RAADSELS Raadseloplossingen Rubriekertjes'lijst. RUILRUBRIEK DE NOODLANDING IN DE WOLKEN. Van den nieuwen tijd. Mijn Herbarium. Postzegelrubriek (Deze raadsels zijn ingezonden door Jongens* en Meisjes, die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers vier boeken verloot. AFDEELING I (Leeftijd 10 jaar en ouder) 1. (Ingez. door Papavertje.) Ver borgen beroepen. aWie is Stien Poemarm? b. Wie is Ka Brulm&mee? c..Wie is To Latmersteen? 2. (Ingez. door Juffertje Schrijf- graag.) Ik ben een spreekwoord van 35 let ters. Van 5 6 krijgt men tranen in de oogen. 30 is een water bij Amsterdam. 29 32 25 7 gebruikt de tuinman. I 2 3 is een deel van een schip. 4 20 7 34 35 27 3 is in een gymnas tieklokaal. 12 13 15 24 17 heeft men onder de schoenen. II 33 10 9 8 is een ander woord yoor langzaam. Ik heb een 18 16 19 in mijn kous. 23 22 zeggen kleine kinderen. 26 en 28 zijn medeklinkers. 19 14 15 is speelgoed. 3. (Ingez. door W. B. Z.) Strikvra gen. a. Hoe kun je 100 schrijven met 4 gelijke cijfers? b. Welke conducteur op de gele tram draagt de grootste pet? 4. (Ingez. door W. B. Z.) Verborgen plaatsen. a. Pa, rijst het deeg ook zonder gist? b. Bestaat deze bibliotheek uit 1000 exemplaren? c. 't Was er warm en vol en dames yielen er flauw. d. Hoor naar goeden raad. e. Dit is geen valk, maar een uil. f. Ik wil geen been en vel, zend me voortaan beter vleesch. g.Hij viel in een wrak en werd met moeite gered. h. Dit is een lui kind. i. Bollen groeien het best in aarden potten. 5. (Ingez. door W. B. Z.) Mijn lste is een lichaamsdeel. Mijn 2de is iets, waarin muizen gevangen worden. Mijn geheel is een ander woord voor dialect. 6. (Ingez. door W. B. Z.) Mijn lste deel is niet dichtbij. Mijn 2de en 3de deel is meisjesspeelgoed. Mijn geheel doen insecten tegen den Winter. AFDEELING H (Leeftijd 9 jaar en jonger) 1. (Ingez door w. B. Z Welke bekende spreuk zit verbor gen in: Draadbeitel? 2. (Ingez. door W. B. Z.) Strikvra gen. a. Ik zit op elke flesch, verander mijn letters en gebrekkigen menschen dien ik tot steun. b. 'k Werk steeds nuttig op het spoor. En mijn werk zal elk waardeeren 'k Blijf dezelfde, zelfs ook dan Als ge me om zoudt keeren. c. Ik heb een neus, die kan niet ruiken. Ik heb oogen, die kunnen niet zien Ik heb een tong, die niet kan praten. Wie ben ik? 3. (Ingez. door W. B. Z.) Mijn lste is een familielid, mijn 2de zit aan een schip, mijn 3de is een muzieknoot en mijn geheel dragen dames 's zomers. 4. (Ingez. door W. B. Z.) Ik ben een nuttig man, Dit durf ik vrij beweren. En zal hetzelfde zijn, Als men mij om gaat keeren. 5. (Ingez. door W. B. Z.) Wie kan uit brom en does een voor werp maken, dat moeder zeker twee keer daags gebruikt? 6. (Ingez. door W. B. Z.) Ik heb één oog, één been. Ik kan niets zien, al is mijn eene oog ook best. Ik kan niet hinken, al mankeert er aan dat ééne been niets. En toch ben ik voor alle huismoeders heel «Utig. De raadseloplossingen der vorige week zijn: AFDEELING I 1. Spijker van je zolen. Klok. Schoorsteen. 2. Burgemeester. 3. Bloemen daal. 4. Eigen haard is goud waard. 5- Nederland. 6. Epe, Ede, Ake, Deventer, En schedé. AFDEELING II 1. School. 2. Sneeuwwitje. 