FEMINA
Een Mantelcostuum,
r
Het woord is aan
WIJ GAAN UIT.
Onze verschillende genoegens.
HAARLEM'S
DAGBLAD
DONDERDAG
31 JULI 1930
Hier ziet u een heel eenvoudig mantel
costuum, bestaande uit een japon en korten
mantel. Als stof is gedacht crêpe georgette
de laine, die soepel neerhangt, en bedrukt
met een klein, niet te bont ornament. Het
lijfje dor japon sluit strak in de taille en
heeft een ronden kraag, welke met smalle'
punten voor wordt afgewerkt. De rok be
staat geheel uit stolpplooien en is vrij lang
en wijd. De ceintuur is een smalle reep van
dezelfde stof, die gestrikt wordt. Hals en
ceintuur zijn afgebiesd met een schuine bies
van effen crêpe georgette. Het manteltje
is met dezelfde stof gevoerd. Het mantelje is
'van een soepel model, glad en met strakke
mouwen, vrij lange revers, en sluit met één
enkele knoop, net op de taille.
GASTVRIJHEID.
In vroeger tijden werd de deugd van „gast
vrijheid" veel meer beoefend dan tegen
woordig. In den oorlogstijd vooral kreeg de
gastvrijheid menige gevoelige knauw. Het
primitieve instinct ieder voor zich" kwam
vooral in de moeilijke distibutiejaren, waar
het om voedsel en nog eens om voedsel
ging sterk naar voren en deed de meesten
hun kasten angstvallig gesloten houden, daar
ze, vrees hadden voor nog schaarscher en
bekrompener dagen. Om het pijnlijke van de
situatie uit den weg te ruimen, verlegde men
dikwijls bijeenkomsten van de beide „homes"
naar een derde plaats. Maar de gastvrijheid
bloeide weer op in de latere na-oorlogsjaren
want de Hollander is niet voor niets beroemd
om zijn gastvrijheid in een nieuw kleed ge
stoken. We stellen het „eten" niet meer als
hoofdzaak, als het voornaamste punt, maar
we eerbiedigen de gevoelens van den
modernen gast, die niet uitgenoodigd
wenscht te worden om voor zijn genoegen
eens te kunnen eten en om eens „volgestopt"
te worden. Vergeef me deze obscure uitdruk
king, maar de gastvrijheid der oude tijden
had er veel van alsof dat het eenige motief
der vrienden-bijeenkomsten was.
De nieuwe gastvrijheid beschouwt de ver-
verschingen-series als „bijzaak".
Dat be teekent natuurlijk niet, dat het
„eten" onverzorgd moet worden aangebo
den. Neen, de wijze van voorzetten is juist
het persoonlijk cachet wat men aan een
feestdisch vermag te geven. Die wijze moet
een hulde zijn aan de gasten. En daaraan
wordt thans de meeste zorg besteed en met
reden. Wij moderne menschen zijn gevoelig
voor atmosfeer. Onze smaak is zóó verfijnd,
dat we onmogelijk genoegen zouden kunnen
scheppen in zoo'n ouderwetsche Hollandsch-
Vlaamsohe smulpaperij.
RECEPT.
AMANDELNOOTJES.
Daarvoor neemt men op 11,4 ons suiker
een zelfde gewicht aan amandelen, verder
7 platte eetlepels tarweweel en 2 eiwitten.
De ongepelde amandelen worden gewasschen
gedroogd en fijngehakt. Vervolgens vermengt
men ze met het stijfgeklopte eiwit, het ge
zeefde meel en de suiker, waarna men van
dit dc-<r rolletjes vormt', ter dikte van een
centimeter. Deze legt men op een met boter
besmeerd baklmk en bak zt daarna i.i c-m
matig warmen oven lichtbruin en gaar :n een
goed kwartier. Van het blik af nemen en be
koelen laten.
Met zachtheid is veel te bereiken.
