ATEEtDAGilV MM BIJVOEGSEL VAN HAARLEWS DAGBLAD WALTHER RATHENAU. Zijn leven en zijn werken. - v. ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1930 doorL, A. Naar aanleiding van het verschijnen van een Hollandsche vertaling van Harry Graaf Kessler's boek „Walther Rathenau" (Van Loghum Slaterus' Uitg. Mij. Arnhem) zullen wij in een tweetal artikelen een overzicht ge ven van het leven en de werken van den grooten Duitscher, die den grondslag legde voor de vervullingspolitiek, die door wijlen Dr. Stresemann werd voltooid. In 1922 werd Ra thenau te Berlijn lafhartig vermoord. Walther Rathenau in zijn studententijd, pit: Harry Graaf Kessler „Walther Rathenau" Gabriel Maurey, die een min of meer pathetische levensschets van den grooten Franschen romanticus Eugène Deleacroix heeft geschreven zegt: „Laten wij in zijn „Journal" bladeren, laten wij ons over z-ijn ziel buigen en hem zien- sidderen en lijden". Met dit woord kan men gevoegelijk een karakter schets van den grooten Duitscher Walther Rathenau beginnen: „Laten wij ons over zijn ziel buigen en hem zien sidderen en lijdenWat voor den biograaf van Dela croix diens Journal" is, dat zijn voor denge- ne, die Rathenau's leven wil beschrijven, diens brieven. Zij zijn het zeer melodieuze, doch zeer sombere gedeelte ook, in de sym- phonie van Rathenau's leven. Wanneer men zijn brieven aan zijn vriendin gelezen heeft, dan weet men: Deze mensch heeft mateloos geleden. Wil men Rathenau begrijpen dan dient men hem op twee manieren te zien. Hij was kunstenaar en dus gevoelsmensch, èn ge leerde en dus verstandsmensch. of zooals hij het zelf uitdrukte doelmensch. Deze tweeslachtigheid was bet noodlot van zijn leven. Zij komt voortdurend tot uiting in zijn werken, die goed beschouwd niets anders zijn dan het resultaat van den strijd met zijn ander ik. Hij werd op den negenentwintigsten Sep tember van het jaar 1867 in de Chaussee- strasse in Berlijn geboren. In de fabrieks- wijk. Zijn vader bezat een kleine ijzergieterij. Rathenau's voorouders waren rijk en zeer gezien. Zij waren bankiers of industrieelen: zijn grootmoeder was een Liebermann, óók de grootmoeder van den grooten schilder Max Liebermann. Men ziet dat de tweeslach tigheid hier begint! Walther's vader, Emil Rathenau, was een groot man en baanbreker van de Duitsche groot-industrie. Hij kocht de Edison-patenten, richtte de „Duitsche Edi son vereeniging voor toegepaste Electriciteit" op en legde zoo den grondslag voor de latere A. E. G. „Er was iets in hem van Napoleon", heeft Walther Rathenau van hem gezegd. Zijn scheppingen veroorzaakten een algehee- le omwenteling in de geheele Duitsche eco nomie. Het dubbelzinnige in Walther Rathenau's karakter was de oorzaak van een vervreem ding tusschen vader en zoon. De vader was het proto-type en de volmaakte vorm van het type mensch dat Rathenau later in zijn philosophische en economische studies zou afschilderen, als de doelmensch, die met een hartstochtelijken wil behept is. om een doel te bereiken, die slaaf wordt van zijn wil. van de materie, en de vrije ontplooiing van zijn ziel in den weg staat. Rathenau daarentegen haatte iedere afhankelijkheid en sloot zich dichter bij zijn moeder aan. Eerst veel later zou er tusschen den vader en den zoon een innige vriendschap ontstaan. „In de moeder zegt Harry graaf Kessler in zijn biogra- i phie leerde hij de wereld der idealen van Goethe en de romantiek, van een rustige waardigheid in haar aantrekkelijksten