DE INTERNATIONALE KOLONIALE
TENTOONSTELLING 1931, TE PARIJS
LETTEREN EN KUNST
MUZIEK
DAMRUBRIEK.
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 23 SEPTEMBER 1930
Eerste steenlegging voor het Nederlandsche pavil
joen. - Maarschalk Lyautey huldigt onze kolonisators.
(Van onzen Parijschen correspondent).
Het is vèr, maar het belooft overweldigend
te worden.
Reeds eerder hebben we hier gesproken
over de internationale koloniale tentoonstel
ling welke het volgend jaar in Vincennes moet
worden geopend en waaraan alle groote kolo-
niseei^nde mogendheden zullen deelnemen.
En we hebben toen de hoop uitgesproken, de
vurige verwachting, dat Nederland niet ach
terwege zou blijven op deze internationale
bijeenkomst om op waardige wijze de over-
zeesche bezittingen te doen kennen en bewon
deren aan heel de wereld.
Thans zijn we zoo verof, nog zoo ver
af, dat officieel de eerste steen (figuurlijk
want ons koloniaal huis wordt in hout opge
trokken) kon worden gelegd in tegenwoordig
heid van tal van Fransche en Nederlandsche
autoriteiten.
Deze ceremonie, welke hedenochtend,
helaas onder een druilregen plaats vond,
heeft de gelegenheid gegeven tot het wisselen
van enkele indrukken en woorden, welke
méér beteekenden dan holle beleefdheids-
phrasen. Maar laten we niet op de feiten
vooruitloopen.
Het Nederland toegewezen terrein ligt diep
in het bosch, een heel eind van den grooten
ingang af. Aanvankelijk is men geneigd om
te zeggen dat zulks een nadeel is, omdat het
den toeloop van bezoekers (waarom het ten
slotte toch gaat) niet zal vergemakkelijken,
maar bij nader inzicht, wanneer men ziet hoe
ons „emplacement" daar midden in een
stukje „oer-woud" ligt, komt men tot andere
gedachten.
De omgeving, het zware geboomte op den
achtergrond en aan de zijkanten van ons
koloniaal huis, leent zich schitterend tot het
maken van iets feeërieks, tot iets wat tot
de verbeelding van de menschen moet spre
ken. De natuur komt ons hier prachtig te
hulp. En we stellen hier het volste ver
trouwen in den architect Zweedijk en in den
uitvoerder Wegerif, om het papieren plan
van een soort Oosterschen tempel die even
doet denken aan den Boro-Boedoer, om te
werken tot een waar sprookjes-paleis
waarnaar wij, Westerlingen, met bewonde
ring en enthousiasme zullen opzien. Reeds
staat er op het wijde, open grasveld het
houten geraamte en ondanks de feestelijke
bijeenkomst van dezen dag zwoegt en sjouwt
een veertigtal timmerlieden met balken en
plinten om van de houten karkas een huis
een ruime tentoonstellingzaal te maken. Er
komt nog gelegenheid te over om uitvoeriger
te schrijven over het Hollandsche paviljoen
en voor 't oogenblik, waar er uiteraard nog
niets te zien of te bewonderen valt, zullen
we ons tot deze enkele regels bepalen om het
uitsluitend te hebben over de „steenlegging".
Men had dan, vlak bij de plaats waar ons
paviljoen komt, een houten tribune, versierd
met vlaggen en bloemen opgeslagen om de
autoriteiten te ontvangen, bij deze gelegen
heid, waarop de Nederlandsche vlag zou wor
den geheschen naast de Fransche driekleur.
Gerulmen tijd te voren reeds waren de toe
gangen tot het Bois de Vincennes afgezet
door politie en onder een boomgroep schuilde
voor den regen een groot militair muziek
corps. Op de tribune werden de honneurs
waargenomen door Z. Ex. Minister van Staat,
oud-gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indië, die bij Kon. Besluit werd benoemd tot
president van de Nederlandsche af deeling.
Jhr. Loudon, die in Genève vertoeft, was ver
tegenwoordigd door mr. Carsten, zaakgelas
tigde. Er waren de heeren Droogleever For-
tuyn, onze sympathieke consul-generaal, dr.
