RAADSELS
Raadseloplossingen
Rubriekertjes'lijst.
RUILRUBRIEK
DE NOODLANDING IN DE WOLKEN.
Van den nieuwen tijd.
Mijn Herbarium.
Postzegelrubriek
(Deze raadsels zijn ingezonden
door Jongens* en Meisjes, die Onze
Jeugd lezen.)
Iedere maand worden onder de
beste oplossers vier boeken verloot.
AFDEELING I
(Leeftijd 10 jaar en ouder)
1. (Ingez. door Papavertje.) Ver
borgen beroepen.
aWie is Stien Poemarm?
b. Wie is Ka Brulm&mee?
c..Wie is To Latmersteen?
2. (Ingez. door Juffertje Schrijf-
graag.)
Ik ben een spreekwoord van 35 let
ters.
Van 5 6 krijgt men tranen in de
oogen.
30 is een water bij Amsterdam.
29 32 25 7 gebruikt de tuinman.
I 2 3 is een deel van een schip.
4 20 7 34 35 27 3 is in een gymnas
tieklokaal.
12 13 15 24 17 heeft men onder de
schoenen.
II 33 10 9 8 is een ander woord
yoor langzaam.
Ik heb een 18 16 19 in mijn kous.
23 22 zeggen kleine kinderen.
26 en 28 zijn medeklinkers.
19 14 15 is speelgoed.
3. (Ingez. door W. B. Z.) Strikvra
gen.
a. Hoe kun je 100 schrijven met 4
gelijke cijfers?
b. Welke conducteur op de gele
tram draagt de grootste pet?
4. (Ingez. door W. B. Z.) Verborgen
plaatsen.
a. Pa, rijst het deeg ook zonder
gist?
b. Bestaat deze bibliotheek uit 1000
exemplaren?
c. 't Was er warm en vol en dames
yielen er flauw.
d. Hoor naar goeden raad.
e. Dit is geen valk, maar een uil.
f. Ik wil geen been en vel, zend
me voortaan beter vleesch.
g.Hij viel in een wrak en werd met
moeite gered.
h. Dit is een lui kind.
i. Bollen groeien het best in aarden
potten.
5. (Ingez. door W. B. Z.)
Mijn lste is een lichaamsdeel. Mijn
2de is iets, waarin muizen gevangen
worden. Mijn geheel is een ander
woord voor dialect.
6. (Ingez. door W. B. Z.)
Mijn lste deel is niet dichtbij. Mijn
2de en 3de deel is meisjesspeelgoed.
Mijn geheel doen insecten tegen den
Winter.
AFDEELING H
(Leeftijd 9 jaar en jonger)
1. (Ingez door w. B. Z
Welke bekende spreuk zit verbor
gen in: Draadbeitel?
2. (Ingez. door W. B. Z.) Strikvra
gen.
a. Ik zit op elke flesch, verander
mijn letters en gebrekkigen menschen
dien ik tot steun.
b. 'k Werk steeds nuttig op het
spoor.
En mijn werk zal elk waardeeren
'k Blijf dezelfde, zelfs ook dan
Als ge me om zoudt keeren.
c. Ik heb een neus, die kan niet
ruiken.
Ik heb oogen, die kunnen niet zien
Ik heb een tong, die niet kan
praten.
Wie ben ik?
3. (Ingez. door W. B. Z.)
Mijn lste is een familielid, mijn
2de zit aan een schip, mijn 3de is een
muzieknoot en mijn geheel dragen
dames 's zomers.
4. (Ingez. door W. B. Z.)
Ik ben een nuttig man,
Dit durf ik vrij beweren.
En zal hetzelfde zijn,
Als men mij om gaat keeren.
5. (Ingez. door W. B. Z.)
Wie kan uit brom en does een voor
werp maken, dat moeder zeker twee
keer daags gebruikt?
6. (Ingez. door W. B. Z.)
Ik heb één oog, één been. Ik kan
niets zien, al is mijn eene oog ook
best. Ik kan niet hinken, al mankeert
er aan dat ééne been niets. En toch
ben ik voor alle huismoeders heel
«Utig.