3. Papaver, roos, margriet, aster. 4. Mecanodoos. 5. Boos, Koos, loos, roos, voos, Toos. 6. KurkUrk. Goede oplossingen ontvangen van: Repelsteeltje 5 Robbedoes 6 Ka bouter Eigenwijs 6 Vice-Admiraal 6 Nevada 6 Uitlooper 6 Schotenaar tje 6 Wenda 6 Nico Bink 6 Epenaartje 5 Een naamlooze 5 Ballenbreistertje 6 De kleine Vogelvriend 4 De kleine Violist 4 Bloemenfee 6 Babbelkousje 2 Juffertje Schrijf graag 4 Gouden Regen 5 Goudmuiltje 5 Zwartkijker- tje 6 De kleine Zeeman 6 Rozen knopje 6 De kleine Kapitein 6 Da- miaatje 4 Trambestuurder 4 Wip neusje 4 Moeders Kleinste 6 Bloem- bollenkweeker 5 Viooltje 4 Zeven ster 5 Obione 5 Nanna 5 Draaitol 5 Schotenaartje 5 Alba 6 Nieuweling is: Ida Swart, Oranjestraat 21 C. v. WAARDE, Brouwersvaart 64 heeft 35 Kwattasold. 190 Sickesz- wapens. Dit alles wil ze ruilen voor Rinso, Sunlight of Vimborinen. P. VERHAGEN, Leidschevaart 20, heeft 39 Roodbandpl. 7 Sneeuwwit- chloorpunten, l Sterbon. 18 Kwatta sold. l Keg's pl. en 2 Koffie Hagwa- pens. Voor. dit alles wil hij Sickesz- wapens hebben 1 tegen 2. UITSLAG VAN DE VACANTIE- WEDSTRIJDEN Afdeeling I. Het beste opstel, waar in alleen woorden met e's voorko men, ontving ik van TEEKENAAR- STER, oud 16 jaar. Zij moet me maai- spoedig doen weten, welk boek ze graag als lsten prijs ontving, 2de Prijswinster is: TINE SABELS, oud 14 jaar. Een derden prijs krijgt ZIN NIA, oud 13 jaar. Een eervolle vermelding komt toe aan Draaitol, oud 14 jaar. Zeer goed was 't werk van Viooltje oud 10 jaar. Goed was 't werk van S. v. Andel, oud 14 jaar. Afdeeling n. De langste ketting van woorden, waarin een e voorkomt ontving ik van RANGEERDERTJE. oud 9 jaar, n.l, 350. Hij moet me ten spoedigste melden, welk boek hij graag zou willen hebben. Op hem volgt: MOEDERS KLEIN STE, oud 8 jaar met 315 woorden. Zij krijgt den 2den prijs. Dan komt ZWARTKIJKERTJE, oud 9 jaar met 290 woorden. Zij ontvangt den 3den prijs. Een eervolle vermelding komt toe aan: Den kleinen Zeeman met 270 woorden. Zeer goed was het werk van Bal- lenbreistertje met 231 woorden. Goed was het werk van Nanna, 186 woorden. Alle prijswinners mogen Woensdag 3 September na 2 uur bij mij hun prijzen komen halen. VERKEERD BEGREPEN Krelis heeft een opgezwollen voet en gaat er mee naar den dokter. De dokter kijkt bedenkelijk en vraagt: „Heb je dien voet allang?" „Ja dokter van mijn geboorte af," zegt Krelis. Ja, het verhaal dat je nu te hoo- ren krijgt is zoo wonderlijk en sprookjesachtig, dat wel bijna nie mand het zou willen gelooven en toch het is alles heel eerlijk waar ge beurd! Je kunt het zelf heel gemak kelijk onderzoeken, door op een don keren avond in December bij heldere maan en sneeuwval eens naar een kruispunt van vier wegen te gaan. Daar zul je dan om klokslag twaalf uur een kabouter zien verschijnen, die je gaarne antwoord zal geven op de vraag of deze geschiedenis eerlijk gebeurd is! Nu mooier kan ik toch niet zeggen, wel? Het gebeurde met een paar kabou ters, betrekkelijk kort geleden. De kabouters, moet je weten, zijn sinds de middeleeuwen uit de omgeving van de menschen verdwenen, maar zijn er nog wel, en wat meer zegt, zij zijn ten zeerste met hun tijd mee gegaan. ja, ik heb zelfs al