Maar als kinderen hun lastigen dag heb
ben, aan een stuk door dwingen en zeuren,
brutaal zijn en in overmoed den groolsten
onzin uitschreeuwen, dan is het toch wel eens
goed ze te loeren hoe het zulke onwillige
„onmaatschappelijke" wezens vergaat.
Guusje is aan tafel heel erg lastig geweest.
Van malligheid wist hij niet meer wat hij
doen moest. Hij heeft de huisgenooten uitge
scholden voor „mosterdpotje", „zoutvaatje"
en nog erger dingen. Hij is van tafel geloo-
pen, heeft met zijn aardappelen gegooid en
is ten slotte met zijn bord in een andere ka
mer gaan zitten, omdat het in de huiskamer
zoo donker was
Moeder heeft niets gezegd. Maar na het
eten krijgt Guusje zijn vonnis te hooren.
„Hoor eens, Guusje", zegt moeder, „zoo'n las
tige jongen kan niet bij ons aan tafel zitten.
Dat begrijp je zeker wel. Je hindert ons alle
maal. Je moet nu maar eens drie dagen al
leen in de keuken eten."
„Nee", zegt Guusje en zijn brutale snoetje
wordt angstig. Dat lijkt hem te erg.
Maar moeder hovdt voet bij stuk. En den
volgenden middag zit Guusje alleen in de
keuken en huilt hartbrekend.
Freddie, zijn twee jaar ouder broertje,
krijgt medelijden en komt hem troosten. Hij
vindt het niet aardig van moeder, dat ze
den armen, kleinen Guus zoo aan het huilen
maakt.
„Zal ik vragen of ik bij je mag zitten?"
vraagt hij.
Guusje geeft niet eens antwoord. Dat mag
immers toch niet.
„Zoo héél erg is het eigenlijk niet", bedenkt
Freddie. „Er zijn wel stoute jongetjes, die
door hun moeder op straat worden gezet."
Guusje kijkt op, slikt krampachtig. „Op
straat?" hokt hij.
„Ja", zegt Freddie, „als je vreeselijk stout
bent. met messen gooit, of zoo, dan kan je
moeder je toch niet in huis houden."
„Nee" snikt Guusje begrijpend, „en wor
je dan een gezwervert?" (zwerver).
„Ja", knikt Freddie, ernstig, „natuurlijk.
Dan moet je altijd op straat loopen en de
menschen om eten vragen.
„En waar moet je dan slapen? Dan kun je
toch niet slaa&pen...." bibbert Guusje's stem-
metje.
„Jawel, op een bankje" vertelt Freddie.
Guusje denkt na. Zijn voorhoofd trekt in
rimpeltjes, zijn mondje trilt nog van het
hullen. Een heel klein oud mannetje lijkt hij
zoo. Hij voelt zich daar in de keuken, uitge-
stooten, even de lotgenoot van die arme, ar
me gezwerverts. Even maar. Want Guusje
gelooft toch niet, dat zijn moeder hem ooit
op straat zal zetten. En hij gooit immers
niet met messen. Maar o, wat moet het
vreeselijk zijn, geen huis te hebben, nergens
een deur waarachter je thuis hoort. Waar
moet je naar toe als het regent, of als je
pijn hebt?
Guusje eet stil zijn bord leeg. Heeft hij in
gezien, dat je je moet schikken en plooien
om in de huiskamer, om in de maatschappij
geduld te worden? Doe je ongeoorloofde din
gendan heb je kans gezwervert te
worden.
Guusje zucht. Ik geloof niet, dat hij heel
zeker van zichzelf is, ik geloof, dat hij onge
veer denkt; geen mensch weet waartoe hij
nog eens komen kan. In ieder geval ziet hij
niet vanaf zijn deugdzaamheid neer op de
arme zwervers. Hij heeft een waai-schuwing
gehad, maar hij weet zelf nog niet of die
waarschuwing helpen zal.
