LETTEREN EN KUNST HET TOONEEL. Jhr. Van Riemsdijk's laatste Tooneelstuk. „Het Doode Punt. Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING LANGS DE STRAAT. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1930 DERDE BLAD (Uitg. van Haverman's Moderne Tooneelbibliotheek Naarden) Jhr. A. W. G. van Riemsdijk heeft tot het laatst van zijn leven in zij it roeping als too- neelschrijver geloofd. De oorlog is hem voor bij gegaan, zonder hem in zijn liefde voor de oude romantiek te hebben geschokt; in zijn smaak is hij van zijn eerste drama Mea Culpa af tot zijn laatste, Het Doode Punt, dat eerst na zijn dood is uitgegeven, zichzelf gelijk gebleven. Men moge moeite hebben dit, te begrijpen, men moet er toch ook eerbied voor hebben, dat hij niet schroomde, altijd maar weer tooneelwerken te schrijven en te publiceeren, waarvan hij van te voren reeds wist, dat zij veel en dikwijls scherpe kritiek zouden uitlokken. En een ieder zal Van Riemsdijk's groote werkkracht, die hem in staat stelde tot het schrijven van 17 tooneelstukken, moeten eerbiedigen. In „Het Doode Punt" heeft hij nog eens als in „Een Stem van de Bergen" van zijn liefde en bewondering voor de Zwitser- sche Alpen en zijn bewoners getuigd. Ro manticus dit spreekt wel vanzelf toonde hij zich ook in dit nagelaten werk, maar hij heeft zich in dit drama toch meer weten te beheerschen dan in veel van zijn laatste stukken. In geen enkel van zijn laatste drama's is Van Riemsdijk zoo geslaagd in wat hij zich als tooneelschrijver ten doel stelde als in Het Doode Punt. Het stuk is goed gebouwd, is met tooneelflair en met een klaarblijkelijk begrip voor tooneeleffecten geschreven. Van Riemsdijk heeft zich in dit laatste stuk nog eens tooneelschrijver getoond. Men moge sceptisch staan tegenover dit romantische genre, men zal den schrijver den lof niet kunnen onthouden, dat hij spanning in zijn laatste drama heeft weten te brengen en het zou mij niet verwonderen, dat het bij opvoering een voor romantiek ontvankelijk publiek zou boeien. Men voelt in Het Doode Punt duidelijk den invloed van Ibsen, al blijft die invloed zooals bij den romanticus van Riemsdijk te verwachten was voornamelijk aan den buitenkant. Men denkt bij het lezen van,dit drama nu en dan aan Bouwmeester Solnes en aan De Volksvijand. Ik wil hiermede allerminst zeggen, dat Van Riemsdijk bij Ib sen te gast is gegaan, maar het is wel dui delijk, dat deze twee stukken van den groo- ten Noor hem tot het schrijven van Het Doode Punt hebben geïnspireerd. Felix Liechti, een zoon van de bergen, die dank zij den steun van een rijken Ameri kaan ingenieur is geworden, komt na een langdurig verblijf in Amerika in zijn geboorteplaats Zermatt terug, waar hij een 'zweefbaan naar den top van den Matter- horn wil bouwen. Maar in het dorp komt hevig verzet tegen deze plannen. De gidsen, die er een bedreiging in zien van hun be staan, vergaderen onder leiding van Liechti's eigen vader, een ouden gids, en opgezweept door een priester, die in een zweefbaan naar den top van den Matterhorn een aanran ding ziet van God's grootheid, bezweren zij Liechti zijn plannen op te geven. Maar de jonge ingenieur blijft onverzettelijk. Hij staat met Veronica, het dorpsmeisje, dat hem lief heeft, als de „volksvijand" alleen tegen zooals Ibsen haar ook reeds noemde de „compacte meerderheid". Wanneer de gidsen in hun woede op hem toedringen en dreigen hem te zullen dooden, is het alleen Veronica, die hem beschermt. Liechti ver vloekt zijn vroegere dorpsgenooten en als hij met moeite zich een doortocht door de