Dr. MARIA MONTESSORI 60 JAAR. Een Romeinsche Montessorischool onder leiding der Dottoressa. Op 31 Augustus wordt de Dottoressa, mevr. Dr. Maria Montessori 60 jaar oud en omdat Nederland een van de licve- Hngslantlen indien niet het Iicve- Ilngsland der Dottoressa is, (er be staat niet één land, waar in verhouding «oovcel en al zoo oude Montessorischo len zijn, als juist Nederland, en de Ne- derlandsche Montessori-Paedagogen tel len tot haar beste medewerkers) is het billijk, dat Nederland bij haar verjaar dag laat blijken, dat het deze moedige, verstandige, charmante en geniale vrouw weet te apprecieeren. Om daartoe bij dragen, diene dit artikel over een Montcssori-school in Rome, die onder leiding der Dottoressa staat en onder haar oogen ontstond. Wij leeken weten in het algemeen niets of weinig van de Dottoressa Montessori. Be halve de paar gelukkigen, wier kinderen een Montessorischool "bezoeken, zijn wij tevreden met het idee: „Montessori-methode, oh dat zijn die scholen, waar de kinderen kunnen deen en laten wat zij maar willen' en be groeten of veroordeelen dit nietszeggend be grip naar onze verschillende .standpunten", of wij den eigen schooltijd hebben vergeten of niet, of wij onzen kinderen de eigen on dervindingen zooveel mogelijk willen bespa- ren of niet. En foch behoorde iedereen, wlen het lot zijner kinderen aan het hart ligt, zich met de Montessori-methode bezig houden, om dat deze geen wetenschap voor vakmenschen ls, maar een manie, om onze kinderen, de volgende generatie, de toekomst van ons land. van Europa en de wereld, de erven van ons bezit aan goed en geest, de dragers van onzen naam, In vrijheid en zelfstandigheid lichamelijk en geestelijk te laten opgroeien. Acht en negen jaar; een groote reis" aan het oven raam. De ..Scuola Carducci" ligt achter de Porta San Giovanni in Laterano aan de Via Spezia. Van buiten al treft het verschil tusschen de oude en de Montessorischool. Hoe een school, zooals wij ze kennen, van buiten er uit ziet, hoef ik niet te beschrijven. Het moge vol doende zijn, als ik den nadruk er op leg, dat het oude schoolgebouw de afmetingen heeft van alle huizen van een stad. „Natuurlijk!" zal iedereen zegen: „Kan het anders". Ja, het kan anders. Mevr. Montessori heeft den weg gewezen. Bouwt men een klppenstal in de proporties van een koeienstal? De Montessorischool is een klein gebouw, met deuren en vensters, die een kind mak kelijk kan openen en sluiten, de ramen zoo laag, dat een kind, zonder zijn hals uit te rekken, naar buiten in den tuin kan kijken, met kleerenhaken, waar een kind zelf zijn manteltje en zijn schort kan ophangen, dus alles aangepast aan de grootte en de bewe gingen van een kind. Al in deze uiterlijkhe den toont zich de edele geest der Montes sori-methode: het respect 'en de achting voor het kind, dat recht heeft op een om geving, die voor hem geschapen is. Ik kom ln de klassen. En aan mijn ver wonderde oogen toont zich een beeld, zooals ik nooit van een school zou hebben gedroomd. De zalen zijn groot, licht en schoon. Alles blinkt. Bloemen overal. De kinderen liggen of knielen op den grond, zitten op stoeltjes en hangen over miniatuurtafeltjes. Iedereen doet wat anders. Ik val bijna over een klein meisje, dat op een mat op den grónd zit en met parelen speelt. Het rekent. Aan de hand van een geniaal bedacht systeem van bonte glasparelen leert het kind de heele re kenkunde. Een jochie zit op zijn stoeltje en schrijft. En ik ben verwonderd over de vastheid, dui delijkheid en regelmatigheid van het hand schrift