H.D. VERTELLINGEN FLITSEN STADSNIEUWS GERRY RICKEBERG HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 22 JULI 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). door WERA INBER Waschvrouwen. Tweemaal per week, des Dinsdags en des Vrijdags, vertrekt om 10 uur des avonds van het Jaroslawsehe station de Siberische ex- prestreln. Tweemaal per week keert onge veer om dezen tijd de waschvrouw Anna, die des Dinsdags en Vrijdags wasschen aflevert, terug van het klanten-loopenzij blijft dan altijd even staan om naar den exprestrein te kijken. Wat haar maatschappelijke positie betreft, Anna is, gelijk gezegd, waschvrouw; met betrekking tot haar uiterlijk valt te zeggen, dat haar knopachtlg ronde oogjes de kleur van waschblauw hebben en dat haar wangen meekraprood zijn; in haar nek ligt een dikke, blonde haarwrong van den vorm van een pas losgewonden handdoek en haar volle hooge boezem fluctueert als de stijfsel- prijzen. De expre» gelijkt een keten van lichtjes. In den slaapwagen ziet men platte koffers en fijn gevlochten mandjes. Daar zitten natuur lijk geen hemden in van fijn linnen, maar zijden nachtjaponnen met geborduurde dra ken. Wanneer men zoo'n nachtjapon heeft gewasschen, mag men hem niet uitwringen, maar alleen uitknijpen, anders scheurt de zijde; ook moet men hem vochtig en van de lonkerzijde strijken dan komen de draken op-do zijde te voorschijn alsof zij leven „Hé daar!" roept een kruier haar toe „wat doe je daar midden op den weg? Wil je soms ook naar Japan?" Anna doet een stap opzij, maar zij gaat niet weg. Het is toch interessant, te kijken naar de menschen, die zoo ver weg reizen. Meestal zijn het kleine, geelachtige menschen met spleetoogcn en een glimlach om mond en neus. Daar gaat een wat grootere gele met groenen hoed en groen pak, als een zonnebloem ziet hij er uit. Daar loopt een kleine Japansche; zij heeft heel dunne beentjes en draagt een buitenlandsch costuum. Zij pakt een spleetoogige bij den mouw en spreekt een vreemde taal, maar het Is, alsof Je kon verstaan, wat zij zegt: „Wanitschka", zegt zij „jij, mijn zonne schijnben je vergeten, hoeveel je van mij hebt gehoudenEn zij geeft hem een doosje lekkers. „Studenten, Mongoolsche studenten", heet het nu. En ja: alsof men appelen had gestort uit een zak, zoo loopcn zij over het pen-on. Zij storten zich op dc wagons. Van schrik gaat er een lantaarn uit. Daar gaat een Chinees. Zijn staart is on waarschijnlijk dun, zijn gezicht is geel als een meloen. Hij hoest, heeft hier vermoede lijk kou gevat en reist nu naar huis om daar te sterven. En Anna, suf van dit kleurige drukke le ven, gaat naar huis. Het is herfst. De hemel is bezaaid met sterren. Wanneer Anna uit het raam kijkt, ziet zij een groenachtig blinkende ster precies boven de waschkeu- ken. Overdag wordt er in deze waschkeuken gekletst, en de damp staat tot den zolder; bloote armen duiken onder in zeepwater en komen weer te voorschijn. Maar nu ls het stil geen damp, geen zeep. Alleen de herfstnacht veest zacht over het dak. Is het mogelijk dat het leven zoo zonder eenig geluk zou voorbijgaan, altijd maar bij zeep en gesteven waschgoed? Nu staat de ^ter al hooger boven de wasch keuken. De trams slapen, maar de s'.apelooze Siberische expres suist waarschijnlijk voort aan den rand van de wereld. Anna wordt angstig en zij klopt, eerst schuchter, dan sterker tegen den wand, waarachter haar vriendin slaapt ook een Anna en een waschvrouw, maar een zwarte en magere. „Wat wil je?" laat zich vandaar een slaap dronken stem hooren, „je kunt zeker niet slapen?" „Anna, toe, leg mij de kaart-, wil je?" „Kaart leggen? En wie zal er morgen strij ken?" „Toe, doe het