BRIEF UIT BERLIJN.
DE OUDERCOMMISSIES.
Het levee ie ledië.
ONDER WIJS-ZAKEN.
Een enquete.
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 11 OCTOBER 1930
(Bijzondere correspondentie.)
Djongos en mandoer. Gemoderniseerde
hotels. Champagne, bloemen en diners-
dansant Cocktail-teas. Hotel-leven op
Java.
Semarang, 9 September.
Menschen, die met den „Lloyd" van Rot
terdam een vacantletrlp naar Marseille heb
ben gemaakt of voor een blauwen Maandag
in Indië zijn geweeest, voor plezier of op door
reis, hebben het altijd over de keurige wijze,
waarop onze Indische djongos aan tafel ser
veert. Men wordt op zijn wenken bediend, en
is een Europeesche kellner ooit zoo "toort-
durend-attent en steeds-servlel? Wel, het
spijt mij voor de menschen en de djongos-
sen in quaestie, maar na Jaren ervaring in
Indische hotels en pensions kan ik die gun
stige opinie niet direct deelen. Wat de booten
welke op Indlë varen betreft, dient eigenlijk
terstond een uitzondering gemaakt te worden,
want de boys, die aan boord bedienen staan
onder strenge tucht en voortdurende controle
en dat maakt hen tot de model-bedienden
van wie „baren" op weg naar den Oost ln
hun brieven hoog opgeven. Maar in Indiè
zelf, in welk hotel men ook komt bijna
er zijn zelfs hotels, waar men de Inlandsche
bedienden ter wille van de keurigheid witte
handschoenen bij lunch en diner laat aan
trekken! kan die dienstbaarheid wel eens
tegenvallen en al zijn er oude mandoers,
die wat tafeldienen betreft voor geen vol
leerden „ober" uit den weg gaan, geef mij
maar den Europeeschen „Jean", die met één
oogopslag de verlangens van zijn gast raadt!
Een onhebbelijke gewoonte van Inlandsche
ho.el-bedienden heb ik altijd gevonden, dal
ze je het eten in den mond kijken! Ze be
doelen het goed, maar hun houding irriteert.
Of zouat ge het apprecieeren, wanneer een
kellner eiken hap op uw vork volgde om maar
zoodra het bord leeg is, een schoon bord te
kunnen neerzetten en een nieuwen gang
onder uw neus te mogen houden? En zoudt
ge het prettig vinden u den ganschen maal
tijd lang aangestaard te weten door een ge-
diens: igen geest, die niet anders schijnt te
meenen, dan dat ge het liefst in een
record-tempo het menu afwerkt? De djongos
fixeert u terwijl ge uw soep lepelt, fixeert u,
terwijl ge doperwtjes peuzelt, fixeert u terwijl
ge de pudding proeft, fixeert u, terwijl ge
ananas snijdt en ik ken niets vervelender
aan dit waken ove% het heil van je maag.
Maar het is hem niet af te leeren en wie
zijn ziel in lijdzaamheid bezit, zwijgt zelfs
tevreé, wanneer de djongos een bord bij het
neerzetten op zijn breekbaarheid keurt en
vorken en messen zóó deponeert, dat de
mouw van zijn jas door het gerecht voor je
heen veegt. Neen, zoo goed men het tref
fen kan met huisbedienden vooral wanneer
zij door hun vorigen werkgever behoorlijk
„gedresseerd" zijn zoo sleoht ls de bedie
ning vaak in hotels en pensions, waar velen
nieu alleen als reizigers toeven, maar ook ge-
reegeld moeten wonen. Tenzij de zaalchef er
den wind onder heeft en zijn schare onver-
biddellijk narijdt. Dan kan het worden als op
d e mail booten en is de Indische kellner nog
zoo kwaad niet.