ver bitterde menigte heeft gebaand, blijft zijn oude vader met Veronica en den priester achter en snikt deze het in wanhoop uit, dat zijn Felix een zoon van de bergen als hü zoo kon ontaarden. In het tweede bedrijf hebben de plannen van den ingenieur vasteren vorm aangeno men. Gesteund door een consortium van rijke Amerikanen en door de hotelhouders van Zermatt, die in een zweefbaan naar de Mat terhorn een gouden toekomst zien, staat Liechti op het punt met de werkzaamhe den te beginnen. Maar hij heeft daarbij de gidsen de eenige mannen, die boven op den Matterhorn kunnen werken noodig. Weer vindt hij den fanatieken priester te genover zich, maar de gidsen zijn nu ver deeld. Wanneer zij hooren welke groote loo- nen zij bij den bouw van de zweefbaan kun nen verdienen, zwichten velen voor den Mammon. Dezelfde gidsen, die Liechti eerst hebben vervloekt, juichen hem nu toe. De priester verliest al meer en meer terrein en als de mannen van Zermatt na een zeer bewogen vergadering voor de tweede maal uiteengegaan, is Liechti overwinnaar geble ven. De jonge ingenieur is er nu zeker van, dat zijn zweefbaan naar den top van den Matterhorn er zal komen. In het derde bedrijf is het werk gereed en zal de zweefbaan feestelijk worden ingewijd. In een laatste gesprek, dat hij met Liechti heeft, erkent de priester, dat de ingenieur overwonnen heeft. Hij heeft den Matterhorn bedwongen. Dat dit mogelijk is gebleken, heeft den priester zijn Geloof ontnomen, want hij heeft altijd gemeend, dat de macht van den mensch niet verder ging dan tot een zeker punt, het „doode punt", zooals hij het noemt. Maar daarboven uit is Liechti nu gestegen. Dat heeft den priester zoo aan het twijfelen gebracht, dat hij niet meer bidden kan. "Liechti staat thans op het punt den Matterhorn te bedwingen. Nog enkele minu ten en de top zal per zweefbaan zijn bereikt. Maar Liechti heeft niet gerekend met de machten, die boven den mensch gaan! Wan neer Veronica op het bordes van het hotel staat, wuivend met een doek naar Liechti, die naar boven stijgt, en het koor een hymne zingt ter eere van den man, die den MatteT- horn heeft overwonnen en hier is het, dat de herinnering aan Bouwmeester Solnes bij ons boven komt klinkt plotseling een har de slag! Een bliksemflits, angstig gegil van uit de menigte en even later wordt Liechti zwaar gewond op een baar binnengedragen. De Matterhorn heeft zich niet door men schen laten bedwingen, Liechti is niet over het doode punt de grens door God gesteld heen kunnen komen. De priester vouwt zijn handen; hij kan weer bidden. Het is de romanticus Van Riemsdijk, die zich ook in dit stuk niet verloochende. Maar ook de dramaturg, die zijn effecten wist te berekenen en tooneel wist te schrijven. Men moet dit stuk en vooral zijn dialoog niet ontleden. Een dieperen kern als bij een Ibsen zal men er tevergeefs in zoeken, maar Van Riemsdijk streefde daar ook nooit naar. Hij was tevreden met de uiterlijke ef fecten en die zijn in dit stuk zeker te vinden. Ik twijfel niet, of de groote scène tusschen de gidsen, den priester en Liechti in II zal het op het tooneel doen. Spanning blijft er tot het slot en al is de val van Liechti aller minst voorbereid en overkomt den ingenieur dat ongeluk feitelijk alleen maar, omdat de schrijver het voor zijn tooneeleffect zoo wil, wij erkennen toch de waarde van dit stuk als romantisch drama. Het zal het daarvoor ontvankelijk deel van het publiek ongetwij feld boeien en pakken en dat is altijd de il lusie van Van Riemsdijk als tooneelschrijver geweest. Wanneer men de nagedachtenis