H.D. VERTELLINGEN J, Lottgering FLITSEN SCHILDERWERK IN „DE WITTE ZWAAN" HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 25 JULI 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). door LOUIS MéTAYER. De Weerwolf Hr et was een. heldere November-avond. Op de boerderij la Longère was men dien avond nog op. De dak l pannen schitterden in het maan licht en het kleine meer glom als gepolijst staal. Ih de stallen rammelden de dieren zacht aan hun kettingen Op den drempel stond Franqois Bruneau en keek naar zijn akkers, waar tusschen hier en daar een forschë boom stond. In de verte zag hij het licht van een lantaarn; het kwam nader. Reeds onderscheidde hij eenige sil houetten van vrouwen en jonge lieden. „Maakt wat voort!" riep hij hun toe. „Jul lie bent laat!" De naderenden haastten zich en spoedig traden allen de boerderij binnen, en verza melden zich om de ronde tafel. De koffiepot pruttelde op het vuur. In den schoorsteen brandde een reusachtig houtblok, dat de ge zichten der aanwezigen bescheen, die met een of ander handwerk bezig waren, of een praatje met elkaar maakten. Dien avond waren er alleen vrouwen en jongelui bijeen, want het was markt in het naburige dorp en bijna alle mannen vertoef den daar nog. FranqoLs, die zijn metgezellen miste, plaag de de verliefde paartjes. De meisjes stootton elkaar aan en schudden van het lachen, maar ze zeiden niets. Toen dreigde hij haar. „Pas maar op, dat de weerwolf je niet te pakken krijgt!" „Ha! Ha! De weerwolf! Wat kan ons die schelen! Hij bes'taat niet eens!" „Dat zou ik maar niet te hard zeggen!" mengde een oude vrouw zich in het gesprek, en zij haalde verschillende staaltjes op van wandaden, die de weerwolf bedreven had. De anderen, die gpzellig bij het vuur zaten met hun koffie of wijn.' genoten van de grie zelverhalen, die de oude vrouw opdischte. Per slot van rekening waren allen het er toch over eens, dat het beter was den weerwolf niet te ontmoeten „Wat een lafaards!" riep Franqois uit; „als Firmin hier was zou hij jullie allemaal uit lachen!" „Firmin Is net als de rest", zei een klein mannetje, dat zich tot nu toe niet in de ge sprekken gemengd had, en hij sloeg hard met de vuist op tafel. „Pas toch op, de glazen zullen omvallen!" zei Bruneau. „Je weet niet wat Je zegt, kerel. Firmin hecht geen waarde aan jouw praatjes!" Geërgerd stond de kleine man op. „Nou, we zullen wel eens zien. wie er praat jes verkoopt. Ik wed met Je, dat Firmin, als hij den weerwolf tegenkomt, aan den haal gaat!" „Best, die weddenschap neem Ik aan", zei Franqois. „J kent mijn lekkeren, witten wijn! Welnu, ik zal er jou tien flesschen van geven, Jeannot, als jij er kans toe ziet Fir min bang te maken! Als je verliest, moet je mij tien flesschen betalen". De oogen van Jeannot schitterden. Tien flesschen van dat verrukkelijke druivennat! Daarvoor zou hij wonderen willen verrichten! „Aangenomen! Dezen avond nog-zullen we zien, wie gelijk heeft. Ik zal voor weerwolf spelen en Firmin zal er vandoor gaan, zoo vast als tweemaal twee vier is. Hij komt meestal tegen tienen van de markt terug; laten we hem tegemoet gaan". Nu vroeg Jeannot om een groot wit laken en een pompoen. Hierin sneed hij vier ga ten voor oogen, neus enmond én holde de vrucht aan de achterzijde geheel uit, in dit zoogenaamde doodshoofd plaatste hij een brandende kaars. De pompoen begon reeds schrik aan te ja gen, want een oude vrouw riep hem toe: „Doe het niet, het zal ongeluk aanbren gen!" Alsof het de ernstigste zaak ter wereld was, hulde Jeannot zich in het laken, twee