De groote Indische hotels doen In andere
opzichten weinig onder voor hetgeen gelijk
waardige etablissementen in Europa bieden
en zij verschaffen, rekening houdend met de
eischen van de tropen, het grootst mogelijke
Westersche comfort. Er zijn nog wel binnen-
plaats-karavanserai's, welke bar uit den tijd
zijn en waar de kakkerlakken om je stoel
heen reidansen uitvoeren, maar, in hun al
gemeenheid behoeft men de woorden van
Henri Borel, dat het Indische hotel is „de
abominatie van de Indische abomlnaties" niet
meer te onderschrijven, gelukkig! De gratis-
jenever, de ronde palt-tafel en de akelige
wipstoelen behooren tot tempo doeloer! Al
thans in de middelgroote en groote plaatsen,
want daar heebben de hotels dikwijls hun
social hall, met behang aan de muren en
tapijten op den vloer en schemerlampen en
clubfauteuils, en hun bar, wel veelal niet mei
krukken, maar dan met geriefelijke „zitjes"
en gezellige „hoekjes"èn vafcbier! Ja, dat
vatbier is iets typisch-Indisch! Spreekt u er
in Nederland ooit van? Maar tyer is een vat
bier tje, ijskoud gepresenteerd, een streeling
van het gehemelte en, naast het onvergan
kelijke „splitje", een der meest gezochte
dranken. De paitflesch is Ietwat in discrediet
geraakt, en de mode in Europa volgend,
zijn op recepties en ontvangsten nu de cock
tails zeer in zwang.
Wijn wordt In Indië niet veel gedronken;
alleen een vlachwijntje aan een dinertje of
zoo maar champagne! Anggoer poef!
Champagne wordt hier bij elke geleg(fcheid
haast te pas en te onpas gebracht; als
het „races" is wordt des ochtends om elf
uur op de eere-tribune eere-wijn rondge
diend en als een bloemenwinkel opent, als
een auto-zaak de nieuwe modellen bij het
publiek introduceert, als een heeren-mode-
magazijn verbouwd heeft, als ergens de eerste
heipaal den grond ingaat of een eerste
steen gelegd wordt, als een fietsentoko ten
overstaan van „de pers' den uitslag van een
étalagewedstrijd bekend maakt (historisch.
heusch)champagne. Champagne en
bloemen! Want daar worden hier ook kapi
talen aan besteed. Niet alleen, wanneer ver
lofgangers uitgeleide wordt gedaan, maar ook
en vooral bij de opening van een nieuwe zaak
of de offlcieele ingebruikneming van een
nieuw gebouw.
Maar laat mij terugkeeren tot mijn onder
werp. Wat het menu irr de meeste hotels
betreft, dit is tegenwoordig'eiken dag Euro-
peesch eten of makan blanda daarnaast
enkele dagen van de week maken nassi, maar
aan de Zondagsche lunch wordt van de rijst
tafel het druks- gebruik gemaakt. Want dan
kan de nlet-ambtenaar ten minste een mid
dagdutje doen! En rljsttafelen-mct-vatbier
maakt vadsig en loomHet ls voor een
keer smakelijk, maar een zwaar eten. Vroeger
in de dagen van Bas Veth wiens „Het
leven in Indië", al werd het geschreven in
1909 en al zijn de toestanden veranderd, toch
noch dingen beschrijft, die tot op den hui-
digen dag bestaan (leest u het hoofdstuk
over het zich voorsteilen en de preveiaars
van „mag-ik-me-eens-evèner maar op
na) vroeger zwoer men bij de rijsttafel
maar dat is er grootendeels uit. De eerste
rangshotels. die importkrachten als chef-koki
hebben en modern ingerichte keukens, stellen
F-ansche menu's samen met „Potage Grand
Due" en .Belle de ChevreuU" en „Champig
nons Chasseur" en „Célérl k l'Anglalse" en
wat ge maar wilt. Bij bijzondere gelegenheden 7.
de Oranjefeesten, met Kerstmis en gedurende
de „races" en met Oudejaar, worden speciale
menu's opgedischt, bijzondere diners dansant
gearrangeerd en cocktail-teas met versterkt
jazz-orkest! In de groote hotels, die door
eigen muziek terras-concerten en diner-con
certen laten geven, wordt druk gedanst. Met
Kerstmis vooral maken de hotels altijd veel
werk van de zaalversiering en met behulp
van fans en rood papier flikkeren de hout
vuren alsof buiten een dik pak sneeuw
valt en binnen de erwtensoep dampt! Nu moet
u daar niet om lachen, want ieder, die in
Indië is geweest zai u kunnen vertellen, hoe
goed hier erwtensoep met een kluif en
boerenkool met worst smaken! Zelfs wanneer
ze uit blikken komt; alle hotels hebben deze
gerechten op het menu.