van dezen schrijver wil eeren dan kan men dat niet beter doen dan met een opvoering van dit nagelaten werk, dat zoo volkomen en echt een „Van Riemsdijk" is. En het zou mij zooals ik schreef niet verwonderen, wanneer Het Doode Punt bij het publiek ster keren bijval zou vinden dan vele stukken uit zijn laatste levensjaren. J. B. SCHUIL. HET AMSTERDAMSCH TOONEEL. AMPHITRYON. Hoeveel tzwarader en moeilijker dan de vrouwen van tegenwoordig hadden het de Grieksche vrouwen van het oude Thebe, die haar eer niet alleen door de mannen maar ook nog door de Goden belaagd zagen. Welk een uitzonderlijke figuur \vas Alcmene, Amphitryon's vrouw, die weerstand bood zelfs aan de verlokkingen van Jupiter. Dat zulk een voorbeeldige huwelijkstrouw ooit bestaan heeft, wie zou het durven igelooven, als hij denkt aan de legers van ontrouwe vrouwen, die in de laatste jaren op het tooneel wel te verstaan aan zijn oogen voorbij trokken. Het doet goed ook nog eens een trouwe vrouw in een blijspel te zien al meent de schrijver dan ook naar het oude Griekenland te moe ten gaan om haar te vinden. Het is de oude legende van Alcmene, Amphi tryon's trouwe, liefdevolle- vrouw, die door den opperste der Goden, Jupiter, begeerd wordt, welke Giroudoux op luchtige maar allerminst vluchtige geestige wijze in zijn blijspel heeft gemoderniseerd. Mercurius is Jupiter's slechte geest. Hij wijst hem den gemakkelijksten weg om tot Alcmene's ver trekken door te dringen. Een God als Jupiter behoeft immers alleen maar even een oorlog te maken om bij de vrouw van den krijgsman Amphitryon vrij spel te hebben. Want zonder oorlog zal het niet gaan. Jupiter weet, dat Alcmene's liefde voor Amphitryon zóó groot is, dat hij slechts in de gedaante van haar eigen man durft verschijnen. Argeloos want immers onwetend valt Alcmene. Maar als Jupiter openlijk zijn komst aan kondigt, weerstaat zij hem. Alcmene is Am phitryon zoo trouw, dat zelfs de opperste der Goden hem niet uit haar hart kan bannen. Het is weer de listige Mercurius, die Alc mene valstrikken spant. Hij fluistert haar in, dat Jupiter in de gedaante van haar man zal verschijnen en als zij de stem van Am phitryon hoort, denkt zij niet anders dan dat Jupiter in vermomming voor haar staat. Het is een van de best geslaagde gedeelten van dit origineele blijspel, wanneer Alcmene altijd nog in de meening, dat Amphitryon Jupiter is haar eigen man in de armen van de in liefdeszaken minder scrupuleuse Leda drijft. Hoe Giraudoux de Goden en de menschen weer met elkaar verzoent, heb ik niet kunnen afwachten, omdat het late uur mij dwong vóór het einde naar Haarlem terug te keeren. Maar ik heb toch genoeg van Amphitryon gezien om te kunnen zeg gen, dat Giraudoux deze oude legende op een luchtig-badineerende, zeer .geestige wijze in zijn blijspel heeft verwerkt, waarin on danks de frivoliteit van de bambocheerende Grieksche Goden de trouw en de liefde van Alcmene een prachtige, zuivere kern vormt. Al is het parodistisch element in deze ge moderniseerde legende niet geheel door Gi raudoux verworpen, het is er toch slechts een onderdeel van. Zijn stuk blijft blijspel in den goeden zin van het woord. Giraudoux' esprit is niet voor de groote massa. Zijn soms zeer geestige dialoog eischt voortdurende aandacht van de hoorders en het duurt ook eenlgen tijd, voordat het publiek door de wat al te gerekte inleiding in deze Goden en menschenwereld geheel thuis is. Maar heeft Giraudoux ons eenmaal geboeid, dan laat hij ons niet meer los en volgen wij met voortdurend genoegen den geestigen dialoog en