gehoord, dat zij in menig opzicht al verder met hun ontdekkingen en uitvindin gen zijn dan de gewone menschen. Maar dat is moeilijk te gelooven, hoewel uit het volgende verhaal z<ju je toch wel kunnen besluiten dat zij heel, heel knap zijn. Automobielen hebben de kabou ters nog steeds niet. Er is vroeger wel sprake van geweest, dat zij die zouden gaan gebruiken, maar bij verschillende proeven is het geble ken, dat krekels en vlinders veel vluggere middelen van vervoer zijn. dan de benzine-monsters en boven dien.... veel goedkooper. Kabouters zijn zuinig en dus letten zij daar ook heel goed op. Met de vliegmachines staat het echter anders! Die zijn in het kabouterland veel meer in tel nog dan bij ons. Nu zou je zeggen als zij vlinders hebben om te vliegen, waarom nemen zij dan ook nog vliegmachines, maar hét antwoord daarop is even logisch als eenvoudig. Hoe lang leeft een vlin der? O, zoo! Nu, ga jij dan maar eens op reis, bij voorbeeld over den Atlantischen Oceaan, op een vlinder, die onder weg dood gaat. Daar is voor lange afstanden immers geen beginnen aan. Dat is dan ook de reden, dat de kabouters dadelijk het groote nut van vliegtuigen inzagen en onmid dellijk een heeleboel prachtige toe stellen zijn gaan bouwen. De reis naar Amerika heen en weer maken zij tegenwoordig een paar keer in de week, Van ongelukken hoor je bijna nooit iets! Zooals ik zei, hieruit en uit nog veel meer zou je werkelijk kunnen beduiten dat de kabouters de menschen-vliegeniers aardig de baas zijn. Er is echter in het kabouterland een andere moeilijkheid, waai' wij nu weer heelemaal niets van kunnen begrijpen. Dat is deze, hun wereld is veel grooter dan de onze. Ja, daar kijk je vreemd van op. want, zoo zul je denken, de wereld is toch altijd even groot. Maar dit is in de oogen der kabouters lang niet zoo. Deze kleine kereltjes zijn zoo geweldig kleip, dat de uitgestrekheid van Ne derland voor hen minstens zoo is als die van Rusland voor ons. Zij zijn immers niet grooter dan een gewoon vlindertje! Voel je nu, waar de moeilijkheid zit? Een reis over den Oceaan duurt bij de kabouters wel twintig maal zoo lang als bij ons, omdat hun vlieg machientje zoo klein is'en dus in onze oogen en volgens onze bereke ning ook maar heel langzaam voor uit komt. Daarom konden de dwer gen het niet vinden met de benzine. Die was vroeger nooit toereikend en steeds moest het vliegtuig halver wege terug keeren wegens ben zinegebrek. Toep. heeft de ko ning der kabouters, die heel knap is, daar wat op verzonnen. Hij zei, dat zijn volk deze moeilijkheid moest overwinnen ten koste van alles en hij besloot dat er proeven moesten worden genomen met gewon lucht- gas, Dat is een soort gas, waar wij geen verstand van hebben, maar die de kabouters kalm uit de lucht ha len. Daar laten zij hun machines op loopen en dat gaat heel goed De proeven met het luchtgas slaag den uitmuntend en de mogelijkheid om groote zeereizen te maken per vliegtuig was daarmede geboren. Zie en nu kun je al weer zien, dat de ka bouters iii dat opzicht net zoo zwak zijn als de menschen, diezelfde groo te mogelijkheden stegen de kabou ters naar het hoofd. Het sloeg hen in den bol, niets