pun ten opslaand om zijn armen vrijer te kunnen bewegen. Hij zag er eerder uit als iemand, die zich voor de aardigheid verkleed had, dan als een schrikaanjagend monster. Maar de verbeeldingskracht is sterk in de Vendée Vervolgens plaatste de pseudo-weerwolf de pompoen op het hoofd; hij had moeite de kaars brandende te houden. Aldus uitgedost ging hij op weg, vergezeld door Franqois en twee getuigen. Iemand, die hem van verre had zien aankomen, zou heb ben gedacht dat eenige tooneelspelers in de open lucht een repetitie hielden. Maar de boeren waren zeer ernstig. Af en toe kwam een uil op het licht van de kaars af en vloog tegen het masker van Jeannot. De arme ke rel kreeg een doodelljken schrik, en hij ge loofde aan een werkelijken weerwolf, die wraak op hem nam. Eindelijk naderde men den viersprong, waar Firmin moest passeeren. Ér werd afge sproken, dat de kijkers op behoorlijken af stand gingen staan, zoodat zij niet gehoord of gezien konden worden. Jeannot verborg zich achter een boom en wachtte. Eerst vond hij zich bijzonder belangwek kend en was trotsch op de rol, die hij ging spelen. Maar langzamerhand kwam hij tot de overtuiging, dat een pompoen geen aange naam hoofddeksel is; hij durfde zich bijna niet te bewegen uit angst, zijn „hoofd te ver liezen". De nacht was koud en er hing een vochtige mist. Hij dacht met spijt terug aan het warme vuur en den lekkeren wijn van Bruneau, Als de anderen hem hier eens alleen ach ter lieten? Bij dit denkbeeld beefde hij als een riet en de kaars, die heen en weer ge schud werd, wierp lange schaduwen voor Jeannot uit. Brrr! Het was niet alles zich te verande ren in een bovennatuurlijk wezen! Maar de gedachte aan de tien flesschen wijn vroolijkte hem weer wat op. Eindelijk hoorde hij het ratelen van een rijtuig. Toch duurde het nog vrij lang, eer het vlak bij was: in den stillen nacht komen de geluiden van heel ver tot ons. Tenslotte onderscheidde Jeannot heel duidelijk de stem van Firmin, die zong. Meteen had Jeannot weer al zijn tegenwoordigheid van geest, al dacht hij één oogenblik: „Als hij zijn geweer eens bij zich heeft, en op mij schiet!", maar spoedig vex-wierp hij die gedachte. Nu was het rijtuig nog slechts op twintig pas verwijderd. De voerman die ongetwijfeld dronken was, bleef plotseling stilstaan. Met duizend en één voorzorgen, om zijn pompoen niet te laten vallen, kwam Jeannot uit zijn schuilhoek te voorschijn en ging midden op den weg staan. „Wat is dat nu?" mompelde Firmin. Hij toonde overigens niet de minste angst, alleen vroeg hij zich af, wat die carnavals verschijning moest beteekenen, en was da delijk gereed voor een grap. „Kom, ouwe jongen", riep hij, „ga uit den weg, of ik rijd je ondersteboven!" De weerwolf aarzelde even. maar zijn trots weerhield hem en hij bleef staan. Een weer wolf gaat voor niets op zij! „Mij goed", dacht Firmin, „dan zullen we eens zien wie de sterkste is". Hij stapte uit zijn wagen en ging naar Jeannot, klaar voor een vechtpartij. Toen de arme Jeannot. Firmin op zich af zag komen met zijn enorme vuisten, begreep hij dat hij het onderspit zou moeten delven. Hij besloot het bovennatuurlijke te laten varen en tot de werkelijkheid terug te kec- ren. Even tilde hij zijn masker op. „Ben jij het?" riep Firmin uit. Hij rook sterk naar den drank; plotseling kreeg Jeannot een lumineus idee. Hij trad op Firmin toe en zei snel op overredenden toon „Sss! Niets zeggen, voor den drommel! Ik heb met Bruneau gewed, dat jij het hazen pad zou kiezen! Ik heb gewed om tien fles schen wijn, van dien fijnen