DE INTERNATIONALE KOLONIALE TENTOONSTELLING 1931, TE PARIJS LETTEREN EN KUNST MUZIEK DAMRUBRIEK. HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 23 SEPTEMBER 1930 Eerste steenlegging voor het Nederlandsche pavil joen. - Maarschalk Lyautey huldigt onze kolonisators. (Van onzen Parijschen correspondent). Het is vèr, maar het belooft overweldigend te worden. Reeds eerder hebben we hier gesproken over de internationale koloniale tentoonstel ling welke het volgend jaar in Vincennes moet worden geopend en waaraan alle groote kolo- niseei^nde mogendheden zullen deelnemen. En we hebben toen de hoop uitgesproken, de vurige verwachting, dat Nederland niet ach terwege zou blijven op deze internationale bijeenkomst om op waardige wijze de over- zeesche bezittingen te doen kennen en bewon deren aan heel de wereld. Thans zijn we zoo verof, nog zoo ver af, dat officieel de eerste steen (figuurlijk want ons koloniaal huis wordt in hout opge trokken) kon worden gelegd in tegenwoordig heid van tal van Fransche en Nederlandsche autoriteiten. Deze ceremonie, welke hedenochtend, helaas onder een druilregen plaats vond, heeft de gelegenheid gegeven tot het wisselen van enkele indrukken en woorden, welke méér beteekenden dan holle beleefdheids- phrasen. Maar laten we niet op de feiten vooruitloopen. Het Nederland toegewezen terrein ligt diep in het bosch, een heel eind van den grooten ingang af. Aanvankelijk is men geneigd om te zeggen dat zulks een nadeel is, omdat het den toeloop van bezoekers (waarom het ten slotte toch gaat) niet zal vergemakkelijken, maar bij nader inzicht, wanneer men ziet hoe ons „emplacement" daar midden in een stukje „oer-woud" ligt, komt men tot andere gedachten. De omgeving, het zware geboomte op den achtergrond en aan de zijkanten van ons koloniaal huis, leent zich schitterend tot het maken van iets feeërieks, tot iets wat tot de verbeelding van de menschen moet spre ken. De natuur komt ons hier prachtig te hulp. En we stellen hier het volste ver trouwen in den architect Zweedijk en in den uitvoerder Wegerif, om het papieren plan van een soort Oosterschen tempel die even doet denken aan den Boro-Boedoer, om te werken tot een waar sprookjes-paleis waarnaar wij, Westerlingen, met bewonde ring en enthousiasme zullen opzien. Reeds staat er op het wijde, open grasveld het houten geraamte en ondanks de feestelijke bijeenkomst van dezen dag zwoegt en sjouwt een veertigtal timmerlieden met balken en plinten om van de houten karkas een huis een ruime tentoonstellingzaal te maken. Er komt nog gelegenheid te over om uitvoeriger te schrijven over het Hollandsche paviljoen en voor 't oogenblik, waar er uiteraard nog niets te zien of te bewonderen valt, zullen we ons tot deze enkele regels bepalen om het uitsluitend te hebben over de „steenlegging". Men had dan, vlak bij de plaats waar ons paviljoen komt, een houten tribune, versierd met vlaggen en bloemen opgeslagen om de autoriteiten te ontvangen, bij deze gelegen heid, waarop de Nederlandsche vlag zou wor den geheschen naast de Fransche driekleur. Gerulmen tijd te voren reeds waren de toe gangen tot het Bois de Vincennes afgezet door politie en onder een boomgroep schuilde voor den regen een groot militair muziek corps. Op de tribune werden de honneurs waargenomen door Z. Ex. Minister van Staat, oud-gouverneur-generaal van