BRIEF UIT BERLIJN. DE OUDERCOMMISSIES. Het levee ie ledië. ONDER WIJS-ZAKEN. Een enquete. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 11 OCTOBER 1930 (Bijzondere correspondentie.) Djongos en mandoer. Gemoderniseerde hotels. Champagne, bloemen en diners- dansant Cocktail-teas. Hotel-leven op Java. Semarang, 9 September. Menschen, die met den „Lloyd" van Rot terdam een vacantletrlp naar Marseille heb ben gemaakt of voor een blauwen Maandag in Indië zijn geweeest, voor plezier of op door reis, hebben het altijd over de keurige wijze, waarop onze Indische djongos aan tafel ser veert. Men wordt op zijn wenken bediend, en is een Europeesche kellner ooit zoo "toort- durend-attent en steeds-servlel? Wel, het spijt mij voor de menschen en de djongos- sen in quaestie, maar na Jaren ervaring in Indische hotels en pensions kan ik die gun stige opinie niet direct deelen. Wat de booten welke op Indlë varen betreft, dient eigenlijk terstond een uitzondering gemaakt te worden, want de boys, die aan boord bedienen staan onder strenge tucht en voortdurende controle en dat maakt hen tot de model-bedienden van wie „baren" op weg naar den Oost ln hun brieven hoog opgeven. Maar in Indiè zelf, in welk hotel men ook komt bijna er zijn zelfs hotels, waar men de Inlandsche bedienden ter wille van de keurigheid witte handschoenen bij lunch en diner laat aan trekken! kan die dienstbaarheid wel eens tegenvallen en al zijn er oude mandoers, die wat tafeldienen betreft voor geen vol leerden „ober" uit den weg gaan, geef mij maar den Europeeschen „Jean", die met één oogopslag de verlangens van zijn gast raadt! Een onhebbelijke gewoonte van Inlandsche ho.el-bedienden heb ik altijd gevonden, dal ze je het eten in den mond kijken! Ze be doelen het goed, maar hun houding irriteert. Of zouat ge het apprecieeren, wanneer een kellner eiken hap op uw vork volgde om maar zoodra het bord leeg is, een schoon bord te kunnen neerzetten en een nieuwen gang onder uw neus te mogen houden? En zoudt ge het prettig vinden u den ganschen maal tijd lang aangestaard te weten door een ge- diens: igen geest, die niet anders schijnt te meenen, dan dat ge het liefst in een record-tempo het menu afwerkt? De djongos fixeert u terwijl ge uw soep lepelt, fixeert u, terwijl ge doperwtjes peuzelt, fixeert u terwijl ge de pudding proeft, fixeert u, terwijl ge ananas snijdt en ik ken niets vervelender aan dit waken ove% het heil van je maag. Maar het is hem niet af te leeren en wie zijn ziel in lijdzaamheid bezit, zwijgt zelfs tevreé, wanneer de djongos een bord bij het neerzetten op zijn breekbaarheid keurt en vorken en messen zóó deponeert, dat de mouw van zijn jas door het gerecht voor je heen veegt. Neen, zoo goed men het tref fen kan met huisbedienden vooral wanneer zij door hun vorigen werkgever behoorlijk „gedresseerd" zijn zoo sleoht ls de bedie ning vaak in hotels en pensions, waar velen nieu alleen als reizigers toeven, maar ook ge- reegeld moeten wonen. Tenzij de zaalchef er den wind onder heeft en zijn schare onver- biddellijk narijdt. Dan kan het worden als op d e mail booten en is de Indische kellner nog zoo kwaad niet. De groote Indische hotels doen In andere opzichten weinig onder voor hetgeen gelijk waardige etablissementen in Europa bieden en zij verschaffen, rekening houdend met de eischen van de tropen, het grootst mogelijke Westersche comfort. Er zijn nog wel binnen- plaats-karavanserai's, welke bar uit den tijd zijn en waar de kakkerlakken om je stoel heen reidansen uitvoeren, maar, in hun al gemeenheid behoeft men de woorden van Henri Borel, dat het Indische hotel is „de abominatie van de Indische abomlnaties" niet meer te onderschrijven, gelukkig! De gratis- jenever, de ronde palt-tafel en de akelige wipstoelen behooren tot tempo