Dr. MARIA MONTESSORI 60 JAAR.
Een Romeinsche Montessorischool onder leiding der Dottoressa.
Op 31 Augustus wordt de Dottoressa,
mevr. Dr. Maria Montessori 60 jaar oud
en omdat Nederland een van de licve-
Hngslantlen indien niet het Iicve-
Ilngsland der Dottoressa is, (er be
staat niet één land, waar in verhouding
«oovcel en al zoo oude Montessorischo
len zijn, als juist Nederland, en de Ne-
derlandsche Montessori-Paedagogen tel
len tot haar beste medewerkers) is het
billijk, dat Nederland bij haar verjaar
dag laat blijken, dat het deze moedige,
verstandige, charmante en geniale
vrouw weet te apprecieeren. Om daartoe
bij dragen, diene dit artikel over een
Montcssori-school in Rome, die onder
leiding der Dottoressa staat en onder
haar oogen ontstond.
Wij leeken weten in het algemeen niets of
weinig van de Dottoressa Montessori. Be
halve de paar gelukkigen, wier kinderen een
Montessorischool "bezoeken, zijn wij tevreden
met het idee: „Montessori-methode, oh dat
zijn die scholen, waar de kinderen kunnen
deen en laten wat zij maar willen' en be
groeten of veroordeelen dit nietszeggend be
grip naar onze verschillende .standpunten",
of wij den eigen schooltijd hebben vergeten
of niet, of wij onzen kinderen de eigen on
dervindingen zooveel mogelijk willen bespa-
ren of niet.
En foch behoorde iedereen, wlen het lot
zijner kinderen aan het hart ligt, zich met
de Montessori-methode bezig houden, om
dat deze geen wetenschap voor vakmenschen
ls, maar een manie, om onze kinderen, de
volgende generatie, de toekomst van ons
land. van Europa en de wereld, de erven van
ons bezit aan goed en geest, de dragers van
onzen naam, In vrijheid en zelfstandigheid
lichamelijk en geestelijk te laten opgroeien.
Acht en negen jaar; een groote reis" aan
het oven raam.
De ..Scuola Carducci" ligt achter de Porta
San Giovanni in Laterano aan de Via Spezia.
Van buiten al treft het verschil tusschen de
oude en de Montessorischool. Hoe een school,
zooals wij ze kennen, van buiten er uit ziet,
hoef ik niet te beschrijven. Het moge vol
doende zijn, als ik den nadruk er op leg, dat
het oude schoolgebouw de afmetingen heeft
van alle huizen van een stad. „Natuurlijk!"
zal iedereen zegen: „Kan het anders". Ja,
het kan anders. Mevr. Montessori heeft den
weg gewezen. Bouwt men een klppenstal in
de proporties van een koeienstal?
De Montessorischool is een klein gebouw,
met deuren en vensters, die een kind mak
kelijk kan openen en sluiten, de ramen zoo
laag, dat een kind, zonder zijn hals uit te
rekken, naar buiten in den tuin kan kijken,
met kleerenhaken, waar een kind zelf zijn
manteltje en zijn schort kan ophangen, dus
alles aangepast aan de grootte en de bewe
gingen van een kind. Al in deze uiterlijkhe
den toont zich de edele geest der Montes
sori-methode: het respect 'en de achting
voor het kind, dat recht heeft op een om
geving, die voor hem geschapen is.
Ik kom ln de klassen. En aan mijn ver
wonderde oogen toont zich een beeld, zooals
ik nooit van een school zou hebben gedroomd.
De zalen zijn groot, licht en schoon. Alles
blinkt. Bloemen overal. De kinderen liggen
of knielen op den grond, zitten op stoeltjes
en hangen over miniatuurtafeltjes. Iedereen
doet wat anders. Ik val bijna over een klein
meisje, dat op een mat op den grónd zit en
met parelen speelt. Het rekent. Aan de
hand van een geniaal bedacht systeem van
bonte glasparelen leert het kind de heele re
kenkunde.
Een jochie zit op zijn stoeltje en schrijft.