vorm kennen: zijn vader belichaamde die andere wereld van ademloos winstbejach. van rus teloos zoeken naar technische moeilijkhe den, die hem onwaardig toescheen, maar toch zóó onafwijsbaar, zóó indrukwekkend geniaal, dat het tot diep in de ziel van het kind doordrong". Zijn zieleleven ontwikkelde zich dus van zijn jongste jaren af, langs twee wegen. Hij wilde zich zoo spoedig, mogelijk onafhanke lijk maken en gaf zich met lichaam en ziel aan dat doel en hij had de neiging om zich geheel over te geven aan innerlijke verdie ping, los van ieder doel, de ziel gelegenheid gevende zich zuiver te ontplooien, vrij van ieder materialisme, vrij van elke eerzucht. „In dezen dubbelen maalstroom consta teert Kessler werd een geweldige massa kennis en ervaring getrokken". Rathenau was 17 jaar toen hij slaagde voor zijn gymnasiaal eind-examen en philo- sophie ging studeeren, mathematische na- tuurkünde en chemie, in Berlijn en Straats burg. Hij promoveerde op 22-jarigen leeftijd en hij wijdde zijn speciale belangstelling van toen af aan de electrochemie, merkwaardi gerwijze de eenige tak van industrie op het gebied der electro techniek waar de onder nemingen van zijn vader nog niet de hand op hadden gelegd. In 1893 werd hij leider van de electrochemische fabrieken in Bitterfeld, een kwijnende industrie, die hij met een on verzettelijke wilskracht tot bloei wist te brengen. Voor een goed begrip van de figuur Rathe nau dient men te weten welke verklaring hij zelf gaf van zijn natuur. Hij was Jood en hij beschouwde zijn schier onbegrensd intellect als eigen aan zijn ras. „Het wapen der zwak ken, zeide hij, is vrees en vlucht, maar wan neer de vrees-menschen hun zorgen op de toekomst richten, worden zij zich van de macht van hun verstand bewust". „De Joden zijn vrees-menschen, die zich uit het wapen „verstand" een bolwerk gesmeed hebben te gen eeuwenlange onderdrukking". Volgens Rathenau was het verstand van het „Joden dom" geweldig en tot onvruchtbaar wordens toe, overgecultiveerd". Kessler sluit zich bij deze uitspraak aan en vult haar, voor wat Rathenau aangaat, aan met de woorden: „Het wapen dat zijn volkomen overwicht verze kerde, was zijn verstand, dat met duizend armen, als van een Indische godheid, gewil- ligen en weerspannigen in boeien sloeg". Zijn meer dan middelmatige begaafdheid voor de schilderkunst ten spijt koos Rathe nau een burgerlijk beroep. Tot zijn één en dertigste jaar bekleedde hij een afhankelijke zij het leidende positie in de electro chemische industrie. Kessler veronderstelt dat Rathenau zich zoo volledig en zoo met opoffering van ieder persoonlijk genoegen aan zijn taak gegeven heeft, omdat hij on afhankelijk wilde zijn van zijn schatrijken vader van wien hij na zijn drie en twintigste jaar toen hij in de practijk ging geen cent ondersteuning meer aangenomen had. (..Zooals in onze familie te doen gebruikelijk was", verklaarde Rathenau zelf). Toch dreef zijn gespleten zielstoestand hem reed? in de moeilijke Bitterfeldsche jaren tot geestelijken arbeid. In 1899 bood de A. E. G. hem een direc teursplaats aan en gedurende drie jaren bouwde Walther Rathenau centrales in Man chester. Amsterdam, Buenos Aires en Bakoe. Tegelijkertijd werd hij gedelegeerde van een groote electriciteitstrust. „Ik sloeg een blik -- schreef hij later in de groot-industrie en behoorde in dien tijd tot bijna honderd ondernemingen". Geen wonder dat hij als geen tweede de huishoudkundige en econo mische gesteldheid