
vies om een poosje
rustig te gaan zitten
variëert de verveling
met eenige acrobati
sche toeren
dat iiggs®
nog warmer
en haalt eea
zoekt tien minuten
naar een werkelijk
koele houding
noodiigt Keesje Kom
mer uit binnen te
komen om zijn post
zegelalbum te zien
haalt het album en
begint een worstel
wedstrijd met Keesje
vraagt aan moeder
wat hij toch kan
doen, om niet zoo
warm te worden
(Nadruk verboden).
MAXIMUM-AANTAL LEER
LINGEN PER KLASSE.
B. EN W. WILLEN GEEN VERLAGING
VAN DAT AANTAL.
B. en W. stellen voor, afwijzend te be
schikken op een verzoekschrift van de afd.
Haarlem van den Bond van Ned. onderwij
zers tot verlaging van het maximum-aantal
leerlingen per klasse bij het gewoon en bij
het uitgebreid lager onderwijs.
In hun praeadvies zeggen B. en W. te mee-
nen, dat er voor inwilliging van het verzoek
tot verlaging of nadere vaststelling van het
maximum-aantal leerlingen der klasse, zoo
voor het gewoon- als voor het uitgebreid
lager onderwijs geen genoegzame grond aan
wezig is. Integendeel.
Zij meenen, dat bij de vorengenoemde
klassen-sterkte aan alle leerlingen het on
derwijs alleszins tot zijn recht kan komen.
Maar, behalve op vorenstaande gronden,
ontraden B. en W. de inwilliging van het
verzoek ook uit financiëele overwegingen.
Bij verlaging van de maxima per klasse
zal het aantal z.g. „boventallige" leerkrach
ten noodwendig grooter worden; wat. zeggen
wil, dat de onderwijsuitgaven, welke voor
rekening der gemeente blijven, belangrijk
hooger zullen zijn. Ook de bedragen voor
rente en aflossing voor nieuw te bouwen
scholen zouden onmiddellijk stijgen, evenals
de kosten van instandhouding; tegelijkertijd
zouden de uitkeeringen aan het bijzonder
onderwijs belangrijk toenemen.
DIEFSTAL VAN KONIJNEN.
Bij de politie is aangifte gedaan van diefstal
van twee konijnen ,die zich bevonden in een
hok achter perceel Zomervaart 76c.
HET CONCERT IN DE EMOSTRAAT
In aansluiting op ons vorig bericht kun
nen wij mededeelen dat het Concert dat a.s.
Donderdagavond zal worden gegeven door
de Muziekvereeniging „Utile Dulci" onder de
auspicieën van den Oranjebond „Prinses Ju
liana" het karakter zal dragen van een po
pulair zomeravondconcert. Verder wordt ons
verzocht nog eens de aandacht van onze le
zers te vragen voor de kas van den Oranje-
bond „Prinses Juliana", waaruit de onkosten
moeten worden betaald en waarvoor gaarne
giften zullen worden ontvangen, vooral ook
met het oog op de a.s. Koninginnefeesten.
Het programma van het Concert dat zal
worden gegeven in de eigen muziektent aan
de Emostraat luidt:
1. Royal Vainqueur, Marchë J. Volant
2. Souvenir du Grand Cèdre Ouverture
A. Adrien Pellegen.
3. Oceana, Grand Valse, Fr. Poppy.
4. Le Reveil des Dieux, Fantasie,
Jean Lougs,
5. Victorie, March e, W. F. Sprink Sr,
Pauze.
6- Le Fringant, Marche, T. Rousseau,
7. Dans la Bruyère, Ouverture, A. Govaetf,
8- Les Echos du Pays, Fantasie, P. André
9. Mercédes, Ouverture M. J. H. Kessels,
10. Finale.
AANKOOP PERCEELEN.
B. en W. stellen den Raad voor, hen te
machtigen voor de gemeente aan te koopen
tegen een prijs van f 5.625, perceelen aan den
Vergierdeweg, en tegen een prijs van f 1.875,
perceelen aan denzelfden weg en voor die
aankoopen en de daarop vallende kosten ter
beschikking van B. en W. te stellen een be
drag van f 7.765.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct*. per regel.