van Franqois, weet je! Als lk verlies, moet ik ze betalen, maar als ik win, deelen we! Loop dus hard weg.dat is wel de moeite waard, zou ik zeggen!" Firmin dacht een oogenblik na. Vijf fles schen wijn waren wel de schande van een vlucht waard. Bovendien: een weerwolf is een wezen, waarvoor zelfs de dapperste aan den haal gaat. Een vlucht zou zijn eer dus niet te na komen! „Ik zal het doen", zei hij tot Jeannot, „maar je moet zeggen dat ik eerst even geaarzeld INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Cts. per regel. VRAAGT VOOR UW BINNEN- EN BUITEN FIRMA J. HEYDANUS Zn KONINGSTRAAT 25 PARKLAAN 60rd Tel. 11361 van 8—12 en lV$—5. Zaterd. 8—1 Verven Stoomen Stoppage Hoeden vormen Groote Houtstraat 5a lliilllllljlllili heb, want ik ben per slot van rekening geen lafaard!" „Afgesproken!" En de spookverschijning zwaaide wild met liet laken. Firmin deinsde eerst een weinig achteruit en, met moeite zijn lachen inhou dend, schreeuwde hij. „Help! help! De weerwolf zit me op de hie len!" En zoo komt het, dat de weerwolf in de Vendée nog altijd een gevestigde reputatie heeft. STADSNIEUWS ARROND. RECHTBANK. „Handelsvrouwtje". Er kwam een vrouwtje binnen met de kan ten kap op en daaronder de gouden oorijzers en heelemaal in 't deftig zwart met glim mend gelakte schoenen. Dat bracht direct al een aardige sfeer in de rechtszaal. Ze noemde zich handelsvrouw, want ze doet fn haring en in visch en zoo doende hoopt zij komenden Zondag 63 te worden. „Zoo zoo," zei de president van de Rechtbank, dus dan ben je nu nog 62. Voort zei het vrouwtje, dat zij doof was, waarop de president heel hard begon te praten en haar aan 't vei'stand biacht, dat ze nu maar eens naar den Offi cier van Justitie moest luisteren. Daar had ze geen bezwaar tegen, hoewel de officier heel leelijke dingen van haar vertelde. Zij had in IJmuiden, haar woonplaats, zich een bankbiljet van tien gulden toegeëigend, dat hoorde aan den man, die bij haar de huur ophaalt. Dat zou men rilet gedacht hebben van het menschje in de wijde zwarte rokken, al was het tanig gezichtje met de slimme blauwe oogen onder de oorijzers er niet een van de domsten. En zij wilde er dan ook niets van weten. Maar vooreerst was het woord aan de ge tuigen. Een juffrouw, die in de Leeuwerik laan te IJmuiden-Oost woont, had het ge zien, dwars over de hekjes van de tuintjes heen, die het huis, waar het gebeurd is, schei den van het hunne. De huurophaler was ge komen en had zijn werk gedaan. En in het bewuste huis had -hij door 't raam een tientje ontvangen. Datzelfde tientje had hij uit zijn geldzak laten vallen, in het gras en zonder dat te'merken was hij weggegaan. Toen was de bewoonster van hethuls naar buiten gekomen, en met haar voet had zij het briefje in het gras geschoven. En ook oud visch-vrouwtje, haar moeder, was het huis uitgeloopen en die had het briefje opgeraapt en was er als een haas mee naar binnen gegaan. De buren hadden het zelf gezien, ten minste, dat het een blauw papiertje was. En toen de huurophaler terug gekomen was en zijn geld op tafel had uitgeteld, toen miste hij een tientje. Het was niet waar, zei het vrouwtje onder de oorijzers. En om te bewijzen, dat het vast niet waar was praatte zij net zoo hard tegen den president als de president tegen haar, ofschoon de president voortreffelijk kan hooren, en, omdat zij deze manier van be wijzen nog niet voldoende achtte, sloeg zij de handen in elkaar en de oogen ten hemel en daarbij riep zij alle hoogere machten, wier namen haar 'op dat oogenblik te binnen schoten, aan. Ze