van zijn land leerde ken nen. Dit fs het begin van den Berlijnschen tijd. Hij werd opgenomen in de Berlijnsche mi lieu's „waar zooals Kessler zegt een nieuwe geest rondwaarde" en waar Rathe nau een graag geziene gast werd. Deze „nieu we geest" werd vertegenwoordigd door Ber lijnsche hofkringen, door de bankiers en den keizer. Merkwaardig Ls Kessler's beschrij ving van den Rathenau uit dien tijd: „Hij was een slanke, jonge man, zijn hoofd was ongewoon gevormd en meer negerachtig dan r-p tit Delphi, teekening vga W althei Rathenau. VitHang Graal Kessler. „Weather Rathenau" Europeesch. Hij had diepliggende, koele, ree bruine. langzame oogen. Een diepe stem drukte een veelheid van fonkelende gedach ten uit. Wanneer men hem één keer opge merkt had, vergat men hem nooit, evenmin als den typischen indruk dien hij maakte: dien van massieve kracht en tegelijkertijd van de een of andere zwakheid, misschien -men wist het zelf niet precies van een al te teere huid. Hij was interessant en een beetje geheimzinnig. Hij deed denken aan een anderen Jood. die zeventig jaar vroeger in een anderen kring, met een gelijksoortig sprankelenden geest, maar in een met goud geborduurd Turksch vest en met ringen in de ooren, zijn vlucht begon te nemen: Ben jamin Disraeli! Uit zijn geschriften „Der Kaiser" en „An Deutschland's Jugend" weten wij overigens hoe Rathenau over de Berlijnsche aristocra tische milieus dacht. In het eerste zegt hij onder anderen: De monarch werd door zijn hofhouding omgeven, die in groote zorg zaamheid en zelfverzaking hem verafgoodde, den Staat als allerhoogste familie-aangele genheid beschouwde en alles wat onaange naam was ver van hem verwijderd hield. „Hij moet zon hebben" heette het. Toch had Rathenau veel succes in zijn omgang met de Berlijnsche aristocratie, want zijn intuitie was fijn en zijn geest scherp en schitterend. Hij ontmoette den keizer voor het eerst in 1901, toen hij een wetenschappe lijke voordracht voor den monarch moest houden. Later beschreef hij deze ontmoeting als volgt: „Een vriend vroeg mij wat voor indruk ik van zijn verschijning en van mijn gesprek met hem gekregen had. Ik zeide: „Hij is betooverenden een geteekende. Een gespleten natuur, die zelf zijn gespleten heid niet bespeurt. Hij gaat het noodlot tege moet". Van het noodlot in Rathenau's eigen leven merkt men in deze prelude nog niets. Toch was het er. Rathenau verkeerde in zijn vroeg Berlijnschen tijd veel in kunstenaarskringen, die door den keizer gehaat werden. Hij ging geregeld om met zijn neef Max Liebermann. Maximilian Harden, (die hem waarschijn lijkst in zijn hart wel het naast heeft ge staan) Reinhardt, Wedeklnd. Hofmannsthal. Dehmel, Hauptmann, Moissi, Gertrud Eysoldt, Tilla Durieux en anderen. Iedereen merkte echter dat er tusschen Rathenau en de wereld, een glazen wand was, dien hij zelf had opgetrokken. Hij was een eenzame. Kessler zegt: „Hij smeedde met de jaren, bewust, woord voor woord, schitterende too- verformules, die zijn innerlijk omhullen en hem macht over menschen en dingen ge ven moesten. Maar achter dit geestelijk om hulsel greep een ommekeer plaats. De nei ging naar verdieping, het snakken naar gees telijk leven, werd sterker en sterker". Hij wendde zich meer en meer af van het ver stand en keerde meer en meer in tot de ziel. Hij begon te twijfelen aan de onbegrensde macht van het intellect, dat de ziel tekort deed schieten. Hier begint de tragedie. De tragedie, die zelfs indirect den