leg mij de kaart! Ik zal er morgen zes servetten voor strijken." „Servetten? Gierig ben jij! Wanneer je een tafellaken voor mij strijkt, sta ik op". „Nu goed dan een tafellaken". Nu liggen de kaarten op de tafel. Uit roode en zwarte tie nen, vrouwen en heeren, is het levenlot sa mengevlochten. De kaarten vallen zeer merk waardig en beneden ligt een bruine heer. „Ik begrijp niet", zei de zwarte Anna „wat dat voor een heer kan zijn. Hij is goed en toch zie ik moeilijkheden. Begrijp je? Dan ligt er nog een lange weg voor jeEn daar is een kwaadaardig mensch, die ergert zich over je. Je zult een brief krijgen. Een kleine ziekte niet ernstig. Een benijdster. Maar de hoofdzaak; de heer. Met de moei lijkheden". De zwarte Anna slaapt. De blonde echter kijkt omhoog naar de groenachtig blinkende ster. Voor een groot tafellaken had haar zwarte vriendin haar eigenlijk te weinig ge luk beloofd: wel een heer.maar met moei lijkhedeneen benijdstermaar dan ook een verre weg! En door haar vermoeide hersenen suist de Siberische expres, die de menschen brengt naar een ver land, waar misschien ook vreugde is en leed, maar dat alleen al mooi moet zijn, omdat het zoo ver ligt Op het hemd van een klant was een donkere streep achtergebleven van de drooglijn. Wat er aan deze lijn was geweest, vet of verf, dan wel of de benijdster die vlek misschien uit boosheid had gemaakt, was onbekend. In ieder geval was zij er en het fijne overhemd had een donkere streep. Met beven de handen probeert de blonde Anna op aller lei manieren, de streep te verwijderen. Maar het gelukt haar niet. Daar is al de eerste „moeilijkheid". De tweede is, dat de klant van excuses niet wil weten. „U is verplicht", zegt hij, „mij het hemd te vergoeden, of er precies zoo'n hemd voor in de plaats te leveren. Wam neer dat niet mogelijk is, moet u mij twintig roebel betalen. Zoo hoog taxeer ik dit hemd, in de eerste plaats als 'ding en dan als aan denken". „Wat scheelt er aan?" vroeg zwarte Anna. toen zij haar vriendin zag. „Zal ik je water geven? Wat is er gebeurd?" „Twintig roebel", zucht de blonde, „is dat mogelijk? Waar zal ik dieZij huilde. „Neen, doe dat niet", zeide de zwarte „luister naar mij: wij zullen iemand vragen, de vlek weg te maken. Iedere vlek kan weggemaakt worden. Ga mee". In de Chlneesche wascherij „Eigen arbeid" is men gereed een feestavond te maken. Van de zoldering hangen lichte, geurige kleeren omlaag; het raam staat open en de herfst wind zet de mouwen in beweging, openen de armen. Een zwarte kater met gele, Chineesche oogen ligt op de strijkplank die nog warm is. De eigenaar van den kater en van de was* scherij, de Chinees Tschifoe, licht en dun als een der van de zoldering omlaag hangende kleedingstukken, ontvangt de gasten onder de hanglamp. „Nu. kameraad", zegt zwarte Anna, terwijl zij het pak openmaakt „wij zijn wasch vrouwen jij hebt een wasscherij. Je moet ons helpen, je bent zoo handig. Kijk eens, wat een pech we hebben". Jij waschvrouw ik ook waschvrouw", antwoordt Tschifoe „ga ritten, jij en jij. Tschifoe zal je pech be kijken". Tschifoe kijkt eerst naar de vlek. dan naar blonde Anna. Zijn oogen, die smal zijn gelijk knoopsgaten, kijken in haar blauwe, knopachtige oogjes. „O vlek!" zegt Tschifoe. „Linnen dun, viek dik. O *vlek!" „Kameraad", verzoekt zwarte Anna „zeg toch snel; kun je de vlek wegmaken?" „Jij waschvrouw ik waschvrouw", antwoordt Tschifoe beminnelijk „kan ik, lean ik. Mor gen jij terugkomen". Hij buigt tot afscheid. De gestreken kleeren die van de zoldering neerhangen maken even eens buigingen cn zelfs de geeloogige kater op de strijkplank knikt glimlachend met den kop. Drie dagen later zit de