doeloer! Al thans in de middelgroote en groote plaatsen, want daar heebben de hotels dikwijls hun social hall, met behang aan de muren en tapijten op den vloer en schemerlampen en clubfauteuils, en hun bar, wel veelal niet mei krukken, maar dan met geriefelijke „zitjes" en gezellige „hoekjes"èn vafcbier! Ja, dat vatbier is iets typisch-Indisch! Spreekt u er in Nederland ooit van? Maar tyer is een vat bier tje, ijskoud gepresenteerd, een streeling van het gehemelte en, naast het onvergan kelijke „splitje", een der meest gezochte dranken. De paitflesch is Ietwat in discrediet geraakt, en de mode in Europa volgend, zijn op recepties en ontvangsten nu de cock tails zeer in zwang. Wijn wordt In Indië niet veel gedronken; alleen een vlachwijntje aan een dinertje of zoo maar champagne! Anggoer poef! Champagne wordt hier bij elke geleg(fcheid haast te pas en te onpas gebracht; als het „races" is wordt des ochtends om elf uur op de eere-tribune eere-wijn rondge diend en als een bloemenwinkel opent, als een auto-zaak de nieuwe modellen bij het publiek introduceert, als een heeren-mode- magazijn verbouwd heeft, als ergens de eerste heipaal den grond ingaat of een eerste steen gelegd wordt, als een fietsentoko ten overstaan van „de pers' den uitslag van een étalagewedstrijd bekend maakt (historisch. heusch)champagne. Champagne en bloemen! Want daar worden hier ook kapi talen aan besteed. Niet alleen, wanneer ver lofgangers uitgeleide wordt gedaan, maar ook en vooral bij de opening van een nieuwe zaak of de offlcieele ingebruikneming van een nieuw gebouw. Maar laat mij terugkeeren tot mijn onder werp. Wat het menu irr de meeste hotels betreft, dit is tegenwoordig'eiken dag Euro- peesch eten of makan blanda daarnaast enkele dagen van de week maken nassi, maar aan de Zondagsche lunch wordt van de rijst tafel het druks- gebruik gemaakt. Want dan kan de nlet-ambtenaar ten minste een mid dagdutje doen! En rljsttafelen-mct-vatbier maakt vadsig en loomHet ls voor een keer smakelijk, maar een zwaar eten. Vroeger in de dagen van Bas Veth wiens „Het leven in Indië", al werd het geschreven in 1909 en al zijn de toestanden veranderd, toch noch dingen beschrijft, die tot op den hui- digen dag bestaan (leest u het hoofdstuk over het zich voorsteilen en de preveiaars van „mag-ik-me-eens-evèner maar op na) vroeger zwoer men bij de rijsttafel maar dat is er grootendeels uit. De eerste rangshotels. die importkrachten als chef-koki hebben en modern ingerichte keukens, stellen F-ansche menu's samen met „Potage Grand Due" en .Belle de ChevreuU" en „Champig nons Chasseur" en „Célérl k l'Anglalse" en wat ge maar wilt. Bij bijzondere gelegenheden 7. de Oranjefeesten, met Kerstmis en gedurende de „races" en met Oudejaar, worden speciale menu's opgedischt, bijzondere diners dansant gearrangeerd en cocktail-teas met versterkt jazz-orkest! In de groote hotels, die door eigen muziek terras-concerten en diner-con certen laten geven, wordt druk gedanst. Met Kerstmis vooral maken de hotels altijd veel werk van de zaalversiering en met behulp van fans en rood papier flikkeren de hout vuren alsof buiten een dik pak sneeuw valt en binnen de erwtensoep dampt! Nu moet u daar niet om lachen, want ieder, die in Indië is geweest zai u kunnen vertellen, hoe goed hier erwtensoep met een kluif en boerenkool met worst smaken! Zelfs wanneer ze uit blikken komt; alle hotels hebben deze gerechten op het menu. Een vast amusement van vele Europeanen is een gang naar een Chineesch restaurant in de Chineesche wijk, in Chinatown, in „de Kamp", zooals men hier zegt. Bij „Ko Kiem Boen" of „Kit Wan Kie" of een anderen meneer met een drieledigen naam kan men smullen van delicatessen als haaienvinnen- soep en groote garnalen met broos gebakken deeg er omheen, aan fijne