bewonderen wij den schrijver, die in een zoo schijnbaar luchtig, frivool stuk een zoo prachtige, gave vrouwenfiguur, voor wie de liefde het allerhoogste is, wist te scheppen. En het verheugende van de voorstelling door Het Amsterdamsch Tooneel was, dat deze mooie vrouwenrol door Else Mauhs werd gespeeld. Zij had na anderhalf jaar rust moeilijk een gelukkiger rentree op de plan ken kunnen maken. Welke Hollandsdhe actri ce brengt op het tooneel een zoo bekorende gratie mee als Else Mauhs? Hoe mooi van hjn, hoe innig gracieus is elk gebaar, elke beweging van haar! En daarbij, welk een echte vrouwelijkheid en aristocratische voornaamheid in dat spel! Haar actie is vlin- derachtig-licht en toch steeds warm men- schelijk. Het is „comedie" in grooten stijl, zooals gec i andere actrice in Nederland ver mag te geven. Aan Else Mauhs was dan ook het groote succes van den avond te danken! Naast een actrice van zoo verfijnde, gra- cieuse actie worden bijna alle Goden en menschen plomp en lomp. Alleen Cruys Voorbergh heeft het zwierige gebaar, dat bij het spel van Else Mauhs volkomen aansluit. Deze Mercurius ging werkelijk op vleugelen. Het was voortreffelijk! Maar Nell Knoop beklaagde ik, dat zij naast Else Mauhs, die één en al gratie is, moest optreden. Leda kraeeg naast deze Alsmene iets bijna onbe holpen onhandig. Alleen Willy Haak zou mis schien in staat zijn geweest, tegenover zulk gracieus spel de figuur van Leda de noodige lichtheid en elegance te geven. Henri Eerens had enkel de niet al te snuggere soldaat en krachtige man te zijn en hij was dit volkomen. En Jupiter voelde zich als mensch zoo hopeloos onhandig, dat Huf's spel heel gelukkig contrasteerde tegen de verfijnde actie van Else Mauhs. In de gedaante van Jupiter had ik Huf wat for- scher en krachtiger gewenscht, ook al moge hij dan zwak door de liefde zijn. De regie van Johan de Meester die ook bij dit lichte stuk volkomen passende décors had ontworpen valt alleszins te loven. Er bestond het groote gevaar, dat men te veel naar de parodie dus naar het kluch tige zou afdalen, waardoor de mooie figuur van Alcmene in het gedrang zou zijn geko men. Dit heeft de regie aldoor weten te ver mijden. Zelfs Lotias en de trompetter Bob van Iersel en Jo Sternheim die het kluch tige accent het meest hadden aan te geven, bleven binnen de perken. Mevrouw Sablai- rolles als de voedster stond wat vreemd en wat erg huiselijk in dit stuk. Haar spel had meer fantasie kunnen verdragen. Wij zullen ook hier te Haarlem waar Else Mauhs zoo veel vrienden en bewonde raars telt Amphitryon wel krijgen. Ik zal, wanneer ik dit blijspel tot en met het eind heb gezien, gelegenheid hebben op stuk en opvoering nog eens terug te komen. J. B. SCHUIL. NATHAN HEEFT MAZZEL. Zondag, Maandag en Dinsdag zal het ge zelschap van Herman Bouber in de Gemeen telijke Concertzaal opvoeringen geven van het amusante blijspel „Nathan heeft Maz zel". De pers heeft vol lof geschreven zoowel over het stuk als het spel. Vooral Bouber's creatie van Nathan Cohen wordt zeer gepre zen. „Een kostelijke figuur, waarin men Bouber op zijn best kan zien. Een fijne crea tie, sober en grondig en met momenten van prachtige uitbundigheid naast oogenblikken van ontroerende triestheid", schreef De Te legraaf. En Het Alg. Handelsblad: „deze kleine Jood is door den schrijver meesterlijk geteekend en wordt even meesterlijk door Bouber gecreëerd." TERAARDESTELLING ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Nadat in Bronovo te 's-Gravenhage een rouwdienst was geleid door Pastor Herbst, is Vriidag op