booze klant van blonde Anna ergens in den salon. Hij drukt de hand op het buitenlandsohe hemd, precies op de plaats, waar de vlek nog zou ritten, wanneer Tchifoe haar niet had verwijderd, en waar eigenlijk het hart moest zitten.... Denzelfden avond rent zwarte Anna, op zoek naar haar man, alle kroegen af in de omgeving van haar huis. Liefde, jaloezie, angsi over het weekloon, dat misschien verdronken wordt en vrees voor de eenzaamheid knagen aan haar hart. In de kroegen staat in blauwe pluimen de tabaksrook tot de zolde ring, in de glazen schuimt het bier. Maar nergens is de man te vinden, nergens is hij te ontdekken, de jonge waterleidingarbeider Lenjka. Den geheelen dag heeft hij hard gewerkt, hij heeft waterleidingbuizen gelegd, zoodat het water er door zal kunnen stroomen. Wat wonder nu. dat hij, na zoo zwaren arbeid, ergens zit en bier in zich laat vloeien? Maar waar? Eerst laat in den nacht, wanneer de goede maan al te voorschijn komt achter oe wolken, vindt zwarte Anna hem, zonder pet, zonder geld, zonder zinnen. „Wie is dat? Wie wie heeft het recht?" bazelt Lenjka en schudt het hoofd, dat zijn haren vallen op zijn neus. „Ik zai je laten zien, wie het is! Stap in en ga zitten!" En zwarte Anna duwt Lenjka, lachend en schreiend tegelijk, in een wagen en brengt hem thuis. Maar tot haar groote verwonde* ring is blonde Anna niet thuis en niemand maakt de deur open. Mopperend sleept zij den dronken man den tuin in, neemt haar doek af en wikkelt die Lenjka om den hals. Dan zinken zij naast elkaar neer op de koude tegels voor de waschkeuken en slapen in, boven hen de groene fonkelende ster. Ja, blonde Anna is niet thuis, rij is ver weg. Zij is in China, maar alleen in gedachten. In werkelijkheid is zij bij Tschifoe, in zijn wasscherij te gast. Zij spert haar ronde, blauwe oogjes wijd open en luistert buiten adem naar de verhalen van Tschifoe over zijn verre land. „De rivier", zegt Tschifoe met zangerige stem, terwijl hij zijn spleetoogen bijna sluit „o, de rivier groot, geel „En wat doet je vader?" vraagt Anna, terwijl zij een slokje thee neemt. „Vader sjouwer is, koelie is. Zware last dragen, groote last. Moe der oud. Tschifoe, een zoon. Terug moet. Helpen moet. Shanghai moet ver moet". En Anna ziet het station, den Siberischen express rook lichten „Samen moet", zegt Tschifoe, terwijl hij zijn dunnen, gelen vinger op Anna's vollen blanken arm legt. „Samen moet. Trouwen moet. Jij waschvrouw, ik waschvrouw Maar hoe zal ik hem liefhebben? denkt Anna en kijkt naar de onwaarschijnlijk dunne staart van Tschifoe. En de kinderen zullen die dan oolc spleetoogen hebben? Maar in gedachten ziet zij de blauwe rails, hoort zij den hijgenden adem van de loco* motief. Grijze rook stijgt op, lichten ijlen voort en de trein strijkt, vuur ademend, den spoordijk. NA HET 21e BIERTJE. EEN VULPENHOUDER WEG- GEGOOCHELt). Er waren eens drie jongelieden en die dronken op een goeden dag tezamen en in vereeniging bier in café „Lommeroord" te Heemstede. Naast hen, aan een ander tafel tje, zaten twee andere jongelingen, die even eens den tijd doodden met het tot zich nemen van het edele gerstenat. Maar nu geviel het, dat op een gegeven oogenblik deze twee jongelui den bodem van hun schatkist zageh. Ruwweg gezegd; ze had den geen geld meer voor bier. Dit beviel hun niet, want zij hadden nog een onleschbaren dorst. Dies zonnen zij op middelen, om met een leege portemonnaie tóch door te kunnen gaan met bierdrinken. Het middel was spoedig gevonden: zij schikten aan bij de tafel van de drie en gingen eenvoudig door met bier bestellen en drinken. De stemming werd steeds vroolijker en kameraadschappe- lijker. Toen