En ik ben verwonderd over de vastheid, dui
delijkheid en regelmatigheid van het hand
schrift van een zes- of zevenjarig kind. (In
de Montessorischool spelen de kinderen van
3 en 4 jaar al met letters, die uit ruw papier
zijn gesneden, zonder dat zij weten wat het
C*>A) talU*
Zeven jaar. „Schrijven"; met pen en inkt.
Zeven jaar; „Geometrie".
beteekent. Maar de vorm der letters blijkt in
hun geheugen en als zij dan beginnen te
schrijven, zijn de resultaten wonderbaar
lijk).
Voor een geopend venster zitten tusschen
bloemen eenlge knapen en houden zich be
zig met kleine tabellen en samenlegbare
tafeltjes, die hun de regelen der gramma
tica bijbrengen. Het zou te ver leiden, om al
de wetenschappen op te noemen, waarmede
de kleine geleerden zich gaarne en uit zich
zelf, zonder dwang, bezig houden. Niet één
kind kijkt naar mij om. Of alléén, om mij
met een waarschuwenden blik te vragen,
zijn kringen niet te verstoren.
Ik balanceer voorzichtig tusschen de krab
belende kinderen en hun van glas, papier,
hout, metaal of steen opgebouwde weten
schappen. Niemand laat zich in zijn werk,
dat tegelijk speel en spel, dat tegelijk werk
is, storen. Het is rustig en kalm in de klas.
Niet de stilte, die van boven gedicteerd wordt
waar men de angst voor straf uit voelt
(„straf", een begrip, die in de Montesso
rischool niet bestaat evenmin, als verwijten,
lof, belooningen en premies!) maar ook
niet het brullende lawaai van een klas, die
de leeraar voor twee minuten heeft verla
ten, (zooals ik dat uit mijn schooltijd in de
herinnering heb), maar de zakelijke kalmte
van menschen, die bezig zijn. Men hoort af
en toe een half luid gesproken woord, men
hoort het zachte verschuiven van een der
stoeltjes, het loopen van kindervoetjes, het
geluid van klokken, waar een kind mee be
zig ls, om zich de grondslagen van het no
tensysteem in te prenten.
Ik kijk naar een geheimzinnig geval: eeni-
ge kinderen loopen zonder eèn woord door
de klas en volvoeren de merkwaardigste be
wegingen. Zij nemen bijv. een zakdoek, doen
net of ze huilen, stoppen den doek weg, ope
nen een raam, om het direct weer te sluiten,
schrijven een woord op een laag hangend
bord enz. Het lijkt, of zij door een boven
natuurlijke stem gedirigeerd worden, alsof
zij in trance zijn.
Zes jaar, Spelen met letters; uitzoeken,
ordenen en weer door elkaar gooien,
uren lang.
Eindelijk ontdek ik het mysterie: in een
hoek zit een klein meisje en heeft een
mandje papieren rolletjes voor zich. Die ver
deelt zijn onder haar kameraadjes en dezen
lezen, wat zij er op geschreven heeft en
voeren het „bevel" uit. Op die manier leert
men „spelend" schrijven en lezen, (niet om
gekeerd: lezen en schrijven, want in de
Montessorischool leert men eerst schrijven
en dan pas lezen.)
Een ander Jochie, met gekleurde metaal
plaatjes spelend, die de vormen van drie
hoeken, cirkels, quadratcn en rechthoeken
hebben, zit geometrie te leeren en maakt
mij met zijn doodgewone zwarte en roode
ijzerstukjes de stelling van Pythagoras zóó
duidelijk, als ik haar nog nooit gezien en
daarmee begrepen heb
Iedereen werkt zoolang of zoo kort hij zin
heeft, en op dat gebied, dat hem op dat
oogenblik interesseert. En het materiaal is
zoo geniaal uitgevonden, dat het interes
seert. Het is verrukkelijk „speelgoed", dat
zelfs ons volwassenen urenlang alles kan
doen vergeten. Zoo ls het mogelijk en het
komt vaak genoeg voor dat een kind zich
weken achter élkaar alleen met wiskunde,
of alleen met geografie bezig houdt, tot dat
het er voorlooplg genoeg van heeft, of dat
een kind tien keer per dag een ander werk
ter hand neemt, totdat het weer iets an
ders gevonden heeft, dat zijn geest gevangen
houdt.