Koningsberger, oud-minister van Koloniën,
die, mede in het comité ook speciaal uit Hol
land was overgekomen, Olivier, gouverneur
van Madagascar en algemeen secretaris van de
tentoonstelling, Morain, oud-prefect van Pa
rijs, talrijke bekende Nederlanders die hier
een plaats innemen in de Nederlandsche
kolonie. Te klokslag twaalf uur, terwijl het
muziekcorps de eerste tonen van de Marseil
laise liet hooren, stopte een auto en de oude
maarschalk Lyautey, de groote kolonisateur
van Marokko, die de algeheele leiding van de
expositie heeft, werd door onzen consul
generaal naar de tribune geleid.
Mr. Fock nam dadelijk het woord om den
Franschen autoriteiten dank te zeggen voor
al de hulp en steun welke men van deze
zijde ondervond-. Na jhr. Loudon te hebben
verontschuldigd, zeide mr. Fock dat H.M. de
Koningin zich bijzonder intei*esseert voor deze
tentoonstelling, en dat de Nederlandsche re
geering geheel deze belangstelling deelt. In
dezen tijd, nu de koloniale vraagstukken hoe
langer hoe ingewikkelder worden, is 't veel
waard dat de koloniseerende mogendheden
voeling met elkaar houden en onderling de
banden nauw aanhalen. De expositie van Vin
cennes nu is een der middelen daartoe. Hier
toch zal men gelegenheid krijgen om bij el
kaar te komen en te zien wat er bij elk
omgaat, een gelegenheid om eikaars verschil
lende methoden van koloniseeren te bestu-
deeren. Spreker wenschte hulde te brengen
aan Frankrijk, dat, getuige nog hetgeen ge
zegd is bij het eeuwfeest van Algiers, vooraan
staat fn de rij van koloniseerende mogend
heden. Wij, Nederlanders, onzerzijds, zullen
alles in het werk stellen, al het mogelijke
doen om een klein maar helder overzicht te
geven van hetgeen we in' onze overzeesche
gebieden vermochten, hopend dat deze deel
neming zal bijdragen aan het succes van de
tentoonstelling.
Nadat mr. Fock zijn beste wenschen had
uitgesproken voor het welslagen van de expo
sitie, gaf hij het sein tot het hijschen van
de Nederlandsche vlag, terwijl het muziek
corps het „Wien Neerland's bloed" deed hoo
ren, gevolgd door enkele accenten van het.
Fransche volkslied.
De twee driekleuren, vereend in kleur en
lijn, die daar wapperden, zijn voor ons een
symbool, zoo begon Maarschalk Lyautey zijn
korte toespraak. Het belang van deze ten
toonstelling fs inderdaad om elkaar beter te
leeren kennen. Dat succes is, zoo durf ik ge
rust zeggen, verzekerd. Maar in vredesnaam,
en Uwe Excellentie heefter zooeven reeds op
gewezen, men bega toch niet de fout om
elkaar te willen copieeren, ïmiteeren. Als
oud koloniaal, met misschien eenige onder
vinding, weet ik dat elk volk, elk ras, elke
stam, elke landstreek een aparte kolonisa
tie, alléén bestemd voor hèm noodig heeft.
Eerst dan, wanneer men hoedt voor een
platte nabootsing, kan men op een succes
bogen. Het is nu bijna veertig jaar geleden,
aldus ging Maarschalk Lyautey verder, dat
ik voor het eerst naar de koloniën vertrok,
naar het verre Oosten. Aan boord van het
stoomschip dat me derwaarts voerde, waren
vele Nederlanders, Nederlanders uit uw ko
loniën. Als Ik in mijn loopbaan en als koloni
sateur misschien iets heb kunnen bereiken,
dan dank ik dat voornamelijk aan hen, aan
hetgeen ze me leerden, aan hetgeen ze me
lieten zfen op uw schitterend georganiseerde
eilanden, Java en Sumatra. Ik ben U veel
schuldig en daarom kunt ge wel nagaan hoe
ik met meer dan bijzondere aandacht uit
kijk naar de Nederlandsche deelneming.