van een zes- of zevenjarig kind. (In de Montessorischool spelen de kinderen van 3 en 4 jaar al met letters, die uit ruw papier zijn gesneden, zonder dat zij weten wat het C*>A) talU* Zeven jaar. „Schrijven"; met pen en inkt. Zeven jaar; „Geometrie". beteekent. Maar de vorm der letters blijkt in hun geheugen en als zij dan beginnen te schrijven, zijn de resultaten wonderbaar lijk). Voor een geopend venster zitten tusschen bloemen eenlge knapen en houden zich be zig met kleine tabellen en samenlegbare tafeltjes, die hun de regelen der gramma tica bijbrengen. Het zou te ver leiden, om al de wetenschappen op te noemen, waarmede de kleine geleerden zich gaarne en uit zich zelf, zonder dwang, bezig houden. Niet één kind kijkt naar mij om. Of alléén, om mij met een waarschuwenden blik te vragen, zijn kringen niet te verstoren. Ik balanceer voorzichtig tusschen de krab belende kinderen en hun van glas, papier, hout, metaal of steen opgebouwde weten schappen. Niemand laat zich in zijn werk, dat tegelijk speel en spel, dat tegelijk werk is, storen. Het is rustig en kalm in de klas. Niet de stilte, die van boven gedicteerd wordt waar men de angst voor straf uit voelt („straf", een begrip, die in de Montesso rischool niet bestaat evenmin, als verwijten, lof, belooningen en premies!) maar ook niet het brullende lawaai van een klas, die de leeraar voor twee minuten heeft verla ten, (zooals ik dat uit mijn schooltijd in de herinnering heb), maar de zakelijke kalmte van menschen, die bezig zijn. Men hoort af en toe een half luid gesproken woord, men hoort het zachte verschuiven van een der stoeltjes, het loopen van kindervoetjes, het geluid van klokken, waar een kind mee be zig ls, om zich de grondslagen van het no tensysteem in te prenten. Ik kijk naar een geheimzinnig geval: eeni- ge kinderen loopen zonder eèn woord door de klas en volvoeren de merkwaardigste be wegingen. Zij nemen bijv. een zakdoek, doen net of ze huilen, stoppen den doek weg, ope nen een raam, om het direct weer te sluiten, schrijven een woord op een laag hangend bord enz. Het lijkt, of zij door een boven natuurlijke stem gedirigeerd worden, alsof zij in trance zijn. Zes jaar, Spelen met letters; uitzoeken, ordenen en weer door elkaar gooien, uren lang. Eindelijk ontdek ik het mysterie: in een hoek zit een klein meisje en heeft een mandje papieren rolletjes voor zich. Die ver deelt zijn onder haar kameraadjes en dezen lezen, wat zij er op geschreven heeft en voeren het „bevel" uit. Op die manier leert men „spelend" schrijven en lezen, (niet om gekeerd: lezen en schrijven, want in de Montessorischool leert men eerst schrijven en dan pas lezen.) Een ander Jochie, met gekleurde metaal plaatjes spelend, die de vormen van drie hoeken, cirkels, quadratcn en rechthoeken hebben, zit geometrie te leeren en maakt mij met zijn doodgewone zwarte en roode ijzerstukjes de stelling van Pythagoras zóó duidelijk, als ik haar nog nooit gezien en daarmee begrepen heb Iedereen werkt zoolang of zoo kort hij zin heeft, en op dat gebied, dat hem op dat oogenblik interesseert. En het materiaal is zoo geniaal uitgevonden, dat het interes seert. Het is verrukkelijk „speelgoed", dat zelfs ons volwassenen urenlang alles kan doen vergeten. Zoo ls het mogelijk en het komt vaak genoeg voor dat een kind zich weken achter élkaar alleen met wiskunde, of alleen met geografie bezig houdt, tot dat het er voorlooplg genoeg van heeft, of dat een kind tien keer per dag een ander werk ter hand neemt, totdat het weer iets an ders gevonden heeft, dat zijn