vreeselijken moordaanslag op de Königsallee tot gevolg had. Wij zijn weer teruggekeerd bij het uit gangspunt: Rathenau's dualisme. Hij zelf heeft Rathenau meedoogenloos geana lyseerd in een opstel in de „Zukunft". In dit opstel komt de strijd van de ziel tegen het verstand duidelijk tot uiting. Het verstand in dienst van de materie, van de eerzuchjt. van de slavernij, slavernij aan macht, aan succes, dat in wezen geen succes is, omdat het geen- gewin opbrengt voor de ziel. „Al het verstan delijke zegt Rathenau in zijn „Ongeschre ven Geschriften" loopt tenslotte dood in de niet-essentieele werkelijkheid. Slechts de droomende phantasie vindt haar weg naar boven. De tegenwoordige materieel onderne mende wereld, kan zich slechts handhaven, wanneer zij zich wil afwenden van haar overdreven waardeering van den analyti- schen. den onderzoekenden geest en zich voor het ideele wil buigen". Rathenau's strijd leeren wij kennen uit de diep ontroerende brieven van zijn vriendin, tot welke daden deze strijd hem bracht, we ten wij uit zijn omvangrijk oeuvre. Hij schreef een reeks staathuishoudkundige, phi losophische en economische werken, die in één woord revolutionnair waren en waarin hij zeer dicht de bekende woorden naderde: „Eigendom is diefstal". Van beslissenden invloed op zijn zieleleven was zijn reis naar Griekenland, een soort van bedevaart, die hem veel bewust deed worden wat voor dien tijd nog vaag was- Daarna schildert hij in zijn hoofdwerk „Mechanik des Geises" onder anderen, „de geboorte van de ziel". De gesteldheid van zijn ziel werd hij zich in Griekenland bewust. Hij stond toen onder sterke mystieke invloeden en was heel dicht bij de natuur. Hij liet „de droomende fantasie naar boven gaan" en in deze stem* ming vond hij het antwoord op de vraag die hem lang gekweld had. Hij twijfelde, hij vroeg zich af,waarvoor deze wanhopige levens strijd toch diende, wat. den zin was van dit leven. Nu is die twijfel weg. Hij heeft de oplossing immers gevonden: „Waarvoor dc mensch bestaat? Om altijd cn altijd weer het reine geluk van zijn innerlijke vrijheid, altijd weer zijn ziel te beleven". Dit woord is als de kristallisatie van een reeks diepzinnige beschouwingen, die Rathenau heeft opgeteekend in drie hoogst- belangrijke werken, die men als de grondsla gen moet beschouwen van een nieuwe men- schelijke, sociale economische en politieke wereldorde. De drie werken zijn: „Kritiek der Zeit" 1912), .Mechanik des Geistes" (1913) en „Von kommenden Dingen", dat in den oorlog geschreven werd. Walter Rathenau stelt hierin allereerst de vraag wat er in de samenleving van de menschelijke ziel terecht komt, de ziel die in de boeien der mecha niseering vastligt. Mechaniseering be schouwt Rathenau als een dwangorganf- satie waaronder de ziel ten gronde gaat. En kapitalisme is volgens hem „gemechaniseerd bezit". Dit geheele systeem dient door een ander vervangen te worden en uit de omwen> teling van het economisch leven, zou een crisis in het politieke denken moeten ont staan. Rathenau heeft op ongemeen scherpe wijze de arbeidsmethoden uitgeplozen en aan critiek onderworpen. In „Von kommenden Dingen" geeft hij den weg aan die de mensch* heid moet bewandelen „om tot de remedie, de wedergeboorte van de ziel te geraken". Hij geeft een antwoord op de vraag „Hoe moet het volk uit de oiuterste sjegr vaa de hel der mechaniseering, waar de zie! verre van is, verlost worden?", en legt daarbtf een ver wantschap met. Marx aan