aspergesoep en gebraden duifjes, aan kepeting en aan allerlei uitheemsche kostjes, naar de herkomst waar van ge niet moet vragen, maar die ge savou reert, zooals de pot ze schaft! ,3ij den Chinees eten" zoo 's avonds om een uur of half negen, negen uur is een geijkt programpunt en werkelijk een amusante af wisseling van den dagelijkschen spijs. De wijze, waarop er huiselijk gekokereld wordt en de luchtjes, die er kunnen hangen, neme men op den koop.toe wat Ls vioolspel zon der geestdrift en een film zonder locale kleur? Deze eethuizen worden evenwel zoo druk door Europeesch publiek gefrequenteerd, dat hun interieur eigenlijk niets „Chineesch" heef: en erg „Europeesch" is aangekleed, met tafel tjes gedekt met wasdoek als in de poffertjes kramen op de Zaansche kennis, met elec- trlsche ventilatoren, met een „Philips"-luid- spreker en reclame viltjes om je glas op te zetten. En de prijzen zijn van den weeromstuit ook Europeesch. Er wordt in Indië tamelijk veel buitenshuis gegeten. Op Zaterdagavond of Zondagavond dineeren vele clubjes in de soos, in de eet zaal of bij mooi maanweer bulten op het terras, dat elke club hier rijk is, en dat in de wandeling „platje" wordt genoemd. „Ik zie je wel op het platje", zeg je tegen een vriend en sommige sociëteiten, die onmid dellijk aan den weg staan, houden er nog een laag muurtje op na, dat het terrein van de club afscheidt en waarlangs de leden in den voor-avond hun portje of hun sherry zitten te drinken. Dat zijn dan de „riche laars!" Zullen we aan den richel gaan zitten? vroeg je een vriend. Je kunt er kijken naar het verkeer van om vrachtjes toeterende taxi's en wankele „sado-tjes", voortgetrokken door schichtige „biekjes" en je kunt er medi- teeren over hetgeen je achterliet in je Jleve landjeOf je ergeren aan je buurman, want „verlof, „de vrouw" en „promotie" zijn hoofdonderwerpen van gesprek. Ja, die Bas Veth! Hotels als „Des Indes", te Batavia, „Preanger" en „Homann" te Bandoeng en het Oranjc- 'notel of „Simpang" te Soerabaja om er enkele te noemen, zonder even goede, andere uit te schakelen, kunnen qua accomodatie tot de comfortabelste hotels van het verre Oosten worden gerekend, Singapore incluis. Men past reeds veel verdieping-bouw toe en de ouderwetsche pendopo heeft plaats gemaakt voor up tot date dansruimten. Wat men nog weinig ontmoet zijn „klamboe-kamers". Als het ware siaapkamertjes in de slaapkamers, waardoor de toch altijd eenigszins benauwde klamboe-bedden vervangen kunnen worden door gewone, niet-tentbedden. Maar vas.e wasc'ntafels en eigen badkamers is tegen woordig al het minste, dat men ln een modern beheerd hotel verlangt. Voor binnen plaatsjes echter waar vaak één „hotel" het monopolie bezit, hetgeen soms bittere consequenties heeft geldt nog wel eens Koos Speenhoff's lijfspreuk ,,'t Is anders!" Of het motto: „Als het je hier niet bevalt, verkas je maar!"maar waarheen dan in vredes naam? Bij zulk een management ls onder dak een gunst en iemand. d:e toevallig veel noten op zijn zang heeft met recht „in den aap gelogeerd". Wie niet veel in het binnen land vrij vertaald: de provincie reist er. alleen groote hotels gewend is, komt dan wel eens voor verrassingen te staan, die min aangenaam doen. Gevoel voor humor is in die gevallen een kostelijk goed. Maar, dal staat vast, zoo kras als Borel het deed mogen we thans niet meer generaliseeren. Met de tijden veranderen de hotels. Hetgeen „oud- gasten" kunnen bevestigen! (Nadruk verboden). (Van onzen correspondent). Berlijn, 8 October. „Burgers van Berlijn, slaat kolen in! Het wordt een barre winter, en we hebben tz weinig voorraden aan brikets!" Het is de magistraat van de hoofdstad, die heden de zen noodkreet slaakt. En intusschen regent en stormt het, de straten zijn een groote watervlakte, waar