geest gevangen houdt. En tusschendoor loopen zij (wie er zin in heeft nl naar buiten in den tuin of loopen dansen en springen op de maat van een paar liedjes, die een leerares af en toe op een 1 piano speelt, over een streep, waarhij zij een glas water, of een bel in de hand, of een mandje op hun hoofd dragen en probeeren de streep, die in een leege klas op den grond getrokken is, niet te verlaten en het mandje ni$t te laten vallen, geen water op den grond te morsen en de bel niet te laten klin ken. Zoo oefenen zij hun evenwichtsgevoel, hebben lichamelijke bewegingen (die zij trouwens ook daardoor hebben, dat zij niet, zooals wij moesten in een bank urenlang recht moeten zitten, maar liggen, kruipen, knielen, loopen kunnen, zooals zij zin heb ben) maar worden er niet toe gedwongen en kunnen, als zij midden in hun opwindend werk zijn, daarbij blijven. De lezer zal met verwondering geconsta teerd hebben, dat tot nu toe heelemaal niet van de onderwijzeres gesproken werd. Pre cies, als in deze bespreking, houdt zich ook in werkelijkheid de Montessori-leerares op den achtergrond. Zij is de goede geest, die over alles zweeft, altijd bereid om te helpen, maar die niet onnoodig „ingrijpt", die, als het kind erom vraagt, het materiaal en zijn gebruik uitlegt, maar dan het kind weer al leen laat, om hem zooveel mogelijk de zelf standigheid en de voldoening te laten, alles zelf te hebben gevonden. De onderwijzeres, zit in een hoekje, (maar nooit lang, want er is altijd wat te doen voor haar), observeert. Dat is eigenlijk haar taak: observeeren en hel pen. Meer niet, maar dat is ook voldoende! Zij is geen „meester", geen „chef", maar een kameraad, die weliswaar alles beter weet, maar die dit weten niet opdringt, die niet doceert, maar die men altijd om raad en hulp kan vragen. Zij deelt geen lof en geen verwijten uit, geen belooning en geen straf. Het kind vind zijn bevrediging in dit werk, dat past bij zijn neigingen en zijn ouderdom en dat op een zorgvuldige studie der kinder lijke egenschappen en juist die, die zich in hun spelen uiten, berust. Men zal zeggen: „Prachtig, prachtig! Dat klinkt allemaal heel mooi! Maar ik weet uit ondervinding, dat een kind wel moet ge dwongen worden om te werken, en dat het anders niet werkt.". Mevrouw, de feiten bewijzen, dat het kind in de Montessorischool wel werkt, onge dwongen en uit zichzelf. Uw kind speelt toch ook, zonder dat U het daartoe dwingt, het doet ook met enthousiasme huishoudelijk werk, (wat geen spel is), en kan zich uren met kleine steentjes, kogeltjes en pareltjes bezig houden, meestal veel langer dan met electrische treinen, booten en poppen, die „mama" kunnen zeggen, dus al dat dure, onbegrijpelijke en kort levende speelgoed, dat alleen bestemd is, orq» uit elkaar te worden geplukt, (en dat de Dottoressa voor de kin deren afgeschaft heeft). Nu de vondst van Montessori was, dat zij dezen steentjes, parel tjes, paplerstukjes een z i n gegeven heeft, die het kind al spelend helpt, de wereld to be grijpen en alle kennis op te doen. die voor een toekomstig lid der maatschappij noodig is. z Dan zal U zeggen: „Maar dwang en orde houden is noodig. anders springen de kinde ren uit den band". Kinderen vechten alleen met elkaar, omdat zij dag in dag uit in dwang leven ook bij ouders, die denken, de beste te zijn, maar die toch nog uit onwetendheid en omdat zij het niet anders kunnen, hun kinderen dwin gen, omdat zij te zwak zijn, zich tegen dezen dwang te verweren en daarom hun op positie tegen het verkeerde objekt uiten, waar zij