ZONDER GELD DOOR ZUID-ITALIE. SiS; H' En toch een vorstelijke reis". Hoe ver de gastvrijheid der automobilisten ons bracht. Portretjes teekenen in Messina. Een wit gekleede jongeling met glim mende zwarte haren, bracht ons en onze tasschen naar een hotel. Daarna gingen we „Messina zien". Maar er was niet veel te zien. Na de aardbeving van 1908 wordt Messina weer opgebouwd. Het is bijna heelemaal nieuw en daarom de vervelendste stad, die ik ken. Alles is leeg en onaangenaam. Als men ten minste nog maar werkelijk modern bouwde! Maar het zijn alle vierkante barakken van hout of beton en imitaties van klassieke stijlen. Aan alle muren steken nog de be tonijzers in de lucht. Alles is kaal, nuchter, armelijk. Dunne boompjes in de breede, rechte, grijze straten maken alles nog arm zaliger. De beroemde Duono zit van binnen vol met hout. Balken, die alles steunen. Ergens voor een altaar wordt een kind. gedoopt. Als het water over zijn hoofd komt begint het te schreeuwen en maakt daardoor alles nog kouder en nuchterder. We lagen vroeg in bed. Den volgenden mor gen zaten wij voor het grootste café en on der de 'belangstelling van de heele bevolking teekende ik tien portrettan voor vijf Lire per stuk. Dat zijn 65 cent Meer konden de mem schen niet betalen. In een Trattoria bestelden we brood, eieren en kaas en kregen tot onze wanhoop in een groote pan de eieren samen tmet zuremelk-kaas in olie gebakken op tafel gezet. Nadat wij de eieren met moeite er uit gepikt hadden, verlieten wij gauw het lokaal en ook Messina. Een boer bracht ons van de barakkenstad aan de Oostkust van Sicilië naar Giardini Met het wagentje, waarvoor een paar vin nige paarden liepen, ging het over een berg straat in gevaarlijke serpentines, vaak hon derd meter recht boven de zee en aan den anderen kant verhieven zich steile rotsen. Om 9 uur des avonds waren wij in Giardini en klommen in het duister de rotsen op tus- söhen metershooge fantastische cactussen en donkere steenmuren. De maan stond zil ver boven de diepzwarte zee. Laat in den avond kwamen we in het slapende Taormina aan. De boer, die ons meegenomen had. bracht ons in een kleine herberg. Want de groote hotels van Taormina zijn niet te betalen. 500 Lire per dag. Dat is zestig gulden. In ons hotelletje woonde een troep Siciliaansche poppenspelers en gauw waren wij goede vrien den. Zij toonden ons hun bijna levensgroote ms-Tlonetten, die zwaarder dan een mensch waren. Ridders met zwaarden, helmen, har* nassen, van top tot teen gekleed in zwaar koper en brons. Prinsessen en Feeën met prachtige sluiers, zijde en juweelen. Alles timmeren, hakken, snijden, construeeren. smeden, schilderen en naaien die kerels zelf bewonderenswaardig. Ook de décors. Eenige dagen later zagen wij hun romantisch his** torisch ridderschouwspel. In het laatste be drijf worden den dapperen ridder Orlando de oogen uitgestoken. Onder ademlooze span ning der toeschouwers komt de beul Bran- dabor in opdracht van den Sultan Mahomet Selim ibn Ha run al Raschid en steekt zijn zwaard in beide oogen en waarlijk: echt bloed loopt bij liters over gezicht, baard en harnas. Maar dan komt Carolo Magno en de arme dappere ridder Orlanda wordt gewroken en een stuk of zes Mooren en beulen liggen dood op den grond! Natuurlijk heeft de goede fee Radolinda geroepen. Later vertelden de komedianten ons dat zij echt ossenbloed in het hoofd van den armen dapperen ridder Orlando doen. en dat na iedere voorstelling de arme, dappere ridder nieuw opgeverfd wordt en schoon goed krijgt Den volgenden ochtend zagen wij Taormina bij