de au'.o's fonteinen uit opspuiten. In de kranten lezen we van niets dan rampen en nog eens rampen. Men laai ons de sombere photo's zien van de R lol, het wrak van het Duitsche vliegtuig, dat Maandag tot overmaat van ramp boven Dresden is neergekomen, verhaalt ons van aardbevingen in Beieren en het Franken land, van zelfmoorden en tragische ongeval len, van misdaden en bloedzonde. Ja, lieve hemel, gunt men ons arme stervelingen dan geen sprankje vreugde meer? We kunnen het in huis bij dat ellendige weer niet meer uithouden en vluchten in ae restauran;s, de bioscopen, de theaters en de concertzalen. Daar heerscht bedrijvigheid genoeg. En zelfs de musea trachten mee te doen in de concurrentie van wat zich pu blieke vermakelijkheid noemt. Over die musea wil ik het ditmaal heb ben. De lezer, die wellicht in dezen winter Berlijn wil komen bezoeken, moet toch we ten, wat er bij ons aan nieuws te ontdekken valt! En dan kan ik met goed geweten den raad geven: gaat naar het Museumeiland naast de Domkerk en wandelt door de nieu we zalen van het zooeven officieel ingewij de trio: het Vooraziatisch, het Duitsche en 'i Pergamonmuseum. Ge zult er geen seconde berouw over hebben. Ook al behoort ge, als schrijver dezes tot die menschen, die aan musea een broertje dood hebben. Ik heb, beter gezegd, eigenlijk niets tegen musea. Ze moeten er zijn, ze zijn nuttig voor het schoolonderwijs en wij volwassenen kun nen er ook nog een heelen boel opsteken. We leeren er immers uit, welke mooie dingen vroegere geslachten en andere volkeren toe stand gebracht hebben, wat ons bescheiden maakt en de eigen prestaties niet meer doet overschatten. We komen tot de ontdekking, dat Ben Akiba gelijk gehad heeft en dat er geen nieuws onder de zon is. En verder, dat men in vroeger tijden, toen de stoomketel en de explosiemotor nog niet uitgevonden waren, wat meer tijd had om zijn mede- mensch schoonheid te schenken en levens vreugdewaarop het toch maar aankomt ln dit ondermaansche! Musea moeten er zijn, om al dat schoons van vroeger voor beschadiging en vernieti ging te behoeden. Maar musea zijn nu een maal zulke schrikkelijk vermoeiende inrich tingen, waar men nauwelijks wat leeren so fa's vindt om even uit te rusten en nooit en nimmer (of vergis ik mij daarin?) een res taurant, een kleine lunchroom, gelijk de musea-der-dagelijksche-behoeften, die men warenhuizen noemt, ze den vermoeiden wan delaar op vaak zoo smaakvolle wijze ter be schikking plegen te stellen. Hoe groot was dan ook mijn voldoening, toen ik juist even voordat ik deze correspondentie in leesba ren vorm begon te gieten in een Berlijnsch middagblad de verzuchting las, dat men toch eindelijk moge overgaan tot het aanleggen van zulke verpoozingszalen in al te groot; museumcomplexen, omdat de moderne mensch, voor zoover hij geen sportweilusta- ling is (en deze soort pleegt niet bij voor keur een museum te bezoeken) de inspan ning van een drentelwandeling van uren bij onafgebroken waarneming nu eenmaal niei volhouden kan zonder ten slotte volkomen uitgeput ineen te zinken en tot gezworen vijand van het museumbezoek te worden. Daarom moet ik u bij voorbaat waarschu wen, dat het complex bestaande uit het Al-te Museum, de Nationalgallerie, het Pergamon museum, het Duitsche Museum en het Voor- aziatische Museum en het Kaiser Friedrich- museum sinds eenige dagen één groot geheel geworden is, waarbij men slechts bij hei eerste- en het laatste genoemde een uitgang naar de verlossende straat ontdekken zal, omdat ftet tegenwoordige Pruisen nu een maal geen geld genoeg heeft om de gepro jecteerde nieuwe uitgangen der bijgebouwde musea met bijbehoorende bruggen van hei eiland over de Spree naar het „vasteland" ook uit te voeren. Wie zich in dit complex waagt, weet, dat hij eenige uren van