FEMINA Een Mantelcostuum, r Het woord is aan WIJ GAAN UIT. Onze verschillende genoegens. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 31 JULI 1930 Hier ziet u een heel eenvoudig mantel costuum, bestaande uit een japon en korten mantel. Als stof is gedacht crêpe georgette de laine, die soepel neerhangt, en bedrukt met een klein, niet te bont ornament. Het lijfje dor japon sluit strak in de taille en heeft een ronden kraag, welke met smalle' punten voor wordt afgewerkt. De rok be staat geheel uit stolpplooien en is vrij lang en wijd. De ceintuur is een smalle reep van dezelfde stof, die gestrikt wordt. Hals en ceintuur zijn afgebiesd met een schuine bies van effen crêpe georgette. Het manteltje is met dezelfde stof gevoerd. Het mantelje is 'van een soepel model, glad en met strakke mouwen, vrij lange revers, en sluit met één enkele knoop, net op de taille. GASTVRIJHEID. In vroeger tijden werd de deugd van „gast vrijheid" veel meer beoefend dan tegen woordig. In den oorlogstijd vooral kreeg de gastvrijheid menige gevoelige knauw. Het primitieve instinct ieder voor zich" kwam vooral in de moeilijke distibutiejaren, waar het om voedsel en nog eens om voedsel ging sterk naar voren en deed de meesten hun kasten angstvallig gesloten houden, daar ze, vrees hadden voor nog schaarscher en bekrompener dagen. Om het pijnlijke van de situatie uit den weg te ruimen, verlegde men dikwijls bijeenkomsten van de beide „homes" naar een derde plaats. Maar de gastvrijheid bloeide weer op in de latere na-oorlogsjaren want de Hollander is niet voor niets beroemd om zijn gastvrijheid in een nieuw kleed ge stoken. We stellen het „eten" niet meer als hoofdzaak, als het voornaamste punt, maar we eerbiedigen de gevoelens van den modernen gast, die niet uitgenoodigd wenscht te worden om voor zijn genoegen eens te kunnen eten en om eens „volgestopt" te worden. Vergeef me deze obscure uitdruk king, maar de gastvrijheid der oude tijden had er veel van alsof dat het eenige motief der vrienden-bijeenkomsten was. De nieuwe gastvrijheid beschouwt de ver- verschingen-series als „bijzaak". Dat be teekent natuurlijk niet, dat het „eten" onverzorgd moet worden aangebo den. Neen, de wijze van voorzetten is juist het persoonlijk cachet wat men aan een feestdisch vermag te geven. Die wijze moet een hulde zijn aan de gasten. En daaraan wordt thans de meeste zorg besteed en met reden. Wij moderne menschen zijn gevoelig voor atmosfeer. Onze smaak is zóó verfijnd, dat we onmogelijk genoegen zouden kunnen scheppen in zoo'n ouderwetsche Hollandsch- Vlaamsohe smulpaperij. RECEPT. AMANDELNOOTJES. Daarvoor neemt men op 11,4 ons suiker een zelfde gewicht aan amandelen, verder 7 platte eetlepels tarweweel en 2 eiwitten. De ongepelde amandelen worden gewasschen gedroogd en fijngehakt. Vervolgens vermengt men ze met het stijfgeklopte eiwit, het ge zeefde meel en de suiker, waarna men van dit dc-<r rolletjes vormt', ter dikte van een centimeter. Deze legt men op een met boter besmeerd baklmk en bak zt daarna i.i c-m matig warmen oven lichtbruin en gaar :n een goed kwartier. Van het blik af nemen en be koelen laten. Met zachtheid is veel te bereiken. Maar als kinderen hun lastigen dag heb ben, aan een stuk door dwingen en zeuren, brutaal zijn en in overmoed den groolsten onzin uitschreeuwen, dan is het toch wel eens goed ze te loeren hoe het zulke onwillige „onmaatschappelijke" wezens vergaat. Guusje is aan tafel heel erg lastig geweest. Van malligheid wist hij niet meer wat hij doen moest. Hij heeft de huisgenooten uitge scholden voor „mosterdpotje", „zoutvaatje" en nog erger dingen. Hij is van tafel geloo- pen, heeft met zijn aardappelen gegooid en is ten slotte met zijn bord in een andere ka mer gaan zitten, omdat het in de huiskamer zoo donker was Moeder heeft niets gezegd. Maar na