Een vast amusement van vele Europeanen
is een gang naar een Chineesch restaurant
in de Chineesche wijk, in Chinatown, in „de
Kamp", zooals men hier zegt. Bij „Ko Kiem
Boen" of „Kit Wan Kie" of een anderen
meneer met een drieledigen naam kan men
smullen van delicatessen als haaienvinnen-
soep en groote garnalen met broos gebakken
deeg er omheen, aan fijne aspergesoep en
gebraden duifjes, aan kepeting en aan allerlei
uitheemsche kostjes, naar de herkomst waar
van ge niet moet vragen, maar die ge savou
reert, zooals de pot ze schaft! ,3ij den
Chinees eten" zoo 's avonds om een uur
of half negen, negen uur is een geijkt
programpunt en werkelijk een amusante af
wisseling van den dagelijkschen spijs. De
wijze, waarop er huiselijk gekokereld wordt
en de luchtjes, die er kunnen hangen, neme
men op den koop.toe wat Ls vioolspel zon
der geestdrift en een film zonder locale kleur?
Deze eethuizen worden evenwel zoo druk door
Europeesch publiek gefrequenteerd, dat hun
interieur eigenlijk niets „Chineesch" heef:
en erg „Europeesch" is aangekleed, met tafel
tjes gedekt met wasdoek als in de poffertjes
kramen op de Zaansche kennis, met elec-
trlsche ventilatoren, met een „Philips"-luid-
spreker en reclame viltjes om je glas op te
zetten. En de prijzen zijn van den weeromstuit
ook Europeesch.
Er wordt in Indië tamelijk veel buitenshuis
gegeten. Op Zaterdagavond of Zondagavond
dineeren vele clubjes in de soos, in de eet
zaal of bij mooi maanweer bulten op het
terras, dat elke club hier rijk is, en dat in
de wandeling „platje" wordt genoemd. „Ik
zie je wel op het platje", zeg je tegen een
vriend en sommige sociëteiten, die onmid
dellijk aan den weg staan, houden er nog
een laag muurtje op na, dat het terrein van
de club afscheidt en waarlangs de leden in
den voor-avond hun portje of hun sherry
zitten te drinken. Dat zijn dan de „riche
laars!" Zullen we aan den richel gaan zitten?
vroeg je een vriend. Je kunt er kijken naar
het verkeer van om vrachtjes toeterende
taxi's en wankele „sado-tjes", voortgetrokken
door schichtige „biekjes" en je kunt er medi-
teeren over hetgeen je achterliet in je Jleve
landjeOf je ergeren aan je buurman,
want „verlof, „de vrouw" en „promotie" zijn
hoofdonderwerpen van gesprek. Ja, die Bas
Veth!
Hotels als „Des Indes", te Batavia, „Preanger"
en „Homann" te Bandoeng en het Oranjc-
'notel of „Simpang" te Soerabaja om er enkele
te noemen, zonder even goede, andere uit te
schakelen, kunnen qua accomodatie tot de
comfortabelste hotels van het verre Oosten
worden gerekend, Singapore incluis. Men
past reeds veel verdieping-bouw toe en de
ouderwetsche pendopo heeft plaats gemaakt
voor up tot date dansruimten. Wat men nog
weinig ontmoet zijn „klamboe-kamers". Als
het ware siaapkamertjes in de slaapkamers,
waardoor de toch altijd eenigszins benauwde
klamboe-bedden vervangen kunnen worden
door gewone, niet-tentbedden. Maar vas.e
wasc'ntafels en eigen badkamers is tegen
woordig al het minste, dat men ln een modern
beheerd hotel verlangt. Voor binnen
plaatsjes echter waar vaak één „hotel"
het monopolie bezit, hetgeen soms bittere
consequenties heeft geldt nog wel eens Koos
Speenhoff's lijfspreuk ,,'t Is anders!" Of het
motto: „Als het je hier niet bevalt, verkas je
maar!"maar waarheen dan in vredes
naam? Bij zulk een management ls onder
dak een gunst en iemand. d:e toevallig veel
noten op zijn zang heeft met recht „in den
aap gelogeerd". Wie niet veel in het binnen
land vrij vertaald: de provincie reist er.
alleen groote hotels gewend is, komt dan wel
eens voor verrassingen te staan, die min
aangenaam doen. Gevoel voor humor is in
die gevallen een kostelijk goed. Maar, dal
staat vast, zoo kras als Borel het deed mogen
we thans niet meer generaliseeren. Met de
tijden veranderen de hotels. Hetgeen „oud-
gasten" kunnen bevestigen!