den dag. hoewel hij in tegenstelling met dezen, behalve den proletariër ook den bourgeois weer tot mensch wilde maken, opdat de proletariër niet weer een kleine bourgeois zou worden". Het zou ondoenlijk zijn om in dit overzicht een eenigszins volledige beschijving te geven van Rathenau's groote plan, het plan voor den opbouw van een klassenlooze maatschap pij. waarin geen proletariaat, geen erfelijke onderdrukking, geen van de geboorte af be voorrechte heerscherskaste zou zijn. Als maatregelen wenschte Rathenau genomen te zien, in de eerste plaats de beperking van het erfrecht. Boven een matige vermogens- eenheid, zou iedere nalatenschap aan den staat moeten behooren. Door middel van be lastingen zou particuliere rijkdom volledig opgeheven moeten worden. Hij naderde het communisme. Hij geeft echter ook het ant woord op de vraag, op welke wijze men den prikkel tot arbeid in stand moet houden. HU liet het- niet bij theoretiseeren. In zijn „Neue Wirtschaft" behandelde hij de practijk van zijn iedeën en het stichten van geheel nieuwe productiemethoden, arbeidsverdeelin- gen en kapitaalsvormingen. Daarij vergat hij nimmer dat de grondslag van zijn hervor mingsplan was: grootere vrijheid voor den mensch, uitbreiding van de ruimte waarbin nen hij zijn ziel ontplooien kan. Eens schreef hij: „Het is niet mijn bedoeling om uit mas sa's proletariërs de ongetelde talenten te halen, ook niet om van vakvereenigingssecre- tarissen ministers te maken, dat alles is bijkomstig en onschadelijk. Maar hetgeen u gepeupel noemt, moeten menschen en gods. kinderen worden, ondanks alle zwakheden en ondeugden, d:e in hen mogen schuilen, vrije menschen, geen braaf dienstpersoneel en eerzame onderdanen". In 1909 schreef Walther Rathenau: „Drie honderd mannen, van wien iedereen ieder nen kent, beheerschen de economische lot gevallen van het continent". Hij was ééa dier driehonderd. Kessler vertelt, dat hij in den loop der Jaren bij 86 Duitsche- en 21 buitenlandsche ondernemingen een leidende positie innam. „HIJ kende de geheele pro ductie- cn verdeel mach me als een racer zijn motor, die hij snik voor stuk uit elkaar heeft genomen en weer in elkaar heeft gezet, op ede cn slechte wegen heeft geprobeerd en bij weer en geen weer bestuurd heeft". Op 12 Februari 1907 greep deze man voor het eerst in de politiek van zijn land in. In een ar# tikel in den Hannoverschen Courier nam hij stelling tegen dc algemeen geldende opinie, dat de belangrijkste machtsfactor van een land. zijn effectieve bewapening was... Voor waar voor dien tijden in dat land een ver licht standpunt! HU beweerde dat oorlog nim mer tot een wezenlijke beslissing kon leiden. „Beslissender middelen zijn intellectueele en economische waarden'. Rathenau trol met dit artikel, hoewel het voorzichtig gesteld was, de politiek van den Duitschen xeizer in het hart. Maar ook op ander gebied leverde hij in zijn eerste politieke essay belangrijk baan brekend werk. Hij richtte zich namelijk tegen het voortrekken van den Pruisischen adel en brak een lans voor de burgerüjke intelli gentie. Schreef hij niet reeds lang voordat iemand aan de mogelijkheid van Duitschland's on dergang dacht: „Een volk van millioenen is verplicht ten allen tijde zeer bekwame men schen voort te brengen. Geschiedt dit niet, of worden ze door politieke indolentie en gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel een voudig niet gevonden, dan heeft, dat volk zijn eigen vonnis geveld?" Reeds in 