de wereld afgesloten is en doet verstandig een broodje mee te ne men om over de ergste oogenblikken zonder schade voor zijn gezondheid heen te komen Maar is hij eenmaal voorbereid, dan wacht hem ook een bijzonder genot! Al dadelijk als Nederlander. Want de prachtige collectie oud-Nederlandsche schilderkunst uit onze bloeiperiode, die Berlijn in den kéizerlijken tijd heeft weten machtig te worden en wel ke heerlijke Rembrandts bijvoorbeeld mag deze stad of eigenlijk Pruisen eigendom noe men!) heeft nu pas in het Kaiserfriedrich- museum en het hem ontlastende Duitsche museum de plaats en de belichting gekregen, waarop onze onsterfelijke meesterstukken sinds tientallen jaren recht gehad hebben. Maar ik wil uw aandacht, zeer in het bijzonder vragen voor het Pergamonaltaar, voor de Assyrische feeststraat uit Babyion en voor de overblijfselen uit den tijd van de Helleensche latere meesterwerken en het Romeinsch barok, die hier voor het eerst en waarschijnlijk zonder voorbeeld in welk an der museum ter wereld op wel zeer bijzon dere wijze opgebouwd zijn. Men krijgt een gerestaureerden voorgevel te zien van het Altaar van Pergamon van de marktpoort van Milet en van eenige an dere antieke en door Duitschers opgegraven gebouwen, en voorts o.m. een ten deele ge restaureerde processiestraat uit Babylon, in oorspronkelijke hoogte maar zeer vermin derde lengte en breedte. Wat u alles wellicht reeds door actueele berichten in de dagen der feestelijke opening, die door tal van Ne- derlandsche museumdirecteuren bijgewoond werd, bekend geworden is. Op nadere bij zonderheden wil ik dan ook liever hier niet ingaan. Het was er mij om te doen, de aan- Een onzer medewerkers op onderwijsgebied schrijft ons: Zooveel openbare scholen, zooveel ouder commissies. Alle met dezelfde taak. Wie zich dit even indenkt, ziet als vanzelf de federa tieve lichamen ontstaan, waarin de commis sies zich tot het behartigen van gemeenschap pelijke belangen plaatselijk en landelijk ver- eenigd hebben. Ook Haarlem heeft zijn cen- tralen ouderraad (C.OR.). De wet kent deze instantie niet. Dit heeft een lange reeks van gemeenten evenwel niet belet, de centrale ouderraden geldelijk te steu nen. In onze stad hebben de pogingen daar toe gefaald. Het wordt tijd, dat ons gemeente bestuur zijn formalistisch standpunt in dezen laat varen. Over tienduizenden loopt het niet en de samenwerking tusschen ouders en on derwijzers is een evident en eminent onder- wljsbelang. Wij willen niet beweren, dat van beide zijden scherp in 't oog wordt gehou den, waar de grens van ieders bemoeiings sfeer ligt en weten ook wel, dat er wel eens grensincidenten zijn voorgekomen, maar door een verstandige oudercentrale kan goed werk worden gedaan. En hier in Haarlem hebben we een verstan- digen ouderraad. Wie het initiatief heeft ge nomen, laten we in het mdden, maar we vonden het een verheuged verschijnsel, dat er in onze gemeente contact bestaat tusschen ouderorganisaties en onderwijzersvakbewe ging. En dat zulk contact vruchten afwerpt, bewijst het resultaat van de enquête, die als gevolg van die samenstelling is gehouden. Besprekingen tusschen den C.O.R. en de af- deeling Haarlem van den Bond van Nederl Onderwijzers, hebben geleid tot een onderzoek naar de werking der oudercommissies. Van de zijde van den Bond is darover een vrij uit voerig rapport verschenen. De Bond dan had aan alle scholen een lijst gezonden met de volgende vragen: Bestaat er aan Uw school een oudercom missie? Hoeveel ouderavonden worden er per Jaar gehouden? Welke onderwerpen werden er behandeld? Wie waren de inleiders? Hoe is het bezoek der avonden? Welke onderwerpen trekken het meeste publiek? Zoo de ouderavonden slecht bezocht wor den, wat is daarvan volgens Uw meening de oorzaak? 