Nederlandsch- Indië, die bij Kon. Besluit werd benoemd tot president van de Nederlandsche af deeling. Jhr. Loudon, die in Genève vertoeft, was ver tegenwoordigd door mr. Carsten, zaakgelas tigde. Er waren de heeren Droogleever For- tuyn, onze sympathieke consul-generaal, dr. Koningsberger, oud-minister van Koloniën, die, mede in het comité ook speciaal uit Hol land was overgekomen, Olivier, gouverneur van Madagascar en algemeen secretaris van de tentoonstelling, Morain, oud-prefect van Pa rijs, talrijke bekende Nederlanders die hier een plaats innemen in de Nederlandsche kolonie. Te klokslag twaalf uur, terwijl het muziekcorps de eerste tonen van de Marseil laise liet hooren, stopte een auto en de oude maarschalk Lyautey, de groote kolonisateur van Marokko, die de algeheele leiding van de expositie heeft, werd door onzen consul generaal naar de tribune geleid. Mr. Fock nam dadelijk het woord om den Franschen autoriteiten dank te zeggen voor al de hulp en steun welke men van deze zijde ondervond-. Na jhr. Loudon te hebben verontschuldigd, zeide mr. Fock dat H.M. de Koningin zich bijzonder intei*esseert voor deze tentoonstelling, en dat de Nederlandsche re geering geheel deze belangstelling deelt. In dezen tijd, nu de koloniale vraagstukken hoe langer hoe ingewikkelder worden, is 't veel waard dat de koloniseerende mogendheden voeling met elkaar houden en onderling de banden nauw aanhalen. De expositie van Vin cennes nu is een der middelen daartoe. Hier toch zal men gelegenheid krijgen om bij el kaar te komen en te zien wat er bij elk omgaat, een gelegenheid om eikaars verschil lende methoden van koloniseeren te bestu- deeren. Spreker wenschte hulde te brengen aan Frankrijk, dat, getuige nog hetgeen ge zegd is bij het eeuwfeest van Algiers, vooraan staat fn de rij van koloniseerende mogend heden. Wij, Nederlanders, onzerzijds, zullen alles in het werk stellen, al het mogelijke doen om een klein maar helder overzicht te geven van hetgeen we in' onze overzeesche gebieden vermochten, hopend dat deze deel neming zal bijdragen aan het succes van de tentoonstelling. Nadat mr. Fock zijn beste wenschen had uitgesproken voor het welslagen van de expo sitie, gaf hij het sein tot het hijschen van de Nederlandsche vlag, terwijl het muziek corps het „Wien Neerland's bloed" deed hoo ren, gevolgd door enkele accenten van het. Fransche volkslied. De twee driekleuren, vereend in kleur en lijn, die daar wapperden, zijn voor ons een symbool, zoo begon Maarschalk Lyautey zijn korte toespraak. Het belang van deze ten toonstelling fs inderdaad om elkaar beter te leeren kennen. Dat succes is, zoo durf ik ge rust zeggen, verzekerd. Maar in vredesnaam, en Uwe Excellentie heefter zooeven reeds op gewezen, men bega toch niet de fout om elkaar te willen copieeren, ïmiteeren. Als oud koloniaal, met misschien eenige onder vinding, weet ik dat elk volk, elk ras, elke stam, elke landstreek een aparte kolonisa tie, alléén bestemd voor hèm noodig heeft. Eerst dan, wanneer men hoedt voor een platte nabootsing, kan men op een succes bogen. Het is nu bijna veertig jaar geleden, aldus ging Maarschalk Lyautey verder, dat ik voor het eerst naar de koloniën vertrok, naar het verre Oosten. Aan boord van het stoomschip dat me derwaarts voerde, waren vele Nederlanders, Nederlanders uit uw ko loniën. Als Ik in mijn loopbaan