P. J. L. zijn 21e glaasje op had, stelde hij voor wat te gaan goochelen. Met veel ge lach en lawaai werd dit voorstel aangenomen en met niet minder lawaai het plan uitge voerd. Toen zoowat alles weggegoocheld was, bleek dat er ook een gouden vulpenhouder verdwenen was. De eigenaar van het kost baar voorwerp was over deze treffende over eenkomst tusschen Locarno en Lommeroord niet te spreken en hij jteek er den 27-jarigen goochelaar op aan. Maar deze ontkende ten stelligste. Toch kwam de zaak voor den Politierechter en deze zoowel als het O.M. geraakte door de getuigenverklaringen van des goo chelaars schuld overtuigd, zoodat hij hem strafte met f 30 boete of 10 dagen hechtenis. De naneef van Bamberg zei, dat hij het niet nam en in hooger beroep ging. VAC ANTIEBEZIGHEDEN VOOR SCHOOLKINDEREN Naar wij vernemen zullen de Vacantie- bezigheden voor schoolkinderen deze week nog niet beginnen, in verband met het feit dat de Chr. scholen nog geen vacantie hebben. De vacantiebezigheden zullen beginnen 28 Juli a.s. DIEFSTAL UIT EEN TUINHUISJE. Bij de politie is. aangifte gedaan, dat in den nacht van Zaterdag op Zondag uit een ongesloten tuinhuisje achter perceel Zomer- luststraat 2, 2 kleedjes, 5 alpacca theelepel tjes, een nikkelen theezeefje en 7 boeken "zijn ontvreemd. Een onderzoek wordt ingesteld. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1613 KOELTE Jantje zegt dat hij het zoo warm heeft krijgt verlof om zijn sporthemd, schoenen en kousen uit te trekken en het ad vies om een poosje rustig te gaan zitten variëert de verveling met eenige acrobati sche toeren dat iiggs® nog warmer en haalt eea zoekt tien minuten naar een werkelijk koele houding noodiigt Keesje Kom mer uit binnen te komen om zijn post zegelalbum te zien haalt het album en begint een worstel wedstrijd met Keesje vraagt aan moeder wat hij toch kan doen, om niet zoo warm te worden (Nadruk verboden). MAXIMUM-AANTAL LEER LINGEN PER KLASSE. B. EN W. WILLEN GEEN VERLAGING VAN DAT AANTAL. B. en W. stellen voor, afwijzend te be schikken op een verzoekschrift van de afd. Haarlem van den Bond van Ned. onderwij zers tot verlaging van het maximum-aantal leerlingen per klasse bij het gewoon en bij het uitgebreid lager onderwijs. In hun praeadvies zeggen B. en W. te mee- nen, dat er voor inwilliging van het verzoek tot verlaging of nadere vaststelling van het maximum-aantal leerlingen der klasse, zoo voor het gewoon- als voor het uitgebreid lager onderwijs geen genoegzame grond aan wezig is. Integendeel. Zij meenen, dat bij de vorengenoemde klassen-sterkte aan alle leerlingen het on derwijs alleszins tot zijn recht kan komen. Maar, behalve op vorenstaande gronden, ontraden B. en W. de inwilliging van het verzoek ook uit financiëele overwegingen. Bij verlaging van de maxima per klasse zal het aantal z.g. „boventallige" leerkrach ten noodwendig grooter worden; wat. zeggen wil, dat de onderwijsuitgaven, welke voor rekening der gemeente blijven, belangrijk hooger zullen zijn. Ook de bedragen voor rente en aflossing voor nieuw te bouwen scholen zouden onmiddellijk stijgen, evenals de kosten van instandhouding; tegelijkertijd zouden de uitkeeringen aan het bijzonder onderwijs belangrijk toenemen. DIEFSTAL VAN KONIJNEN. Bij de politie is aangifte gedaan van diefstal van twee konijnen ,die zich bevonden in een hok achter perceel Zomervaart 76c. HET CONCERT IN DE EMOSTRAAT In aansluiting op ons vorig bericht kun nen wij mededeelen dat het Concert dat a.s. Donderdagavond zal worden gegeven door de Muziekvereeniging „Utile Dulci" onder de auspicieën van den Oranjebond „Prinses Ju liana" het karakter zal dragen van een po pulair zomeravondconcert. Verder wordt ons verzocht nog eens de aandacht van onze le zers te vragen voor de kas van den Oranje- bond „Prinses Juliana", waaruit de onkosten moeten worden betaald en waarvoor gaarne giften zullen worden ontvangen, vooral ook met het oog op de a.s. Koninginnefeesten. Het programma van het Concert dat zal worden gegeven in de eigen muziektent aan de Emostraat luidt: 1. Royal Vainqueur, Marchë J. Volant 2. Souvenir du Grand Cèdre Ouverture A. Adrien Pellegen. 