3. Hoe denkt het personeel over de ouder commissies? 9- Welke inlichtingen kunt ge over dit insti tuut nog meer geven? Van 29 scholen kwamen de vragenlijsten beantwoord terug. Slechts aan één ervan bleek geen oudercommissie te bestaan. De lezer be hoeft hieruit niet lichtvaardig tot activiteit der 28 andere te besluiten. Als de wet het bestaan der oudercommissie niet gebiedend voorschreef, zou dit getal belangrijk lager zijn. Aan die ééne school bestond een onwettige toestand, die door het Gemeentebestuur niet mag worden getolereerd. Art. 12 van het K.B. aanvaardt geen lijde lijk toezien van B. en W. Het luidt: .De leden der oudercommissie worden voor de eerste maal samengeroepen door of na mens het College van Burgemeester en Wet houder". De beantwoording van de vragen 2 en 5 gaf geen opwekkend beeld van de activiteit en levenskracht der oudercommissies. Er waren scholen, waar men 4. er waren er ook, waar men geen enkele bijeenkomst had gehouden. Over het bezoek rapporteerden enkele scho len: buitengewoon goed, constant goed, zeer voldoende; andere daarentegen: slecht, door gaans slecht, zeer matig. Met tal van tus- schenliggende variaties. Aan één school no teerde men een gemiddeld bezoek van 100 ouders per avond, een andere kreeg het dozijn niet vol. In verband met het bezoek hadden de be handelde onderwerpen op de ouderavonden recht op volle aandacht. Wat een prachtwerk was daar bij! Niet minder dan 62 onderwerpen stonden op de lijst, die bij lange niet volledig was Er waren er van paedagogischen en or- ganischen aard, met en zonder lichtbeelden. We troffen lezingen aan over kinderlectuur, over lichamelijke opvoeding (baden en zwem men, reinheid en huidverzorging), het liegen van kinderen, conflicten in de opvoeding, be roepskeuze, de aaneensluitingskwestie. Fransch op de lagere school, rapporten, huis werk. jeugdherbergen, enz. Ook had voor een bijeenkomst de „ooievaarskwestie" op de agenda gestaan, terwyl men aar» een Mulo- school het onderwerp sexueele voorlichting door een medicus en een paedagoog had laten behandelen. De laatste lezing trok een zeer groot en dankbaar publiek. Dit alles geeft toch wel den Indruk, dat er het een en ander is verricht. Actieve ouder commissies kunnen in samenwerking met actieve onderwijzers, goed werk doen. En uit de gegevens blijkt duidelijk, dat verschillende personen in en buiten de gemeente zich be langloos beschikbaar stellen voor het houden van interessante en nuttige voordrachten. Als de oudercommissie in dit geval voor een niet te klein auditorium zorgt, is de zaak gezond. Sommige commissieleden geven zich veel moeite, de ouders naar de bijeenkomst te krijgen en dan lukt het meestal ook. Het is voor een groot deel een kwestie van organi satie. En nu willen we vooral niet een pleidooi leveren voor het houden van avonden, zooals men ze op andere plaatsen heeft gehad, met alle mogelijke aan het onderwijs vreemde at tracties. maar het feit. dat de lichtbeelden veel publiek trekken, mag toch voor het goede doel in bescheiden mate worden uitgebuit. Er ligt een groot stuk volksopvoeding in goed- geleide ouderavonden. Het oordeel van de personeelen der scholen luidt niet onverdeeld gunstig. Trouwens, wat de één prijst, kan juist in de oogen van den ander geen genade vinden. Wij vinden naast elkaar de volgende uitspraken: „Het werk der leerlingen laten zien wordt zeer op prijs gesteld", en „Geen tentoonstelling van werk op zoo'n ouderavond; dat is verkeerd. En ziin ouders die niet van andermans-kindevenarbeid kun nen afblijven. Ze zijn nieuwsgierig naar wat er onder geschreven staat, naar de op- en aanmerkingen .Ze gaan vergelijken met ander werk en ze vinden toch maar. dat hun kin deren mooier schrijven, dan andere, die een hooger cijfer gekregen hebben. Zonder eenige kennis