„Moeder", zegt hij, „ik zal al mijn centjes
aan de gezwerverts geven"
Als. er nu een zwerver aan de deur komt
bedelt Guusje moeder wat geld af, want
Guusjes eigen „centjes" zijn tot nu toe nog
illusies. En dit is voorloopig het eenig re
sultaat van Guusjes verbanning naar de
keuken.
Maar later.... wie weet? Misschien heeft
het indruk gemaakt en zal de waarschuwing
op een gewichtig oogenblik toch nog eens
helpen.
BEP OTTEN.
KOFFERS PAKKEN.
Sommige vrouwen zijn werkelijk wonde
ren op het gebied van koffers pakken en
men staat versteld over de hoeveelheid ar
tikelen die zij in één koffer weten weg te
bergen, zonder dat de boel kreukelt of ver
fomfaaid er uit komt. Een vrouw van erva
ring geeft de volgende practische wenken
voor het pakken van koffers: Als ge op reis
gaat, en er moet een koffer mee. maak dan
een dag of wat te voren het lijstje van arti
kelen enz., dat mee moet. In den loop van
die paar dagen, vóór het vertrek, zullen u
dan nog allerhande dingen invallen, die u
mee kunt nemen of weglaten, en dit voor
komt later ongerief. Gaat ge pakken, stop
dan schoenen en laarzen onderin de koffer,
bijvoorbeeld in sokken of kousen gerold, en
opgevuld met opgerolde kousen. De ruimte
tusschen de schoenen kan prachtig opge
vuld worden met allerhande kleine artike
len, dassen, riempjes, lintjes enz. Leg op
deze „laag" een stuk of wat kranten, en
begin dan een tweede laag van onderklee-
ren. die meegenomen moeten worden. Daar-
oo komen dan zwaardere kleedingstukken.
japonnen, mantels enz. Alle gaatjes worden
opgevuld met proppen papier, zoodat alles
netjes op zijn. plaats blijft. Bovenop komen
de lichtere kleedingstukken. dunne japon
netjes enz.
De Kinderen
„Het is meer dan erg Johnnie. Je eet veel
te veel! Hoe kun je het óp!''
„Vandaag begrijp ik het ook niet mammie.
Het is een bof!"
5 jaar: „Oom ik kan iets, wat u niet kunt!"
Oom: „En wat is dat dan?"
5 jaar; (zeer verrukt): „Groeien."
Het is noodweer en het is nacht. Ida vier
jaar is bang. wordt wakker en begint te
huilen. Het oudere zusje neemt haar in de
armen en zegt„Ik zal je naar de kamer van
vader en moeder brengen".
Op hetzelfde oogenblik doet een hevige don
derslag het huis trillen. „O, Marietje snikt
Idabid dal er niks met me gebeurt tot ik
in de kamer van vader en moeder ben!"
Hoe men de kleuters
bezig houdt.
SLAAPKAMERMEUBELTJES.
De papieren meubeltjes van verleden week
laten wij nu volgen door gezellige, kleine
slaapkamermeubeltjes, die de poppenkamer
weer alleraardigst kunnen aankleeden. Waar
schijnlijk hebt u van verleden week nog wel
wat blanco briefkaarten over en kunnen wij
dus direct met het ameublementje begin
nen.
He eerste modelletje, afbeelding a. is een
kinderbedje, dat uit drie briefkaarten be
staat. Bij de eerste briefkaart deelt men de
lengte door de helft, de deeltjes die hierdoor
ontstaan dienen voor de vóór- én achter
kant van het bed. De zijkanten verkrijgt men
door de tweede briefkaart in de breedte door
de helft te deelen. Uit de derde briefkaart
knipt men de bodem van het bed; men
neemt dus goed de breedte van het bedje op
en knipt de briefkaart zoo, dat deze net past.
Volgèns afbeelding b knipt men. nog de
vóórren de achterkant uit. .Alle deeltjes
naait men daarna om met de festonneer-
steek en aan het randje van de steken wor
den de verschillende deelen van het meubel
stuk weer te zamen genaaid. Nu nog voor
matrasje, dekentje en lakentjes gezorgd en
het bedje is geheel klaar.