Weest er dan ook van overtuigd, mijne hee
ren, allen die zich beijveren voor het sla
gen van de Nederlandsche deelneming, dat
ge steeds op mijn steun en hulp zult kunnen
rekenen.
Nadat de champagne was rondgediend werd
een korte wandeling over het terrein gemaakt
en daarna vereenigden de gencodigden zich
aan een feestmaal in de Cercle Interallié,
waar de heeren Fock en Lyautey beurte
lings een dronk uitbrachten op den President
van de Republiek en op H.M. de Koningin.
Na een kort beleefdheidswoord van de twee
tafelpresidenten, vroeg mr. Carsten het woord
namens jhr. Loudon.
Vooral wenschte de zaakgelastigde te wijzen
op het gemeenschappelijk belang dat zoowel
Nedex-land als Frankrijk in het verre Oosten
hebben, op het belang om samen krachtig
te strijden tegen duistere machten, wier be
staan we maar al te dikwijls moeten con-
stateeren. Mr. Carsten bracht een heildronk
uit op die innige samenwerking.
En toen stond de grijze maarschalk Lyautey
op en zei:
Eh, ik wil heel kort antwoorden. U heeft
gelijk. Dat gevaar heet: Moskou!
En een storm van applaus brak los.
Met dit onverwachte, rake slotwoord, werd
wellicht méér dan met iets anders het enorme
belang geschetst van Nederland's deelneming
aan de Internationale Koloniale Tentoon
stelling.
HENRY A. TH. LESTURGEON.
KERKCONCERT.
Anna StronckKappcl en George
Robert.
Een rouwrand riep tot herdenking op: de
eerste nummers waren gewijd aan de na
gedachtenis van den in het vorige jaar over
leden Prof. Richard Stronck. Brahms' diep
gevoeld koraalvoorspel „O Traurigkeit, o Her-
zcleid; Cornelius' schoone liederen „Treue"
en „Ange<fenken" en het vierde der „Kinder-
totenlieder" van Mahler vormden een tref
fende hulde van de zangeres aan de herin
nering van wijlen haar echtgenoot. Maar mag
het verwonderen, dat mijn geest even af
dwaalde; dat ik een wijle dacht aan haar, die
ik nauwelijks een tiental dagen geleden op
dezelfde plaats, nu door mevrouw Stronck-
Kappel ingenomen, zag staan, te zamen met
haar trouwen medewerker, het sieraad in
haar kroon als kunstenares en moeder, en
die nu weent bij de lijkbaar van haar vroeg
ontslapen zoon. Het heden ontvangen doods
bericht van Michiel Noordewier zal ieder
aangegrepen hebben die getuige was van dt
verheven kunstuitingen van de vorstin on
zer zangeressenéen ik geloof uit naam van
die allen te spreken, wanneer ik op deze
plaats aan de zwaar getroffen moeder de
verzekering geef van onze hartelijke deelne
ming in haar leed.
Mevrouw Stronck vergeve mij deze aberra-
tio. Ook haar werd het leed niet gespaard;
maar zij heeft zich nog niet zóó in de harten
van breede kringen ..ingezongen" als haar
oudere kunstzuster Mevr. Noordewier; daar
toe was zij tot dusverre te zelden onze gast.
Als zij vaker zou komen en haar de belang
stelling zou ten deel vallen, waarop haar
kunst haar recht geeft, zou ook zij op den
duur een groote schare van bewonderende
getrouwen om zich heen verzamelen. Haar
stem moge niet het koninklijke hebben van
die van mevr. Noordewier: zij is van een
zeldzame distinctie; haar zang is, innerlijk
en uiterlijk, van hoogen adel.