MEUBELEN
Levering direct aan particulieren, Dressoir, tafel, 2 fauteuils, 4 stoelen moquette, tfieemeubel, spiegel
2 schilderijen, samen f 118.—. Q. A. Buffet met bolle deuren f 62.50
Huis-, Salon-, Slaapkamermeubelen, Bedden, Dekens, enz.
Alles MET DRIE JAAR SCHRIFTELIJKE GARANTIE. PRIMA AFWERKING.
NED. MEUBEL-INDUSTRIE „NEMI". Modelkamer* voor Haarlem: KONINGINNEWEG 18
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN DE DACIA
door
G. FANSTINGL,
56)
Uit diepe, donkere accoorden groeide het
weemoedig stormachtige middelste gedeel
te.
Hoe goed paste die muriek bij zijn stem
ming en hoe prachtig speelde Gerry!
Met welk een meesterschap beheerschte ze
de techniek.
Maar boven de techniek stond het diepe
gevoel, dat zij er in wist te leggen.
Het greep Braddon in hot diepst van rijn
ziel. Zoo had ze zijn lievelingsstuk nog nooit
gespeeld!
Midden onder het spelen rinkelde de tele-
fo^nbel.
Gerry brak af en snelde de kamer uit.
Verwonderd keek Braddon haar na. Kwam
haar beioep nu reeds weer tusschen hen? Nu,
in dit uur," waarop ze alleen hem toebehoor
de?
Daar kwam Gerry weer terug. Ze had een
sigaret aangestoken. Die legde ze op den
rand van den vleugel en greep weer m de
^Ze0 begon opnieuw hot middelste deel te
spelen.
Wat was dat?
Uit onbegrijpende verbazing groeide ui
Braddon wederom dat gevoel, dat hij kende
en vreesde.
Gerry speelde nier, haar gewone techniek
Maar opeens was haar hart niet meer bij hst
spel. Hoe duidelijk spraken die tonen tot
h<Een koude rilling liep over hem heen. Kon
ze zich dan werkelijk niet losrukken van dat
onzalige beroep? Moest het haar steeds weer
in zijn net sleepen, haar gevoelens vernieti
gen?
Dat was niet Rachmaninoffs weemoedig,
stormachtige melodie.
Meesterlijk gleden de vingers van Gerry
over de toetsen, maar de ziel, het hart was
©r uit verdwenen.
Dacht ze aan iets -anders?
Misschien aan het geval, dat het telefoon
gesprek gegolden had?
In Braddon woedde een storm. Neen, dit
wezen wilde hij niet liefhebben. Dat was
niet de zachte vrouw vol gevoel, naar wie
zijn heele hart hunkerde. Dat was harde,
koude werkelijkheid.
Mabelooze ontnuchtering sloeg als een
bedwelmende golf over hem heen.
De kamer werd hem te eng, de muren
dreigden hem te verstikken en de tonen
martelden hem.
Neen, neen, duizendmaal neen!
Niet opnieuw terug in den ontzenuwenden
strijd om de ziel van deze vrouw. Deze
strijd was hopeloos.
Weg, weg van hier, voor het te laat
was!
Zachtjes sloop hij naar buiten en hoonend
volgden hem de koude klanken.
Diep ademend stond hij op het terras. Nog
duizelde zijn hoofd en verward liep hij het
park in om de tonen te ontvluchten.
Hij was er rich niet van bewust, dat hij
zijn voeten onwillekeurig naar de ronde bank
gericht had, waar hij zoo dikwijls met haar
gezeten had, wier spel hem nu verdreef.
Het dichte mos dempte zijn schreden.
Nu pas zag hij de gestalte en bleef staan.
Wie zat daar op deze plaats, die hem zoo
heilig was?
Zwak en schaduwachtig waren de om.
trekken in de schemering. Maar hij kende
haar toch!?
Wie was dat?
Zachtjes, dralend trad hij naderbij.
Neen, dat was een zinsbegoocheling! Dat
was krankzinnigheid! Dat kon niet waar
zijn!