Het volgende modelletje, afbeelding c, is
een kast, die toch zeker op de slaapkamer
niet ontbreken mag. Drie halve briefkaarten
vormen de zijkanten en de achterkant van
de kast. Voor de vóórkant wordt de helft weer
door midden gedeeldzoodat twee deurtjes
ontstaan. Het boven» en ondervlak meet men
even precies af; ook staat het wel aardig nog
'n rand boven de kast aan te brengen. De ver
schillende deelen worden weer omgefeston-
neerd en aan elkaar genaaid. Het is voor de
kinderen wel heerlijk, wanneer er nog plank--
jes in de kasten zijn, om de verschillende
poppenkleertjes op te leggen.
Zelf kunt u het ameublement nog uit
breiden en nog .vele aardige meubeltjes er
bij maken.
De modelletjes zijn in de Tijdingzaal van
ons blad te zien
W. R.
Als er eten over blijft.
Vooral in den zomerdag, wanneer de
warmte oorzaak is, dat het eten dat na een
maaltijd overblijft veel eerder uitdroogt of
tot bederf overgaat, is dit probleem van be
lang. En er zijn met wat koud, hard gewor
den overgebleven vleesch en of wat koude
aardappelen toch werkelijk zulke heel sma
kelijke, goedkoope gerechten te bereiden, die
aan de koffietafel bij het brood heerlijk sma
ken en een kreet van verrukking bij de ver
zamelde tafelgenooten zullen doen opgaan.
Heeft men bijvoorbeeld een restje oud
vleesch, dan maalt of hakt men het fijn,
werkt dat goed door een paar overgebleven
fijngemaakte koude aardappelen met een
paar lepels jus of melk (in plaats van aard
appelen kan men ook een paar sneden oud
brood zonder korst nemen, die men in de jus
of melk geweekt heeft), roert er nog een
eierdooier, wat zout, peper, nootmuskaat en
1 theelepeltje maggi armoma door, en vormt
van dit mengsel balletjes, die men plat slaat,
in het eenigszins losgeklopte eiwit doopt,
door paneermeel wentelt en in de heete koe
kenpan met dampend vet (of lichtbruin ge
braden boter) rondom bruin en knappend
bakt. Bij de boterham smaken deze kruidi
ge, hartige aardappel-vleesch-koekjes bijzon
der lekker! Men kan ze ook bakken alleen
van aardappelen, en van koude aardap
pelen één groote aardappelommelet maken.
Daartoe neemt men op 1 pond koude aard
appelen 4 eieren, 1 platte lepel bloem, peper,
zout, nootmuskaat, 1 theelepeltje maggi
aroma en 2 lepels boter. De fijngemaakte
aardappelen vermengt men met de gekookte
eieren, de bloem, het zout en de verschillen
de kruiderijen tot een stevig samenhangende
massa. De helft van de boter maakt men in
een koekenpan lichtbruin, doet er het om-
melette-mengsel in en bakt het op een zacht
vuur aan den onderkant lichtbruin. Met be
hulp van een deksel keert men den koek om,
en laat onder tosvoeging van de nog overge
bleven boter ook den anderen kant lichtbruin
worden. Dan de ommelette voorzichtig op
een verwarmden schotel overbrengen. Op de
zelfde wijze kan men van dit beslag ook klei
ne koekjes bakken.
De meeste moeilijkheden in de wereld ont
staan door verkeerd begrijpen. En daarom
moeten we niet meewarig ons hoofd gaan
schudden en onszelf diep beklagenswaardige
schepsels vinden, omdat we verkeerd be
grepen worden, maar veel liever eerst eens
beginnen met een poging te wagen om ande
ren te begrijpen. Want al dat misverstaan
vindt meer zijn oorzaak in onzen onwil om
zich in eikaars gedachten te verplaatsen, dan
in de zoogenaamde „onpeilbare diepten" des
menschelijken karakters.