het eten krijgt Guusje zijn vonnis te hooren. „Hoor eens, Guusje", zegt moeder, „zoo'n las tige jongen kan niet bij ons aan tafel zitten. Dat begrijp je zeker wel. Je hindert ons alle maal. Je moet nu maar eens drie dagen al leen in de keuken eten." „Nee", zegt Guusje en zijn brutale snoetje wordt angstig. Dat lijkt hem te erg. Maar moeder hovdt voet bij stuk. En den volgenden middag zit Guusje alleen in de keuken en huilt hartbrekend. Freddie, zijn twee jaar ouder broertje, krijgt medelijden en komt hem troosten. Hij vindt het niet aardig van moeder, dat ze den armen, kleinen Guus zoo aan het huilen maakt. „Zal ik vragen of ik bij je mag zitten?" vraagt hij. Guusje geeft niet eens antwoord. Dat mag immers toch niet. „Zoo héél erg is het eigenlijk niet", bedenkt Freddie. „Er zijn wel stoute jongetjes, die door hun moeder op straat worden gezet." Guusje kijkt op, slikt krampachtig. „Op straat?" hokt hij. „Ja", zegt Freddie, „als je vreeselijk stout bent. met messen gooit, of zoo, dan kan je moeder je toch niet in huis houden." „Nee" snikt Guusje begrijpend, „en wor je dan een gezwervert?" (zwerver). „Ja", knikt Freddie, ernstig, „natuurlijk. Dan moet je altijd op straat loopen en de menschen om eten vragen. „En waar moet je dan slapen? Dan kun je toch niet slaa&pen...." bibbert Guusje's stem- metje. „Jawel, op een bankje" vertelt Freddie. Guusje denkt na. Zijn voorhoofd trekt in rimpeltjes, zijn mondje trilt nog van het hullen. Een heel klein oud mannetje lijkt hij zoo. Hij voelt zich daar in de keuken, uitge- stooten, even de lotgenoot van die arme, ar me gezwerverts. Even maar. Want Guusje gelooft toch niet, dat zijn moeder hem ooit op straat zal zetten. En hij gooit immers niet met messen. Maar o, wat moet het vreeselijk zijn, geen huis te hebben, nergens een deur waarachter je thuis hoort. Waar moet je naar toe als het regent, of als je pijn hebt? Guusje eet stil zijn bord leeg. Heeft hij in gezien, dat je je moet schikken en plooien om in de huiskamer, om in de maatschappij geduld te worden? Doe je ongeoorloofde din gendan heb je kans gezwervert te worden. Guusje zucht. Ik geloof niet, dat hij heel zeker van zichzelf is, ik geloof, dat hij onge veer denkt; geen mensch weet waartoe hij nog eens komen kan. In ieder geval ziet hij niet vanaf zijn deugdzaamheid neer op de arme zwervers. Hij heeft een waai-schuwing gehad, maar hij weet zelf nog niet of die waarschuwing helpen zal. „Moeder", zegt hij, „ik zal al mijn centjes aan de gezwerverts geven" Als. er nu een zwerver aan de deur komt bedelt Guusje moeder wat geld af, want Guusjes eigen „centjes" zijn tot nu toe nog illusies. En dit is voorloopig het eenig re sultaat van Guusjes verbanning naar de keuken. Maar later.... wie weet? Misschien heeft het indruk gemaakt en zal de waarschuwing op een gewichtig oogenblik toch nog eens helpen. BEP OTTEN. KOFFERS PAKKEN. Sommige vrouwen zijn werkelijk wonde ren op het gebied van koffers pakken en men staat versteld over de hoeveelheid ar tikelen die zij in één koffer weten weg te bergen, zonder dat de boel kreukelt of ver fomfaaid er uit komt. Een vrouw van erva ring geeft de volgende practische wenken voor het pakken van koffers: Als ge op reis gaat, en er moet een koffer mee. maak dan een dag of wat te voren het lijstje van arti kelen enz., dat mee moet. In den loop van die paar dagen, vóór het vertrek, zullen u dan nog allerhande dingen invallen, die u mee kunt nemen of weglaten, en dit voor komt later ongerief. Gaat ge pakken, stop dan schoenen en laarzen onderin de koffer, bijvoorbeeld in sokken of kousen gerold, en opgevuld met opgerolde kousen. De ruimte tusschen de schoenen kan prachtig opge vuld worden met allerhande kleine artike len, dassen, riempjes, lintjes enz. Leg op deze „laag" een stuk of wat kranten, en begin dan een tweede laag