1906 deelde hij graaf Kessler mede, „dat het wan beheer nu al zoo lang duurde, dat men zou kunnen gaan hopen, dat het zonder ca tastrophe zou afloopen". Hij was misschien de eenige Duitscher, die Duitschlands ondergang voorzag. (In een der volgende nummers volgt het slot Der Blaue Engel. Eigenlijk wordt het bedenkelijk. Iets nieuws heeft Jannings ons met zijn jongste films niet meer ge schonken. Het begrip Jannfngs be gint zich meer en meer te vereen zelvigen met het idee „draak" waar we in dezen tijd van opheffing der cinematogra phic zoo bang voor zijn. Toch is het met een zekere angst een onrechtvaardigheid te be gaan, dat men zóó schrijft. Want Jannings is een groot kunstenaar. Het moge dan waar zijn, dat hij voor het oogenblik vast schijnt te zitten aan een soort van Janningsstijl met alle sentimenteele consequenties van dien. wij zullen toch nooit vergeten, wat hij in „Variété" gewrocht heeft, welk een formida bele „Tartuffe" hij gecreëerd heeft. Het komt ons voor dat er maar één goed scenario gevonden behoeft te worden om Jannings voor goed uit het moeras van den wansmaak verlost te krijgen. Wanneer men maar eens durfde breken met dat verschrik kelijk afgezaagde, voor Jannings specifieke motief, van den deugdzamen burgerman, die van den maatschappelijken ladder rolt en in de onmaatschappelijke goot terecht komt. De tweeslachtigheid van zijn films spruit uit dit motief voort. De deugdzame Jannings. de burgerlijke huisvader, ie bourgeois, weet hij steeds weer in een anderen en interes santen vorm te geven. Zijn professor Rath uit Heinrich Mann's roman is zoolang hij fatsoenlijk blijft een uiterst belang wekkende figuur; ook een nieuwe figuur, waarin wij den ouden Jannings van vroegere films niet herkennen. Dat is een groote verdienste. Maar nauwelijks heeft het nood lot in den vorm van een vampier-achtige vrouw, dezen man den knock-out gegeven, of wij vallen met een smak terug in de ons al zoo heel goed bekende wereld, waar de Jan- nings-conventies regeeren. Daar loopt hij met onvaste stappen door de besneeuwde straten. Zijn oogen staren wezenloos, de on derlip hangt slap naar voren, het gezicht ls gezwollen: hij is stuurloos, half bestiaal, ge degenereerd en hij zoekt een stille plek op liefst de plaats waar hij eens zonder zor gen geleefd heeft om eenzaam te ster ven. Ik had „Professor Unrath" van Heinrich Mann, waar deze film naar gemaakt is, niet gelezen. Men verzekerde mij echter dat er tusschen boek en film een belangrijk ver schil is. De korte inhoud van de film luidt als volgt: Professor Rath, die door zijn leer lingen „professor Unrath" genoemd wordt, ontdekt dat drie zijner discipelen hun nach ten zoek brengen in 'n beruchte kroeg waar een jonge vrouw Lola Lola als zangeres van obscure liedjes, triomfen viert. De goede man gaat op onderzoek uit en vindt zijn leerlingen inderdaad in „Der blaue Engel". Hij geraakt echter onder de bekoring van Lola Lola engaat door haar ten gronde. Hij trouwt haar, en moet zijn carrière opge ven. Jaren later komt hij terug in de stad waar hij gewerkt heef*. Hij treedt op als clown in „Der blaue Engel". De halve bevol king loopt uit om „Professor Immanuel Rath" in zijn nieuwe rol te zien. De profes sor vlucht in een zenuwcrisis, dringt des nachts het gymnasium binnen waar hij eens les heeft gegeven en sterft in het katheder dat voor de leege klasse staat. In het boek van Mann gaat het eenigszins anders toe. De professor zoekt zich, wanneer hij tot