Drie geluidlooze stappen en hij greep de
gestalte.
Een kreet! In het kasteel verstomden de
klanken en hij staarde in Gerry's oogen, die
hem raadselachtig en diep aankeken.
Welk helsch spel was dit toch?
Ginds die klanken en hier
Krampachtig hield hij den arm vast van
het wezen, dat rijn Gerry was en hem nu
teeder toelachte, trok het met rich mee en
ijlde naar het huis toe.
Nu stond hij voor de marmeren trap van
het terras en uit de deur daarboven kwam
wederom een gedaante.
En ook dit was Gerry.
Ontzet vloog zijn blik van de een naar
de ander. Een oogenblik doorschokte hem
ccn waanzinnige gedachte. Ging de m^acht
van de dubbele ziel zoover, dat ze twee ge»
stalten scheppen kon?
Daar weerklonken van boven de Woor
den:
„Weet je, Jim, het is feitelijk heel on»
beleefd, een dame zoo beet te pakken. Laat
mijn zuster toch eindelijk los!"
Nu ontspande zich de harde greep van
Braddon's handen van den arm van zijn ge
vangene.
De gedaante kwam de trappen af en boog
een beetje ironisch voor hem.
„Mijnheer Jim Braddon, veroorloof me,
dat ik mijzelf hoogst eigenhandig voorstel
Ik ben Gerry Alice Rickeberg, voor negen
tiende dat wezen, dat men The Devil belieft
te noemen en voor tien tiende het wezen,
dat een zekere jonge man niet kan uitstaan,
omdat het geen bijzondere neiging tot ver»
liefd'heid toont. En dit hier is Gerry Beatrice
Rickeberg, geboren een uur na eerstgenoemde,
één tiende gedeelte van de Devil en tien tiende
van dat persoontje, dat op een zekeren Jim
Braddon tot over de oorenz
„Hou op, Alice, dat is
„Zakengeheim! Ik weet het! En jij kunt
je mond nu wel weer dicht doen, Jim".
Jim deed het. Hij nam het zichzelf niet
eens kwalijk, dat hij hem al dien tijd open
had laten staan, ofschoon het zeker geen
verheffende aanblik geweest was.
Dus dit was de oplossing van het raad
sel.
Gerry had een tweelingzuster, die vol
komen op haar geleek. Ja, er was geen
onderscheid te bemerken. De twee geleken
op elkaar als de twee spreekwoordelijke
eieren.
Dat was eht geheim van de familie Ricke
berg en de Dacia.
Dus „de Devil", die voor de buitenwereld
een jongen was, bestond in werkelijkheid uit
twee zusters, die elkaar onderling hielpen en
aanvulden.
Daarom noemde men Gerry thuis altijd
Beatrice en voor vreemden Gerry. Daarom
vond de cocaïnehandelaar Miles de „Devil"
in Edinburg op het station .nadat hij van
Plymouth gevlucht was. Daarom had
Beatrice geen teeken van herkenning ge
geven, toen ze John Baker aan den kant
van den weg zagen zitten. Ze kende wel
zijn geschiedenis, maar had hem zelf nog
nooit gezien.
Ze gingen terug naar de muziekkamer en
zetten zich in het babbelhoekje. Braddon
voelde zich nog altijd zoo, alsof hij een slag
op het hoofd had gekregen.
Stap voor stap ontvouwden de twee zus
ters voor hem de geschiedenis van hun op»
voeding en hun werk.
„Toen wij nog babies waren, bond Mama
ons lintjes om den pols. Ik kreeg een rood
en Beatrice een blauw lintje. En indien nie»
mand ze verwisseld heeft, ben ik werkelijk
Alice Rickeberg".
Nu hoorde Braddon ook, dat Li»Sing feite»
lijk hun kindermeisje geweest was. Hij had
den twee jongen lichamen die ongelooflijke
behendigheid bijgebracht, waarover Braddon
zich vooral bij het tennissen zoo verbaasd
had.