van onderklee- ren. die meegenomen moeten worden. Daar- oo komen dan zwaardere kleedingstukken. japonnen, mantels enz. Alle gaatjes worden opgevuld met proppen papier, zoodat alles netjes op zijn. plaats blijft. Bovenop komen de lichtere kleedingstukken. dunne japon netjes enz. De Kinderen „Het is meer dan erg Johnnie. Je eet veel te veel! Hoe kun je het óp!'' „Vandaag begrijp ik het ook niet mammie. Het is een bof!" 5 jaar: „Oom ik kan iets, wat u niet kunt!" Oom: „En wat is dat dan?" 5 jaar; (zeer verrukt): „Groeien." Het is noodweer en het is nacht. Ida vier jaar is bang. wordt wakker en begint te huilen. Het oudere zusje neemt haar in de armen en zegt„Ik zal je naar de kamer van vader en moeder brengen". Op hetzelfde oogenblik doet een hevige don derslag het huis trillen. „O, Marietje snikt Idabid dal er niks met me gebeurt tot ik in de kamer van vader en moeder ben!" Hoe men de kleuters bezig houdt. SLAAPKAMERMEUBELTJES. De papieren meubeltjes van verleden week laten wij nu volgen door gezellige, kleine slaapkamermeubeltjes, die de poppenkamer weer alleraardigst kunnen aankleeden. Waar schijnlijk hebt u van verleden week nog wel wat blanco briefkaarten over en kunnen wij dus direct met het ameublementje begin nen. He eerste modelletje, afbeelding a. is een kinderbedje, dat uit drie briefkaarten be staat. Bij de eerste briefkaart deelt men de lengte door de helft, de deeltjes die hierdoor ontstaan dienen voor de vóór- én achter kant van het bed. De zijkanten verkrijgt men door de tweede briefkaart in de breedte door de helft te deelen. Uit de derde briefkaart knipt men de bodem van het bed; men neemt dus goed de breedte van het bedje op en knipt de briefkaart zoo, dat deze net past. Volgèns afbeelding b knipt men. nog de vóórren de achterkant uit. .Alle deeltjes naait men daarna om met de festonneer- steek en aan het randje van de steken wor den de verschillende deelen van het meubel stuk weer te zamen genaaid. Nu nog voor matrasje, dekentje en lakentjes gezorgd en het bedje is geheel klaar. Het volgende modelletje, afbeelding c, is een kast, die toch zeker op de slaapkamer niet ontbreken mag. Drie halve briefkaarten vormen de zijkanten en de achterkant van de kast. Voor de vóórkant wordt de helft weer door midden gedeeldzoodat twee deurtjes ontstaan. Het boven» en ondervlak meet men even precies af; ook staat het wel aardig nog 'n rand boven de kast aan te brengen. De ver schillende deelen worden weer omgefeston- neerd en aan elkaar genaaid. Het is voor de kinderen wel heerlijk, wanneer er nog plank-- jes in de kasten zijn, om de verschillende poppenkleertjes op te leggen. Zelf kunt u het ameublement nog uit breiden en nog .vele aardige meubeltjes er bij maken. De modelletjes zijn in de Tijdingzaal van ons blad te zien W. R. Als er eten over blijft. Vooral in den zomerdag, wanneer de warmte oorzaak is, dat het eten dat na een maaltijd overblijft veel eerder uitdroogt of tot bederf overgaat, is dit probleem van be lang. En er zijn met wat koud, hard gewor den overgebleven vleesch en of wat koude aardappelen toch werkelijk zulke heel sma kelijke, goedkoope gerechten te bereiden, die aan de koffietafel bij het brood heerlijk sma ken en een kreet van verrukking bij de ver zamelde tafelgenooten zullen doen opgaan. Heeft men bijvoorbeeld een restje oud vleesch, dan maalt of hakt men het fijn, werkt dat goed door een paar overgebleven fijngemaakte koude aardappelen met een paar lepels jus of melk (in plaats van aard appelen kan men ook een paar sneden oud brood zonder korst nemen, die men in de jus of melk geweekt heeft), roert er nog een eierdooier, wat zout, peper, nootmuskaat en 1 theelepeltje maggi armoma door, en vormt van dit mengsel balletjes, die men plat slaat, in het eenigszins losgeklopte eiwit doopt, door paneermeel wentelt en