De raadseloplossingen der vorige
week zijn:
AFDEELING I
1. Spijker van je zolen. Klok.
Schoorsteen.
2. Burgemeester.
3. Bloemen daal.
4. Eigen haard is goud waard.
5- Nederland.
6. Epe, Ede, Ake, Deventer, En
schedé.
AFDEELING II
1. School.
2. Sneeuwwitje.
3. Papaver, roos, margriet, aster.
4. Mecanodoos.
5. Boos, Koos, loos, roos, voos, Toos.
6. KurkUrk.
Goede oplossingen ontvangen van:
Repelsteeltje 5 Robbedoes 6 Ka
bouter Eigenwijs 6 Vice-Admiraal 6
Nevada 6 Uitlooper 6 Schotenaar
tje 6
Wenda 6 Nico Bink 6 Epenaartje
5 Een naamlooze 5 Ballenbreistertje
6 De kleine Vogelvriend 4 De kleine
Violist 4 Bloemenfee 6 Babbelkousje
2 Juffertje Schrijf graag 4 Gouden
Regen 5 Goudmuiltje 5 Zwartkijker-
tje 6 De kleine Zeeman 6 Rozen
knopje 6 De kleine Kapitein 6 Da-
miaatje 4 Trambestuurder 4 Wip
neusje 4 Moeders Kleinste 6 Bloem-
bollenkweeker 5 Viooltje 4 Zeven
ster 5 Obione 5 Nanna 5 Draaitol 5
Schotenaartje 5 Alba 6
Nieuweling is:
Ida Swart, Oranjestraat 21
C. v. WAARDE, Brouwersvaart 64
heeft 35 Kwattasold. 190 Sickesz-
wapens. Dit alles wil ze ruilen voor
Rinso, Sunlight of Vimborinen.
P. VERHAGEN, Leidschevaart 20,
heeft 39 Roodbandpl. 7 Sneeuwwit-
chloorpunten, l Sterbon. 18 Kwatta
sold. l Keg's pl. en 2 Koffie Hagwa-
pens. Voor. dit alles wil hij Sickesz-
wapens hebben 1 tegen 2.
UITSLAG VAN DE VACANTIE-
WEDSTRIJDEN
Afdeeling I. Het beste opstel, waar
in alleen woorden met e's voorko
men, ontving ik van TEEKENAAR-
STER, oud 16 jaar. Zij moet me
maai- spoedig doen weten, welk boek
ze graag als lsten prijs ontving, 2de
Prijswinster is: TINE SABELS, oud
14 jaar. Een derden prijs krijgt ZIN
NIA, oud 13 jaar.
Een eervolle vermelding komt toe
aan Draaitol, oud 14 jaar.
Zeer goed was 't werk van Viooltje
oud 10 jaar.
Goed was 't werk van S. v. Andel,
oud 14 jaar.
Afdeeling n. De langste ketting
van woorden, waarin een e voorkomt
ontving ik van RANGEERDERTJE.
oud 9 jaar, n.l, 350. Hij moet me ten
spoedigste melden, welk boek hij
graag zou willen hebben.
Op hem volgt: MOEDERS KLEIN
STE, oud 8 jaar met 315 woorden. Zij
krijgt den 2den prijs. Dan komt
ZWARTKIJKERTJE, oud 9 jaar met
290 woorden. Zij ontvangt den 3den
prijs.
Een eervolle vermelding komt toe
aan: Den kleinen Zeeman met 270
woorden.
Zeer goed was het werk van Bal-
lenbreistertje met 231 woorden.
Goed was het werk van Nanna, 186
woorden.
Alle prijswinners mogen Woensdag
3 September na 2 uur bij mij hun
prijzen komen halen.
VERKEERD BEGREPEN
Krelis heeft een opgezwollen voet
en gaat er mee naar den dokter. De
dokter kijkt bedenkelijk en vraagt:
„Heb je dien voet allang?"
„Ja dokter van mijn geboorte af,"
zegt Krelis.