En tusschendoor loopen zij (wie er zin in
heeft nl naar buiten in den tuin of loopen
dansen en springen op de maat van een paar
liedjes, die een leerares af en toe op een 1
piano speelt, over een streep, waarhij zij een
glas water, of een bel in de hand, of een
mandje op hun hoofd dragen en probeeren
de streep, die in een leege klas op den grond
getrokken is, niet te verlaten en het mandje
ni$t te laten vallen, geen water op den
grond te morsen en de bel niet te laten klin
ken. Zoo oefenen zij hun evenwichtsgevoel,
hebben lichamelijke bewegingen (die zij
trouwens ook daardoor hebben, dat zij niet,
zooals wij moesten in een bank urenlang
recht moeten zitten, maar liggen, kruipen,
knielen, loopen kunnen, zooals zij zin heb
ben) maar worden er niet toe gedwongen en
kunnen, als zij midden in hun opwindend
werk zijn, daarbij blijven.
De lezer zal met verwondering geconsta
teerd hebben, dat tot nu toe heelemaal niet
van de onderwijzeres gesproken werd. Pre
cies, als in deze bespreking, houdt zich ook
in werkelijkheid de Montessori-leerares op
den achtergrond. Zij is de goede geest, die
over alles zweeft, altijd bereid om te helpen,
maar die niet onnoodig „ingrijpt", die, als
het kind erom vraagt, het materiaal en zijn
gebruik uitlegt, maar dan het kind weer al
leen laat, om hem zooveel mogelijk de zelf
standigheid en de voldoening te laten, alles
zelf te hebben gevonden. De onderwijzeres, zit
in een hoekje, (maar nooit lang, want er is
altijd wat te doen voor haar), observeert. Dat
is eigenlijk haar taak: observeeren en hel
pen. Meer niet, maar dat is ook voldoende! Zij
is geen „meester", geen „chef", maar een
kameraad, die weliswaar alles beter weet,
maar die dit weten niet opdringt, die niet
doceert, maar die men altijd om raad en
hulp kan vragen. Zij deelt geen lof en geen
verwijten uit, geen belooning en geen straf.
Het kind vind zijn bevrediging in dit werk,
dat past bij zijn neigingen en zijn ouderdom
en dat op een zorgvuldige studie der kinder
lijke egenschappen en juist die, die zich in
hun spelen uiten, berust.
Men zal zeggen: „Prachtig, prachtig! Dat
klinkt allemaal heel mooi! Maar ik weet uit
ondervinding, dat een kind wel moet ge
dwongen worden om te werken, en dat het
anders niet werkt.".
Mevrouw, de feiten bewijzen, dat het kind
in de Montessorischool wel werkt, onge
dwongen en uit zichzelf. Uw kind speelt toch
ook, zonder dat U het daartoe dwingt, het
doet ook met enthousiasme huishoudelijk
werk, (wat geen spel is), en kan zich uren
met kleine steentjes, kogeltjes en pareltjes
bezig houden, meestal veel langer dan met
electrische treinen, booten en poppen, die
„mama" kunnen zeggen, dus al dat dure,
onbegrijpelijke en kort levende speelgoed, dat
alleen bestemd is, orq» uit elkaar te worden
geplukt, (en dat de Dottoressa voor de kin
deren afgeschaft heeft). Nu de vondst van
Montessori was, dat zij dezen steentjes, parel
tjes, paplerstukjes een z i n gegeven heeft, die
het kind al spelend helpt, de wereld to be
grijpen en alle kennis op te doen. die voor
een toekomstig lid der maatschappij noodig
is. z
Dan zal U zeggen: „Maar dwang en orde
houden is noodig. anders springen de kinde
ren uit den band".
Kinderen vechten alleen met elkaar, omdat
zij dag in dag uit in dwang leven ook bij
ouders, die denken, de beste te zijn, maar
die toch nog uit onwetendheid en omdat zij
het niet anders kunnen, hun kinderen dwin
gen, omdat zij te zwak zijn, zich tegen
dezen dwang te verweren en daarom hun op
positie tegen het verkeerde objekt uiten, waar
zij geen straf van hebben te verwachten,
maar waar het eerlijk gaat: man tegen man
en kracht tegen kracht.