licht. Van zulk een paradijs hadden we niet gedroomd. Het stadje ligt als de meeste Italiaansche kleine steden terras vormig op een rots, maar dan tweehonderd meter boven een eindelooze ultramarijn* blauwe zee. De valleien tusschen de rotsen zijn rose, van de honderden en honderden bloeiende amandelboomer.. En dan hangen, staan, kleven aan en op de steile rotsen de reusachtige cactussen en snijden groote palmen donkere ornamenten in de diep blauwe lucht. Op de smalle paadjes loopcn ezeltjes met groote tonnen voor water, wijn en olie op en neer. Achter de rots van Taormina ligt een donker en wild bergland, waarboven zich wit en majestueus de rooken de Etna verheft. Niet één nieuw gebouw is in het stadje te zien. Alles is nog als voor eeuwen. Grieken, Romeinen, Noormannen, Seracenen en Duit- schers hebben hun sporen achtergelaten. In oude palazzos, kas teel en en kloosters zijn de voornaamste hotels. Wij loopen en loopen, hebben geen woorden meer, vergeten tijd en zorgen en kijken en kijken maar. Ik zit overal te teekenen: huisjes, ezeltjes, cactussen, rot sen, die in de zee staan, witte booten met witte zeilen. We loopen door het antieke Grieksche amphitheater^ien in de verte Naxos liggen, droomen van Ariadne, van Archimedes, van Vikingers. Mooren, Hohenstaufen. In het Noorden ligt vlak op den horizon het laatste eind van het continent in de zon te gloeien en de rest van Griekenland, Malta, Tunis, Thipolis en Spanje fantaseeren wij daarbij. Wij staan aan het eind van Europa, dat ons begrip van de wereld omsloot en nu plotse ling opent zich een oneindige nieuwe wereld met nieuwe wenschen, nieuwe verlangens, 's Avonds zitten wij onder een schitteren den Zuidelijken sterrenhemel op het terras van „Hotel San Domenico" zooals de naam zegt, een oud klooster en onder ons aan een rand van een onheilspellend*zwarte zee gaat een trein voorbij, kleiner dan een mier. Den volgenden morgen ontdekten wij vol schrik, dat wij bijna geen geld meer had* den en ik moest gaan verdienen. .Hier", zei mijn vriend overtuigd, „hier kan je meer dan 10 Lire vragen. Dat zijn allen schatrijke menschen, die in Taormina zitten". „Zoo als wij!" zei ik. We gingen in de Giardino publico en op een bank zaten een mijnheer en een mevrouw, die Hollandsóh spraken. Zij waren net als de overige Hollanders in het buitenland, die elkaar niet aankijken, maar we waren spoedig in gesprek. Toen vroeg ik eindelijk met kloppend hart voor een land- schapkrabbel 25 Lire en meneer betaalde dat zoo maar uit zijn vestzak. Verheugd wandel den wij verder kwamen aan een tennis veld „entrance only for members!" waar een groote, bruingebrande man met bijna witte haren met een dame tennis speelde. „Die meneer lijkt erg op den Duitschen ex* kroonprins!", zei ik tegen mijn vriend. ..Je bent gek!" antwoordde mijn vriend. „Je kan gelijk hebben", zei ik. Wij spraken al lang weer van Sophokles en Euripides, wat het daggesprek van Taor mina was, omdat in Syracuse net de open luchtspelen in het autieke amphitheater plaatsvonden, toen we plotseling een dame op een bank zagen, die opsprong en ons tege moet liep. We herkenden een kennis uit Rome en vroegen haar, of zij niet een rijken Amerikaan of zoo iemand wist. dien ik kon portretteeren voor een ton of wat minder. Zij dacht een oogenblik en riep toen: .Daar achter speelt de Duitsche ex-kroonprins tennis. Die heeft geld genoeg. Teeken hem!" Wij gingen met ons drieën terug en ik begon van buiten te teekenen, terwijl de heer Von Hohenzol- lern heen en weer liep. Hij zag mij tee kenen en riep: „Desl- gustare?" „Ja", antwoorde