van zaken bewegen ze zich op tech nisch terrein. Als een ouder inderdaad be langstelt in het werk van zijn kind, dan is daarvoor eiken dag gelegenheid, maar dan komt er nooit of bijna nooit een belangstel lende". Men kan deze laatste klacht te somber ge kleurd vinden en toch in de gegeven voor stelling van zaken een grond van waarheid erkennen. Om verheerlijking van eigen bloed ten koste van buurmans spruiten te voor komen en een critische beoordeeling te ont gaan van de oomerkingen, die het werk van niet-eigen kinderen sieren of ontsieren, zou men den raad ter harte kunnen nemen. In de volgende woorden door een rapporteur neergeschreven: „De ouders kunnen en mogen alleen het werk hunner eigen kinderen zien Geen ver gelijkingen met het werk van andere leer lingen". Zooals gezegd, alles is een kwestie van or ganisatie. Samenwerking van personen indivi dueel en van de corporaties, die namens hen spreken, kan zijn nut hebben. De hier besproken enquête is daarvan een sprekend bewijs. dacht van den kunstlieven den lezer te vesti gen op de omstandigheid, dat de Duttscners hier de stoute poging gewaaid "hebben om ons nu eens geen beschadigde brokstukken voor te zetten, maar om belangrijke en voor onderwijs en nagenieten zeer representatie ve deelen van beroemde meesterwerken op bet gebied der antieke bouwkunst op te bou wen in de natuurlijke grootte, zoodat we waarnemen kunnen, welke werking de ge vonden stukken ongeveer gehad hebben, hoe geweldig de afmetingen van die architecto nische wonderwerken waren en hoe de af werking vaak verklaard kan worden door den afstand, die zulke stukken, die we thans als grof en onartistiek beschouwen zouden, van het oog van die oude volkeren hebben gehad. Laat ik er onmiddellijk aan toevoegen, dat deeze sensatieneele poging protest zou uit lokken naast bewondering en toejuich.njen, en dat althans in Duitschland dit p.oiest, nu de feeststemming voo.bij is, al den kop begint op te steken. Het is dan ook een probleem, dat waard ls dat men er zijn gedachten over laat gaan! Vrijwel algemeen ls men tot nu toe ln de kunstwereld van meening geweest, dat men ruïne's en torso's, althans Indien de be schadiging ernstige afmetingen heeft aan genomen, niet met modern materiaal of met een onartistieke nabootsing van antiek ma teriaal en antieke kleur mag „restaureeren". Het brokstuk is „heilig", de restauratie „tri viaal". Vaak zal dat inderdaad het geval zijn. Het is zeker nog in aller herinnering, dat men jaren geleden in Frankrijk pogingen gedaan heeft (vergis ik mij niet, clan ging het denkbeeld van een of ander blad uit, dat er een prijsvraag aan verbond) om de Venus van Milo uit Het Parijsche Louvre haar afgebroken armen terug te geven. -Zoo- iets was natuurlijk onzinnig, omdat niet in de laatste plaats er op gewezen kon worden, dat geen enkel houvast bestaat betreffende de wijze, waarop de beeldhouwer deze armen in dien ouden tijd aangebracht had. Bij kunstwerken, waarvan men wel af beeldingen bezit of waarvan de oorspronke lijke vorm uit de brokstukken vrijwel zon der eenige verwaarioozing van details kan worden afgeleid, staat de zaak intusschen anders. En daar kan ik mij zeer goed geval len denken, waarin een herstel van een ge heel beeld of zelfs een geheel gebouw (ik denk hier aan het Parthenon op den Acro polis e. a.) een juister oplossing is dan een laten staan van brokstukken die in de open lucht op den duur tot volkomen vernieti ging gedoemd zijn. Het interessante, wat men thans in Ber lijn bestudeeren kan, is, dat in de beide nieuwe Musea op wel zeer radicale wijze ge restaureerd is. En volgens den een met groot succes, volgens den ander met het resul taat, dat in het bijzonder wat de Assyrische tempelstraat betreft op schandelijke wijze aan de kunst der ouden gezondigd