En, omdat dwang in de Montessorischool
niet bestaat, zijn de kinderen niet „wild", ge
dragen zij zich fatsoenlijk en verstandig.
Maar, a 1 s er een enkele bij is, die de sympto
men der oude opvoeding toont, dan komt dat
door dat het thuis nog in dwang leeft en dat
natuurlijk die paar uren, die een kind per
dag in een Montessorischool in vrijheid leeft,
niet voldoende zijn om er een ander mensch
van te maken. En daarom moet de geest der
Dottoressa indringen in ieder huls.
Ik zag kinderen tot 11 jaren in de Carducci
school. Bij ons in Nederland zijn al jongelui
van 14 of 15 jaar in Montessorischolen, die
zich op die manier al met scheikunde, physica
en talen bezighouden. Zooals mij verteld werd,
is de Dottoressa er mee bezig, haar methode
tot het eindexamen van het gymnasium door
te voeren. Wat dat voor een prestatie is, dat
kan onmogelijk duidelijk gemaakt worden, De
vriendelijke, charmante oude dame, mooi en
waardig, zooals ik zelden een vrouw zag, komt
vaak in de Carducci evenals in de Scuola
Monte Zeblo alléén of begeleid door mede
werkers, haar zoon, die de „directeur-gene
raal" van haar cursussen is. Een keer zag
ik haar met den Italiaansche minister van
onderwijs. Maar geen kind laat zich, door wie
ook, In zijn werk storen en ik heb een ver
rukkelijke scène bijgewoond, toen de minister
met groote passen en in het bewustzijn van
zijn waardigheid door een klas liep en bijna
den wetenschappelijken bouw van een 7-jarig
meisje had omvergeloopen. Maar in het laat
ste oogenblik keek het kind, dat zooiets nooit
verwacht had, hem zoo verschrikt en ver
wijtend aan. dat de heer minister terug
deinsde en voorzichtig in een grooten kring
om het kind heen liep, dat al lang weer in zijn
werk verdiept was en geen oog meer voor den
minister had. De Dottoressa stond terzijde en
glimlachte. Zij observeert zwijgend, spreekt
wat met een kind, of met een onderwijzeres,
en beleeft de realisatie van haar levenswerk
der „Ultima Rivoluzione, dello Bambino", zoo
als haar omgeving het noemt; de „laatste
revolutie, die van het kind".
A. G. A. 30.
Negen jaar. Rekenen" met paarle n,kubussen
vati duizend, kwadraten van honderd, staaf
jes rechte lijnen) van tien en enkele
(punten) paarlen.
STAATSLOTERIJEN DIE
400 JAAR OUD ZIJN.
De staatsloterijen, zooals men ze thans
kent, kunnen op een ouderdom van 400 jaar
terug zien. Haar wieg stond in Florence, het.
middelpunt van het geldwezen in Italië. In
het jaar 1530 was de stad, na een lange be
legering, in de handen gekomen van Fer
dinand van Gonzaga, den veldheer van kei
zer Karei, den vijfde, die de stad een ge
weldig hooge oorlogsschadevergoeding liet
betalen. Om deze schadevergoeding te kun
nen betalen en om de zeer geschokte finan
ciën weer op de been te brengen, organi
seerde de republiek Florence de eerste al-
gemeene staatsloterij. Ze volgde hiermede
een gebruik, dat reeds eenige eeuwen te
voren, te Venetië heerschte, waar de koop
lieden hun moeilijk te verkoopen goederen
of door zeewater of haverij beschadigde
goederen in het openbaar lieten verloten. In
het eerst hadden deze loterijen groot suc
ces, maar geleidelijk verflauwde de beiang-
stelling in deze incourante waar, zoodat om
sommige goederen aan den man te kunnen
brengen, men verplicht was ook nog geld
prijzen te geven. Ten slotte werden de goe
deren weggelaten en bleven alleen de geld
prijzen over.