ik. Daar bij kreeg ik een rib benstoot. „Je moet ten min^e „Hoog heid" zeggen!", fluis terde mijn vriend. „Nee! Ik heb mijn principes", antwoord de ik woedend. Maar De ex-kroonprins Frie-Hoogheid kwam aan t drich Wilhelm von hek en vroeg of het Hohenzollern. niet moeilijk was tc teekenen, terwijl hij heen en weer sprong. Daarbij keek hij onzc- vriendin uit Rome in de oogen. „O", zei ik. „mag ik binnen komen? dan zal het beier gaan!" De ex-kroonprins vond het best en met ons drieën wandelden wij den entrance only for members binnen onder de eerbiedige blik ken van de in massa toekijkende vreemde* 1 in gen. Ik liep dus een kwartier met. mijn potlood en de ..Kaiserliche Hoheit", zooals hij door den trainer genoemd werd, achter den ba! aan Toen zei hij: „dat gaat niet, ik ga zitten!" En met zijn zonnebril op mün neus. zat ik een uur te teekenen. Terwijl hij poseerde, vertelde hij duizend dingen, flirtte tegelijk met onze Romeinsche vriendin, keek nog naar verschillende andere dames die achter het hek stonden en bewees mij door zijn gesprek, dat hij heelemaal niet- dom. integendeel: zeer ontwikkeld en heel aardig was. Wij spraken van Holland, van Amster dam, dat hij goed kende en hij stemde in met mijn lofzang op d:e mooiste der steden. „Ik heb ook geteekend", zei hij. „Oh", zei ik. het binnenste van zijn neusgat zwart makend. „Ja", vervolgde hy ijverig, „maar alléén profielen!" „Oh!", zei ik en teeken de een kuiltje in zijn kin. „Ja, ik heb les gehad van een beroemd professor. Ik herin ner mij zijn naam niet meer". „Oh", zei ik, en teekende met een grooten zwaai zijn neusrug. „Maar niet met krijt, zooals u. maar met gekleurde potlooden!", zei hij als een vakman. „Oh, oliekrijt-potlooden!" zei ik en maakte zijn rechter wenkbrauw wat lichter. „Neen, geen oliekrijt«potlooden, ge kleurde potlooden!", zei Hoogheid. „Dat zijn oliekrijt-potlooden!" doceerde ik onverstoor baar en vlakte een glimlichtje in zijn lichte oogen. Toen begon hij over wat anders. „Speelt u ook tennis?" ,.Neen, ik teeken!" zei ik en omlijnde zorgvuldig zijn adamsappel „Hoe vindt u Taormina?" „Het mooiste, wat ik ooit gezien heb", zei ik en maakte een paar stippeltjes, om aan te duiden, dat het tijd werd, dat hij zich liet scheren. Het leek net. als of hij mij inter viewde. „Ja, het is heel mooi", vervolgde hij. ,Den meesten tijd ben ik aan de Riviera om tennis te spelen. Maar om dezen tijd kom ik naar Taormina. Het is aardig en voor al de trainer heeft een bijzondere manier van spelen en dat is nieuw voor mij. Ik speel al sinds vijf en dertig jaar". Ik liet met geen woord merken, dat ik wist, dat hij de zoon van Wilhelm was en deed of ik het „Kaiserliche Hoheit" van den trainer niet hoorde. „U bent niet zoo bruin als ik?" vroeg hij verwonderd. „Neen", zei ik. „ik ben nog niet zoolang in de zon als u". „Ik vervel heelemaal niet meer!" ver klaarde hij trotsch. „Alleen af en toe in mijn handen". En hij toonde een paar mooie, bruine, gespierde handen. Dan sprak hij weer van andere dingen. Ik merkte dat hij zich voor alles interesseerde en van alles op de hoogte was en ik had den indruk, d,at hij zich abso luut niet meer om zijn verloren troon be> kommerde. Na een uur bekeek hij de teekening, maakte complimentjes en veroorloofde zich op te merken, dat zijn neus wat te groot en zijn achterhoofd wat te klein was. Ik vervulde zijn wenschen. Ondertusschen had de trainer ons verschillende keeren met zijn toestel gekiekt Toen was de teekening klaar en ik stond op en gaf hem zijn zonnebril terug. „Wilt u de teekening koopen?" vroeg