in de heete koe kenpan met dampend vet (of lichtbruin ge braden boter) rondom bruin en knappend bakt. Bij de boterham smaken deze kruidi ge, hartige aardappel-vleesch-koekjes bijzon der lekker! Men kan ze ook bakken alleen van aardappelen, en van koude aardap pelen één groote aardappelommelet maken. Daartoe neemt men op 1 pond koude aard appelen 4 eieren, 1 platte lepel bloem, peper, zout, nootmuskaat, 1 theelepeltje maggi aroma en 2 lepels boter. De fijngemaakte aardappelen vermengt men met de gekookte eieren, de bloem, het zout en de verschillen de kruiderijen tot een stevig samenhangende massa. De helft van de boter maakt men in een koekenpan lichtbruin, doet er het om- melette-mengsel in en bakt het op een zacht vuur aan den onderkant lichtbruin. Met be hulp van een deksel keert men den koek om, en laat onder tosvoeging van de nog overge bleven boter ook den anderen kant lichtbruin worden. Dan de ommelette voorzichtig op een verwarmden schotel overbrengen. Op de zelfde wijze kan men van dit beslag ook klei ne koekjes bakken. De meeste moeilijkheden in de wereld ont staan door verkeerd begrijpen. En daarom moeten we niet meewarig ons hoofd gaan schudden en onszelf diep beklagenswaardige schepsels vinden, omdat we verkeerd be grepen worden, maar veel liever eerst eens beginnen met een poging te wagen om ande ren te begrijpen. Want al dat misverstaan vindt meer zijn oorzaak in onzen onwil om zich in eikaars gedachten te verplaatsen, dan in de zoogenaamde „onpeilbare diepten" des menschelijken karakters. En een der meest naar voren komende uitingen, waarin wij elkaar volkomen verkeerd kunnen beoordeelen is ons „uit" zijn. Aan het begin van dezen zomer gaf de teekenaar Jo Spier in „De Telegraaf" een serie aardige teekeningen van de bagage der verschillende vacantiegangers naar de meest uiteenloopende plaatsen, en daarmee typeerde hij meteen ook het soort van menschen dat bij die bagage behoorde. De familie met kin deren trok met den kinderwagenen al naar Nunspeet, de rijke familie met een serie schitterende koffers naar het Zuiden van Frankrijk, het heele gezin met een pak boter hammen voor één dag naar Zandvoort, de meneer met witte handschoenen, een wandel stok en een keurig klein koffertje naar Den Haag, enzoovdorts. Al deze verschillende bagage brengt nu op zichzelf geen moeilijkheden met zich mee, maar de wrijving, soms ook de botsing ont staat, wanneer al die heterogene bestand- deelen elkaar ontmoeten, iets wat zoo nu en dan onvermijdelijk is. Bijvoorbeeld bij be kende bezienswaardigheden, ook wel op be roemde punten waar een mooi uitzicht valt te bewonderen en in landelijke omgeving, waar niet anders is dan het eene hotel restaurant, waar iedereen op aangewezen is. We komen bij „de" bezienswaardigheid van het plaatsje, en vinden er een groot gezel schap van typische provincialen die, in een akelig stijven groep opgesteld, gefotografeerd zullen worden. Ze hebben dol plezier, om zichzelf en elkaar, en het is een ongelooflijke bedoening voordat alles tot rust, is gekomen, zoodat de man achter het toestel de kiek kan nemen. Dadelijk verschijnen de gelegen heidsgezichten lachten ze maar, fluisteren we elkaar toe, dan was het tenminste wat minder stijf. Maar dat willen zij juist niet, dat is niet „echt", vinden zijn, bij een portret hoort een gelegenheidsgezicht. En zij vinden die foto zeker allemaal prachtig, terwijl zij haar gek zouden vinden, als er een onge dwongen lachend gezelschap op stond. Bij het beroemde uitzicht verschijnt een schitterende auto; een ^eer rijk-uitziende heer en dame stappe uit als de chauffeur eerbiedig het portier openhoudt, en loopen plechtig naar het vermaarde punt. Zij geven op hooghartige wijze hun neerbuigende goed keuring erover te kennen en verdwijnen even later in een wolk van stof. Mal? Opgeprikt? Kom, die