de begraafplaats Oud Eik en Duinen het stoffelijk overschot van de be kende schrijfster jkvr. A. A. M. de Savornin Lohman ter aarde besteld. De plechtigheid ge schiedde in allen eenvoud en werd o.a. bijge woond door eenige dames uit de literaire wereld, lezen wij in het Hbld. Met den stoet kwamen mede jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman, jhr. mr. W. H. de Savornin Lohman, president van den Hoogen Raad en de heer J. C. Blois van Treslong Prins. Bij de groeve sprak Pastor Herbst een kort afscheidswoord, waarna jhr. mr. M„ A. de Savornin Lohman, broeder van de ontsla pene, dankte voor de betoonde belangstelling. EEN VARIéTé OF GEEN VARIéTc TE AMSTERDAM? De Berlijnsche W.-correspondent van het Alg. Handelsblad heeft bij den heer Marx, directeur van het Scala-concern, dat varié té-theaters te Berlijn (een tweetal), Ham burg, Leipzig, Dortmund en thans ook „Are- ne" te Rotterdam exploiteert, navraag ge daan naar het gerucht, dat dit concern aan de Munt te Amsterdam een groot theater zou gaan exploiteeren. De heer Marx sprak het bericht in dezen vorm tegen, doch schetste het als niet geheel onmogelijk dat inderdaad te Amsterdam een theater ge ëxploiteerd zou worden, op dezelfde basis als „Scala" in Berlijn. Door een bijzonder systeem is het 't concern mogelijk de beste artisten uit de wereldsteden te engagee- ren. ONTVANGEN BOEKEN Bij de Ned. Uitgevers Mij is verschenen: „De Vierde bezoeking", door Edgar Wallace. De vertaling uit het Engelsch is van J. van Gelder. Op den omslag een modern gekleurde me neer, die een browning en één oog (het ande re gaat schuil onder zijn hoedrand) op den lezer richt en meer op den achtergrond een vrouw, die vol spanning staart naar een punt in de verte. Zóóals deze felle plaat is ook de inhoud van het boek: 't is een fantastisch verhaal van misdaad en verschrikking. De N.V. Leidsche Uitgevers Mij. heeft het licht doen zien den roman: „De Eenzamen", geautoriseerde vertaling uit het Deensch door M. C. Castendijk. Een verhaal van het leven op de eenzame hoeven in het Noorden van Europa. Maxim Gorki schreef schetsen: „Uit mijn Studententijd" en Ljoeba Dworson vertaalde ze. Het boek, vol van de typen in het uitbeel den waarvan Gorki zulk een meester is. is verschenen bij de Ned. Uitgevers Mij te Am sterdam. door KAREL DE JONG. De programmas der komende week bevatten aantrekkelijks voor muziekliefhebbers van den meest uiteenloopenden smaak. Velen zul len Zondagavond de uitzending van het Con certgebouw inschakelen om na de frissche Ouvei-ture „De getemde Feeks" van Joh. Wa genaar het eerste vioolconcert (op. 25) van Max bruch, gespeeld door Louis Zimmermann, te hooren, een stuk dat, een halve eeuw ge leden, de vioolwereld stormenderhand ver overde en nog immer tot de veel gespeelde en geliefde werken uit de litteratuur behoort. Werd het, in een tijd toen het om zijn tech nische en muzikale moeilijkheden beruchte en ontweken vioolconcert van Brahms nog slechts met moeite begon door te dringen, als vrijwel evenwaardig met de concerten van Beethoven en Mendelssohn geschat en toe gejuicht, sindsdien is de apprciatie wel wat gewijzigd. Men heeft Brahms' ietwat stroeve muziek leeren verstaan; naar mate hij het pleit won, is de zoetvloeiende Bruch op den achtergrond geraakt. Toch was zijn eerste concert een trouvaille: het vereenlgde Spohr's cantilene met Vieuxtemps' vltuoze viool- schrijfwijze, en geeft het orkest, een belang rijke, instrumentaal voortreffelijk ingekleede partij. Bruch heeft nadien nog twee viool concerten geschreven, die geen van