Ja, het verhaal dat je nu te hoo-
ren krijgt is zoo wonderlijk en
sprookjesachtig, dat wel bijna nie
mand het zou willen gelooven en toch
het is alles heel eerlijk waar ge
beurd! Je kunt het zelf heel gemak
kelijk onderzoeken, door op een don
keren avond in December bij heldere
maan en sneeuwval eens naar een
kruispunt van vier wegen te gaan.
Daar zul je dan om klokslag twaalf
uur een kabouter zien verschijnen,
die je gaarne antwoord zal geven op
de vraag of deze geschiedenis eerlijk
gebeurd is!
Nu mooier kan ik toch niet zeggen,
wel?
Het gebeurde met een paar kabou
ters, betrekkelijk kort geleden. De
kabouters, moet je weten, zijn sinds
de middeleeuwen uit de omgeving
van de menschen verdwenen, maar
zijn er nog wel, en wat meer zegt,
zij zijn ten zeerste met hun tijd mee
gegaan. ja, ik heb zelfs al gehoord,
dat zij in menig opzicht al verder
met hun ontdekkingen en uitvindin
gen zijn dan de gewone menschen.
Maar dat is moeilijk te gelooven,
hoewel uit het volgende verhaal z<ju
je toch wel kunnen besluiten dat zij
heel, heel knap zijn.
Automobielen hebben de kabou
ters nog steeds niet. Er is vroeger
wel sprake van geweest, dat zij die
zouden gaan gebruiken, maar bij
verschillende proeven is het geble
ken, dat krekels en vlinders veel
vluggere middelen van vervoer zijn.
dan de benzine-monsters en boven
dien.... veel goedkooper. Kabouters
zijn zuinig en dus letten zij daar ook
heel goed op. Met de vliegmachines
staat het echter anders!
Die zijn in het kabouterland veel
meer in tel nog dan bij ons. Nu zou
je zeggen als zij vlinders hebben om
te vliegen, waarom nemen zij dan
ook nog vliegmachines, maar hét
antwoord daarop is even logisch als
eenvoudig. Hoe lang leeft een vlin
der?
O, zoo!
Nu, ga jij dan maar eens op reis,
bij voorbeeld over den Atlantischen
Oceaan, op een vlinder, die onder
weg dood gaat. Daar is voor lange
afstanden immers geen beginnen
aan. Dat is dan ook de reden, dat de
kabouters dadelijk het groote nut
van vliegtuigen inzagen en onmid
dellijk een heeleboel prachtige toe
stellen zijn gaan bouwen. De reis
naar Amerika heen en weer maken
zij tegenwoordig een paar keer in de
week, Van ongelukken hoor je bijna
nooit iets! Zooals ik zei, hieruit en
uit nog veel meer zou je werkelijk
kunnen beduiten dat de kabouters
de menschen-vliegeniers aardig de
baas zijn.
Er is echter in het kabouterland
een andere moeilijkheid, waai' wij nu
weer heelemaal niets van kunnen
begrijpen. Dat is deze, hun wereld
is veel grooter dan de onze. Ja, daar
kijk je vreemd van op. want, zoo zul
je denken, de wereld is toch altijd
even groot. Maar dit is in de oogen
der kabouters lang niet zoo. Deze
kleine kereltjes zijn zoo geweldig
kleip, dat de uitgestrekheid van Ne
derland voor hen minstens zoo is als
die van Rusland voor ons. Zij zijn
immers niet grooter dan een gewoon
vlindertje!
Voel je nu, waar de moeilijkheid
zit? Een reis over den Oceaan duurt
bij de kabouters wel twintig maal
zoo lang als bij ons, omdat hun vlieg
machientje zoo klein is'en dus in
onze oogen en volgens onze bereke
ning ook maar heel langzaam voor
uit komt. Daarom konden de dwer
gen het niet vinden met de benzine.