De Venetiaansche loterijen waren evenwel
particuliere instellingen, terwijl de eerste
staatsloterij, zooals gezegd, te Florence werd
georganiseerd. De tweede staat, die dit
middel om aan geld te komen toepaste was
Frankrijk, in 1539, waar de staatskas door
de voortdurende oorlogen van koning
Frans den eerste tegen Karei den vijfde was
uitgeput. Eerst in de 18e eeuw verbreidden
de staatsloterijen zich ook in andere landen
vanEuropa waar ze eerst Genueesche spelen
werden genoemd. In Genua was het nl. in
de Middeleeuwen, gebruik, dat jaarlijks vijf
van de negentig senatoren aftraden en
door nieuwe werden vervangen. Op de na
men der nieuw te kiezen senatoren werd
nu gewed en dat wedden kwam onder de
bevolking zoo in gebruik, dat de raadsheer
Benedette Gentile in het jaar 1620. de na
men door getallen verving en de staat aan
leiding vond de loterij over te nemen. Dat
was het begin van de thans nog in Italië
bestaande loterijen.
EEN NIEUW VERVOERMIDDEL?
Dikwijls wordt in den tegenwoordlgen tijd
beweerd, dat de trams het als vervoermiddel
op den duur tegen de bussen zullen moeten
afleggen.
Maar nu is er een uitvinding gedaan die
ook het einde der bussen kan beteekenen en
misschien ook wel op den duur het einde
der ondergrondsche spoorwegen in de groote
steden van het buitenland. Wij bedoelen de
perrons zonder eind, die door lange onder
grondsche tunnels loopen.
Er zouden daarbij twee perrons naast
elkaar loopen; het binnenste altijd met een
snelheid van ongeveer 20 mijl per uur en het
buitenste ook met die snelheid, maar dit zou
bij stations zijn snelheid verminderen tot
3/4 mijl per uur. De passagiers kunnen dan
bij deze geringe snelheid op het perron stap
pen. Dan worden de hekken gesloten en
krijgt het buitenste perron langzamerhand
dezelfde snelheid als het binnenste. Is deze
snelheid van 20 mijl bereikt, dan worden
weer hekken geopend en stappen de passa
giers van het buitenste op het binnenste per
ron. Voor het afstappen gelden natuurlijk
dezelfde maatregelen, maar in omgekeerde
volgorde. Op het binnenste perron kunnen
de passagiers op banken plaats nemen.
Men heeft berekend dat op deze wijze
70.000 menschen per uur langs een bepaald
punt kunnen vervoerd worden.
LANDEN, DIE NOG NIET ZIJN
ONTDEKT.
Het bericht, dat de Russische ijsbreker
Sedow, op een expeditietocht in de Noorde
lijke IJszee op 75 graden en 25 minuten
Noorderbreedte en 76 gr. en 10 min. Ooste
lijke lengte een tot dusver onbekend eiland
zou hebben ontdekt, zal misschien menig
een hebben verrast, daar men, algemeen,
van meening is, dat er in onze eeuw, mis
schien nog heel wat is te vinden, maar
weinig te ontdekken valt, vooal na de suc
cesvolle Poolvluchten, in de laatste jaren.
En toch is er nog, tegenwoordig, een aan
tal landen, die zoo goed als onbekend zijn.
Men denke maar eens aan de binnenlanden
van Groenland, aan de afgelegen kusten in
de Poolgebieden van Noord-Amerika en aan
de eilanden die zich daar bevinden. En men
houde voor oogen de wijde eenzame stre
ken op het vasteland van het Zuidpoolge
bied Wat beteekent het of een sfthip daar
voorbij is gevaren eenige opmetingen en
waarnemingen heeft gedaan, wat beteekent
het wanneer een Poolreiziger daar zijn een
zamen weg door sneeuw en ijs trekt! Hier
zal eerst een systematische op kaart bren
gen door middel van vliegtuigen, zooals die
van Byrd en dan natuurlijk nog eenzij
dig eenig licht kunnen brengen, want
de ruwheid van het klimaat en de onbe
gaanbaarheid van het gebied zullen groote
expedities, wel altijd onmogelijk maken. Be
halve de poolstreken, die nog voor tiental
len van jaren, de aardrijkkundige onderzoe
kers onderzoekingsmogelijkheden bieden,
zijn er nog andere streken, die zij het dan
niet onbetreden, nog niet geopend zijn.