beide ook maar bij benadering een succes als het eer ste hebben kunnen behalen; zij zijn dan ook aanmerkelijk zwakker wat muzikale vondsten betreft. Ik noemde hierboven Louis Spohr; de meeste werken van dezen, eenmaal Invloedrijken componist en beroemden vioolkunstenaar zijn verbleekt en vergeten; noch zijn opera's Faust of Jessonda, noch zijn symphonieën komen meer op de programma's voor. en van zijn vele vioolconcerten worden nog maar een paar (nos. 8 en 9 en soms no. 11) hoofdzake lijk voor studiedoeleinden gebruikt. Maar van tijd tot tijd komt het meest beroemde, de z.g. „Gesangsscene" (no. 8) toch op het groote podium, en juist deze week (Donderdagavond uit Kalundborg) zal men den ook ten onzent bekenden vioolvirtuoos Georg Kulenkampff het eens zoo geliefde werk kunnen hooren voordragen. Spohr leefde van 1784—1859; zijn tijdge noot Marschner, wiens naam veelal in één adem met dien van Spohr genoemd wordt, van 1796 tot 1861. Marschner was de compo nist van de destijds beroemde opera's „Der Vampyr" (1828), „Templer und Jüdin" en „Hans Heiling" (1833). De laatste wordt als zijn meesterwerk beschouwd; Wagner stelde haar zeer hoog; vaak wordt gewezen op den invloed, dien Marochners werk op Wagners Fliegenden Hollander heeft uitgeoefend. De ouverture zal men Zondagavond van het Avro-orkest kunnen hooren. Van Marschner komen we vanzelf op Weber 1786—1826), wiens opera „Euryanthe" Zon dagavond uit. Langenberg wordt uitgezonden. In tegenstelling met „Der Freischiitz", die van begin (1821) af een geweldig succes had en een ware triomftocht door alle Duitsche en vele buitenlandsche schouwburgen deed. werd de in 1823 voor het eerst opgevoerde „Euryan the" slechts weinig toegejuicht. De oorzaak lag wel in het minder gelukkige libretto van Hermine von Chery, van wie ook de tekst van de door Schubert gecomponeerde, maar even min geslaagde „Rosamunde" afkomstig was. De schitterende Ouverture, waardig pendant van de niet minder beroemde Freischütz- en Oberon-Ouvertures kennen alle orkestcon certbezoekers: de gelegenheid om de geheele opera „Euryanthe", (die vroeger wegens den weinig dramatischen tekst wel „Ennuyante" genoemd werd) te hooren heeft men niet zoo vaak. Maandagavond zendt Weenen o.a. „Don Quixote" van Richard Strauss uit, voorafge gaan door een inleiding van Dr. Paul Pisk. Het indertijd veel omstreden stuk program mamuziek van den nog levenden toondichter (geb. 1864) is te beschouwen als een schakel in den rij der deels tragische, deels philo- sophische of zelfs humoristische figuren die Strauss in hun schrille verhouding tot het leven en tot hun omgeving muzikaal heeft, uitgebeeld. Van Don Juan loopt die rij van Macbeth, Tod und Verklarung, Till Eulen- spiegel, Also sprach Zarathustra, Don Quixote tot en met Ein Heldenleben. In zijn latere orkestwerken (Simfonia domestica en Alpensymphonie) heeft de componist andere onderwerpen aangeroerd. Verbluffend is bij vergelijking van al de eerstgenoemde werken, naast de onuitputtelijke rijkdom der or kestrale kleuren, de verscheidenheid der muzikale vormen waarin de stof gegoten is. Werd voor Till Eulenspiegel de rondo-vorm geschikt gemaakt, voor Don Quixote's avon turen leverde de variatie-vorm een passend muzikaal kleed. Met eenige fantasie zal men verschillende episodes uit Cervantes' verhaal zonder moeite herkennen; de muzikale schil dering gaat dan ook wel tot de uiterste gren zen. Geniaal is de omwerking der hoofd thema's naar gelang van den aard van het gebeuren. De naam Variaties is zeer vrij op te vatten; men heeft hier geen gewone