(Nadruk verboden).
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 8 October.
„Burgers van Berlijn, slaat kolen in! Het
wordt een barre winter, en we hebben tz
weinig voorraden aan brikets!" Het is de
magistraat van de hoofdstad, die heden de
zen noodkreet slaakt. En intusschen regent
en stormt het, de straten zijn een groote
watervlakte, waar de au'.o's fonteinen uit
opspuiten. In de kranten lezen we van niets
dan rampen en nog eens rampen. Men laai
ons de sombere photo's zien van de R lol,
het wrak van het Duitsche vliegtuig, dat
Maandag tot overmaat van ramp boven
Dresden is neergekomen, verhaalt ons van
aardbevingen in Beieren en het Franken
land, van zelfmoorden en tragische ongeval
len, van misdaden en bloedzonde. Ja, lieve
hemel, gunt men ons arme stervelingen dan
geen sprankje vreugde meer?
We kunnen het in huis bij dat ellendige
weer niet meer uithouden en vluchten in ae
restauran;s, de bioscopen, de theaters en de
concertzalen. Daar heerscht bedrijvigheid
genoeg. En zelfs de musea trachten mee te
doen in de concurrentie van wat zich pu
blieke vermakelijkheid noemt.
Over die musea wil ik het ditmaal heb
ben. De lezer, die wellicht in dezen winter
Berlijn wil komen bezoeken, moet toch we
ten, wat er bij ons aan nieuws te ontdekken
valt! En dan kan ik met goed geweten den
raad geven: gaat naar het Museumeiland
naast de Domkerk en wandelt door de nieu
we zalen van het zooeven officieel ingewij
de trio: het Vooraziatisch, het Duitsche en
'i Pergamonmuseum. Ge zult er geen seconde
berouw over hebben. Ook al behoort ge, als
schrijver dezes tot die menschen, die aan
musea een broertje dood hebben.
Ik heb, beter gezegd, eigenlijk niets tegen
musea. Ze moeten er zijn, ze zijn nuttig voor
het schoolonderwijs en wij volwassenen kun
nen er ook nog een heelen boel opsteken.
We leeren er immers uit, welke mooie dingen
vroegere geslachten en andere volkeren toe
stand gebracht hebben, wat ons bescheiden
maakt en de eigen prestaties niet meer doet
overschatten. We komen tot de ontdekking,
dat Ben Akiba gelijk gehad heeft en dat er
geen nieuws onder de zon is. En verder, dat
men in vroeger tijden, toen de stoomketel
en de explosiemotor nog niet uitgevonden
waren, wat meer tijd had om zijn mede-
mensch schoonheid te schenken en levens
vreugdewaarop het toch maar aankomt
ln dit ondermaansche!
Musea moeten er zijn, om al dat schoons
van vroeger voor beschadiging en vernieti
ging te behoeden. Maar musea zijn nu een
maal zulke schrikkelijk vermoeiende inrich
tingen, waar men nauwelijks wat leeren so
fa's vindt om even uit te rusten en nooit en
nimmer (of vergis ik mij daarin?) een res
taurant, een kleine lunchroom, gelijk de
musea-der-dagelijksche-behoeften, die men
warenhuizen noemt, ze den vermoeiden wan
delaar op vaak zoo smaakvolle wijze ter be
schikking plegen te stellen. Hoe groot was
dan ook mijn voldoening, toen ik juist even
voordat ik deze correspondentie in leesba
ren vorm begon te gieten in een Berlijnsch
middagblad de verzuchting las, dat men toch
eindelijk moge overgaan tot het aanleggen
van zulke verpoozingszalen in al te groot;
museumcomplexen, omdat de moderne
mensch, voor zoover hij geen sportweilusta-
ling is (en deze soort pleegt niet bij voor
keur een museum te bezoeken) de inspan
ning van een drentelwandeling van uren bij
onafgebroken waarneming nu eenmaal niei
volhouden kan zonder ten slotte volkomen
uitgeput ineen te zinken en tot gezworen
vijand van het museumbezoek te worden.