menschen ge- nieten immers op hun manier, en die ma- nier is nu eenmaal om te doen, alsof zij de wereld beheerschen, overigens een tamelijk komische gedachte. Zoo geniet ieder op zijn eigen wijze en zoo lang wij ons niet wenschen te verplaatsen in den gedachtengang van een ander, zoolang zullen wij altijd vreemd blijven aan hun ge noegens. Een clubje meisjes dat met elkaar uit fiet sen gaat, heeft veel andere genoegens dan een gezelschap schoolkinderen of een troep jongens, en zoo hebben menschen uit steden ook weer andere liefhebberijen dan de plat telandsbewoners, alles overeenkomende met hun zeden en gewoonten. Het verschil in liefhebberijen ligt echter ook wel vaak in de manier waarop zij zich ver plaatsen. Een hartstochtelijk wandelaar, die bijvoor beeld onze prachtige Veluwe doorkruist, be weert veel meer te zien van al dat moois dan een fietser die zich op hetzelfde terrein be geeft. De fietser gaat aan kleinigheden voor bij, die juist zoo mooi en zoo bijzonder zijn en het is onmogelijk, dat hij net zooveel ge nieten kan. Alles goed en wel, zegt de fietser, maar ik kom op één dag in denzelfden tijd als zoo'n wandelaar veel verder vooruit en krijg daar door veel beter een indruk van het geheel. Iets dergelijks zal ook een automobilist op zijn beurt weer tegen een fietser zeggen: die kan op een enkelen dag een onuitwisch- baren indruk opdoen van de schoonheid en de groote afwisseling van ons eigen land. Zeker, ook hij mist weer de details, en natuurlijk nog in sterker mate dan de fietser, maar hij ziet meer van het geheel, en dat is een even groot genot. Wie de honderden fietsers en automobilisten in den zomer op de wegen ziet, kan toch niet zoo bekrompen zijn om te meenen, dat deze enkel en alleen op de zucht tot verplaatsing belust zijn; er zullen er natuurlijk wel ondej* zijn, maar die zijn bij de wandelaars even goed. Een eenvoudig meisje dat voor het eerst in het Geidersche is geweest onlangs met een klein gezelschap ïn een gehuurde auo vertelde dat ze zooiets moois in haar leven nog nooit gezien had: 't was voor haar de mooiste her innering. Zoo iemand kan men toch moeilijk tot de snelheidsmaniakken rekenen, en zoo zijn er honderden, zoowel onder de fietsers als de autorijders. Laten we probeeren te begrijpen, dat ieder geniet naar zijn aard en aanleg, en dat hefc niet aangaat om anderen te willen hervor men tot een persoon die ons past. Wie ge niet van het plezier van. anderen, hoe ver het overigens ook van hem af staat, geniet voor zichzelf ook meer. E. E. J._P, Zoo er één kleedingstuk is, dat we aan het strand bij wijze van spreken als brood zoo noodig hebben, dan is het toch eigenlijk wel de strandmantel. Want al hopen we natuur» lijk altijd op prachtig stralend zonneweer, als we aan het strand vertoeven, de afgeloopen weken hebben ons wel bewezen dat we ook met de kwade kansen rekenen moeten, en dat beteekent aan zee: koud weer. En boven dien, de avonden zijn aan het strand, voor al nu wé al weer wat verder in den tijd komen, dikwijls een weinig kil na zonsondergang en dan 'bewijst de strandmantel opnieuw onschat bare diensten. Meestal is zulk een mantel wit, van een warme doch lichte wollen stof. Op iedere jurk is zoo'n mantel te dragen, wanneer de mantel tenminste goed van model is, zooals die op het plaatje bijvoorbeeld. Natuurlijk, u zult deze mantel niet in één zomer „verslijten". Maar dat is ook de be doeling niet, en u kunt hem verder ook in de stad dragen, als u aan tennis doet, en er 's avonds mee naar het tennisveld wilt gaan. Voorts is de coupe in de meeste geval len naar een eenvoudig, klassiek model, dat gemakkelijk eenige jaren achtereen dienst kan doen. Maar let dan wel, dat er geen enkele gekleurde garneering of fantasie- garneering op mag aangebracht worden. Het eenige wat u kunt doen is, de heele