variaties met hoofdzakelijk behoud van vorm en har- monieering van het thema maar een reeks karakterstukken, uit hetzelfde materiaal in de meest uiteenloopende richting ontwik keld. Van Anton Bruckner (18241896) worden deze week twee symphonieën uitgezonden: de 5de Maandagavond uit Leipzig, de 4de of Romantische Woensdagavond uit Berlijn. De enorme symphonische monumenten van den eenvoudigen, wromen Oostenrijkschen INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. U U wordt zacht, blijft W Ia d O 1 keurig zitten, krijgt mooier glans en valt niet uit, indien U 1 of 2 maal per week een weinig Purol in het haar weg- wrijft zoodat het daarin wordt opgenomen. Noodlot. Hebt u wel eens het ongeluk gehad mid den in een film, terwijl alles er net op begon te wijzen, dat de regisseur er toch in ging slagen er nog een goeien afloop aan vast te knoopen, ondanks de zich in milde hoeveel heid opstapelende onoverkomelijkheden van de eerste vijf acten, weg te moeten, omdat u den laatsten trein nog ihoest halen? Weet u wat het zeggen wil om midden ln de derde acte van een beter blijspel, dan er ooit op de planken vertoond is, weg te moe ten, omdat er geen onverbiddelijker dingen ter wereld zijn dan de wijzers van een klok, die zich niet storen aan kluchten of drama's of blijspelen, maar die doordraaien, dom, verwaten en stokstijf doordraaien, omdat de één of andere dwaze mensch het noodig heeft gevonden den tijd in stukjes te ver- deelen, zoodat je precies kon uitrekenen, dat het ontzettend onpractisch was een heel uur lang stil te staan bij een stuk of wat kibbe lende zwarte merels in een lijsterbes met dikke oranje trossen en nog veel onprakti scher, überhaupt tijd te besteden aan iets anders dan je eigen belangrijke ik, dat de Engelschen met één letter en dan nog wel een hoofdletter schrijven, omdat 't hei eenige ter wereld is. dat bestaansrecht heeft? Dat is mij gisteren overkomen, en de ont knooping, die ik gemist heb. weegt mij zwaar. Hij kriebelt voortdurend mijn hersens als een hinderlijk haar mijn neus. en als het nog lang duurt ga ik vandaag weer naar Zaan dam om zekerheid te krijgen. Het begon heel gewoon. Een poes. die zich klagelijk zat aan te stellen boven op een schuurtje, en er eigenlijk heelemaal niet af wou, en een juffrouw, die er in vloog, en on middellijk met volle toewijding haar leven in de waagschaal ging stellen voor het ,.toe- reloeresie". Ze sleepte een stoel aan, die te laag was, hief een paar machtelooze teedere handen omhoog en fleemde wat lieve ge luidjes in de richting van de inwendig grin nikende poes, die evenwel niet vergat, om een paar smeekende oogen op te zetten en van tijd tot tijd een allerzieligst kreuntje los te laten. Poesen doen in raffinement niet onder voor vrouwen. „MIa aaauw?" zei de poes. „Ach me schat", zei de juffrouw half hui lend. „Kan ie er dan niet af? Wacht maar effe, hoor, de vrouw gaat het trapple halen. Zal je zoet effe wachte?" „Ja-aaauw!" zei de poes nog een beetje trilleriger. Maar een lachschokje wandelde over haar rug, zoodra de Juffrouw zich ge draald had. In de verte sloeg een klok en floot een trein. Mijn ééne been deed een stap in de richting van het station, en het andere deed onmiddellijk weer een stap terug, want de juffrouw kwam aangezeuld met een trapje, dat ze na veel wiskunstig gereken en ge schuif onder 's poesen zitplaats posteerde, en beklom. De poes schoof omzichtig twee stappen terug en uitte een protestgeluidje. „Kom dan, poesPoes, poes, poes?" vleide de juffrouw met haar neus net boven de dakgoot De trein in de verte