Die was vroeger nooit toereikend en
steeds moest het vliegtuig halver
wege terug keeren wegens ben
zinegebrek. Toep. heeft de ko
ning der kabouters, die heel knap is,
daar wat op verzonnen. Hij zei,
dat zijn volk deze moeilijkheid moest
overwinnen ten koste van alles en
hij besloot dat er proeven moesten
worden genomen met gewon lucht-
gas, Dat is een soort gas, waar wij
geen verstand van hebben, maar die
de kabouters kalm uit de lucht ha
len. Daar laten zij hun machines op
loopen en dat gaat heel goed
De proeven met het luchtgas slaag
den uitmuntend en de mogelijkheid
om groote zeereizen te maken per
vliegtuig was daarmede geboren. Zie
en nu kun je al weer zien, dat de ka
bouters iii dat opzicht net zoo zwak
zijn als de menschen, diezelfde groo
te mogelijkheden stegen de kabou
ters naar het hoofd. Het sloeg hen
in den bol, niets meer of minder, en
zoo kwamen zij op het idéé om een
reis om de wereld te maken
Daar zouden zij precies vier maan
den voor noodig hebben!
Maar de koning haalde zijn schou
ders op en vroeg minachtend:
„Noemen jullie dat iets bijzonders?
Neen, dat kan ik niet vinden, hoor!
Ik vind dat er nu eens een paar dap
pere kabouters moesten zijn die het
aandurfden om naar de Maan en
naar Mars, die andere planeet, te
vliegen. Je weet, de menschen pro
beer en dat al zoo lang, maar zij zul
len nimmer slagen, omdat zij niet,
zooals wij, over 't kostelijke luchtgas
beschikken.Onderdanen, doet uw best
Vlieg naar de maanOf naar
Mars!"
Zoo sprak de koning en je merkt
wel. dat dit heer niet weinig eer
zuchtig was. De kabouters keken el
kaar eens aan. Wat de koning gezegd
had was niet meer oL. minder dan
een bevel en het was raadzaam om
maar direct met de toebereidselen
tot de groote vlucht te beginnen, an
ders zag het er in de naaste toe
komt slecht uitDe koning was
niet mis hoor, als hij kwaad of on
geduldig werd!
Vijf kabouters stapten den vol
genden dag in het vliegtuig en ste
gen op. Richting: Maan of Mars!
Reken maar, zei er één, als ik op
één van die planeten terecht kom,
dat je mij nooit meer terug ziet. Dan
richt ik zelf een koninkrijk op en
onze koning kan naar de Maan loo
penals hij durft tenminste want
ik zal hem opwachten met een leger
soldaten, dat beloof ik je!"
En zoo dachten de andere vier er
ook over i.
t Was wel niet mooi, maar te be
grijpen, want op een enkel bevel van
hun wispelturigen koning moesten
zij toch maar hun leven wagen. O,
zoo!
Maar zoo'n vaart liep het niet,
hoor! Het vliegen naar een andere
wereld viel onze kaboutertjes ook niet
mede. In het begin ging alles goed.
Zij wisselden elkaar af bij het stu
ren en kwamen betrekkelijk snel
vooruit. Na een maand waren zij zoo
hoog, dat zij de aarde onder zich
niet meer konden zien. Luchtgas
hadden zij in overvloed en proviand
was er ook genoeg aan boord. Toen
zij de aarde echter niet meer zagen,
begon het moeilijker te worden,
want waar lag nu eigenlijk Mars en
waar ergens was de Maan?
Om den weg naar die twee plane
ten te vinden valt niet mee als je
niets anders dan wolken en nogeens
wolken om je heen ziet. De kabouters
namen dus een kloek besluit. Zij
gingen ieder op een ander punt van
het vliegtuig zitten, terwijl er een
bleef sturen, en zouden zoo naar
alle richtingen tegelijk uitkijken of
zij misschien een glimpje van Mars
of de Maan konden zien
En op die manier voortreizend
verstreek er weer een maand zonder
dat ook maar in de verste verte iets
van "n planeet gezien werd. Wel wer
den de wolken hoe langer hoe zwaar
der en dreigender en meer dan eens
gebeurde het dat plotseling een ka
bouter schreeuwde: „Land!" omdat
hij dan dacht ergens een planeet te
zien, Maar telkens bleek dan dat hij
in de verte een donkere groep wol
ken had zien drijven
Dichterbij gekomen geleek dat
niets op land!