ik. „Gaarne! Wat kost ze?" Ik raapte al mijn moed bij elkaar en zei: „Tweehonderd Lire!" „Zoo veel heb ik niet bij mijzei de ex-kroonprins. „Maar als u mij vertrouwt, zal ik het hier bij den trainer brengen en daar kunt u het halen, als u tijd hebt!" ,Dan kunt u meteen de foto's meenemen", zei de trainer. „Goed!" Wij drukten hem de hand en gingen. Toen wij om den hoek waren en ik mijn vriend triomfantelijk aan keek, kreeg ik een stomp in mijn maag. Avond op Sicilië. „Idioot! Twee honderd Lire! Vijf honderd had je moeten vragen! Zoo een kans heb je maar een keer in je leven!" Ik legde hem uit wat het kunstenaarsgeweten is en dat je voor zoo een teekeningetje niet meer kunt vragen. Maar hij luisterde niet en ook orize vriendin was niet tevreden. En al mijn vrienden, ken nissen en familieleden schelden sindsdien op mü, omdat ik den kroonprins niet meer gevraagd heb. Twee dagen later, om niet al te begeerlg te lijken, kwam ik „even langs" om mijn 200 Lire te halen en vroeg naar de foto's. ,Die zijn mislukt!" zei de trainer. En hij had nog al zoo'n prachtige camera! Ik vermoed dat de ex-kroonprLns den trainer bevolen heeft, mij de kiekjes niet te geven. Denzelfden avond teekende ik in een café een groot portret van een rijken Argentijn, die met zijn jonge vrouw sinds anderhalf jaar met auto en chauffeur op de huwelijks* reis was. Door Europa en Azië. Om 12 uur stonden wij op straat met vijfhonderd Lire. Ik rekende uit, dat ik in twee dagen met mijn prijzen van vijf tot vijfhonderd Lire ge stegen was. ,AJs het zoo verder gaat, reizen we over drie weken alléén nog met de Zeppe lin", zei mijn vriend. Ik twijfelde daar aan. AGA. „BEENEN" KNOOPEN. U zult het misschien niet willen gelooven maar het boordknoopje dat u draagt en zeer waarschijnlijk ook de knoopen van uw over hemd zijn u geleverd door eenkoe. De dingen in deze wereld zijn nu eenmaal dik wijls niet wat zij schijnen eh „beenen" knoopen hebben vaak geen been gezien, zien. Zoo gaat het ook met vele „ivoren" kammen en borstels. Al deze artikelen begonnen hun bestaan, om het zoo eens uit te drukken, als melk. In zekere tijden van het jaar wordt er meer melk geproduceerd dan er noodig is voor de gewone doeleinden en het maken van boter en kaas. Maar er zijn fabrieken, die dan gaarne het te-veel koopen. Melk n.l. bevat een stof, die caseine heet en die er langs scheikundigen weg uit afge. scheiden kan worden. Door alle vocht door persing uit de caseïne te verwijderen en de stof verder op vernuftige manieren te be handelen, ontstaat een witte zelfstandigheid, waaraan elke gewenschte vorm kan worden gegeven en die zeer duurzaam is. Dit is her „been", waarvan knoopen enz. vervaardigd worden. Van het vocht uit de caseïne maakt men bovendien nog lijm en kleefpasta. H, D, VERTELLING (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Achter het loket. door AUGUSTE BAILLY élène Jaudeuïl verbeeldde zich op veertigjarigen leeftijd nog zeer bekoorlijk te zijn. Ze was mager, had een eenigszlns gebogen hou ding en loenschte een weinig. Heur haren waren strookleurig; haar licht blauwe oogen waren glansloos, maar zij zel ve vond dat ze aschblonde haren had als een Venetiaansche en dat die bijna onmerk bare eigenaardigheid van haar blik haar aantrekkelijkheid nog verhoogde. Hélène was directrice, en tevens eenig ambtenares, van het postkantoor te Planche- en-Montagne. Reeds vele malen had zij een dergelijke functie in andere kleine plaatsen in Frankrijk bekleed, en zij wist eigenlijk over niet veel anders te praten, dan over haar Morse-toestel en de vellen