Europa is wel het bekendste deel van de
wereld, al is er nog menig hoekje, dat niet
in kaart is gebracht. Maar zien wij naar
Azië, dan hebben wij te constateeren, dat
de toestanden, daar, heel anders zijn. Ge
weldige uitgestrektheden van Siberië zijn in
aardrijkskundig opzicht, nog niet onder-
zocht.We weten slechts heel weinig van den
bodem, de minerale schatten en van de le
vensgewoonten van de bewoners. Ook de
bergformatie van Centraal-Azië is slechts
in groote trekken bekend. De geweldige
bergen van Pamir, Hindoekutsch, Kuelun,
Tienschan en Himalaya wachten nog
'steeds op een nauwkeurig onderzoek en ge
brekkig is ons weten over de hoogvlakten
van Centraal-Azië en zijn geweldige step
pen en woestijnen.
Het Afrikaansche vasteland is door de'ko
lonisatie zeer goed bekend geworden, Maar
des ondanks liggen nog groote deelen van
de Sahara, de reusachtige landen van de
centrale boschzone en de Oostelijke
hoogvlakten in onbekende donkerte. Wat
wij kennen zijn niet meer dan smalle wegen
door het -anders geheel onbekende land,
dat tot nu, steeds het onderzoek heeft
weerstaan.
Hetzelfde kan gezegd worden van Ame
rika. We hebben reeds op het onbekende
deel in het. Noorden gewezen. Ook de ver af
gelegen streken van Noord-Canada zijn niet
bekend, wat betreft het aardrijkskundig on
derzoek.
Hier heeft het opmeten en het in kaart
B i oijrap hl een ln
een noted op
MARIA MONTESSORI.
(1870—1930).
31 Augustus wordt Maria Montessori 60
jaar. De beteekenis van „Moeder Montessori",
zooals haar naaste helpsters haar noemen
met een naam, die de persoon van deze eer-
beidwaardige vrouw reeds schetst, behoeven
wij niet meer in het licht te stellen. Deze kan
ons trouwens nog niet vast omlijnd voor
oogen staan, omdat de practijk er jaar op
jaar nog steeds meer vorm. aan moet geven.
Maria Montessori was de eerste vrouw in
Italië, die dokter werd. Deze simpele mede-
deeling houdt meer in, dan een op zich zelf
vermeldenswaardig feit alleen. Zij beteekent:
Strijd, overwinning van conventie en traditie,
verbanning. Want Maria Montessori was de
dochter van een oud-adellijke familie in
Italië, een geslacht, dat geen geld meer be
zat, alleen nog maar zijn naam enzijn
tradities. Het was geen gewoonte, dat vrou
wen studeerden in Italië en zeker meende
men kwam het in de kringen, waaruit
Maria Montessori voortkwam, niet te pas, dat
een vrouw zich er op richtte om zelfstandig
te zijn door eigen arbeid. De eenige betrek
king, die nog eenigermate voegde, was die van
leerares. En daarin had Maria Montessori,
merkwaardig genoeg, juist een tegenzin. Het
is tenslotte aan haar wilskracht te danken,
dat zij het denkbeeld van studie toch wist
door te zetten. Maar daarmee ging dan ook
gepaard de uitbanning uit den kring harer
verwanten.
Montessori koos de studie der medicijnen.
Zes jaar bleef zij de eenige studente. Toen.
kwam er een tweede en al gauw een derde.
De jonge doctores werd assistente en lector
aan de Universiteit van Rome. Zij had totv,
taak de zielszieken te determineer en voor de
practische les van den professor. En dat was
voor haar tevens een practische les voor het
leven, waarin de omgang met geestelijk on-
volwaardigen weldra op den voorgrond zou
staan. Vier jaar was zij werkzaam in de psy
chiatrie. Doch haar verlangen ging uit naar.
de practijk, waarin zij haar roeping beter
meende te kunnen nakomen. Tien jaar is
Montessori daarop arts geweest in zieken
huizen en ln de vrije practijk. Die practijk is
tenslotte haar eenigermate een teleurstelling
geweest, omdat de maatschappelijke positie
van den arts niets, beantwoordde aan de idea
listische voorstelling, die zij zich er van ge
maakt had. Te veel bleek het ambt van medi
cus haar meer een beroep dan een roeping t«
zijn. Zij moest ondervinden dat de patiënten
er niet anders over dachten.