en als koloni sateur misschien iets heb kunnen bereiken, dan dank ik dat voornamelijk aan hen, aan hetgeen ze me leerden, aan hetgeen ze me lieten zfen op uw schitterend georganiseerde eilanden, Java en Sumatra. Ik ben U veel schuldig en daarom kunt ge wel nagaan hoe ik met meer dan bijzondere aandacht uit kijk naar de Nederlandsche deelneming. Weest er dan ook van overtuigd, mijne hee ren, allen die zich beijveren voor het sla gen van de Nederlandsche deelneming, dat ge steeds op mijn steun en hulp zult kunnen rekenen. Nadat de champagne was rondgediend werd een korte wandeling over het terrein gemaakt en daarna vereenigden de gencodigden zich aan een feestmaal in de Cercle Interallié, waar de heeren Fock en Lyautey beurte lings een dronk uitbrachten op den President van de Republiek en op H.M. de Koningin. Na een kort beleefdheidswoord van de twee tafelpresidenten, vroeg mr. Carsten het woord namens jhr. Loudon. Vooral wenschte de zaakgelastigde te wijzen op het gemeenschappelijk belang dat zoowel Nedex-land als Frankrijk in het verre Oosten hebben, op het belang om samen krachtig te strijden tegen duistere machten, wier be staan we maar al te dikwijls moeten con- stateeren. Mr. Carsten bracht een heildronk uit op die innige samenwerking. En toen stond de grijze maarschalk Lyautey op en zei: Eh, ik wil heel kort antwoorden. U heeft gelijk. Dat gevaar heet: Moskou! En een storm van applaus brak los. Met dit onverwachte, rake slotwoord, werd wellicht méér dan met iets anders het enorme belang geschetst van Nederland's deelneming aan de Internationale Koloniale Tentoon stelling. HENRY A. TH. LESTURGEON. KERKCONCERT. Anna StronckKappcl en George Robert. Een rouwrand riep tot herdenking op: de eerste nummers waren gewijd aan de na gedachtenis van den in het vorige jaar over leden Prof. Richard Stronck. Brahms' diep gevoeld koraalvoorspel „O Traurigkeit, o Her- zcleid; Cornelius' schoone liederen „Treue" en „Ange<fenken" en het vierde der „Kinder- totenlieder" van Mahler vormden een tref fende hulde van de zangeres aan de herin nering van wijlen haar echtgenoot. Maar mag het verwonderen, dat mijn geest even af dwaalde; dat ik een wijle dacht aan haar, die ik nauwelijks een tiental dagen geleden op dezelfde plaats, nu door mevrouw Stronck- Kappel ingenomen, zag staan, te zamen met haar trouwen medewerker, het sieraad in haar kroon als kunstenares en moeder, en die nu weent bij de lijkbaar van haar vroeg ontslapen zoon. Het heden ontvangen doods bericht van Michiel Noordewier zal ieder aangegrepen hebben die getuige was van dt verheven kunstuitingen van de vorstin on zer zangeressenéen ik geloof uit naam van die allen te spreken, wanneer ik op deze plaats aan de zwaar getroffen moeder de verzekering geef van onze hartelijke deelne ming in haar leed. Mevrouw Stronck vergeve mij deze aberra- tio. Ook haar werd het leed niet gespaard; maar zij heeft zich nog niet zóó in de harten van breede kringen ..ingezongen" als haar oudere kunstzuster Mevr. Noordewier; daar toe was zij tot dusverre te zelden onze gast. Als zij vaker zou komen en haar de belang stelling zou ten deel vallen, waarop haar kunst haar recht geeft, zou ook zij op den duur een groote schare van bewonderende getrouwen om zich heen verzamelen. Haar stem moge niet het koninklijke hebben van die van mevr. Noordewier: zij is