En een der meest naar voren komende
uitingen, waarin wij elkaar volkomen verkeerd
kunnen beoordeelen is ons „uit" zijn.
Aan het begin van dezen zomer gaf de
teekenaar Jo Spier in „De Telegraaf" een
serie aardige teekeningen van de bagage der
verschillende vacantiegangers naar de meest
uiteenloopende plaatsen, en daarmee typeerde
hij meteen ook het soort van menschen dat
bij die bagage behoorde. De familie met kin
deren trok met den kinderwagenen al naar
Nunspeet, de rijke familie met een serie
schitterende koffers naar het Zuiden van
Frankrijk, het heele gezin met een pak boter
hammen voor één dag naar Zandvoort, de
meneer met witte handschoenen, een wandel
stok en een keurig klein koffertje naar Den
Haag, enzoovdorts.
Al deze verschillende bagage brengt nu op
zichzelf geen moeilijkheden met zich mee,
maar de wrijving, soms ook de botsing ont
staat, wanneer al die heterogene bestand-
deelen elkaar ontmoeten, iets wat zoo nu en
dan onvermijdelijk is. Bijvoorbeeld bij be
kende bezienswaardigheden, ook wel op be
roemde punten waar een mooi uitzicht valt
te bewonderen en in landelijke omgeving,
waar niet anders is dan het eene hotel
restaurant, waar iedereen op aangewezen is.
We komen bij „de" bezienswaardigheid van
het plaatsje, en vinden er een groot gezel
schap van typische provincialen die, in een
akelig stijven groep opgesteld, gefotografeerd
zullen worden. Ze hebben dol plezier, om
zichzelf en elkaar, en het is een ongelooflijke
bedoening voordat alles tot rust, is gekomen,
zoodat de man achter het toestel de kiek
kan nemen. Dadelijk verschijnen de gelegen
heidsgezichten lachten ze maar, fluisteren
we elkaar toe, dan was het tenminste wat
minder stijf. Maar dat willen zij juist niet, dat
is niet „echt", vinden zijn, bij een portret
hoort een gelegenheidsgezicht. En zij vinden
die foto zeker allemaal prachtig, terwijl zij
haar gek zouden vinden, als er een onge
dwongen lachend gezelschap op stond.
Bij het beroemde uitzicht verschijnt een
schitterende auto; een ^eer rijk-uitziende
heer en dame stappe uit als de chauffeur
eerbiedig het portier openhoudt, en loopen
plechtig naar het vermaarde punt. Zij geven
op hooghartige wijze hun neerbuigende goed
keuring erover te kennen en verdwijnen even
later in een wolk van stof.
Mal? Opgeprikt? Kom, die menschen ge-
nieten immers op hun manier, en die ma-
nier is nu eenmaal om te doen, alsof zij de
wereld beheerschen, overigens een tamelijk
komische gedachte.
Zoo geniet ieder op zijn eigen wijze en
zoo lang wij ons niet wenschen te verplaatsen
in den gedachtengang van een ander, zoolang
zullen wij altijd vreemd blijven aan hun ge
noegens.
Een clubje meisjes dat met elkaar uit fiet
sen gaat, heeft veel andere genoegens dan
een gezelschap schoolkinderen of een troep
jongens, en zoo hebben menschen uit steden
ook weer andere liefhebberijen dan de plat
telandsbewoners, alles overeenkomende met
hun zeden en gewoonten.
Het verschil in liefhebberijen ligt echter ook
wel vaak in de manier waarop zij zich ver
plaatsen.
Een hartstochtelijk wandelaar, die bijvoor
beeld onze prachtige Veluwe doorkruist, be
weert veel meer te zien van al dat moois dan
een fietser die zich op hetzelfde terrein be
geeft. De fietser gaat aan kleinigheden voor
bij, die juist zoo mooi en zoo bijzonder zijn
en het is onmogelijk, dat hij net zooveel ge
nieten kan.