Zoo is Montessori er toe gekomen om zich
meer en meer toe te leggen op de studie van
het kind, in het bijzonder het idiote en ach
terlijke kind. Hier lag nog een terrein voor
vrijen en voldoening gevenden arbeid open.
Zij bezocht de kinderziekenhuizen in Frank
rijk en Engeland, zij nam waar en overdacht.
En zoo kwam zij na vele jaren van diepe
overdenking op een ongetwijfeld geniale
wijze tot de overtuiging, dat men kinderen
bij de opvoeding zooveel mogelijk moet over
laten aan zich zelf en hen moet opvoeden
door onwillekeurige en onopzettelijke ont
wikkeling hunner zintuigen, in het bijzonder
hun tastzin. Het tasten gaat bij Montessori's
opvoedingssysteem verre boven het zien en
het hooren. En de elementaire leermiddelen
zijn daarop dan ook berekend.
In theorie stond het stelsel vast. Het be
wijs moest uit de practijk komen en Mon
tessori vroeg slechts om haar de gelegenheid
te geven deze in toepassing te brengen. Die
kreeg zij in 1907, toen zij benoemd werd tot
hoofd van de „Cas.a dei Bambini", de scholen
voor achterlijken te Rome.
Het moet dr. Montessori wel een zeer
groote voldoening geweest zijn, toen de eerste
leerling, opgeleid volgens haar stelsel het
examen voor de openbare school met meer
succes deed, dan de kinderen, die niet van
een school voor achterlijken kwamen. Dit
wonder gebeurde vele malen achter elkaar.
En hoewel de eerste „Casa dei Bambini" in
Januari 1907 was geopend zonder dat het
eenige opmerkzaamheid trok, kwamen binnen
vijf jaar de belangstellenden uit alle oorden
van de wereld naar Rome. Vooral in Amerika
heeft Montessori's systeem opgang gemaakt.
De „Casa dei Bambini" te Rome waren op
gericht door een vermogend ingezetene, Sig-
nor Talamo. Zeer te betreuren is, dat Mon
tessori' in 1911 de scholen moest verlaten
wegens een geschil met den beschermer,
waarvan de schuld echter niet haar trof.
Gaandeweg werden overal de Montessori
scholen opgericht. Mevrouw VosmaerWer
ker uit Den Haag volgde een cursus in Rome
en was de eerste, die in Nederland een Mon
tessorischool opende.
Eenige jaren na de opening van de eer
ste Casa is Montessori's eerste boek versche
nen, Het werd in vele talen overgebracht, ook
in het Nederlandsch. Hierin wordt de me
thode voor kinderen van 37 jaar beschre
ven. Eerst veel later, in 1916 is haar tweede
boek uitgekomen, over de voortgezette me
thode, voor kinderen van 710 jaar.
Een bijzonderheid van het systeem Mon
tessori is, dat het van de leeraren een ab
solute navolging verlangt.
brengen nog heel veel te doen. Ook dit
geldt voor Noordelijk Amerika. Bolivia. Ve
nezuela, zijn, wat betreft hun bodemschat
ten, nog niet nauwkeurig onderzocht. En
't gebied van den Orinoko reeft nog tal van
geheimen voor ons. Het stormachtige, ne
velachtige Vuurland zag heel zelden aard
rijkskundigen. Vuurland en de eilanden van
het Zuiden is nog onontgonnen land voor
het aardrijkskundig onderzoek.
In Australië verbergt het weinig aanlok
kende woestijn- en steppengebied nog me
nige verrassing. Het is te begrijpen, dat
deze onherbergzame oorden, door het on
derzoek worden verwaarloosd.
Zoo heeft dus de aardrijkskundige nog
heel veel te doen.