mantel afwerken met een stiksel op 2 cM. van den rand. Het plaatje toont zulk een mantel, met breede tailleur-kraag met revers, vier beenen knoopen, diepe zakken, omgeslagen aan de mouwen, en een riem in den rug. Verder moet de mantel ruim zijn i. Er zijn natuurlijk wel tal van andere modellen, min of meer bewerkelijk, met en zonder kraag, of met een sjaalkraag, klokkend of met naar achteren rond weg gesneden voorpanden, maar heel dikwijls zijn dit de één»zomer- vliegen, modellen, die men niet goed meer in volgende seizoenen kan dragen. En daarom bedenkt een verstandige vrouw zich nog wel een keertje, alvorens zij haar keus be paalt. MADELEINE De fijne puntjes van aan maken van de Sla. Sla aanmaken is veel belangrijker dan men denkt: er hangt alles van af, wat de smakelijkheid van het gerecht betreft. Sla, bereid volgens de Fransche keuken (en ook de Hollandsche) behoort aangemaakt te zijn vóór ze op tafel gebracht wordt Daarvoor gebruikt men alleen de beste sla-olie (of olijfolie) en azijn, in verhouding van 3 le pels olie op 1 lepel azijn. Sommige men schen geven de voorkeur er aan, de sla eerst goed dooreen te werken met de 3 lepels sla olie, zoodat de blaadjes door en door ge olied zijn, om ze daarna pas in de azijn te doen. Op elke eetlepel azijn behoort men verder nog een half theelepeltje zout, en verder peper en suiker toe te voegen. Verder is er nog de volgende manier, om de geur van de sla bijzonder te verhoogen Daartoe wrijft men met een doorgesneden ui den binnenkant van de slakom goed in. Dit geeft de sla een heerlijke geur, zonder dat de uiensmaak evenwel overheerscht. Men' kan ook zelf een speciale sla-mayonnaise ma ken, die men heel goed bewaren kan en dus niet in één keer hoeft op te maken. Men doet 4 eetlepels poedersuiker in een kom met 6 eetlepels blanke azijn, wat peper, zout en mosterd naar smaak. Gedurende den dag af en toe (liefst vrij dikwijls) met een hou ten lepel roeren, 's Avonds met een deksel afdekken en tot den volgenden dag laten staan. Dan druppel voor drupoel, onder voortdurend roeren 6 eetlepels sla-olie bij voegen. In een flesch doen en goed afge sloten op een koele plaats bewaren. Moderne stoffen. Bedrukte chiffon is zeer „en vogue" de fijnste zomer-japonnetjes worden er van ge maakt. Deze stof leent zich bij uitstek van de huidige mode. Ze voegt zich gemakkelijk naar het lichaam, maar verzacht de lijnen, zoodat ook zwaardere vrouwen deze stof voor hun japon verkiezen. Crêpe de Chine en voile-imprime worden eveneens zeer veel gezien voor japonstoffen. De gekleede zomermantels zijn veelal van zijde. Vooral crêpe-satin, de stof, weVce het voordeel heeft verwerkt te kunnen worden met de achterzijde (de doffe kant) is hoogst modern. Zwart speelt een hoofdrol onder de kleuren, wit domineert daarbij toegepast, als garneering. De halsafwerking der japonnen varieert altijd. Zelden zien we onder een col lectie twee of meer japonnen met eenzelfde hals-garneering. We zien de ronde hals-uit snijding met een smal biesje afgezet. Voorts de V-vormige hals met jabot-effect of kan ten kraag. Dan de hals met pelerine, welke somtijds bovendien nog een smal, rond kraagje heeft. Het vest-idee is nog niet ver dwenen en bij de bolero's geeft het weer een geheel nieuw, apart aspect. Toch worden de ingezette vierkant geknipte vesten van te gengestelde kleur ook bij de allernieuwste toiletten weer gezien. Voor sport-dceleinden zien we veel ge plooide mouw-looze jurken met een glad hals-stuk. waaronder de plooien uitspringen, die bij de taille vastgehouden worden door een kleurige lederen ceintuur. Meest diepe plooien, welke rondom loopen, doch een glad de voorbaan hebben de sportjurken. Een bij- behoorend jasje van dezelfde of van afste kende kleur completeert dit toilet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 10