Op een kwaden dag echter, toen
juist de man aan het stuur weer was
afgelost, gebeurde er iets naars. De
motor ging hoe langer hoe langza
mer ronken en het vliegtuig begon
vreeselijk te schommelen. Verschrikt
keken de kabouters elkaar aan. Zij
waren al een heel eind boven de bo
venste wolkenlaag en je begrijpt,
als zij nu naar beneden zouden tui
melen, zouden zij een aardigen val
maken. Zeker wel een val van drie
maanden lang!
Direct werd alles nagezien, maar
de dwergjes konden niets ontdekken.
Aan den motor was zelfs heelemaal
niets te zien, behalve dan dat hij
nog slechts met kleine schokjes
liep.... 't Werd angstig, hoog!
Jongens, gilde opeens de kleinste
kabouter, ik begrijp het al. We krij
gen geen luchtgas meer!
Daar had je de poppen aan het
dansen. De kaboutermannen begre
pen onmiddellijk, dat dat de ooi-zaak
moest zijn. Er zat geen greintje gas
meer in de lucht en hun motortje
zou dus niet meer kunnen werken.
Wat een ramp!
Wij moeten dalen, dadelijk,
maak een noodlanding, bestuurder!
gilde het kleintje weer.
Waarzoo? bromde de bestuurder
terug. Zie jij soms land? Of moet ik
in mijn eigen pet landen?
Dat was zoo. Er was geen gas, dus
zij konden niet meer vliegen, er was
echter ook geen land, dus zij konden
ook niet dalen.
Wat moeten we dan doen?
schreeuwde het kleine dwergje nog
eens. Ik weet geen raad meer!
Hou dan je mond liever,
schreeuwert! bromde de bestuurder
en tegelijk had hij reeds een besluit
genomen. Als een pijl uit den boog
schoot hij met het vliegtuig naar be
neden. De andere kabouters werden
er bijna uitgeslingerd. Regelrecht
ging het op een geweldig groote,
zwarte wolk afDie dwaas van
een bestuurder hoopte dat het vlieg
tuig door die wolk zou worden opge
vangen. Maar zooals je weet, een
mensch in nood (en dat geldt voor
een kabouter evenzeer) doet rare
dingen
De noodlanding duurde lang, want
de wolk bleek verder af te zijn dan
men aanvankelijk dacht, maar ten
slotte werd toch alles in de omgeving
in een diepe duisternis gehuld. Dat
was het bewijs dat men midden in
de zwarte wolk zat
De kabouters sloegen van schrik
de handen voor het gelaat, maar er
gebeurde niets. Zij bleven vallen.
Niets was er meer te zien, alles was
zwart, maar opeens begonnen zij nat
te worden. Nu, het regende dat het
goot. Vlug kropen zij allemaal onder
het dek. De stuurman liet zijn motor
in den steek, want daar kon hij niets
meer mee doen en hij zocht ook een
'droog plaatsje. En zoo zaten zij, stil
bij elkaar. Zij voelden geen angst,
want het vallen ging nog steeds voort
en verder gebeurde er niets,...
Zoo vielen de vier dappere kabou
ters in slaap!
Drie maanden lang, zoo moe wa
ren zij van de reis en van de angst.
Tot er opeens een einde aan het
avontuur kwam. Geheel uit zich zelf
ging de motor weer loopen; er was
weer luchtgas. Maar nog voordat de
man aan het stuur zijn plaats weer
hacl ingenomen, voelde men dat het
toestel zachtjes tegengehouden werd,
tot het eindelijk geheel stil stond
Het kleine kaboutertje keek
nieuwsgierig over den rand en
„Landbrulde hij opeens. In
een wip sprong hij op den grond en
toen hij zag, dat het overal sneeuw
en ijs was riep hij:
„Hier is Mars!"
Maar opeens hoorde hij een harde
stem achter zich:
Neen, ezel! Mars is daar in de
hoogte, maar hier is de aarde en ik
begrijp werkelijk niet dat je nog
terug durfde komen
De kabouters keken verschrikt op.
Wie sprak daar? O, wee! Him ko
ning!
Maar de koning meende het ge
lukkig zoo kwaad niet. Hij schoot
met een blij gezicht in een lach en
schudde zijn dappere vliegeniers de
handen.