van een zeldzame distinctie; haar zang is, innerlijk en uiterlijk, van hoogen adel. Hier ontbreekt alle effectbejag; een voor name geest, gesteund door superieure kunst vaardigheid en geleid door fijn kunstgevoel openbaart zich voor ons, verovert ons niet stormenderhand, maar sluit ons allengskens in een steeds hechter ban. En van die open baringen werken de intieme het sterkst en meest blijvend: Cornelius, Mozart en Diepen- brock wonnen het ditmaal van Bach en Handel, al zong xnevr. Stronck-Kappel ook beide laatsten over 't geheel wel mooi en viel de cultiveering van toon en adem hier zeer te bewonderen. Maar de kleinkunst van Cor nelius in haar sober coloriet en mooie modu laties, de melodieën van Mozart in haar he- melschen eenvoud en eeuwige zonnigheid werden door haar tot juweeltjes van stem ming en voordracht en Dlepenbrock's door voeld „Geistliches Lied", waarin de compo nist meer clan anders op Bach steunt heb ben we nooit zóó aangrijpend gehoord als ditmaal. We:t?lijk: tot de sublieme, rijpe en bezonken kunst van een zangeres als mevr. Stronck-Kappel behooren de meeste jongeren nog met eerbied op te zien. Het geheele programma getuigde van fijnen smaak en de uitvoering schiep zelfs in de groote ruimte der St. Bavokerk een zeldzame sfeer van intimiteit, die slechts in het mid den door de geweldig ten hemel rijzende lij nen van Bach's Passacaglia doorbroken werd en plaats moest maken voor ootmoedige be wondering. En Robert was bij de voordracht van Bach zeer gelukkig; het majestueuze werk kwam in ongestoorde waarheid tot ons: maar in het koraalvoorspel van Brahms en het „Prelude et Fughetta" van Alb. Roussel wist hij teerder tinten te treffen en ook bij de zangnummers sloot zijn toets zich door gaans goed aan. Er waren voor dit mooie concert zooveel belangstellenden dat het aantal zitplaatsen niet toereikend was? O, neen, het aantal stoelen en banken was zeer voldoende; er bleven zelfs nog onbezet. Er waren welge teld veertig hoorders! „Les quarante", zouden ze in Amsterdam zeggen. Er hadden er nog een paar duizend -bij gekund. O, gij allen, gelukkige radiobezitters, gij die in een gemakkelijken stoel en bij een kopje thee een dozijn of meer concerten uit half Europa naar keuze in uw huiskamer kunt opvangen, zonder dat het u een cent kost of een natten neus bezorgt, meent ge dat uw loud-speaker u hetzelfde geeft als, de onmiddellijke nabijheid van den levenden kunstenaar? Dat uw getransformeerde ont vangst geen vitaminenverlies beteekent, nog afgezien van de atmosferische verontreinigin gen? We gunnen u uw bezit gaarne, we wen schen u geluk dat ge muziek, tooneel, spraak les, politiek, leerrede, en'wat niet al meer uit den hoorn des overvloeds naar verkiezing kunt laten neerstroomen om uw geest en hart te verrijken, en ik wil zelfs, naar de mate mijner bescheiden krachten, u daarbij be hulpzaam zijn, maar: verzuim daarom toch niet, indien ge muziekliefhebber zijt, de con certen die binnen uw bereik liggen, zelf te be zoeken. De radioweergave is en blijft „Ersatz"; zij staat tot de origineele muziekuitvoering als margarine tot natuurboter en men zij indachtig aan het refrein van het oude liedje: „O margarien, als jij maar blijft bestaan Zal al de echte boter naar dengaan"' Het spijt me, mevr. Stronck, dat ik dit verslag, dat met een zoo hoog gestemde her denking begon, met