Hier ontbreekt alle effectbejag; een voor
name geest, gesteund door superieure kunst
vaardigheid en geleid door fijn kunstgevoel
openbaart zich voor ons, verovert ons niet
stormenderhand, maar sluit ons allengskens
in een steeds hechter ban. En van die open
baringen werken de intieme het sterkst en
meest blijvend: Cornelius, Mozart en Diepen-
brock wonnen het ditmaal van Bach en
Handel, al zong xnevr. Stronck-Kappel ook
beide laatsten over 't geheel wel mooi en viel
de cultiveering van toon en adem hier zeer
te bewonderen. Maar de kleinkunst van Cor
nelius in haar sober coloriet en mooie modu
laties, de melodieën van Mozart in haar he-
melschen eenvoud en eeuwige zonnigheid
werden door haar tot juweeltjes van stem
ming en voordracht en Dlepenbrock's door
voeld „Geistliches Lied", waarin de compo
nist meer clan anders op Bach steunt heb
ben we nooit zóó aangrijpend gehoord als
ditmaal. We:t?lijk: tot de sublieme, rijpe en
bezonken kunst van een zangeres als mevr.
Stronck-Kappel behooren de meeste jongeren
nog met eerbied op te zien.
Het geheele programma getuigde van fijnen
smaak en de uitvoering schiep zelfs in de
groote ruimte der St. Bavokerk een zeldzame
sfeer van intimiteit, die slechts in het mid
den door de geweldig ten hemel rijzende lij
nen van Bach's Passacaglia doorbroken werd
en plaats moest maken voor ootmoedige be
wondering. En Robert was bij de voordracht
van Bach zeer gelukkig; het majestueuze
werk kwam in ongestoorde waarheid tot ons:
maar in het koraalvoorspel van Brahms en
het „Prelude et Fughetta" van Alb. Roussel
wist hij teerder tinten te treffen en ook bij
de zangnummers sloot zijn toets zich door
gaans goed aan.
Er waren voor dit mooie concert zooveel
belangstellenden dat het aantal zitplaatsen
niet toereikend was? O, neen, het aantal
stoelen en banken was zeer voldoende; er
bleven zelfs nog onbezet. Er waren welge
teld veertig hoorders! „Les quarante", zouden
ze in Amsterdam zeggen. Er hadden er nog
een paar duizend -bij gekund.
O, gij allen, gelukkige radiobezitters, gij
die in een gemakkelijken stoel en bij een
kopje thee een dozijn of meer concerten uit
half Europa naar keuze in uw huiskamer
kunt opvangen, zonder dat het u een cent
kost of een natten neus bezorgt, meent ge
dat uw loud-speaker u hetzelfde geeft als,
de onmiddellijke nabijheid van den levenden
kunstenaar? Dat uw getransformeerde ont
vangst geen vitaminenverlies beteekent, nog
afgezien van de atmosferische verontreinigin
gen? We gunnen u uw bezit gaarne, we wen
schen u geluk dat ge muziek, tooneel, spraak
les, politiek, leerrede, en'wat niet al meer
uit den hoorn des overvloeds naar verkiezing
kunt laten neerstroomen om uw geest en
hart te verrijken, en ik wil zelfs, naar de mate
mijner bescheiden krachten, u daarbij be
hulpzaam zijn, maar: verzuim daarom toch
niet, indien ge muziekliefhebber zijt, de con
certen die binnen uw bereik liggen, zelf te be
zoeken. De radioweergave is en blijft „Ersatz";
zij staat tot de origineele muziekuitvoering
als margarine tot natuurboter en men zij
indachtig aan het refrein van het oude liedje:
„O margarien, als jij maar blijft bestaan
Zal al de echte boter naar dengaan"'
Het spijt me, mevr. Stronck, dat ik dit
verslag, dat met een zoo hoog gestemde her
denking begon, met een zoo in het sub
contra-octaaf gestemde moet eindigen. Maar
U w schuld is dit niet!
K. DE JONG.
„MARTHA".
Opera-uitvoering in den
Stadsschouwburg.
Aan bekendheid met de Ned. Opera- en
Operettevereeniging die Flotow's opera
kwam opvoeren, zal het stellig niet hebben
gelegen, dat de Stadsschouwburg voor een
goed deel was gevuld met belangstellenden.
Veeleer zal het de muziek zijn geweest van
de aloude opera: muziek die men nog gaarne
voor verpoozing kan hooren, omdat zij een
licht bevattelijke melodiek, een prettig
rhythme heeft en heel vaak een juiste typee
ring van het gezongen woord geeft. „Martha"
is een zangspel, dat het bij vlotte en vlotten
de ensceneering, bij vakkundig spel, bij goed
doorvoelde muzikale leiding nog heel wel
doet.