meer of minder, en zoo kwamen zij op het idéé om een reis om de wereld te maken Daar zouden zij precies vier maan den voor noodig hebben! Maar de koning haalde zijn schou ders op en vroeg minachtend: „Noemen jullie dat iets bijzonders? Neen, dat kan ik niet vinden, hoor! Ik vind dat er nu eens een paar dap pere kabouters moesten zijn die het aandurfden om naar de Maan en naar Mars, die andere planeet, te vliegen. Je weet, de menschen pro beer en dat al zoo lang, maar zij zul len nimmer slagen, omdat zij niet, zooals wij, over 't kostelijke luchtgas beschikken.Onderdanen, doet uw best Vlieg naar de maanOf naar Mars!" Zoo sprak de koning en je merkt wel. dat dit heer niet weinig eer zuchtig was. De kabouters keken el kaar eens aan. Wat de koning gezegd had was niet meer oL. minder dan een bevel en het was raadzaam om maar direct met de toebereidselen tot de groote vlucht te beginnen, an ders zag het er in de naaste toe komt slecht uitDe koning was niet mis hoor, als hij kwaad of on geduldig werd! Vijf kabouters stapten den vol genden dag in het vliegtuig en ste gen op. Richting: Maan of Mars! Reken maar, zei er één, als ik op één van die planeten terecht kom, dat je mij nooit meer terug ziet. Dan richt ik zelf een koninkrijk op en onze koning kan naar de Maan loo penals hij durft tenminste want ik zal hem opwachten met een leger soldaten, dat beloof ik je!" En zoo dachten de andere vier er ook over i. t Was wel niet mooi, maar te be grijpen, want op een enkel bevel van hun wispelturigen koning moesten zij toch maar hun leven wagen. O, zoo! Maar zoo'n vaart liep het niet, hoor! Het vliegen naar een andere wereld viel onze kaboutertjes ook niet mede. In het begin ging alles goed. Zij wisselden elkaar af bij het stu ren en kwamen betrekkelijk snel vooruit. Na een maand waren zij zoo hoog, dat zij de aarde onder zich niet meer konden zien. Luchtgas hadden zij in overvloed en proviand was er ook genoeg aan boord. Toen zij de aarde echter niet meer zagen, begon het moeilijker te worden, want waar lag nu eigenlijk Mars en waar ergens was de Maan? Om den weg naar die twee plane ten te vinden valt niet mee als je niets anders dan wolken en nogeens wolken om je heen ziet. De kabouters namen dus een kloek besluit. Zij gingen ieder op een ander punt van het vliegtuig zitten, terwijl er een bleef sturen, en zouden zoo naar alle richtingen tegelijk uitkijken of zij misschien een glimpje van Mars of de Maan konden zien En op die manier voortreizend verstreek er weer een maand zonder dat ook maar in de verste verte iets van "n planeet gezien werd. Wel wer den de wolken hoe langer hoe zwaar der en dreigender en meer dan eens gebeurde het dat plotseling een ka bouter schreeuwde: „Land!" omdat hij dan dacht ergens een planeet te zien, Maar telkens bleek dan dat hij in de verte een donkere groep wol ken had zien drijven Dichterbij gekomen geleek dat niets op land! Op een kwaden dag echter, toen juist de man aan het stuur weer was afgelost, gebeurde er iets naars. De motor ging hoe langer hoe langza mer ronken en het vliegtuig begon vreeselijk te schommelen. Verschrikt keken de kabouters elkaar aan. Zij waren al een heel eind boven de bo venste wolkenlaag en je begrijpt, als zij nu naar beneden zouden tui melen, zouden zij een aardigen val maken. Zeker wel een val van drie maanden lang! Direct werd alles nagezien, maar de dwergjes konden niets ontdekken. Aan den motor was zelfs heelemaal niets te zien, behalve dan dat hij nog slechts met kleine schokjes liep.... 