een zoo in het sub contra-octaaf gestemde moet eindigen. Maar U w schuld is dit niet! K. DE JONG. „MARTHA". Opera-uitvoering in den Stadsschouwburg. Aan bekendheid met de Ned. Opera- en Operettevereeniging die Flotow's opera kwam opvoeren, zal het stellig niet hebben gelegen, dat de Stadsschouwburg voor een goed deel was gevuld met belangstellenden. Veeleer zal het de muziek zijn geweest van de aloude opera: muziek die men nog gaarne voor verpoozing kan hooren, omdat zij een licht bevattelijke melodiek, een prettig rhythme heeft en heel vaak een juiste typee ring van het gezongen woord geeft. „Martha" is een zangspel, dat het bij vlotte en vlotten de ensceneering, bij vakkundig spel, bij goed doorvoelde muzikale leiding nog heel wel doet. In welk opzicht nu heeft de uitvoering, die we Maandagavond bijwoonden, beantwoord aan eischen die wij redelijkerwijze mogen stellen, wil de idee van een verloren avond niet bij ons opkomen? De ouverture kon be vrediging schenken, wanneer men enkel lette op den aard der orkestbezetting en op het veelszins prijzenswaardige werk van elk der musici afzonderlijk. Wie echter verlangde een weergave van deze geheel op Fransche leest geschoeide muziek, mocht zich bedrogen voelen. Er ging van de leiding des heeren A. C. M. Klijnman niet de suggestie uit, die het orkest omtooverde tot één levende ziel en men kreeg meermalen de gewaarwording alsof het orkest automatisch in werking werd gesteld. Zonde en jammer, want er viel met de bezetting genoeg te bereiken. Evenwel: zoolang het orkest zelfstandig optrad, bleven incidenten uit. Anders werd het, als zich een vocaal ensemble voegde in 't geheel.Dat be gon al dadelijk met het bekende koor achter de schermen, (dat mij alleen in Duitsche tekst bekend is), het frissche Wohlgemuth, junges Blut, Ueber Weg, ueber Steg. Dat hier koor en orkest af en toe een heele maat uiteenliepen, voorspelde weinig goeds voor wat nog volgde, maar kon toch worden geweten aan onwennigheid of hoe men 't noemen wil. Maar noch het markt- tooneel, noch de scène met het 'spinnewiel, noch welk ensemble ook gaf blijken, dat.de Ned. Opera- en operettevereeniging behoor lijk werk had gemaakt van rolvaste Instu deering. Ik wil aannemen, dat de tooneelleiding, die volgens annonce in handen was van Jules Moes, -haar uiterste best deed om den wagen in 't spoor te houden, maar dan had zij toch te weinig medewerking van den Gesamt- dlrector, om haar pogen met succes te zien bekroond. Want de heer Klijnman bepaalde zijn aandacht in hoofdzaak tot het orkest, en slechts af en toe zagen we hem zijn aan dacht wijden aan wat op het tooneel voor viel. Dat, aldus doende, het genot veelal pro blematisch werd, behoeft geen betoog. We herinneren ons uitvoeringen onder gerouti neerde dirigenten, wien koren en solisten ten dienste stonden die elk échec, eenvoudigweg onmogelijk maakten. Dan werd wel eens duchtig de zweep gehanteerd, zóó dat het oude paradepaard, een eeuw geleden gebo ren, steigerde als een jong veulen. En hier? het paard stond moe op stal en was er met geen stuk uit te krijgen. Er werd gezongen, geblazen, gestreken, maar er was geen mu ziek. Het was een uitvoering, die in alle op zichten teleur stelde. In alle opzichten? Er was menig frisch décor dat in goed gekozen belichting menige „Mart-ha"-opvoering in de schaduw stelde. Er was een