In welk opzicht nu heeft de uitvoering, die
we Maandagavond bijwoonden, beantwoord
aan eischen die wij redelijkerwijze mogen
stellen, wil de idee van een verloren avond
niet bij ons opkomen? De ouverture kon be
vrediging schenken, wanneer men enkel lette
op den aard der orkestbezetting en op het
veelszins prijzenswaardige werk van elk der
musici afzonderlijk. Wie echter verlangde een
weergave van deze geheel op Fransche leest
geschoeide muziek, mocht zich bedrogen
voelen. Er ging van de leiding des heeren
A. C. M. Klijnman niet de suggestie uit, die
het orkest omtooverde tot één levende ziel
en men kreeg meermalen de gewaarwording
alsof het orkest automatisch in werking werd
gesteld. Zonde en jammer, want er viel met
de bezetting genoeg te bereiken. Evenwel:
zoolang het orkest zelfstandig optrad, bleven
incidenten uit. Anders werd het, als zich een
vocaal ensemble voegde in 't geheel.Dat be
gon al dadelijk met het bekende koor achter
de schermen, (dat mij alleen in Duitsche
tekst bekend is), het frissche
Wohlgemuth, junges Blut,
Ueber Weg, ueber Steg.
Dat hier koor en orkest af en toe een
heele maat uiteenliepen, voorspelde weinig
goeds voor wat nog volgde, maar kon toch
worden geweten aan onwennigheid of hoe
men 't noemen wil. Maar noch het markt-
tooneel, noch de scène met het 'spinnewiel,
noch welk ensemble ook gaf blijken, dat.de
Ned. Opera- en operettevereeniging behoor
lijk werk had gemaakt van rolvaste Instu
deering.
Ik wil aannemen, dat de tooneelleiding,
die volgens annonce in handen was van Jules
Moes, -haar uiterste best deed om den wagen
in 't spoor te houden, maar dan had zij toch
te weinig medewerking van den Gesamt-
dlrector, om haar pogen met succes te zien
bekroond. Want de heer Klijnman bepaalde
zijn aandacht in hoofdzaak tot het orkest,
en slechts af en toe zagen we hem zijn aan
dacht wijden aan wat op het tooneel voor
viel. Dat, aldus doende, het genot veelal pro
blematisch werd, behoeft geen betoog. We
herinneren ons uitvoeringen onder gerouti
neerde dirigenten, wien koren en solisten ten
dienste stonden die elk échec, eenvoudigweg
onmogelijk maakten. Dan werd wel eens
duchtig de zweep gehanteerd, zóó dat het
oude paradepaard, een eeuw geleden gebo
ren, steigerde als een jong veulen. En hier?
het paard stond moe op stal en was er met
geen stuk uit te krijgen. Er werd gezongen,
geblazen, gestreken, maar er was geen mu
ziek. Het was een uitvoering, die in alle op
zichten teleur stelde. In alle opzichten? Er
was menig frisch décor dat in goed gekozen
belichting menige „Mart-ha"-opvoering in de
schaduw stelde. Er was een uitnemend ge
speelde pachter Plumkett, waar Ed. v. d.
Ploeg zijn beste troeven uitspeelde; een mooi
getypeerde rechter van Richmond, waarmee
L. v. d. Klundert veel eer inlegde; een lord
Tristan Mikleford, die veelszins voldeed, en
ook Martha en Nancy, als zij ingespeeld wa
ren, vonden in Rieki de Visser en Annie Tui
lenaar goede representanten. Maar dat Lyo-
nel, die er herhaalde malen totaal „uit" was
en die den goeden Flotow meende te moeten
maken tot een aanhanger der polytonalitelt
letterlijk onder de bloemen bedolven werd,
moge den heer Joan Penners evenzeer ver
wonderen als ons, die niet recht wisten hoe
we 't hadden. En het ook nu nog niet recht
weten, wat aanbelangt het wezen dezer Ned.
opera- en operettevereeniging, die ons van
begin tot eind dezer uitvoering geen ander
werk liet zien dan pover dilettantisme.