't Werd angstig, hoog! Jongens, gilde opeens de kleinste kabouter, ik begrijp het al. We krij gen geen luchtgas meer! Daar had je de poppen aan het dansen. De kaboutermannen begre pen onmiddellijk, dat dat de ooi-zaak moest zijn. Er zat geen greintje gas meer in de lucht en hun motortje zou dus niet meer kunnen werken. Wat een ramp! Wij moeten dalen, dadelijk, maak een noodlanding, bestuurder! gilde het kleintje weer. Waarzoo? bromde de bestuurder terug. Zie jij soms land? Of moet ik in mijn eigen pet landen? Dat was zoo. Er was geen gas, dus zij konden niet meer vliegen, er was echter ook geen land, dus zij konden ook niet dalen. Wat moeten we dan doen? schreeuwde het kleine dwergje nog eens. Ik weet geen raad meer! Hou dan je mond liever, schreeuwert! bromde de bestuurder en tegelijk had hij reeds een besluit genomen. Als een pijl uit den boog schoot hij met het vliegtuig naar be neden. De andere kabouters werden er bijna uitgeslingerd. Regelrecht ging het op een geweldig groote, zwarte wolk afDie dwaas van een bestuurder hoopte dat het vlieg tuig door die wolk zou worden opge vangen. Maar zooals je weet, een mensch in nood (en dat geldt voor een kabouter evenzeer) doet rare dingen De noodlanding duurde lang, want de wolk bleek verder af te zijn dan men aanvankelijk dacht, maar ten slotte werd toch alles in de omgeving in een diepe duisternis gehuld. Dat was het bewijs dat men midden in de zwarte wolk zat De kabouters sloegen van schrik de handen voor het gelaat, maar er gebeurde niets. Zij bleven vallen. Niets was er meer te zien, alles was zwart, maar opeens begonnen zij nat te worden. Nu, het regende dat het goot. Vlug kropen zij allemaal onder het dek. De stuurman liet zijn motor in den steek, want daar kon hij niets meer mee doen en hij zocht ook een 'droog plaatsje. En zoo zaten zij, stil bij elkaar. Zij voelden geen angst, want het vallen ging nog steeds voort en verder gebeurde er niets,... Zoo vielen de vier dappere kabou ters in slaap! Drie maanden lang, zoo moe wa ren zij van de reis en van de angst. Tot er opeens een einde aan het avontuur kwam. Geheel uit zich zelf ging de motor weer loopen; er was weer luchtgas. Maar nog voordat de man aan het stuur zijn plaats weer hacl ingenomen, voelde men dat het toestel zachtjes tegengehouden werd, tot het eindelijk geheel stil stond Het kleine kaboutertje keek nieuwsgierig over den rand en „Landbrulde hij opeens. In een wip sprong hij op den grond en toen hij zag, dat het overal sneeuw en ijs was riep hij: „Hier is Mars!" Maar opeens hoorde hij een harde stem achter zich: Neen, ezel! Mars is daar in de hoogte, maar hier is de aarde en ik begrijp werkelijk niet dat je nog terug durfde komen De kabouters keken verschrikt op. Wie sprak daar? O, wee! Him ko ning! Maar de koning meende het ge lukkig zoo kwaad