met post zegels, waarvan zij er af en toe een af scheurde, als een boer zijn bruingebrand ge zicht voor het loket vertoonde en om een postzegel van 5 of 10 cent vroeg. De boeren waren, volgens haar. overal gelijk: het wa ren allemaal achterdochtige en domme lie den. Waarom kwam er toch nooit eens een heer aan haar loket, voor wien haar schoon heid zeer zeker niet verborgen zou blijven? Ook Hélène Jaudeuil zou echter haar ro man beleven Toen zi.i op zekeren dag een stapeltje brieven sorteerde, werd zij plotseling opge schrikt door den klank van een haar onbe kende stem. „Neemt u me niet kwalijk, dat ik u stoor, juffrouw, maar kun u me ook zeggen, hoe laat de bestellingen hier geschieden?" Hélène hief het hoofd op en keek In het knappe gezicht van een heer met een wel verzorgd puntbaardje. Eenigszins overstuur van emotie antwoord de zij stamelend: „Meneer.in dit eenzame dorpje hebben we maar één bestelling, 's morgens om 8 uur". „Dank u wel. Juffrouw'* En aLs raadde hij de vfaag in haar blik, voegde hij er bij: „Ik ben de nieuwe onderwijzer, Virgile Crétin". „O juist, meneer, aangenaamzeer aangenaam!'' De onderwijzer vertrok en Hélène verzonk weer in hare eenzaamheid. Zij ging aan het raam staan om hem zoo lang mogelijk na te kijken. Zou hij wellicht nog eens omzien0 Maar neen, de onderwijzer vervolgde zijn weg. niet wetend dat hij het hart van juf frouw Jaudeuil in vlam had gezet. Van dien dag af begon een nieuw leven voor Hélène. De dorpelingen verwonderden zich over haar vriendelijkheid en welwil lendheid, waaraan zij heusch niet gewend waren. Midden in haar werk kon Hélène soms ophouden en dan dacht zij aan den man, die haar geheel in beslag nam Onge twijfeld had hij haar wederkeerig lief. Zij was wel een jaar of tien ouder, maar welke man heeft geen behoefte aan moederlijke teederheidEn kon hij niet veel beter zijn leven binden aan dat van een intellec- tueele vrouw, als zij, dan met een boerin trouwen, die alleen maar dacht aan haar kippen en koeien en varkens? Hij zou haar fiu wel spoedig vragen. Maar de tijd verliep. Soms kwam de on derwijzer in het postkantoor om een aange- teekenden brief te verzenden of een pakje te laten wegen. Hij leefde heel eenvoudig en ontving weinig post. Eiken Zondag ging hij er steeds vroeg op uit en kwam eerst des avonds laat terug. „Hij houdt van de natuur!" dacht Hélène. Soms kon zij den lust niet weerstaan een gesprek met hem aan te knoopen. „Mooi weer vandaag, vindt u niet? Hebt u onze omstreken al eens bewonderd?" „Ja zeker, juffrouw", haastte Virgile Cré tin zich tc zeggen, maar verder kwam het niet. „Hij is verlegen, de arme jongen. Maar eens zal de dag komen Ondertusschen sprak ze zachtjes zijn voor naam uit: Virgile!.... Wat klonk dat mooi. Jammer dat zijn achternaam hiermede niet bijzonder harmonieerde. Crétin! Toch zou het niet slecht luiden: Hélène CrétinJau deuilOch, waarom sprak hij toch niet? 's Zondags bespeelde Hélène het orgel in de kerk. Dan had zij gelegenheid haar mooie japonnen door de dorpelingen tc la ten bewonderen, en hen versteld te doen staan door haar prestaties op muzikaal ge bied. Dat zij dikwijls heel valsch speelde merkte niemand op. Maar sinds haar ontmoeting met Virgile Crétin improviseerde zij nog meer dan ooit te voren. Zij maakte ook gedichten Eens was zij daar juist mee bezig, toen de onderwijzer zijn brieven kwam halen. Hij zag het velletje papier liggen, waarop eeni ge dichtregels geschreven stonden en vroeg belangstellend: „Maakt u gedichten, juffrouw Jaudeuil?" „Ja meneer antwoordde Hélène blozend. „Ik geloof