3. Oceana, Grand Valse, Fr. Poppy. 4. Le Reveil des Dieux, Fantasie, Jean Lougs, 5. Victorie, March e, W. F. Sprink Sr, Pauze. 6- Le Fringant, Marche, T. Rousseau, 7. Dans la Bruyère, Ouverture, A. Govaetf, 8- Les Echos du Pays, Fantasie, P. André 9. Mercédes, Ouverture M. J. H. Kessels, 10. Finale. AANKOOP PERCEELEN. B. en W. stellen den Raad voor, hen te machtigen voor de gemeente aan te koopen tegen een prijs van f 5.625, perceelen aan den Vergierdeweg, en tegen een prijs van f 1.875, perceelen aan denzelfden weg en voor die aankoopen en de daarop vallende kosten ter beschikking van B. en W. te stellen een be drag van f 7.765. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct*. per regel. MEUBELEN Levering direct aan particulieren, Dressoir, tafel, 2 fauteuils, 4 stoelen moquette, tfieemeubel, spiegel 2 schilderijen, samen f 118.—. Q. A. Buffet met bolle deuren f 62.50 Huis-, Salon-, Slaapkamermeubelen, Bedden, Dekens, enz. Alles MET DRIE JAAR SCHRIFTELIJKE GARANTIE. PRIMA AFWERKING. NED. MEUBEL-INDUSTRIE „NEMI". Modelkamer* voor Haarlem: KONINGINNEWEG 18 FEUILLETON HET RAADSEL VAN DE DACIA door G. FANSTINGL, 56) Uit diepe, donkere accoorden groeide het weemoedig stormachtige middelste gedeel te. Hoe goed paste die muriek bij zijn stem ming en hoe prachtig speelde Gerry! Met welk een meesterschap beheerschte ze de techniek. Maar boven de techniek stond het diepe gevoel, dat zij er in wist te leggen. Het greep Braddon in hot diepst van rijn ziel. Zoo had ze zijn lievelingsstuk nog nooit gespeeld! Midden onder het spelen rinkelde de tele- fo^nbel. Gerry brak af en snelde de kamer uit. Verwonderd keek Braddon haar na. Kwam haar beioep nu reeds weer tusschen hen? Nu, in dit uur," waarop ze alleen hem toebehoor de? Daar kwam Gerry weer terug. Ze had een sigaret aangestoken. Die legde ze op den rand van den vleugel en greep weer m de ^Ze0 begon opnieuw hot middelste deel te spelen. Wat was dat? Uit onbegrijpende verbazing groeide ui Braddon wederom dat gevoel, dat hij kende en vreesde. Gerry speelde nier, haar gewone techniek Maar opeens was haar hart niet meer bij hst spel. Hoe duidelijk spraken die tonen tot h<Een koude rilling liep over hem heen. Kon ze zich dan werkelijk niet losrukken van dat onzalige beroep? Moest het haar steeds weer in zijn net sleepen, haar gevoelens vernieti gen? Dat was niet Rachmaninoffs weemoedig, stormachtige melodie. Meesterlijk gleden de vingers van Gerry over de toetsen, maar de ziel, het hart was ©r uit verdwenen. Dacht ze aan iets -anders? Misschien aan het geval, dat het telefoon gesprek gegolden had? In Braddon woedde een storm. Neen, dit wezen wilde hij niet liefhebben. Dat was niet de zachte vrouw vol gevoel, naar wie zijn heele hart hunkerde. Dat was harde, koude werkelijkheid. Mabelooze ontnuchtering sloeg als een bedwelmende golf over hem heen. De kamer werd hem te eng, de muren dreigden hem te verstikken en de tonen martelden hem. Neen, neen, duizendmaal neen! Niet opnieuw terug in den ontzenuwenden strijd om de ziel van deze vrouw. Deze strijd was hopeloos. Weg, weg van hier, voor het te laat was! Zachtjes sloop hij naar buiten en hoonend volgden hem de koude klanken. Diep