niet. Hij schoot met een blij gezicht in een lach en schudde zijn dappere vliegeniers de handen. Zonder het te weten, jongens, zijn jullie weer behouden op de aarde terug gekomen. Mars en de maan heb je niet gezien, maar in ieder geval ben je bij elkaar toch meer dan zes maanden in de lucht geweest. Als Mars zoo ver ligt ga ik er toch nooit naar toe! Wel bedankt dus voor je moeite! Zes maanden in de luchtdat doen de menschen je niet na! En zoo is het, dat doen wij die ka boutertjes niet na! door .W. B.—Z. „Zeg, broer Jan, wat wil je spelen? Buiten regent het alweer, En ik ga me heusch vervelen, 'k Heb genoeg van dat geleer. 'k Ken mijn les al, 'k heb mijn sommen En mijn leesboek is al uit. Werken is maar voor de dommen, Kom Jan, zeg eens wat, vooruit!" „Piet wil met ons spoortje spelen, Met de stoelen gaat het fijn. Vaders leunstoel moet voorop staan Ik kan dan den stoker zijn. Piet is dan het conducteurtje Hij knipt kaartjes met zijn schaar En hij rinkelt met zijn fietsbel, Als ik sein; De boel is klaar." „Best," Zei Suze, ,,'k wil best meedoen Vinden jullie 't beiden goed? 'k Ben een dame, die op reis gaat, Gauw mijn mantel en mijn hoed! 'k Reis natuurlijk eerste klasse,, 'k Ben een deftige mama. 'k Neem ook mee mijn mooiste poppen, Want wij reizen naar papa, Die woont op een prachtig buiten Ergens in den Achterhoek. Wacht nu even, 'k haal mijn koffer, 'k Neem voor reislectuur een boek." Suze gaat zich gauw verkleeden, Als een deftige mevrouw, Moeders hoed past op haar krullen, Moeders bont beschermt voor kou. Jan zorgt blazend voor zijn stoompaard, Piet knipt kaartjes voor 't publiek. Suze komt al met twee kinderen, Die zijn ook piekfijn en chic. Jan geeft 't sein, nu klinkt de fietsbel. Tingeling, stap in mevrouw. Tingeling, het laatste sein nu. Deuren dicht, de trein gaat gauw. En dan gaan ze met een vaartje 't Lijkt een sprookje uit een boek, Want geen vijf minuten later. Zijn ze in den Achterhoek. „En wat nu?" vraagt Jan de. stoker, „Wil ik conducteur nu zijn? Pietje ga jij dan in den leunstoel, „Jongen, Piet, die zit wat fijn!" Broertje Piet kijkt wel wat sipjes. Want het bellen ging zoo mooi. En je zit er in zoo'n leunstoel 1 Als een vogel in zijn kooi. Suus weet raad, „Zeg luister, jongens Ik wil best de stoker zijn Piet kleedt zich als deftig heertje Met Pa's hoed, die staat je fijn." „Jij een stoker!" roept Piet lachend, „Nee, dat vind ik al te mal." „Ja, dat is t," beaamt broer Jan nu, ,,'k Denk niet, dat 't Suus bevallen zal," Suus, die echte, mooie dame Stapt nu uit haar spoor-coupé En ze zegt: „In deze tijden Doet een vrouw met alles mee. In fabrieken, trams en bussen, Werkt ze dapper als een man, Laat mij nu maar stoker wezen, Je zult zien, dat ik het kan. Pietje wordt vlug omgetooverd In een deftigen meneer. 