uitnemend ge speelde pachter Plumkett, waar Ed. v. d. Ploeg zijn beste troeven uitspeelde; een mooi getypeerde rechter van Richmond, waarmee L. v. d. Klundert veel eer inlegde; een lord Tristan Mikleford, die veelszins voldeed, en ook Martha en Nancy, als zij ingespeeld wa ren, vonden in Rieki de Visser en Annie Tui lenaar goede representanten. Maar dat Lyo- nel, die er herhaalde malen totaal „uit" was en die den goeden Flotow meende te moeten maken tot een aanhanger der polytonalitelt letterlijk onder de bloemen bedolven werd, moge den heer Joan Penners evenzeer ver wonderen als ons, die niet recht wisten hoe we 't hadden. En het ook nu nog niet recht weten, wat aanbelangt het wezen dezer Ned. opera- en operettevereeniging, die ons van begin tot eind dezer uitvoering geen ander werk liet zien dan pover dilettantisme. G. J. KALT. UITGAAN. „HéLèNE". Wegens het succes bij de vorige opvoering geeft de Kon. Ver. „Het Nederl. Tooneel" .directie Louis Saaiborn en Dirk Verbeek) op Woensdag 24 September in den Stadsschouw burg een tweede opvoering van „Hélène", tooneelspel van Paul Geraldy. EEN PREMIE VOOR NEDER LANDSCHE KUNSTENAARS. BELANGRIJK VOORSTEL VAN B. EN W. VAN DEN HAAG. Bij hun voorstel tot verdeeling van de Kunstsubsidies stellen B. en W. van 's-Gra venhage voor f 2500 beschikbaar te stellen voor een Nederlandsch muziekwerk, dat vóór 1 Juni 1931 te 's-Gravenhage is uitgevoerd en eenzelfde bedrag voor een Nederlandsch tooneelstuk, dat aan dezelfde voorwaarden voldoet. Voor beide gevallen zou bepaald kunnen worden, dat aan den componist of auteur ten minste de helft van de premie en aan de uitvoerende vereeniging of het gezelschap de rest ten goede komt. Uit de commissie voor de kunstsubsidies, bij wie de eindbeslis sing zal blijven, zullen twee juries kunnen worden benoemd. Ook volgende jaren zou op deze wijze moeten worden voortgegaan. OPERA-AVONDEN TE DEN HAAG MEDEWERKING VAN VELE BUITEN LANDERS. Men meldt ons: Omtrent de buitengewone opera-avonden, die in het seizoen 19301931 onder leiding van den intendant J. Meihuizen gegeven zul len worden, kan worden medegedeeld, dat dit jaar de keuze is gevallen op „Cosi fan tutte" van W. A. Mozart, „Salome" van Ri chard Strauss en „Götterdammerung" van Richard Wagner. Niettegenstaande het in de laatste jaren buitengewoon moeilijk is dirigenten en so listen van den eersetn rang, mede door hun ne verbintenissen met de opera's in New- York en Chicago, voor enkele voorstellingen in Holland vast te leggen, is het bestuur van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschap pen te 's-Gravenhage er in mogen slagen voor de buitengewone opera-avonden in dit seizoen allereerste krachten, waaronder oude bekenden, bereid te vinden hunne medewer king te verleenen. Voor de opvoering van „Cosi fan tutte", op Zaterdag 8 November 1930, waaTvan de muzi kale leiding aan Generalmusikdirektor Eugen Szenkar uit Keulen is opgedragen, zal de intendant L. Sachse uit Hamburg de too neelleiding verzorgen. De muzikale leiding van „Salome", op Za terdag 10 Januari 1931 berust bij General- musikdirector Prof. Hans Knappertsbusoh uit München, de tooneelleiding bij Dr. F. Schramm, Oberregisseur uit Düsseldorf. Na zijn terugkeer uit Amerika zal General musikdirektor Egon Pollak, op Zaterdag 25 April, de „Götterdammerung" dirigeeren. Dr. H. Winckelmann, Oberregisseur