ademend stond hij op het terras. Nog duizelde zijn hoofd en verward liep hij het park in om de tonen te ontvluchten. Hij was er rich niet van bewust, dat hij zijn voeten onwillekeurig naar de ronde bank gericht had, waar hij zoo dikwijls met haar gezeten had, wier spel hem nu verdreef. Het dichte mos dempte zijn schreden. Nu pas zag hij de gestalte en bleef staan. Wie zat daar op deze plaats, die hem zoo heilig was? Zwak en schaduwachtig waren de om. trekken in de schemering. Maar hij kende haar toch!? Wie was dat? Zachtjes, dralend trad hij naderbij. Neen, dat was een zinsbegoocheling! Dat was krankzinnigheid! Dat kon niet waar zijn! Drie geluidlooze stappen en hij greep de gestalte. Een kreet! In het kasteel verstomden de klanken en hij staarde in Gerry's oogen, die hem raadselachtig en diep aankeken. Welk helsch spel was dit toch? Ginds die klanken en hier Krampachtig hield hij den arm vast van het wezen, dat rijn Gerry was en hem nu teeder toelachte, trok het met rich mee en ijlde naar het huis toe. Nu stond hij voor de marmeren trap van het terras en uit de deur daarboven kwam wederom een gedaante. En ook dit was Gerry. Ontzet vloog zijn blik van de een naar de ander. Een oogenblik doorschokte hem ccn waanzinnige gedachte. Ging de m^acht van de dubbele ziel zoover, dat ze twee ge» stalten scheppen kon? Daar weerklonken van boven de Woor den: „Weet je, Jim, het is feitelijk heel on» beleefd, een dame zoo beet te pakken. Laat mijn zuster toch eindelijk los!" Nu ontspande zich de harde greep van Braddon's handen van den arm van zijn ge vangene. De gedaante kwam de trappen af en boog een beetje ironisch voor hem. „Mijnheer Jim Braddon, veroorloof me, dat ik mijzelf hoogst eigenhandig voorstel Ik ben Gerry Alice Rickeberg, voor negen tiende dat wezen, dat men The Devil belieft te noemen en voor tien tiende het wezen, dat een zekere jonge man niet kan uitstaan, omdat het geen bijzondere neiging tot ver» liefd'heid toont. En dit hier is Gerry Beatrice Rickeberg, geboren een uur na eerstgenoemde, één tiende gedeelte van de Devil en tien tiende van dat persoontje, dat op een zekeren Jim Braddon tot over de oorenz „Hou op, Alice, dat is „Zakengeheim! Ik weet het! En jij kunt je mond nu wel weer dicht doen, Jim". Jim deed het. Hij nam het zichzelf niet eens kwalijk, dat hij hem al dien tijd open had laten staan, ofschoon het zeker geen verheffende aanblik geweest was. Dus dit was de oplossing van het raad sel. Gerry had een tweelingzuster, die vol komen op haar geleek. Ja, er was geen onderscheid te bemerken. De twee geleken op elkaar als de twee spreekwoordelijke eieren. Dat was eht geheim van de familie Ricke berg en de Dacia. Dus „de Devil", die voor de buitenwereld een jongen was, bestond in werkelijkheid uit twee zusters, die elkaar onderling hielpen en aanvulden. Daarom noemde men Gerry thuis altijd Beatrice en voor vreemden Gerry. Daarom vond de cocaïnehandelaar Miles de „Devil" in Edinburg op het station .nadat hij van Plymouth gevlucht was. Daarom had Beatrice geen teeken van herkenning ge geven, toen ze John Baker aan den kant van den weg zagen zitten. Ze kende wel zijn geschiedenis, maar had hem zelf nog nooit gezien. Ze gingen terug naar de muziekkamer en zetten zich in het babbelhoekje. Braddon voelde zich nog altijd zoo, alsof hij een slag op het hoofd had gekregen. Stap voor stap ontvouwden de twee zus ters voor hem de geschiedenis van hun op» voeding en hun werk. „Toen wij nog babies waren, bond Mama ons lintjes om den pols. Ik kreeg een rood en Beatrice een blauw lintje. En indien nie» mand ze verwisseld heeft, ben ik werkelijk Alice Rickeberg". Nu hoorde Braddon ook, dat