is. Men heeft hier in Berlijn en dat da teert al van tientallen jaren her eenvou dig verklaard: wat heeft de toeschouwer, wat heeft de kunststudent, wat heeft vooral de kunstlievende leek, dien wij in onze zalen willen opvoeden en gelukkig maken, aan tientallen, ja honderden brokken van zuilen en kapiteelen en beelden en tegels? Een stuk afgebroken zuil, dat wij ergens opstel len, zegt hem niets, of is slechts voor den vakman of den teekenaar van belang. De massa wordt pas belangstellend als aan de hand van deze brokstukken en al dan niet met behulp van deze ingevoegde brokken opgebouwd het kunstwerk in de oorspron kelijke gedaante, zij het als afgewerkt deel dan wel als geheel voor haar verbaasde oogen gesteld wordt. Dat beginsel heeft men nu in Beriyn eigenlijk voor het eerst op zoo gróoten schaal ook practisch toegepast. Men heeft twintig jaar lang gebouwd aan zalen, die voorgevels van enorme Grieksche, Romein- sche en Assyrische bouwwerken konden op nemen en tegen de invloeden van het noor delijk klimaat beschermen. Wat daar voor werk aan verbonden was, zal men het best begrijpen als ik hief vertel, dat men een stuk van de vensterlooze muren van de pro cessiestraat, die geheel uit geglazuurd steen bestaat, dat men in dien ouden tijd met merkwaardige kunstvaardigheid gekleurd en gebakken heeft, uit honderdduizenden brok stukken opnieuw opgebouwd heeft een legkaartwerkje, waarvoor niet minder dan 32 jaren noodig geweest zijn! En dan te bedenken, dat er reeds critici opgestaan zijn, die het resultaat veroordee- len en liever zouden gezien hebben, dat nien met een enkel brokstuk, dat deze kunstvaardigheid der ouden voldoende aan toont, zou hebben volstaan! Zoo is ook het wondere Altaar van Per gamon, dat den lezer zeker door vele afbeel dingen in de bladen der laatste dagen be kend geworden zal zijn, alleen „echt" wat de friesen betreft, terwijl al het andere, de ge weldige trappen, de zuilen, het dak enz., uit modern materiaal is aangevuld. Maar eerst nu zien we, hoe die prdthtige friesen vroe ger gewerkt moeten hebben. En tegen de heerlijke marktpoort van Milete, die voor 85 pCt. uit antieke stukken bestaat, zal ze ker geen criticus bezwaren durven opperen! Ik heb gemeend, u van deze nieuwe dingen eens iets te moeten vertellen, ornaat ge, wanneer ge ook in uw verder leven den weg naar Berlijn vindt, niet zult verzuimen deze ser.sationeele dingen te gaan bezichtigen. Wellicht is dan het restaurant, dat we nu zoo missen, intusschen ook ingelascht? H. v. B. HERDENKINGSDIENST IN ST. PAUL'S. VOOR DE SLACHTOFFERS VAN DE R. 101. De herdenkingsdienst die in St. Pauls Cathedral is gehouden, werd o a. bijgewoond door den Prins van Wales, die den koning vertegenwoordige, den Hertog van York, leden van de Bfitsche ■regeering, dèn minister van Luchtvaart in Frankrijk Lau rent Eynac, den Italiaanschen generaal Balbo en officieelr vertegenwoordigers van een groot aantal andere regeeringen, HET POLITIEPERSONEEL. AANGEDRONGEN OP VF.RHOOGING DER BEZOLDIGING VAN HOOFD-AGENTEN. Woensdag vergaderde de Commissie van overleg voor het Politiepersoneel onder lei ding van haren voorzitter. Mr. J. Gerrltsz, ter nadere bespreking van de voorstellen der organisatiën tot herziening van de thans geldende salarisregeling voor het Politie personeel. Na breedvoerige bespreking werd metx al- gemcene stemmen beslopen de behandeling van de ingediende voorstellen ten aanzien van de salarieering der inspecteurs en agen ten van politie op te schorten, doch er op aan te dringen, dat de behandeling van het voorstel tot verhooging der bezoldiging van de hoofdagen en zal worden bevorderd, zoo dat de post, welke cp de begrooting 193) voorkomt, zal kunnen worden uitgevoerd en lecontinueerd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 10