Alles goed en wel, zegt de fietser, maar ik
kom op één dag in denzelfden tijd als zoo'n
wandelaar veel verder vooruit en krijg daar
door veel beter een indruk van het geheel.
Iets dergelijks zal ook een automobilist
op zijn beurt weer tegen een fietser zeggen:
die kan op een enkelen dag een onuitwisch-
baren indruk opdoen van de schoonheid en de
groote afwisseling van ons eigen land. Zeker,
ook hij mist weer de details, en natuurlijk
nog in sterker mate dan de fietser, maar hij
ziet meer van het geheel, en dat is een even
groot genot.
Wie de honderden fietsers en automobilisten
in den zomer op de wegen ziet, kan toch niet
zoo bekrompen zijn om te meenen, dat deze
enkel en alleen op de zucht tot verplaatsing
belust zijn; er zullen er natuurlijk wel ondej*
zijn, maar die zijn bij de wandelaars even
goed.
Een eenvoudig meisje dat voor het eerst
in het Geidersche is geweest onlangs met een
klein gezelschap ïn een gehuurde auo vertelde
dat ze zooiets moois in haar leven nog nooit
gezien had: 't was voor haar de mooiste her
innering. Zoo iemand kan men toch moeilijk
tot de snelheidsmaniakken rekenen, en zoo
zijn er honderden, zoowel onder de fietsers
als de autorijders.
Laten we probeeren te begrijpen, dat ieder
geniet naar zijn aard en aanleg, en dat hefc
niet aangaat om anderen te willen hervor
men tot een persoon die ons past. Wie ge
niet van het plezier van. anderen, hoe ver
het overigens ook van hem af staat, geniet
voor zichzelf ook meer.
E. E. J._P,
Zoo er één kleedingstuk is, dat we aan het
strand bij wijze van spreken als brood zoo
noodig hebben, dan is het toch eigenlijk wel
de strandmantel. Want al hopen we natuur»
lijk altijd op prachtig stralend zonneweer, als
we aan het strand vertoeven, de afgeloopen
weken hebben ons wel bewezen dat we ook
met de kwade kansen rekenen moeten, en
dat beteekent aan zee: koud weer. En boven
dien, de avonden zijn aan het strand, voor
al nu wé al weer wat verder in den tijd komen,
dikwijls een weinig kil na zonsondergang en
dan 'bewijst de strandmantel opnieuw onschat
bare diensten. Meestal is zulk een mantel
wit, van een warme doch lichte wollen stof.
Op iedere jurk is zoo'n mantel te dragen,
wanneer de mantel tenminste goed van model
is, zooals die op het plaatje bijvoorbeeld.
Natuurlijk, u zult deze mantel niet in één
zomer „verslijten". Maar dat is ook de be
doeling niet, en u kunt hem verder ook in
de stad dragen, als u aan tennis doet, en
er 's avonds mee naar het tennisveld wilt
gaan. Voorts is de coupe in de meeste geval
len naar een eenvoudig, klassiek model, dat
gemakkelijk eenige jaren achtereen dienst
kan doen. Maar let dan wel, dat er geen
enkele gekleurde garneering of fantasie-
garneering op mag aangebracht worden. Het
eenige wat u kunt doen is, de heele mantel
afwerken met een stiksel op 2 cM. van den
rand. Het plaatje toont zulk een mantel,
met breede tailleur-kraag met revers, vier
beenen knoopen, diepe zakken, omgeslagen
aan de mouwen, en een riem in den rug.
Verder moet de mantel ruim zijn i. Er zijn
natuurlijk wel tal van andere modellen, min
of meer bewerkelijk, met en zonder kraag,
of met een sjaalkraag, klokkend of met naar
achteren rond weg gesneden voorpanden,
maar heel dikwijls zijn dit de één»zomer-
vliegen, modellen, die men niet goed meer in
volgende seizoenen kan dragen. En daarom
bedenkt een verstandige vrouw zich nog
wel een keertje, alvorens zij haar keus be
paalt.