zei, dat er 'n veete was tus schen de moeder van de getuige en haar, maar de moeder van de getuige, die het ook gezien heeft, werd nog gehoord en zij zoowel als haar dochter stonden onder eede, zoodat er voor den president geen reden was om aan het relaas harer waarnemingen te twij felen. De president, mr. Van Vrijberghe de Co- nlngh, vond het merkwaardig, dat het vrouwtje het altijd zoo goed verstond als een getuige iets in haar nadeel zei, terwijl hij en het O.M. zoo schreeuwen moesten. Er de officier geloofde heelemaal niet aan de onschuld van het handelsvrouwtje, niet tegenstaande alle te baat genomen bewijs- VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1614 OPRUIMEN Nu hst gezin morgen weer thuis komt, wordt het tijd dat vader wat orde schept hij maakt zijn bed op voor de eerste maal in twee weken, door er eenvoudig een deken over te trekken dwaalt rond, doelloos zwaaiend met een stofdoek in de huis kamer besluit om grondig op te treden en veegt alles van het midden onder de divan raapt een hoeveel heid kranten uit alle hoeken bij elkaar herinnert zich dat hy zich niet gehou den heeft aan het begieten van de bloe men en herstelt dit in één keer verzamelt de asch van alle aschbakken en leegt ze gedeelte lijk in de kachel, ge deeltelijk op den grond denkt voldaan hoe tevreden moeder zal zijn over zijn be wind. (Nadruk verboden). FEUILLETON Uit liet Duitsch van RUDOLF HERZOG. De heer Engelbert-Friedricht was 'n egoïst in den incest volstrekten en uitgebreiden zin van het woord; behalve ten opzichte van één persoon: namelijk zichzelf! I-Iij leefde naar de grond -rtelling: „als het mij maar goed gaat, heb ik voor de ellende van mijn modomenschen graag een traan over". Méér te doen streed met zijn natuur. Maar hij stond er wel op. dat alles wat in den ruimsten zin tot zijn huis hoorde, eiken Zondag naar de kerk ging. Voor hen, die de onvermijdelijke dienst aan de apotheek en liet huis bond, hield hij persoonlijk een huise lijke godsdienstoefening. Hij was overtuigd dat hij hierdoor zijn burchtzaten van dief stal afhield, zoodat hij behalve het heil hun ner zielen ook dat van.zijn geldtrommel en magazijn voorrad en bevorderde! De apotheek en de groasierderij had hij van zijn vader geërfd én ze hadden hem tot een welgesteld man gemaakt. Maar op den duur was het werk hem te veel geworden, zoodat het plan bij hem gerijpt was. apotheek en grossierderij van elkaar te. scheiden. Met het oog daarop had hij voor laatstgenoemde af- deellng var. zijn zaak eer. kapitaalkrachtig bedrijfsleider en procuratiehouder. Konrad Bftrenfeld, aangesteld. De zorg voor de apo theek was aan de deskundige en beproefde handen van den lieer Karl Rose, provisor, wiens geurige naam boven reeds werd ge noemd, toevertrouwd. Zoo zat dus dien avond de apotheker in den kring zijner hulsgenooten aan het avondmaal. Naast hem zat zijn vrouw, een nog altijd knappe brunette. Ze had dien per manenten glimlach op haar gezicht, die levensvreugde moet te kennen geven, maar in werkelijkheid een uitdrukking van verlegen heid is; een glimlach, dien men vaak vindt op het gezicht van vrouwen, die in hun man cn in het huwelijk ongeveer het tegendeel hebben gevonden van wat zij ervan hebben verwacht. Mevrouw Friedrich had sedert den dag van haar huwelijk niet veel anders te doen gehad dan te zwijgen. Tegenover haar zat Lisa, de mooie, acht tienjarige dochter van den apotheker. Dank zij haar opvoeding en het voorbeeld van haar dagelijksche omgeving, was zij in alle richtingen een beetje uit het evenwicht ge slagen