G. J. KALT.
UITGAAN.
„HéLèNE".
Wegens het succes bij de vorige opvoering
geeft de Kon. Ver. „Het Nederl. Tooneel"
.directie Louis Saaiborn en Dirk Verbeek) op
Woensdag 24 September in den Stadsschouw
burg een tweede opvoering van „Hélène",
tooneelspel van Paul Geraldy.
EEN PREMIE VOOR NEDER
LANDSCHE KUNSTENAARS.
BELANGRIJK VOORSTEL VAN B. EN W.
VAN DEN HAAG.
Bij hun voorstel tot verdeeling van de
Kunstsubsidies stellen B. en W. van 's-Gra
venhage voor f 2500 beschikbaar te stellen
voor een Nederlandsch muziekwerk, dat vóór
1 Juni 1931 te 's-Gravenhage is uitgevoerd en
eenzelfde bedrag voor een Nederlandsch
tooneelstuk, dat aan dezelfde voorwaarden
voldoet.
Voor beide gevallen zou bepaald kunnen
worden, dat aan den componist of auteur ten
minste de helft van de premie en aan de
uitvoerende vereeniging of het gezelschap
de rest ten goede komt. Uit de commissie
voor de kunstsubsidies, bij wie de eindbeslis
sing zal blijven, zullen twee juries kunnen
worden benoemd. Ook volgende jaren zou
op deze wijze moeten worden voortgegaan.
OPERA-AVONDEN TE DEN HAAG
MEDEWERKING VAN VELE BUITEN
LANDERS.
Men meldt ons:
Omtrent de buitengewone opera-avonden,
die in het seizoen 19301931 onder leiding
van den intendant J. Meihuizen gegeven zul
len worden, kan worden medegedeeld, dat
dit jaar de keuze is gevallen op „Cosi fan
tutte" van W. A. Mozart, „Salome" van Ri
chard Strauss en „Götterdammerung" van
Richard Wagner.
Niettegenstaande het in de laatste jaren
buitengewoon moeilijk is dirigenten en so
listen van den eersetn rang, mede door hun
ne verbintenissen met de opera's in New-
York en Chicago, voor enkele voorstellingen
in Holland vast te leggen, is het bestuur van
het Gebouw voor Kunsten en Wetenschap
pen te 's-Gravenhage er in mogen slagen
voor de buitengewone opera-avonden in dit
seizoen allereerste krachten, waaronder oude
bekenden, bereid te vinden hunne medewer
king te verleenen.
Voor de opvoering van „Cosi fan tutte", op
Zaterdag 8 November 1930, waaTvan de muzi
kale leiding aan Generalmusikdirektor
Eugen Szenkar uit Keulen is opgedragen, zal
de intendant L. Sachse uit Hamburg de too
neelleiding verzorgen.
De muzikale leiding van „Salome", op Za
terdag 10 Januari 1931 berust bij General-
musikdirector Prof. Hans Knappertsbusoh uit
München, de tooneelleiding bij Dr. F.
Schramm, Oberregisseur uit Düsseldorf.
Na zijn terugkeer uit Amerika zal General
musikdirektor Egon Pollak, op Zaterdag 25
April, de „Götterdammerung" dirigeeren. Dr.
H. Winckelmann, Oberregisseur te Hannover,
heeft dien avond de tooneelleiding.
Het spreekt vanzelf, dat het Residentie
orkest, versterkt met leden van de Militaire
Kapel, wederom voor deze avonden zijn me
dewerking zal verleenen.
De koren, samengesteld uit dames en hee
ren uit Den Haag en Delft, worden ingestu
deerd door Henk van den Berg en C. L. Wal-
ther Boer.
De aanvangsuren zullen zoodani ggekozen
worden, dat de bezoekers ruimschoots gele
genheid zullen hebben na het einde der voor
stelling met den trein, zoowel in de richting
Amsterdam als Rotterdam, te vertrekken.
De voornaamste medewerkers zijn:
Dirigenten: Prof. Hans Knappertsfousch.
Egon Pollak, Eugen Szenkar.