geen straf van hebben te verwachten, maar waar het eerlijk gaat: man tegen man en kracht tegen kracht. En, omdat dwang in de Montessorischool niet bestaat, zijn de kinderen niet „wild", ge dragen zij zich fatsoenlijk en verstandig. Maar, a 1 s er een enkele bij is, die de sympto men der oude opvoeding toont, dan komt dat door dat het thuis nog in dwang leeft en dat natuurlijk die paar uren, die een kind per dag in een Montessorischool in vrijheid leeft, niet voldoende zijn om er een ander mensch van te maken. En daarom moet de geest der Dottoressa indringen in ieder huls. Ik zag kinderen tot 11 jaren in de Carducci school. Bij ons in Nederland zijn al jongelui van 14 of 15 jaar in Montessorischolen, die zich op die manier al met scheikunde, physica en talen bezighouden. Zooals mij verteld werd, is de Dottoressa er mee bezig, haar methode tot het eindexamen van het gymnasium door te voeren. Wat dat voor een prestatie is, dat kan onmogelijk duidelijk gemaakt worden, De vriendelijke, charmante oude dame, mooi en waardig, zooals ik zelden een vrouw zag, komt vaak in de Carducci evenals in de Scuola Monte Zeblo alléén of begeleid door mede werkers, haar zoon, die de „directeur-gene raal" van haar cursussen is. Een keer zag ik haar met den Italiaansche minister van onderwijs. Maar geen kind laat zich, door wie ook, In zijn werk storen en ik heb een ver rukkelijke scène bijgewoond, toen de minister met groote passen en in het bewustzijn van zijn waardigheid door een klas liep en bijna den wetenschappelijken bouw van een 7-jarig meisje had omvergeloopen. Maar in het laat ste oogenblik keek het kind, dat zooiets nooit verwacht had, hem zoo verschrikt en ver wijtend aan. dat de heer minister terug deinsde en voorzichtig in een grooten kring om het kind heen liep, dat al lang weer in zijn werk verdiept was en geen oog meer voor den minister had. De Dottoressa stond terzijde en glimlachte. Zij observeert zwijgend, spreekt wat met een kind, of met een onderwijzeres, en beleeft de realisatie van haar levenswerk der „Ultima Rivoluzione, dello Bambino", zoo als haar omgeving het noemt; de „laatste revolutie, die van het kind". A. G. A. 30. Negen jaar. Rekenen" met paarle n,kubussen vati duizend, kwadraten van honderd, staaf jes rechte lijnen) van tien en enkele (punten) paarlen. STAATSLOTERIJEN DIE 400 JAAR OUD ZIJN. De staatsloterijen, zooals men ze thans kent, kunnen op een ouderdom van 400 jaar terug zien. Haar wieg stond in Florence, het. middelpunt van het geldwezen in Italië. In het jaar 1530 was de stad, na een lange be legering, in de handen gekomen van Fer dinand van Gonzaga, den veldheer van kei zer Karei, den vijfde, die de stad een ge weldig hooge oorlogsschadevergoeding liet betalen. Om deze schadevergoeding te kun nen betalen en om de zeer geschokte finan ciën weer op de been te brengen, organi seerde de republiek Florence de eerste al- gemeene staatsloterij. Ze volgde hiermede een gebruik, dat reeds eenige eeuwen te voren, te Venetië heerschte, waar de koop lieden hun moeilijk te verkoopen goederen of door zeewater of haverij beschadigde goederen in het openbaar lieten verloten. In het eerst hadden deze loterijen groot suc ces, maar geleidelijk verflauwde de beiang- stelling in deze incourante waar, zoodat om sommige goederen aan den man te kunnen brengen, men verplicht was ook nog geld prijzen te geven. Ten slotte werden de goe deren weggelaten en bleven alleen de geld prijzen over. De Venetiaansche loterijen waren evenwel particuliere instellingen, terwijl de eerste