en overdreven. Knap maar coquet, verstandig maar overmoedig, vol gevoel en temperament, maar romantisch en excen triek. Zij was de eenige in huis, die zich alles kon pm-mitteeren en daarvan maakte ze dan ook rijkelijk gebruik. Overigens was ze een „kerel uit één stuk", zooals Dores, wanneer hij aan het goederenstation of aan de aan legplaats van de vrachtbooten goederen moest afhalen, vaak aan zijn rondlumme- lenêe collega's verzekerde. Aan het ondereind van de tafel zetelden een paar nakomertjes, het tweelingpaar Max en Moritz, die ver geef sche pogingen deden om een heftigen lachaanval te onderdruk ken, omdat het eene jongmensch het andere een onschuldige slak in de hand drukte, die hij zooeven uit zijn sla had opgevischt. De provisor, die als een schoolmeester in de klas naast de beide bengels troonde, keek met zijn gebrilde oogen afkeurend naar de ongepaste vroolijkheld van de tweelingen. Marianne, wendde de heer des huizes zich tot zijn echtgenoote, is alles in orde voor meneermeneerhoe heet hij ook weer? Pfalzdorf, meneer Friedrich. haastte de provisor zich gedienstig zijn chef in te lich ten. Juist, Pfalzdorf. Is alles in orde, Ma rianne? Zeker, Engelbert. Dat wil zeggen voegde zij er schuchter aan toe. Je meent de matras, viel haar heer en gemaal haar prompt in de rede. Men moet jongelui niet verwennen. Vindt u ook niet, meneer Rose? Ik ben het volmaakt met U eens, me neer Friedrich. Ik begrijp niet wat er aan die matras mankeert, zei de apotheker, ik heb er in mijn jonge jaren ook op geslapenen prima. Maar dat was voor vijf en twintig jaar, papa, meende Lisa, terwijl ze met een ver veeld gezicht mes en vork neerlegde. Tegen den tand des tijds is zelfs geen zeegras be stand. De matras is een beetje openhartig ge worden, glimlachte mevrouw. Ik heb het je al een paar dagen geleden gezegd, maar in de drukte van de zaak heb je waarschijnlijk ver geten een boodschap naar den behanger te sturen. Och wat. de behanger. Voor dergelijke kleinigheden direct iemand laten komen! Wat zegt het spreekwoord ook weer, meneer Rose? De bijl in huis spaart den timmerman uit, mijnheer Friedrich. Juist. Och, meneer Rose, wilt u even tegen Jette zeggen dat ze Dores roept. Vijf minuten later stond de huisknecht in de deur, in afwachting van de bevelen van zijn gebieder. Kom eens hier, Dores, en trek de deur achter je dicht. Dores trad op de tafel toe en zijn patroon middelen. Met het oog op haar leeftijd wilde hij tegen verdachte geen gevangenisstraf vragen, en dat zij 51 jaar geleden eens tot drie dagen gevangenisstraf is veroordeeld wilde hij maar vergeten. Zoo kwam hij tot een boete van dertig gulden. Als de Rechtbank er nog wat af deed scheen het vrouwtje, ondanks haar onschuld, het nog zoo slecht niet te vinden. De verdediger, mr. Van der Vegt kon niet anders doen dan in dien geest een beroep op de Rechtbank te doen. Eigenlijk verliet een ieder zoo'n beetje vol daan de rechtszaal dezen middag, de geschie denis was tot menig vroolijk. moment aanlei ding geweest en geen der partijen scheen de zaak heel erg te vinden. Over veertien dagen is de uitspraak. VIJFTIG SIGAREN VOOR VIJFTIG CENT. EN ANDERHALF JAAR VOOR 650 GULDEN Het vaderlandsche publiek schijnt altijd de risico om zijn goede geld te verliezen kleiner te achten, dan de kans om voor weinig geld veel te krijgen, in dat opzicht is het ver trouwen in de philantropie van lieden; die zich als de beoefenaren daarvan voordoen blijk baar nietg ering of althans de aangeboren lust tot een echt Hollandsch gokje ononder- drukbaar. Men zal