Li»Sing feite» lijk hun kindermeisje geweest was. Hij had den twee jongen lichamen die ongelooflijke behendigheid bijgebracht, waarover Braddon zich vooral bij het tennissen zoo verbaasd had. „Mama en grootmama hebben er natuur lijk over gewaakt, dat hij niet te hard van stapel liep. Maar Li-Sing zelf was altijd goed voor ons. Hij heeft een vriendelijk en trouw karakter en is evenals Maja Iwanowna geheel een lid van onze familie geworden. Overigens is zijn rol als onze instructeur nog steeds niet beëindigd. Wij trainen ons eiken dag nog een uur met hem. Het licham verliest maar al te gemakkelijk de aangeleerde behendig heid. Bovendien is het goed voor de „slanke lijn", voegde Alice er lachend aan toe. Toen vertelden ze hem van het begin van hun werk. Meestal hadden ze hun gevallen gemeenschappelijk bewerkt. In ieder geval wist de een steeds alle bijzonderheden van een zaak, ook dan, indien ze er in het geheel geen aandeel aan gehad had. „Ons laatste en moeilijkste geval heette: „Jim Braddon", zei Alice. „En ik ben er niet al te vast van overtuigd, dat Beatrice werke lijk in alle bijzonderheden nauwkeurig is ge weest. De zaak zelf heeft mij echter dikwijls een heimelijk genoegen bereid. Menigmaal kon men je de ontevredenheid met Gerry Alice direct van de punt van je neus aflezen, waarde Jim!" „Heeft ze je werkelijk zoo slecht behandeld als ze voorwendt?" vroeg Beatrice met haar schelmsch lachje. „Neen, nog veel slechter. Tot mijn spijt moet ik dit getuigenis van haar afleggen". Toen vertelden ze hem van hun dienst in de Dacia. John Paralescu was door Beatrice gevan gen genomen. .Den afperser Fred Shariby heeft Alice voor haar rekening genomen. Ze heeft me toch altijd de mooiste en gevaarlijkste gevallen voor den neus weggekaapt"* „Natuurlijk! Ten eerste ben ik de oudste en ten tweede is Beatrice bepaald afschuwe lijk goedaardig. Eenmaal is 'n zakenman in de Dacia gekomen, van wien een van zijn employés bijna duizend pond ver-'uisterd had. Beatrice heeft het geval heel eenvoudig op gelost. Ze heeft hem de duizend pond maar eventjes geschonken". „Ja, maar je weet heel goed waarom. De man had een eenigen zoon. Zijn vrouw was reeds jaren dood en had hem de belofte af gesmeekt, hun zoon naar een universiteit te zenden. Zijn salaris was te gering en was niet toereikend voor de uitgaven, niettegen staande hij het eten uit zijn mond spaarde. Hij had natuurlijk niet mogen stelen, maar zijn beweegredenen waren menschelijk begrij pelijk". „En wat is er verder met den jongen man gebeurd?" vroeg Braddon. „Beatrice heeft rijn laatste studiejaren be kostigd. Nu werkt hij in de Dacia. „En hij werkt goed. Dat moet je toch toe geven". „Dat is waar. Beatrice. Maar even waar is het, dat je eenvoudig ziekelijk goedaardig bent. Indien iedeer beambte van de Dacia haar zooveel gekost zou hebben als deze jonge man, hadden we haar reeds lang kun nen liquideeren. Jij had waarschijnlijk zelfs Fred Shanby laten loopen". „Halt, Alice! Dat is een krasse bewering- Van chantageplegers moet ik werkelijk niet yeel hebben". Nu herinnerde Braddon zich ook, dat de manke John hem van Fred Shanby verteld had, dat diens geheele lichaam tot bloedens toe geranseld was. toen de politie hem vond Nu hij wist, dat Alice dit gedaan had, stemde hij plotseling met zijn geheele hart toe en zeide: „Ik zou ook niet anders gehandeld heb ben dian Alice. Ik zou hem ook flink afge ranseld hebben". Maar Alice zag hem met groote oogen aan. „Je gelooft toch niet, dat ik Shanby gesla gen heb! Ik raak geen misdadiger aan, zoo dra hij eenmaal geboeid is", Beatrice glimlachte. (Slot volgt),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6