staatsloterij, zooals gezegd, te Florence werd georganiseerd. De tweede staat, die dit middel om aan geld te komen toepaste was Frankrijk, in 1539, waar de staatskas door de voortdurende oorlogen van koning Frans den eerste tegen Karei den vijfde was uitgeput. Eerst in de 18e eeuw verbreidden de staatsloterijen zich ook in andere landen vanEuropa waar ze eerst Genueesche spelen werden genoemd. In Genua was het nl. in de Middeleeuwen, gebruik, dat jaarlijks vijf van de negentig senatoren aftraden en door nieuwe werden vervangen. Op de na men der nieuw te kiezen senatoren werd nu gewed en dat wedden kwam onder de bevolking zoo in gebruik, dat de raadsheer Benedette Gentile in het jaar 1620. de na men door getallen verving en de staat aan leiding vond de loterij over te nemen. Dat was het begin van de thans nog in Italië bestaande loterijen. EEN NIEUW VERVOERMIDDEL? Dikwijls wordt in den tegenwoordlgen tijd beweerd, dat de trams het als vervoermiddel op den duur tegen de bussen zullen moeten afleggen. Maar nu is er een uitvinding gedaan die ook het einde der bussen kan beteekenen en misschien ook wel op den duur het einde der ondergrondsche spoorwegen in de groote steden van het buitenland. Wij bedoelen de perrons zonder eind, die door lange onder grondsche tunnels loopen. Er zouden daarbij twee perrons naast elkaar loopen; het binnenste altijd met een snelheid van ongeveer 20 mijl per uur en het buitenste ook met die snelheid, maar dit zou bij stations zijn snelheid verminderen tot 3/4 mijl per uur. De passagiers kunnen dan bij deze geringe snelheid op het perron stap pen. Dan worden de hekken gesloten en krijgt het buitenste perron langzamerhand dezelfde snelheid als het binnenste. Is deze snelheid van 20 mijl bereikt, dan worden weer hekken geopend en stappen de passa giers van het buitenste op het binnenste per ron. Voor het afstappen gelden natuurlijk dezelfde maatregelen, maar in omgekeerde volgorde. Op het binnenste perron kunnen de passagiers op banken plaats nemen. Men heeft berekend dat op deze wijze 70.000 menschen per uur langs een bepaald punt kunnen vervoerd worden. LANDEN, DIE NOG NIET ZIJN ONTDEKT. Het bericht, dat de Russische ijsbreker Sedow, op een expeditietocht in de Noorde lijke IJszee op 75 graden en 25 minuten Noorderbreedte en 76 gr. en 10 min. Ooste lijke lengte een tot dusver onbekend eiland zou hebben ontdekt, zal misschien menig een hebben verrast, daar men, algemeen, van meening is, dat er in onze eeuw, mis schien nog heel wat is te vinden, maar weinig te ontdekken valt, vooal na de suc cesvolle Poolvluchten, in de laatste jaren. En toch is er nog, tegenwoordig, een aan tal landen, die zoo goed als onbekend zijn. Men denke maar eens aan de binnenlanden van Groenland, aan de afgelegen kusten in de Poolgebieden van Noord-Amerika en aan de eilanden die zich daar bevinden. En men houde voor oogen de wijde eenzame stre ken op het vasteland van het Zuidpoolge bied Wat beteekent het of een sfthip daar voorbij is gevaren eenige opmetingen en waarnemingen heeft gedaan, wat beteekent het wanneer een Poolreiziger daar zijn een zamen weg door sneeuw en ijs trekt! Hier zal eerst een systematische op kaart bren gen door middel van vliegtuigen, zooals die van Byrd en dan natuurlijk nog eenzij dig eenig licht kunnen brengen, want de ruwheid van het klimaat en de onbe gaanbaarheid van het gebied zullen groote expedities, wel altijd onmogelijk maken. Be halve de poolstreken, die nog voor tiental len van jaren, de aardrijkkundige onderzoe kers