MADELEINE
De fijne puntjes van aan
maken van de Sla.
Sla aanmaken is veel belangrijker dan
men denkt: er hangt alles van af, wat de
smakelijkheid van het gerecht betreft. Sla,
bereid volgens de Fransche keuken (en ook
de Hollandsche) behoort aangemaakt te zijn
vóór ze op tafel gebracht wordt Daarvoor
gebruikt men alleen de beste sla-olie (of
olijfolie) en azijn, in verhouding van 3 le
pels olie op 1 lepel azijn. Sommige men
schen geven de voorkeur er aan, de sla eerst
goed dooreen te werken met de 3 lepels sla
olie, zoodat de blaadjes door en door ge
olied zijn, om ze daarna pas in de azijn te
doen. Op elke eetlepel azijn behoort men
verder nog een half theelepeltje zout, en
verder peper en suiker toe te voegen. Verder
is er nog de volgende manier, om de geur
van de sla bijzonder te verhoogen Daartoe
wrijft men met een doorgesneden ui den
binnenkant van de slakom goed in. Dit geeft
de sla een heerlijke geur, zonder dat de
uiensmaak evenwel overheerscht. Men' kan
ook zelf een speciale sla-mayonnaise ma
ken, die men heel goed bewaren kan en dus
niet in één keer hoeft op te maken. Men
doet 4 eetlepels poedersuiker in een kom
met 6 eetlepels blanke azijn, wat peper, zout
en mosterd naar smaak. Gedurende den dag
af en toe (liefst vrij dikwijls) met een hou
ten lepel roeren, 's Avonds met een deksel
afdekken en tot den volgenden dag laten
staan. Dan druppel voor drupoel, onder
voortdurend roeren 6 eetlepels sla-olie bij
voegen. In een flesch doen en goed afge
sloten op een koele plaats bewaren.
Moderne stoffen.
Bedrukte chiffon is zeer „en vogue" de
fijnste zomer-japonnetjes worden er van ge
maakt. Deze stof leent zich bij uitstek van
de huidige mode. Ze voegt zich gemakkelijk
naar het lichaam, maar verzacht de lijnen,
zoodat ook zwaardere vrouwen deze stof voor
hun japon verkiezen.
Crêpe de Chine en voile-imprime worden
eveneens zeer veel gezien voor japonstoffen.
De gekleede zomermantels zijn veelal van
zijde. Vooral crêpe-satin, de stof, weVce het
voordeel heeft verwerkt te kunnen worden
met de achterzijde (de doffe kant) is hoogst
modern. Zwart speelt een hoofdrol onder de
kleuren, wit domineert daarbij toegepast, als
garneering. De halsafwerking der japonnen
varieert altijd. Zelden zien we onder een col
lectie twee of meer japonnen met eenzelfde
hals-garneering. We zien de ronde hals-uit
snijding met een smal biesje afgezet. Voorts
de V-vormige hals met jabot-effect of kan
ten kraag. Dan de hals met pelerine, welke
somtijds bovendien nog een smal, rond
kraagje heeft. Het vest-idee is nog niet ver
dwenen en bij de bolero's geeft het weer een
geheel nieuw, apart aspect. Toch worden de
ingezette vierkant geknipte vesten van te
gengestelde kleur ook bij de allernieuwste
toiletten weer gezien.
Voor sport-dceleinden zien we veel ge
plooide mouw-looze jurken met een glad
hals-stuk. waaronder de plooien uitspringen,
die bij de taille vastgehouden worden door
een kleurige lederen ceintuur. Meest diepe
plooien, welke rondom loopen, doch een glad
de voorbaan hebben de sportjurken. Een bij-
behoorend jasje van dezelfde of van afste
kende kleur completeert dit toilet.