floot harder en nijdiger. Allebei mijn beenen deden een stap en weigerden toen den dienst weer. De poes schoof een eindje terug, stak toen haar kop hulpeloos vooruit, en piepte weer klagelijk. Het hart van de juffrouw barstte haast van medelijden en liefde, en ze klem de zich aan de dakgoot vast en schoof zoo ver op zij, dat ze bijna in een hoek van vijf en veertig eraden op het trapje stond. Mijn beenen deden weer drie stappen. Het trapje wankelde. De poes miauwde De juffrouw liefkoosde met woorden en blik. In de verte floot de trein. Er hielp niets aan. Ik moest weg. En net toen ik het op een hollen zette, en met mijn linkeroog nog gauw even achterom keek, zag ik, dat het gebeurd was. Het trapje was omgevallen. De juffrouw bungelde aan de dakgoot, en de jx>es zat op het nokje haar poot voor haar bek te houden om niet te iaten zien hoe zij lachte. Ik heb den trein gehaald. Er is al weer een nacht om, en ik zit weer thuis of er niets gebeurd is. Maar in mijn hersens krie belt steeds treiterig een onrustige gedachte, die plaats laat voor geen enkele andere. „Zou ze er nog hangen?" W. T. organist breken zich langzaam, maar zeker baan. Jammer genoeg, dat zij, evenals de orkestwerken van Rich. Strauss, voor kleinere orkesten nagenoeg onuitvoerbaar zijn. Hier ter stede werd op een der Bachconcerten door het Residentie-orkest tie 7de Symphonic van Bruckner vóór eenige jaren gespeeld. De 4de Symphonie is in 1873—1874 geschreven. Haar romantiek is die van het Duitsche woud. Het eerste hoofddeel wordt beheerscht door de verhevenheid en schoonheid van het woud in de voorstelling van den toondichter, door gevoelens van wijding en godsvrucht. In het tweede heerscht een weemoedig-ernstige stem ming; treurmuziek, natuurklanken, vogelroep. Aan het slot breekt het licht door in jubelende klanken. Het derde geeft Jagd-impressles; de Finale, het meest gecompliceerde deel, een afwisseling van duistere, stormachtige en blijdere stemmingen. De 5de Symphonie, ook wel „Koraal"- of „Geloofs"-Symphonie genoemd, een der grootste en meest bcteekenende onder de negen van Bruckner begint met een myste rieus preludeerend Adagio, dat in een mach tig Allegro overgaat, hetwelk tot jubelende verheerlijking der Godheid stijgt. Het Adagio zingt van eenzaamheid, leed en troost; het Scherzo heeft een eenigszlns demonisch, doch vaag karakter. Het meest geweldige deel is de Finale, aanvangend met herinneringen aan de voorafgegane deelen. dan zich ontwikke lend als een reusachtige fuga, waaruit de Koraalmelodie opstijgt; een geweldige duib- belfuga volgt, waartegen de koraaimelodie onophoudelijk klinkt, om als een goddelijk gebod boven alles te schitteren. In een over weldigende kracht expansie wordt het werk afgesloten. Uit de verdere programma's wil ik nog de aandacht vestigen op de improvisaties over opgegeven themas die Willem Andriessen Vrij dagavond voor de V.P.R.O. te Hilversum zal houden. Slechts weinigen kunnen of durven zoo iets aan; ik ben, jaren geleden, ervan getuige geweest met welk een buitengewoon talent Andriessen zich van een zoo moei lijke taak kweet. KAREL DE JONG. Men zal zich de artikelen herinnerendie wij eenigen tijd geleden aan Walther Rathe- nau, den grooten Duitschen staatsman, vrijs geer en econoom geivijd hebben. Tengevolge van een Duitsch-nationalistische campagne werd hij het slachtoffer van een moordaan slag. Thans heeft men in Berlijn een Rathe nau-fontein onthuld, die ontworpen werd door den beroemden Duitschen beeldhouwer Prof. Kolbe.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 9