Zonder het te weten, jongens,
zijn jullie weer behouden op de
aarde terug gekomen. Mars en de
maan heb je niet gezien, maar in
ieder geval ben je bij elkaar toch
meer dan zes maanden in de lucht
geweest. Als Mars zoo ver ligt ga ik
er toch nooit naar toe! Wel bedankt
dus voor je moeite! Zes maanden in
de luchtdat doen de menschen
je niet na!
En zoo is het, dat doen wij die ka
boutertjes niet na!
door
.W. B.—Z.
„Zeg, broer Jan, wat wil je spelen?
Buiten regent het alweer,
En ik ga me heusch vervelen,
'k Heb genoeg van dat geleer.
'k Ken mijn les al, 'k heb mijn
sommen
En mijn leesboek is al uit.
Werken is maar voor de dommen,
Kom Jan, zeg eens wat, vooruit!"
„Piet wil met ons spoortje spelen,
Met de stoelen gaat het fijn.
Vaders leunstoel moet voorop staan
Ik kan dan den stoker zijn.
Piet is dan het conducteurtje
Hij knipt kaartjes met zijn schaar
En hij rinkelt met zijn fietsbel,
Als ik sein; De boel is klaar."
„Best," Zei Suze, ,,'k wil best meedoen
Vinden jullie 't beiden goed?
'k Ben een dame, die op reis gaat,
Gauw mijn mantel en mijn hoed!
'k Reis natuurlijk eerste klasse,,
'k Ben een deftige mama.
'k Neem ook mee mijn mooiste
poppen,
Want wij reizen naar papa,
Die woont op een prachtig buiten
Ergens in den Achterhoek.
Wacht nu even, 'k haal mijn koffer,
'k Neem voor reislectuur een boek."
Suze gaat zich gauw verkleeden,
Als een deftige mevrouw,
Moeders hoed past op haar krullen,
Moeders bont beschermt voor kou.
Jan zorgt blazend voor zijn
stoompaard,
Piet knipt kaartjes voor 't publiek.
Suze komt al met twee kinderen,
Die zijn ook piekfijn en chic.
Jan geeft 't sein, nu klinkt de
fietsbel.
Tingeling, stap in mevrouw.
Tingeling, het laatste sein nu.
Deuren dicht, de trein gaat gauw.
En dan gaan ze met een vaartje
't Lijkt een sprookje uit een boek,
Want geen vijf minuten later.
Zijn ze in den Achterhoek.
„En wat nu?" vraagt Jan de. stoker,
„Wil ik conducteur nu zijn?
Pietje ga jij dan in den leunstoel,
„Jongen, Piet, die zit wat fijn!"
Broertje Piet kijkt wel wat sipjes.
Want het bellen ging zoo mooi.
En je zit er in zoo'n leunstoel
1 Als een vogel in zijn kooi.
Suus weet raad, „Zeg luister, jongens
Ik wil best de stoker zijn
Piet kleedt zich als deftig heertje
Met Pa's hoed, die staat je fijn."
„Jij een stoker!" roept Piet lachend,
„Nee, dat vind ik al te mal."
„Ja, dat is t," beaamt broer Jan nu,
,,'k Denk niet, dat 't Suus bevallen
zal,"
Suus, die echte, mooie dame
Stapt nu uit haar spoor-coupé
En ze zegt: „In deze tijden
Doet een vrouw met alles mee.
In fabrieken, trams en bussen,
Werkt ze dapper als een man,
Laat mij nu maar stoker wezen,
Je zult zien, dat ik het kan.
Pietje wordt vlug omgetooverd
In een deftigen meneer.
't Conducteurtje tin gel-tingelt.
En de spoortrein trekt van leer.
Alles loopt heel gauw van stapel.
Jan vindt Suus een knappe meid.
Strakjes wordt ze conducteurtje,
Dat kan ook in dezen tijd.