Regisseurs: Leopold Sachse, Dr. Friedrich
Schramm, Dr. Hans Winckelmann.
Zangeressen: Frida Leider, Rose Pauly,
Else Ruzicaka, Lotte Schone. Olga Schratmm-
Tschörner, Marie Schulz-Dornburg.
Zangers: Jos. Groenen, Gerhard Hüsch,
Emanuel List, Max Lohfing, Helge Roswaen-
ge, Jean Stern, Erik Wirl.
TOONEELVER. „JACOB VAN LENNEP".
Wij ontvingen de October-aflevering van
het maandblad der Kon. Erk Tooneelver-
eeniging „Jacob van Lennep". Hierin wordt
aangekondigd de feestelijke opening van het
seizoen 19301931, die op 6 October a.s. zal
plaats hebben in de groote feestzaal van het
clubgebouw „H.K.B.". Voorts treffen wij er
een rolverdeeling en een bespreking in aan
van „De Kleine Apostel" van Jhr. A. W. G.
van Riemsdijk, dat op 20 October a.s. in den
Stadsschouwburg ten tooneele zal worden
gebracht.
„HERMAN HEIJERMANS".
Een ons gezonden bericht, opgenomen in
het nummer van Vrijdag, deelde-mede, dat
de Tooneelvereeniging „Herman Heijermans"
het seizoen openen zou met „Beurskoorts", op
Woensdag 24 September. Dit moet evenwel
Dinsdag 23 September zijn.
GODSDIENSTIGE ACTIE TEGEN DE
VLOOTWET.
Het bestuur van Kerk en Vrede heeft zich
per omzendbrief tot predikanten en evange
listen gericht met 't verzoek, hun chr. pro
test te doen hooren tegen de vlootplannen
der regeering. Het wekt hen op, in de predi
katie van Zondag 28 dezer eenige woorden te
wijden ten gunste van het petitionnement van
Kerk en Vrede.
Woensdag 24 dezer zal ds. J.. B. Th. Hugen-
holtz, secretaris van de vereeniging Kerk en
Vrede, van 6.557.05 's avonds voor de mi
crofoon van de VARA een toespraak houden
in verband met het petitionnement van Kerk
en Vrede tegen de vlootplannen.
REORGANISATIE VAN HET
ROKIN.
BINNENKORT IN DEN RAAD?
Op de vragen van het raadslid van Amster
dam, den heer Van den Bergh: welke oor
zaken hebben er toe geleid, dat een voor
dracht tot verbetering van den toestand aan
het Rokin nog niet bij den Gemeenteraad is
ingediend? en Is indiening van een voor
dracht thans spoedig te wachten?
Hebben B. en W. geantwoord:
Niettegenstaande de omstandigheid, dat de
Dienst der Publieke Werken met vele en be
langrijke opdrachten belast is, is de voorbe
reiding van het Rokin-plan zoover gevorderd,
dat de verschillende ontwerpen reeds thans
bij ons circuleeren, zoodat de Raad binnen
kok een voorstel ter zake kan tegemoet zien.
VOOR EEN VEILIG VERKEER.
In het belang van een veilig verkeer voor
aansnorrende auto's en motorrijders zijn de
ijzeren afsluithekken vóór de Catharijnebrug
wit geverfd, terwijl een horizontale strook
rood geverfd is, welke kleur des avonds door
beschijning van de autolampen het sein „on
veilig" geeft.
Een zeer goeden maatregel.
Damredacteur: J. W. van Dartelen, Raad
huisstraat 1, Heemstede.
Alle correspondentie, deze rubriek betref
fende, gelieve men te zenden naar bovenge
noemd adres.
Wij zijn er in geslaagd in 't bezit te komen
van de bekroonde partij uit het Grand-tour-
noi handicap der Damier Parisien.
Met de in deze partij uitgevoerde brillante
combinatie won de bekende Fransche meester
Ir. Paul Sonier den prijs van den mooisten
slagzet of combinatie.
Dit de eerste publicatie in Holland van deze
fraaie partij; wij achten het een voorrecht,
dat wij onze damspelende lezers hiervan
kunen laten profiteeren.