„Mama en grootmama hebben er natuur
lijk over gewaakt, dat hij niet te hard van
stapel liep. Maar Li-Sing zelf was altijd goed
voor ons. Hij heeft een vriendelijk en trouw
karakter en is evenals Maja Iwanowna geheel
een lid van onze familie geworden. Overigens
is zijn rol als onze instructeur nog steeds
niet beëindigd. Wij trainen ons eiken dag nog
een uur met hem. Het licham verliest maar
al te gemakkelijk de aangeleerde behendig
heid. Bovendien is het goed voor de „slanke
lijn", voegde Alice er lachend aan toe.
Toen vertelden ze hem van het begin van
hun werk. Meestal hadden ze hun gevallen
gemeenschappelijk bewerkt. In ieder geval
wist de een steeds alle bijzonderheden van
een zaak, ook dan, indien ze er in het geheel
geen aandeel aan gehad had.
„Ons laatste en moeilijkste geval heette:
„Jim Braddon", zei Alice. „En ik ben er niet
al te vast van overtuigd, dat Beatrice werke
lijk in alle bijzonderheden nauwkeurig is ge
weest. De zaak zelf heeft mij echter dikwijls
een heimelijk genoegen bereid. Menigmaal
kon men je de ontevredenheid met Gerry
Alice direct van de punt van je neus aflezen,
waarde Jim!"
„Heeft ze je werkelijk zoo slecht behandeld
als ze voorwendt?" vroeg Beatrice met haar
schelmsch lachje.
„Neen, nog veel slechter. Tot mijn spijt
moet ik dit getuigenis van haar afleggen".
Toen vertelden ze hem van hun dienst in
de Dacia.
John Paralescu was door Beatrice gevan
gen genomen.
.Den afperser Fred Shariby heeft Alice voor
haar rekening genomen. Ze heeft me toch
altijd de mooiste en gevaarlijkste gevallen
voor den neus weggekaapt"*
„Natuurlijk! Ten eerste ben ik de oudste
en ten tweede is Beatrice bepaald afschuwe
lijk goedaardig. Eenmaal is 'n zakenman in
de Dacia gekomen, van wien een van zijn
employés bijna duizend pond ver-'uisterd had.
Beatrice heeft het geval heel eenvoudig op
gelost. Ze heeft hem de duizend pond maar
eventjes geschonken".
„Ja, maar je weet heel goed waarom. De
man had een eenigen zoon. Zijn vrouw was
reeds jaren dood en had hem de belofte af
gesmeekt, hun zoon naar een universiteit
te zenden. Zijn salaris was te gering en was
niet toereikend voor de uitgaven, niettegen
staande hij het eten uit zijn mond spaarde.
Hij had natuurlijk niet mogen stelen, maar
zijn beweegredenen waren menschelijk begrij
pelijk".
„En wat is er verder met den jongen man
gebeurd?" vroeg Braddon.
„Beatrice heeft rijn laatste studiejaren be
kostigd. Nu werkt hij in de Dacia.
„En hij werkt goed. Dat moet je toch toe
geven".
„Dat is waar. Beatrice. Maar even waar
is het, dat je eenvoudig ziekelijk goedaardig
bent. Indien iedeer beambte van de Dacia
haar zooveel gekost zou hebben als deze
jonge man, hadden we haar reeds lang kun
nen liquideeren. Jij had waarschijnlijk zelfs
Fred Shanby laten loopen".
„Halt, Alice! Dat is een krasse bewering-
Van chantageplegers moet ik werkelijk niet
yeel hebben".
Nu herinnerde Braddon zich ook, dat de
manke John hem van Fred Shanby verteld
had, dat diens geheele lichaam tot bloedens
toe geranseld was. toen de politie hem vond
Nu hij wist, dat Alice dit gedaan had, stemde
hij plotseling met zijn geheele hart toe en
zeide:
„Ik zou ook niet anders gehandeld heb
ben dian Alice. Ik zou hem ook flink afge
ranseld hebben".
Maar Alice zag hem met groote oogen
aan.
„Je gelooft toch niet, dat ik Shanby gesla
gen heb! Ik raak geen misdadiger aan, zoo
dra hij eenmaal geboeid is",
Beatrice glimlachte.
(Slot volgt),