wel. dat ik die gave bezit. Wilt u het eens lezen?" En zonder zijn antwoord af te wachten schoof zij hem het vel papier toe. „Dat is heel goed!" zei Virgile Crétin, na dat hij het vers doorgelezen had. „Ik heb er een beetje verstand van, weet u, want ik schrijf zelf ook gedichten'". „U ook? Dat had ik nooit durven denken! Mag ik er misschien een van u lezen? U zoudt mij daarmee zeer gelukkig maken!" „Als ik er u een genoegen mee kan doen, juffrouw, dan heel graag". Hij haalde een stuk papier uit zijn porte feuille. „Deze regelen zijn opgedragen aan een jong meisje, dat uw naam.draagt", zei hij. Met kloppend hart las Hélène het gedicht, zy kreeg er tranen van in de oogen, zóó mooi vond zij het. „Prachtigprachtig!" stamelde zy. „Ja, niet waar 't is nogal goed", gaf Vir gile gaarne toe. Gedurende de dagen, die volgden, leefde Hélène in den zevenden hemel: zy had alles begrepen Te verlegen om zyn gevoel voor 'naar te bekennen, had de knappe on- derwyzer deze list gebruikt: veinzende een gedicht te richten aan een meisje, dat toe vallig Hélène heette, had hy haar zyn liefde op zeer delicate wyze kenbaar gemaakt. „Als hy nu maar kwam! Dan zou hy we ten, dat zijn liefde beantwoord werd!" Inderdaad kwam hy eenige dagen later. Zyn oogen straalden van bUjdschap en op vroolyken toon riep hy: ..Juffrouw Jaudeuil, wilt u dit dringend telegram voor my verzenden?" „Zeker meneerantwoordde Hélène, een weinig uit het veld geslagen. Zy nam het papier van hem aan en las: „Helene Moreau. Champagnole. Ben tot onderwyzer benoemd in Champagnole. Zeg het je ouders. Ben dolgelukkig. Virgile". „Hoeveel is het?" vroeg hy, terwyl de post- directrice met afwezigen blik de woorden telde, Hoe de Baskenpetjes gedragen worden. Wij teekenen hierbij aan. dat ook deze vrouwenmode natuurlijk iveer is gelanceerd door een man, n.l. door den Franschen ten nisser Jean Borotra. In tegenstelling met Worth, Paquin, Poiret, en hoe de modekonin gen van de Rue de la Paix nog meer heeten mogen, kreeg hij het artikel erin door het zelf te dragen. Ook had hij er geen financieel be lang bij. Hij handelt niet in Baskenpetjes, maar in Benzinepompen. Vert/ioedelijk hebben de gevolgen van zijn goedbedoeld petje hem nogal ontsteld. „Een franc tachtig", zei zy op goed ge luk af. En hy vervolgde, vol vreugde: ..Besrypt u het? Hélène is myn verloofde, voor wie ik die mooie verzen van Ronsard overschreef uit een oud boek. Ik heb zelf nooit een gedicht gemaakt, hoor! Haar ouders waren tegen het huweiyk. tenzy ik benoe -d werd in Champagnole. En dat ge luk is me nu te beurt gevallen!En over een paar jaar neem ik myn ontslag.... Myn schoonvader bezit een groote bocrderU met veel koeien, varkens, kippen enz. Dan kan ik ganzen fokken en den grond bebou wen. wat altyd myn liefste wensch is ge weest! Weg mei alle boeken! Wenscht u me geen geluk met myn benoeming, juffrouw?" „Ik feliciteer u", zei Hélène op yskouden toon. „Ik waardeer uw goeden smaak". Toen hij vertrokken was ging ze aan het Morse-toestel zitten en automatisch begon zy het telegram over te seinen: het nummer, het uur van verzending, het aantal woor den. Toen zy gekomen was aan den naam: „Hélène Moreau", peinsde zij op een middel om haar mededingster met één slag te ver nietigen Maar zy vond dit middel niet. En uit gewoonte vervolgde zy haar taak, zy het ook met een half verdrietigen, half boozen trek om haar reeds ouden mond: „Tik tik tik tik; tik; tik tak tik tik; tak tik.enz. Mj,' T'"i BL ife IL. Het hardloopen door alle eeuwen. ISketchX,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 11