't Conducteurtje tin gel-tingelt. En de spoortrein trekt van leer. Alles loopt heel gauw van stapel. Jan vindt Suus een knappe meid. Strakjes wordt ze conducteurtje, Dat kan ook in dezen tijd. Zeedistel, (Erynqium maritinum) Zie fig. 1 fam. Schermbloemdgen (Umbellif eren) Deze distel behoort niet in tegen stelling met andere distels tot de fam. der Composieten, 't Is een plant, die in de duinen nog vrij algemeen voorkomt, behalve daar, waar ze door den mensch is uitgeroeid. On danks de geweldige stekels, heeft de plant door haar mooie kleuren en vorm zooveel aantrekkingskracht, dat een verbod tot plukken uitge vaardigd is moeten worden om ze voor geheele ondergang te behoeden Ze heeft een wortelstok met onder- aardsche uitloopers, waaruit de rechtopstaande, sterk vertakte sten gel te voorschijn komt. De bladeren zijn witachtig zeegroen, naar boven vaak blauwachtig uitgeloopen en zeer stekelig. De lagere bladen zijn ge- steeld, de hoogere stengel omvat tend. De bloemen zijn blauwachtig en vormen groote, gesteelde hoofd jes. Het omwindsel is ook blauwach tig en bestaat uit 4—6 uitgespreide, breede blaadjes. De kelk bestaat uit 5 stekels, d:e bij 't begin van den bloei lilakleurig zijn. De kroon- blaadjes zijn korter dan de kelkste kels. Bloeitijd. Juni-Augustus. Deze echte duinplant, die we aan treffen op de eerste duinenrijen langs de zee, heeft een dunne wor telstok, die verkruipend is, zoodat de plant zelfs in 't mulle zand groeit. De stengel is liggend, iets roodachtig. De bloemen zijn groot (45 c.M), rose gekleurd met aan de buitenzijde wit achtige strepen. De bloemstelen zijn gevleugeld en kantig. De schutbladen zijn eirond, de kelk niet geheel be dekkend. Bloeitijd MeiOctober. Echt wolstroo (Galium vérum) Zie fig. 3 fam. sterbladigen (Rubiaceeën). Vele soorten wolstroo komen iri ons land voor; echt walstroo is eenl algemeen voorkomende plant op dro gen zandgrond en in de duinen. De stengel is rond met 4 fijne ribben, niet erg stevig, zoodat de plant vaak gedeeltelijk langs den grond ligt. Evenals alle planten van deze fami lie staan de bladeren in een krans rond den stengel. Deze zijn lijnvor mig, omgerold, zacht behaard. Dei bloemen staan in bijschermen, dié een dichte pluim vormen. De bloem-! kroon is citroengeel. Bloeitijd Juli- Herfst. NEDERLAND. VI c /e. /fc 'i* /&9<? '9/s~ Ac. Aic. /go 6 Zeewinde. (Convolvulus SoldanéMa) Zie fig. 2 fam. Winden (Convolvv*a- ceeën) Gedurende 1899—1913 werden dé bekende cijfertypen voor de lagere waarden uitgegeven, n.l. 1/2 cenfc (violet), 1 cent (rood). 11/2 cent (blauw), 112 cent (ultramarijn), 2 cent lichtbruin) en 21,2 cent (donl kergroen). Grootte van de vakjes 2.3 bij 2.8 c.M. In 1906 krijgen we de eerste wel dadigheidszegels, die in ons land werden uitgegeven. Het zijn de zoo genaamde tuberculosezegels, waarop! vermeld staat: Amsterdamsche Ver- eeniging tot bestrijding der tuber culose. Ze verschenen in de waar den van 1 cent (rood). 3 cent (olijf groen) en 5 cent (grijs). Grootte van de vakjes 2.7 bij 4.4 c.M. 't Is tegenwoordig gewoonte ge worden om van de zegels, die om een, of andere reden uit omloop gebracht worden, het restant van een opdruk te voorzien, die de nieuwe waarde van de zegel aangeeft. In 1906 ver schenen de eerste opdrukken op port- zegels n.l. 6 1.2 op 20 cent (donker blauw) van de serie 1894—1907 en 50 cent op 1 gulden (lichtblauw en rood) van de serie 1881. Grootte van de vakjes 2.3 bij 2 3 c.M. Zie voor de. indeeling 't schetsje. 8. Rustenburgerlaan 23.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 16