zich wellicht het geval herinneren van den man, die onder den naam D. C. van Garderen een advertentie plaatste waarin hij monsterkistjes sigaren voor den luttelen prijs, van 50 cent beschikbaar stelde. De kistjes zouden 50 sigaren bevatten, zoodat niet ge zegd kon worden, dat degenen, die de kistjes zouden ontvangen duur rookten. De advertentie zag er zeer aannemelijk uit, het aanbod werd gedaan om de voortreffelijk heid van het seriemerk te bewijzen, hetgeen op deze wijze doeltreffender ging dan door middel van groote advertenties en de men- schen hadden niets te doen, dan een post wissel te sturen van twee kwartjes voor porto en verpakkingskosten. Volgens de advertentie werden de kistjes daarna toegestuurd, maar volgens de realiteit kwamen de kistjes nooit aan. Geld om de advertentie te betalen had „D. C. van Garderen" niet en zij werd dan ook alleen geplaatst in de weinige couranten, die de advertentie op crediet plaatsten, wat geen gewoonte is. Het is dan ook niet te verwon deren, dat de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant de zaak niet vertrouwde en de politie opbelde. Als de Provinciale Overijsselsche en Zwol- sche Courant niet zoo actief geweest was, ver-volgde: Vertel eens, Dores, kun jij een leegen zak van een vollen onderscheiden? Dores grinnikte plichtmatig. Ik denk van fael, meneer. Prachtig. Gisteren is een baal woi-mkruid leeg gekomen. Je neemt dien leegen zak en snijdt hem uit elkaar en Je naait hem met de paknaald over de matras van den „nieuwe", zoodat dat jongmensch vannacht niet slecht slaapt door het kriebelen van het zeegras. Maar waarom krimp je zoo opeens in elkaar? Heb jij, jonge kerel, al last van jicht? Dores had tijdens de toespraak van zijn patroon plotseling een heel rare grimas ge maakt en was bijna achterover gevallen. Tegelijkertijd klonk geschreeuw van de twee; lingen. Max, schreeuwde het eene exemplaar, heeft met zijn vork door Dores zijn broek geprikt! Moritz beweerde dat hertenleer niet doorliet, excuseerde oe boosdoener zich. Apen van jongens, brulde hun vader en hij greep naar een leeren zweep, die hij altijd bij de hand had om als het noodig was, met een strafoefening den dag een waardig en harmonisch slot te geven. Maar den beiden misdadigers was de vaderlijke gemoedsbe weging niet ontgaan en daar zij daarvan niet veel goeds verwachtten, vluchtten ze de deur uit. De leeren zweep vloog hun op korten afstand na en viel zonder haar doel bereikt te hebben, met een klets op den grond. Apotheker Friedrich zette zich weer in volle waardigheid op zijn stoel. Zorgelooze jeugd, zei hij met vader lijken trots. Ze meenen het zoo kwaad niet, Dores. De aangesprokene wreef zijn kuit en ant woordde niet. Doet het pijn? Dan vraag je aan meneer Rose een beetje carbolopiossing en wascht die 1 zouden er misschien nog veel meer postwis sels gekomen zijn dan de 1300, die er nu binnenkwamen. De pseudo-sigarenfabrikant had als adres van bezorging opgegeven een perceel aan de Turfmarkt te Haarlem, waar hij blijkbaar voor dat doel een kamer ge huurd had, hoewel de bewoners van het huis met de zaak hoegenaamd niets te maken hadden en haar afloop ook niet konden voor zien. Die afloop kwam al heel spoedig, snel ler dan D. C. van Garderen waarschijnlijk verwacht had, want voor het hem gegund was om de 650 gulden, die hij met den zwen del aan het verdiénen was te incasseeren, had de politie hem al bij de kladden, juist toen hij de. postwissels op zijn gehuurde kamer in een kast aan het opbergen en sor- teeren was. En aangezien er behalve de