de ontdekking is gekomen, dat zijn ondergang niet meer tegen te houden is, een nieuw zij het verre van edel doel. Hij wijdt de rest van zijn leven aan de wraak en laat iedereen in den strik loopen die hem eens gespannen werd: zfjn vrouw Zijn vroegere leerlingen, die de oorzaak wa ren van zijn ondergang, zijn vroegere colle ga's, die hem verbanden, hij brengt ze onder den verderfelijken invloed van het bizarre en aantrekkelijke wezen, dat van hem, den geleerde den deugdzame, een gek. een clown, een hond maakte. Maar zóó mocht het niet. Men verkoos den ouden stijl. Den vol-vetten Janningsstijl. Dit bezwaar moest ons van het hart. voor wij er toe kunnen overgaan de goede dingen op te sommen van de film „Der blaue Engel Mariene Dietrich vertolkte de rol van ,Lola Lola" de zangeres in het cabaret. En hoe! Haar creatie behoort tot de beste dingen die wij den laatsten tijd op het witte ftoek sagea, Deze figuur yaa ae obscure, aota zuiver vrouwelijke zangeres is buitengewoon zuiver en psychologisch rijk gescha keerd. De regisseur. Jozef von Sternberg, heeft voorts een heel merkwaardige en per soonlijke kijk gehad op het kleine, zwoele cabaret, waar de ondergang van Professor Rath veroorzaakt wordt. Hier is werkelijk iets van het verderf, van het langzaam- werkende vergif, van het geheimzinnig- wurgende, waarin de deugd van don profes sor om hals gebracht moet worden. Dit is zuivere filmkunst! En Jannings dien wij hier voor het eerst sprekend hooren, is zooals wij al zeiden in het eerste gedeelte van de film een nieuwe figuur, een andere Jannings, die ons meer dan ooit bewijst, dat hij een acteur van groot formaat is. En na den ommekeer, wanneer hij weer de oude, lugubere, afgestompte, aan lager wal ge raakte is. dien wij uit vele films kennen, blijft zijn spel toch grootsch, geweldig, in drukwekkend, en win een bezetenheid af en toe, die niet licht uit 't geheugen gaat. Als de gewild-dramatische en verregaand senti menteele opzet van het geval het plezier nu maar niet bedorven had Binnenkort zal „Der blaue Engel" ook in Haarlem vertoond worden. Wij woonden de Amsterdamsche première bij in het Rem brandt Theater. Wij twijfelen er niet aan of deze film zal het bij het publiek doen. Dit werk behoort nu eenmaal tot de groote groep films, die altijd succes hebben, omdat zij ondanks de tweeslachtigheid uit artistiek oogpunt groote aantrekkelijkheid bezitten, door de volmaakte technische uitvoering, door de inderdaad ongemeen fraaie muziek, den min of meer sensationeelen inhoud en het verbijsterend knappe spel van Duitsch land's beste actrices en acteurs, die zich hier sprekend doen hooren En, wanneer men het op die manier wil bekijken, blijft er ook genoeg om gelukkig mee te zijn, over. L. A. Een Engelsch echtpaar ontving twee bil jetten voor den schouwburg, met een briefje er bij waarop alleen gekrabbeld was: „Weten jullie wie deze gezonden heeft?" Toen zij 's avonds uit den schouwburg thuis kwamen, bleek hun dat alles van waar de gestolen was. Op tafel lag een tweede briefje, waarop alleen gekrabbeld was: „Nu weten jullie *t!" „Dat meisje daar", riep de Engelsche oude dame opgewonden, wijzend naar zee, „ver drinkt! Waarom springt u niet te water om haar te redden?" De Engelsche Jongeling kuchte verlegen. „Ja ziet u", zei hij, „het zou eigenlijk onhof felijk worden. Opdringerig, en zoo. En pijnlijk voor haar. Ik heb haar namelijk gisteren ook al gered."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 9