te Hannover, heeft dien avond de tooneelleiding. Het spreekt vanzelf, dat het Residentie orkest, versterkt met leden van de Militaire Kapel, wederom voor deze avonden zijn me dewerking zal verleenen. De koren, samengesteld uit dames en hee ren uit Den Haag en Delft, worden ingestu deerd door Henk van den Berg en C. L. Wal- ther Boer. De aanvangsuren zullen zoodani ggekozen worden, dat de bezoekers ruimschoots gele genheid zullen hebben na het einde der voor stelling met den trein, zoowel in de richting Amsterdam als Rotterdam, te vertrekken. De voornaamste medewerkers zijn: Dirigenten: Prof. Hans Knappertsfousch. Egon Pollak, Eugen Szenkar. Regisseurs: Leopold Sachse, Dr. Friedrich Schramm, Dr. Hans Winckelmann. Zangeressen: Frida Leider, Rose Pauly, Else Ruzicaka, Lotte Schone. Olga Schratmm- Tschörner, Marie Schulz-Dornburg. Zangers: Jos. Groenen, Gerhard Hüsch, Emanuel List, Max Lohfing, Helge Roswaen- ge, Jean Stern, Erik Wirl. TOONEELVER. „JACOB VAN LENNEP". Wij ontvingen de October-aflevering van het maandblad der Kon. Erk Tooneelver- eeniging „Jacob van Lennep". Hierin wordt aangekondigd de feestelijke opening van het seizoen 19301931, die op 6 October a.s. zal plaats hebben in de groote feestzaal van het clubgebouw „H.K.B.". Voorts treffen wij er een rolverdeeling en een bespreking in aan van „De Kleine Apostel" van Jhr. A. W. G. van Riemsdijk, dat op 20 October a.s. in den Stadsschouwburg ten tooneele zal worden gebracht. „HERMAN HEIJERMANS". Een ons gezonden bericht, opgenomen in het nummer van Vrijdag, deelde-mede, dat de Tooneelvereeniging „Herman Heijermans" het seizoen openen zou met „Beurskoorts", op Woensdag 24 September. Dit moet evenwel Dinsdag 23 September zijn. GODSDIENSTIGE ACTIE TEGEN DE VLOOTWET. Het bestuur van Kerk en Vrede heeft zich per omzendbrief tot predikanten en evange listen gericht met 't verzoek, hun chr. pro test te doen hooren tegen de vlootplannen der regeering. Het wekt hen op, in de predi katie van Zondag 28 dezer eenige woorden te wijden ten gunste van het petitionnement van Kerk en Vrede. Woensdag 24 dezer zal ds. J.. B. Th. Hugen- holtz, secretaris van de vereeniging Kerk en Vrede, van 6.557.05 's avonds voor de mi crofoon van de VARA een toespraak houden in verband met het petitionnement van Kerk en Vrede tegen de vlootplannen. REORGANISATIE VAN HET ROKIN. BINNENKORT IN DEN RAAD? Op de vragen van het raadslid van Amster dam, den heer Van den Bergh: welke oor zaken hebben er toe geleid, dat een voor dracht tot verbetering van den toestand aan het Rokin nog niet bij den Gemeenteraad is ingediend? en Is indiening van een voor dracht thans spoedig te wachten? Hebben B. en W. geantwoord: Niettegenstaande de omstandigheid, dat de Dienst der Publieke Werken met vele en be langrijke opdrachten belast is, is de voorbe reiding van het Rokin-plan zoover gevorderd, dat de verschillende ontwerpen reeds thans bij ons circuleeren, zoodat de Raad binnen kok een voorstel ter zake kan tegemoet zien. VOOR EEN VEILIG VERKEER. In het belang van een veilig verkeer voor aansnorrende auto's en motorrijders zijn de ijzeren afsluithekken vóór de Catharijnebrug wit geverfd, terwijl een horizontale strook rood geverfd is, welke kleur des avonds door beschijning van de autolampen het sein „on veilig" geeft. Een zeer goeden maatregel. Damredacteur: J. W. van Dartelen, Raad huisstraat 1, Heemstede. Alle correspondentie, deze rubriek betref fende, gelieve men te zenden naar bovenge noemd adres. Wij zijn er in geslaagd in 't bezit te komen van de bekroonde partij uit het Grand-tour- noi handicap der Damier Parisien. Met de in deze partij uitgevoerde brillante combinatie won de bekende Fransche meester Ir. Paul Sonier den prijs van den mooisten slagzet of combinatie. Dit de eerste publicatie in Holland van deze fraaie partij; wij achten het een voorrecht, dat wij onze damspelende lezers hiervan kunen laten profiteeren. PARTIJ No. 1588. gespeeld in het Grand-tournoi der Damier Pa risien 1930 tusschen Ir. Paul Sonier met Wit en Bernard met Zwart. 1. 33—28. 18—23; 2. 39—33. 12—18; 3. 44—39. 17—21; 4. 31—26. 11—17; 5. 34—30. 17—22; 6. 28:17. 21:12; 7. 49—44. 20—25; 8. 39—34. 14—20; 9. 32—28. 23:32; 10. 37:28. 20—24; 11. 41—37. 15—20; 12. 37—32. 18—23; 13. 46—41. 10—14; 14. 41—37. 5—10; 15. 37—31. 6—11; 16. 31—27. 1—6; 17. 42—37. 11—17; 18. 47—42. 13—18; Thans is de volgende stand ontstaan: WIT Stand in cijfers: Zwart 18 schijven op": 2-4 6-10 12 14 16-20 Wit 18 schijven op: 26-28 30-36 38 40 42-45 48 en 50. Wit 'speelde nu 37—31, Zwart Verlokkende' tot het nemen van schijfwinst door 2329;1 34:23. 25:34; 40:29. 17—22; 28:17. 19:37. Zwart' zag 't gevaar niet en speelde als boven aan-« gegeven. Nu won echter Wit op de volgende fraaie wijze: 29—23. 12:32; 23:1. 10.15; 38—27, 24—30; 35:24. 20:40; 45:34 en wint. E enschitterend staaltje damkunst. EEN LEERRIJK EINDSPEL. Onderstaande stelling kwam voor in *eeri partij tusschen de heeren A. de Jong met Wit en J. van der Giessen met Zwart, ge speeld in het handicap-tournooi 1930 dei; „Haarlemsche Damclub". Partij-fragment No. 1589. WIT Stand in cijfers: Zwart 5 schijven op: 16 20 24 25 en 41. Wit 3 schijven op: 33 39 en 45 en een dam op 40. Wit aan zet speelde 4023! Zwart is ge dwongen tot 4146, want op 4147 volgt natuurlijk 23—40 of 23—1 enz. Hierna volgde Wit 235! Zwart 2430 (om op 4540 te laten volgen 3034! Slaat Wit 39:30 dan Zwart 25:45, terwijl op Wit 40:29 Zwart zou winnen door 2024! (Wit 29:20) 25:14 enz.. Wit speelde 33—28, Zwart gedwongen 46:23 en Wit slaat 5—32! (een zeer fijne positie-zet). Hierop antwoordde Zwart met 3034, Wit 39:30 gedwongen en Zwart 25:34. Wit speelde nu 3727! (een „stille-zet" welke een fraaien winstgang verbergt wanneer Zwart nu vrevolgt met 2025). Zwart zag 't gevaar niet en speelde 2025? (aangewezen was natuurlijk 2024 of 1712!) waarop Wit op de volgendede leerrijke wijze ed partij won: Wit 2743! Zwart 2530 gedwongen; Wit 43—48! Zwart 16—21 de eenigste; Wit 48—43!. Zwart 2126 wederom gedv/ongen Wit 43— Zwart 26—31; Wit 48—26. Zwart 34—39;' Wit 26—21. Zwart 3055 (op 39—44 volgt na tuurlijk 45—40 en 21—12 met winst); Wit 2127!! Zwart 39—44 de eenigste; Wit 2722! en Zwart gaf op! Op 4450 volgt 226 (Zwart35—40) Wit 45:34 (Zwart 50—45) 6—1 enz. en wint en op 4449 volgt 22—44 en 45:34 met winst Een bijzonder leerrijk partij-gedeelte! Correspondentie. H. C. V. te H. Het door U ingezonden probleem is voor plaatsing ongeschikt. Wit kan direct winnen door 45—40; 39—33; 43:3 (Zwart heeft nu 3 zetten, namelijk A. 18:9; B. 27:43 of C. 27:49) waarna wint A. 3:26, 48:39 of 40—34 enz.; B. 48:39 of C. 3:26 en 4034 enz.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 14