post wissels niets anders, met name geen sigaren werden aangetroffen sloot de politie hem op en maakte het hem zelfs onmogelijk om de vruchten van de phychologisch weldoor dachte, maar overigens onvoorzichtige cam pagne te plukken. En nu stond hij voor de Haarlemsche Rechtbank Donderdagmiddag terecht onder zijn waren naam, A. F. van W., tot voor twee en een halve maand advertentiereizïger, en sinds dien tijd gedetineerd in het Huis van Bewaring. Iemand in Utrecht had de advertentie in een Chi-istelijk orgaan de Nieuwe Utrechtsche Courant, gelezen, en gedacht dat het wel in orde zou zijn. Dat het niet in orde was is hem maar al te spoedig gebleken. Verdachte gaf het allemaal toe. Het Openbaar Ministerie noemde wat hij gedaan had zeer ernstig. Wanneer de Zwolsche Courant niet getele foneerd had naar de politie, zou het een reuze-oplichterij geworden zijn, een goud mijntje voor verdachte. Het reclasseerings- rapport luidt ongunstig. De officier wilde geen voorwaardelijke straf vragen, verdachte is reeds eens veroordeeld, spr. eischte een ge vangenisstraf van 1 jaar en 6 maanden. Mr. Van Eek, de verdediger, pleitte voor een lagere straf. Verdachte heeft een uitvinding gedaan op technisch gebied en lieden, die er zich voor geïnteresseerd hebben, hebben er octrooi op aangevi#agd. Wanneer dit nu af komt kan verdachte er de vruchten niet van plukken. De uitspraak is 7 Augustus, kwart voor tien. KERMFSWEEK TE HAARLEM. Na het enorme succes van het vorig jaar met de operette „Walsdroom", zal het be kende operette-gezelschap Peters—Sleeswij k (Nieuw Nederlandsoh Operette Gezelschap) ook dit jaar weer te Haarlem verschijnen en wel op Zondag 3 en Maandag 4 Augustus in den Stadsschouwburg. Als bijzonderheid kunnen wij nu reeds vermelden dat opgevoerd zal worden de operette ,De Dollarprinses" van Leo Fall, met de gevierde operette-diva Marga Graf in de hoofd- en titelrol. mug'gebeet uit, versta je? Anders komt er misschien nog vuil uit je oude broek in het wondje. Of van de vork, zei Lisa. Ga nu maar rustig aan je behangerswerk, Dores; ik zal de jongens de klappen wel geven, die ze ver diend hebben. Dores wierp een dankbaren blik op het mooie meisje, maakte rechtsomkeert en ging met een stallantaarn naar het drogerijen magazijn om den leegen wormkruidenzak te zoeken en die voor de reparatie van net nachtleger van den „nieuwe" aan te wen» den. Juist ging de voordeurbel kort en scherp. HOOFDSTUK II. Konrad Biirenfeld, de bedrijfsleider van den groothandel in drogerijen en chemicaliën van de firma Engelbert Friedrich, zou den nieuwen leerling, die uit een veraf gelegen provinciestadje kwam, van het station halen. Dat deed hij graag, omdat hij den eersten, werkelijken indruk zou krijgen van den jongen man, dien hij op de hoogte moest brengen van de bijzonderheden van zijn nieuwen werk kring. Hemzelf was het gegaan zooals zoo vele anderen. Na zijn schooljaren had hij eigenlijk niet geweten, wat hij zou gaan doen. En zoo was hij, zonder dat hij er verder veel over nagedacht had, in zaken gegaan. Het kapitaal, dat hij van zijn ouders geërfd had, was in goede papieren belegd. Zelf had hij ook reeds een belangrijk bedrag oververdiend, dat hij bij zijn kapitaal voegde. Vaak moest hij om zich zelf lachen, als hij in een bui van groote zuinigheid zich een of ander ontzegde: Ouwe jongen, dacht hij dan bij zich zelf, je wordt nog eens een vrek! Maar hij had zich voorgenomen zich met volhardende energie een positie te vei'overen. .(Wordt vervolgd>j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6