onderzoekingsmogelijkheden bieden, zijn er nog andere streken, die zij het dan niet onbetreden, nog niet geopend zijn. Europa is wel het bekendste deel van de wereld, al is er nog menig hoekje, dat niet in kaart is gebracht. Maar zien wij naar Azië, dan hebben wij te constateeren, dat de toestanden, daar, heel anders zijn. Ge weldige uitgestrektheden van Siberië zijn in aardrijkskundig opzicht, nog niet onder- zocht.We weten slechts heel weinig van den bodem, de minerale schatten en van de le vensgewoonten van de bewoners. Ook de bergformatie van Centraal-Azië is slechts in groote trekken bekend. De geweldige bergen van Pamir, Hindoekutsch, Kuelun, Tienschan en Himalaya wachten nog 'steeds op een nauwkeurig onderzoek en ge brekkig is ons weten over de hoogvlakten van Centraal-Azië en zijn geweldige step pen en woestijnen. Het Afrikaansche vasteland is door de'ko lonisatie zeer goed bekend geworden, Maar des ondanks liggen nog groote deelen van de Sahara, de reusachtige landen van de centrale boschzone en de Oostelijke hoogvlakten in onbekende donkerte. Wat wij kennen zijn niet meer dan smalle wegen door het -anders geheel onbekende land, dat tot nu, steeds het onderzoek heeft weerstaan. Hetzelfde kan gezegd worden van Ame rika. We hebben reeds op het onbekende deel in het. Noorden gewezen. Ook de ver af gelegen streken van Noord-Canada zijn niet bekend, wat betreft het aardrijkskundig on derzoek. Hier heeft het opmeten en het in kaart B i oijrap hl een ln een noted op MARIA MONTESSORI. (1870—1930). 31 Augustus wordt Maria Montessori 60 jaar. De beteekenis van „Moeder Montessori", zooals haar naaste helpsters haar noemen met een naam, die de persoon van deze eer- beidwaardige vrouw reeds schetst, behoeven wij niet meer in het licht te stellen. Deze kan ons trouwens nog niet vast omlijnd voor oogen staan, omdat de practijk er jaar op jaar nog steeds meer vorm. aan moet geven. Maria Montessori was de eerste vrouw in Italië, die dokter werd. Deze simpele mede- deeling houdt meer in, dan een op zich zelf vermeldenswaardig feit alleen. Zij beteekent: Strijd, overwinning van conventie en traditie, verbanning. Want Maria Montessori was de dochter van een oud-adellijke familie in Italië, een geslacht, dat geen geld meer be zat, alleen nog maar zijn naam enzijn tradities. Het was geen gewoonte, dat vrou wen studeerden in Italië en zeker meende men kwam het in de kringen, waaruit Maria Montessori voortkwam, niet te pas, dat een vrouw zich er op richtte om zelfstandig te zijn door eigen arbeid. De eenige betrek king, die nog eenigermate voegde, was die van leerares. En daarin had Maria Montessori, merkwaardig genoeg, juist een tegenzin. Het is tenslotte aan haar wilskracht te danken, dat zij het denkbeeld van studie toch wist door te zetten. Maar daarmee ging dan ook gepaard de uitbanning uit den kring harer verwanten. Montessori koos de studie der medicijnen. Zes jaar bleef zij de eenige studente. Toen. kwam er een tweede en al gauw een derde. De jonge doctores werd assistente en lector aan de Universiteit van Rome. Zij had totv, taak de zielszieken te determineer en voor de practische les van den professor. En dat was voor haar tevens een practische les voor het leven, waarin de omgang met geestelijk on- volwaardigen weldra op den voorgrond zou staan. Vier jaar was zij werkzaam in de psy chiatrie. Doch haar verlangen ging uit naar. de practijk, waarin zij haar roeping beter meende te kunnen nakomen. Tien jaar is Montessori daarop arts geweest in zieken huizen en ln de vrije practijk. Die