Zeedistel, (Erynqium maritinum)
Zie fig. 1 fam. Schermbloemdgen
(Umbellif eren)
Deze distel behoort niet in tegen
stelling met andere distels tot de
fam. der Composieten, 't Is een plant,
die in de duinen nog vrij algemeen
voorkomt, behalve daar, waar ze
door den mensch is uitgeroeid. On
danks de geweldige stekels, heeft de
plant door haar mooie kleuren en
vorm zooveel aantrekkingskracht,
dat een verbod tot plukken uitge
vaardigd is moeten worden om ze
voor geheele ondergang te behoeden
Ze heeft een wortelstok met onder-
aardsche uitloopers, waaruit de
rechtopstaande, sterk vertakte sten
gel te voorschijn komt. De bladeren
zijn witachtig zeegroen, naar boven
vaak blauwachtig uitgeloopen en zeer
stekelig. De lagere bladen zijn ge-
steeld, de hoogere stengel omvat
tend. De bloemen zijn blauwachtig
en vormen groote, gesteelde hoofd
jes. Het omwindsel is ook blauwach
tig en bestaat uit 4—6 uitgespreide,
breede blaadjes. De kelk bestaat uit
5 stekels, d:e bij 't begin van den
bloei lilakleurig zijn. De kroon-
blaadjes zijn korter dan de kelkste
kels. Bloeitijd. Juni-Augustus.
Deze echte duinplant, die we aan
treffen op de eerste duinenrijen
langs de zee, heeft een dunne wor
telstok, die verkruipend is, zoodat de
plant zelfs in 't mulle zand groeit. De
stengel is liggend, iets roodachtig. De
bloemen zijn groot (45 c.M), rose
gekleurd met aan de buitenzijde wit
achtige strepen. De bloemstelen zijn
gevleugeld en kantig. De schutbladen
zijn eirond, de kelk niet geheel be
dekkend. Bloeitijd MeiOctober.
Echt wolstroo (Galium vérum) Zie
fig. 3 fam. sterbladigen (Rubiaceeën).
Vele soorten wolstroo komen iri
ons land voor; echt walstroo is eenl
algemeen voorkomende plant op dro
gen zandgrond en in de duinen. De
stengel is rond met 4 fijne ribben,
niet erg stevig, zoodat de plant vaak
gedeeltelijk langs den grond ligt.
Evenals alle planten van deze fami
lie staan de bladeren in een krans
rond den stengel. Deze zijn lijnvor
mig, omgerold, zacht behaard. Dei
bloemen staan in bijschermen, dié
een dichte pluim vormen. De bloem-!
kroon is citroengeel. Bloeitijd Juli-
Herfst.
NEDERLAND.
VI
c
/e.
/fc
'i*
/&9<?
'9/s~
Ac.
Aic.
/go 6
Zeewinde. (Convolvulus SoldanéMa)
Zie fig. 2 fam. Winden (Convolvv*a-
ceeën)
Gedurende 1899—1913 werden dé
bekende cijfertypen voor de lagere
waarden uitgegeven, n.l. 1/2 cenfc
(violet), 1 cent (rood). 11/2 cent
(blauw), 112 cent (ultramarijn), 2
cent lichtbruin) en 21,2 cent (donl
kergroen). Grootte van de vakjes 2.3
bij 2.8 c.M.
In 1906 krijgen we de eerste wel
dadigheidszegels, die in ons land
werden uitgegeven. Het zijn de zoo
genaamde tuberculosezegels, waarop!
vermeld staat: Amsterdamsche Ver-
eeniging tot bestrijding der tuber
culose. Ze verschenen in de waar
den van 1 cent (rood). 3 cent (olijf
groen) en 5 cent (grijs). Grootte
van de vakjes 2.7 bij 4.4 c.M.
't Is tegenwoordig gewoonte ge
worden om van de zegels, die om een,
of andere reden uit omloop gebracht
worden, het restant van een opdruk
te voorzien, die de nieuwe waarde
van de zegel aangeeft. In 1906 ver
schenen de eerste opdrukken op port-
zegels n.l. 6 1.2 op 20 cent (donker
blauw) van de serie 1894—1907 en
50 cent op 1 gulden (lichtblauw en
rood) van de serie 1881. Grootte van
de vakjes 2.3 bij 2 3 c.M. Zie voor de.
indeeling 't schetsje.
8.
Rustenburgerlaan 23.