PARTIJ No. 1588.
gespeeld in het Grand-tournoi der Damier Pa
risien 1930 tusschen Ir. Paul Sonier met Wit
en Bernard met Zwart.
1. 33—28. 18—23; 2. 39—33. 12—18; 3. 44—39.
17—21; 4. 31—26. 11—17; 5. 34—30. 17—22;
6. 28:17. 21:12; 7. 49—44. 20—25; 8. 39—34.
14—20; 9. 32—28. 23:32; 10. 37:28. 20—24; 11.
41—37. 15—20; 12. 37—32. 18—23; 13. 46—41.
10—14; 14. 41—37. 5—10; 15. 37—31. 6—11;
16. 31—27. 1—6; 17. 42—37. 11—17; 18. 47—42.
13—18;
Thans is de volgende stand ontstaan:
WIT
Stand in cijfers:
Zwart 18 schijven op": 2-4 6-10 12 14 16-20
Wit 18 schijven op: 26-28 30-36 38 40 42-45
48 en 50.
Wit 'speelde nu 37—31, Zwart Verlokkende'
tot het nemen van schijfwinst door 2329;1
34:23. 25:34; 40:29. 17—22; 28:17. 19:37. Zwart'
zag 't gevaar niet en speelde als boven aan-«
gegeven. Nu won echter Wit op de volgende
fraaie wijze: 29—23. 12:32; 23:1. 10.15; 38—27,
24—30; 35:24. 20:40; 45:34 en wint.
E enschitterend staaltje damkunst.
EEN LEERRIJK EINDSPEL.
Onderstaande stelling kwam voor in *eeri
partij tusschen de heeren A. de Jong met
Wit en J. van der Giessen met Zwart, ge
speeld in het handicap-tournooi 1930 dei;
„Haarlemsche Damclub".
Partij-fragment No. 1589.
WIT
Stand in cijfers:
Zwart 5 schijven op: 16 20 24 25 en 41.
Wit 3 schijven op: 33 39 en 45 en een dam
op 40.
Wit aan zet speelde 4023! Zwart is ge
dwongen tot 4146, want op 4147 volgt
natuurlijk 23—40 of 23—1 enz.
Hierna volgde Wit 235! Zwart 2430 (om
op 4540 te laten volgen 3034! Slaat Wit
39:30 dan Zwart 25:45, terwijl op Wit 40:29
Zwart zou winnen door 2024! (Wit 29:20)
25:14 enz..
Wit speelde 33—28, Zwart gedwongen 46:23
en Wit slaat 5—32! (een zeer fijne positie-zet).
Hierop antwoordde Zwart met 3034, Wit
39:30 gedwongen en Zwart 25:34.
Wit speelde nu 3727! (een „stille-zet"
welke een fraaien winstgang verbergt wanneer
Zwart nu vrevolgt met 2025).
Zwart zag 't gevaar niet en speelde 2025?
(aangewezen was natuurlijk 2024 of 1712!)
waarop Wit op de volgendede leerrijke wijze
ed partij won:
Wit 2743! Zwart 2530 gedwongen; Wit
43—48! Zwart 16—21 de eenigste; Wit 48—43!.
Zwart 2126 wederom gedv/ongen Wit 43—
Zwart 26—31; Wit 48—26. Zwart 34—39;'
Wit 26—21. Zwart 3055 (op 39—44 volgt na
tuurlijk 45—40 en 21—12 met winst); Wit
2127!! Zwart 39—44 de eenigste; Wit 2722!
en Zwart gaf op! Op 4450 volgt 226
(Zwart35—40) Wit 45:34 (Zwart 50—45) 6—1
enz. en wint en op 4449 volgt 22—44 en
45:34 met winst
Een bijzonder leerrijk partij-gedeelte!
Correspondentie.
H. C. V. te H. Het door U ingezonden
probleem is voor plaatsing ongeschikt. Wit
kan direct winnen door 45—40; 39—33; 43:3
(Zwart heeft nu 3 zetten, namelijk A. 18:9;
B. 27:43 of C. 27:49) waarna wint A. 3:26,
48:39 of 40—34 enz.; B. 48:39 of C. 3:26 en
4034 enz.