practijk is tenslotte haar eenigermate een teleurstelling geweest, omdat de maatschappelijke positie van den arts niets, beantwoordde aan de idea listische voorstelling, die zij zich er van ge maakt had. Te veel bleek het ambt van medi cus haar meer een beroep dan een roeping t« zijn. Zij moest ondervinden dat de patiënten er niet anders over dachten. Zoo is Montessori er toe gekomen om zich meer en meer toe te leggen op de studie van het kind, in het bijzonder het idiote en ach terlijke kind. Hier lag nog een terrein voor vrijen en voldoening gevenden arbeid open. Zij bezocht de kinderziekenhuizen in Frank rijk en Engeland, zij nam waar en overdacht. En zoo kwam zij na vele jaren van diepe overdenking op een ongetwijfeld geniale wijze tot de overtuiging, dat men kinderen bij de opvoeding zooveel mogelijk moet over laten aan zich zelf en hen moet opvoeden door onwillekeurige en onopzettelijke ont wikkeling hunner zintuigen, in het bijzonder hun tastzin. Het tasten gaat bij Montessori's opvoedingssysteem verre boven het zien en het hooren. En de elementaire leermiddelen zijn daarop dan ook berekend. In theorie stond het stelsel vast. Het be wijs moest uit de practijk komen en Mon tessori vroeg slechts om haar de gelegenheid te geven deze in toepassing te brengen. Die kreeg zij in 1907, toen zij benoemd werd tot hoofd van de „Cas.a dei Bambini", de scholen voor achterlijken te Rome. Het moet dr. Montessori wel een zeer groote voldoening geweest zijn, toen de eerste leerling, opgeleid volgens haar stelsel het examen voor de openbare school met meer succes deed, dan de kinderen, die niet van een school voor achterlijken kwamen. Dit wonder gebeurde vele malen achter elkaar. En hoewel de eerste „Casa dei Bambini" in Januari 1907 was geopend zonder dat het eenige opmerkzaamheid trok, kwamen binnen vijf jaar de belangstellenden uit alle oorden van de wereld naar Rome. Vooral in Amerika heeft Montessori's systeem opgang gemaakt. De „Casa dei Bambini" te Rome waren op gericht door een vermogend ingezetene, Sig- nor Talamo. Zeer te betreuren is, dat Mon tessori' in 1911 de scholen moest verlaten wegens een geschil met den beschermer, waarvan de schuld echter niet haar trof. Gaandeweg werden overal de Montessori scholen opgericht. Mevrouw VosmaerWer ker uit Den Haag volgde een cursus in Rome en was de eerste, die in Nederland een Mon tessorischool opende. Eenige jaren na de opening van de eer ste Casa is Montessori's eerste boek versche nen, Het werd in vele talen overgebracht, ook in het Nederlandsch. Hierin wordt de me thode voor kinderen van 37 jaar beschre ven. Eerst veel later, in 1916 is haar tweede boek uitgekomen, over de voortgezette me thode, voor kinderen van 710 jaar. Een bijzonderheid van het systeem Mon tessori is, dat het van de leeraren een ab solute navolging verlangt. brengen nog heel veel te doen. Ook dit geldt voor Noordelijk Amerika. Bolivia. Ve nezuela, zijn, wat betreft hun bodemschat ten, nog niet nauwkeurig onderzocht. En 't gebied van den Orinoko reeft nog tal van geheimen voor ons. Het stormachtige, ne velachtige Vuurland zag heel zelden aard rijkskundigen. Vuurland en de eilanden van het Zuiden is nog onontgonnen land voor het aardrijkskundig onderzoek. In Australië verbergt het weinig aanlok kende woestijn- en steppengebied nog me nige verrassing. Het is te begrijpen, dat deze onherbergzame oorden, door het on derzoek worden verwaarloosd. Zoo heeft dus de aardrijkskundige nog heel veel te doen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 14