Daarom moet ik u bij voorbaat waarschu
wen, dat het complex bestaande uit het Al-te
Museum, de Nationalgallerie, het Pergamon
museum, het Duitsche Museum en het Voor-
aziatische Museum en het Kaiser Friedrich-
museum sinds eenige dagen één groot geheel
geworden is, waarbij men slechts bij hei
eerste- en het laatste genoemde een uitgang
naar de verlossende straat ontdekken zal,
omdat ftet tegenwoordige Pruisen nu een
maal geen geld genoeg heeft om de gepro
jecteerde nieuwe uitgangen der bijgebouwde
musea met bijbehoorende bruggen van hei
eiland over de Spree naar het „vasteland"
ook uit te voeren.
Wie zich in dit complex waagt, weet, dat
hij eenige uren van de wereld afgesloten is
en doet verstandig een broodje mee te ne
men om over de ergste oogenblikken zonder
schade voor zijn gezondheid heen te komen
Maar is hij eenmaal voorbereid, dan wacht
hem ook een bijzonder genot! Al dadelijk als
Nederlander. Want de prachtige collectie
oud-Nederlandsche schilderkunst uit onze
bloeiperiode, die Berlijn in den kéizerlijken
tijd heeft weten machtig te worden en wel
ke heerlijke Rembrandts bijvoorbeeld mag
deze stad of eigenlijk Pruisen eigendom noe
men!) heeft nu pas in het Kaiserfriedrich-
museum en het hem ontlastende Duitsche
museum de plaats en de belichting gekregen,
waarop onze onsterfelijke meesterstukken
sinds tientallen jaren recht gehad hebben.
Maar ik wil uw aandacht, zeer in het
bijzonder vragen voor het Pergamonaltaar,
voor de Assyrische feeststraat uit Babyion
en voor de overblijfselen uit den tijd van
de Helleensche latere meesterwerken en het
Romeinsch barok, die hier voor het eerst en
waarschijnlijk zonder voorbeeld in welk an
der museum ter wereld op wel zeer bijzon
dere wijze opgebouwd zijn.
Men krijgt een gerestaureerden voorgevel
te zien van het Altaar van Pergamon van
de marktpoort van Milet en van eenige an
dere antieke en door Duitschers opgegraven
gebouwen, en voorts o.m. een ten deele ge
restaureerde processiestraat uit Babylon, in
oorspronkelijke hoogte maar zeer vermin
derde lengte en breedte. Wat u alles wellicht
reeds door actueele berichten in de dagen
der feestelijke opening, die door tal van Ne-
derlandsche museumdirecteuren bijgewoond
werd, bekend geworden is. Op nadere bij
zonderheden wil ik dan ook liever hier niet
ingaan. Het was er mij om te doen, de aan-
Een onzer medewerkers op onderwijsgebied
schrijft ons:
Zooveel openbare scholen, zooveel ouder
commissies. Alle met dezelfde taak. Wie zich
dit even indenkt, ziet als vanzelf de federa
tieve lichamen ontstaan, waarin de commis
sies zich tot het behartigen van gemeenschap
pelijke belangen plaatselijk en landelijk ver-
eenigd hebben. Ook Haarlem heeft zijn cen-
tralen ouderraad (C.OR.).
De wet kent deze instantie niet. Dit heeft
een lange reeks van gemeenten evenwel niet
belet, de centrale ouderraden geldelijk te steu
nen. In onze stad hebben de pogingen daar
toe gefaald. Het wordt tijd, dat ons gemeente
bestuur zijn formalistisch standpunt in dezen
laat varen. Over tienduizenden loopt het niet
en de samenwerking tusschen ouders en on
derwijzers is een evident en eminent onder-
wljsbelang. Wij willen niet beweren, dat van
beide zijden scherp in 't oog wordt gehou
den, waar de grens van ieders bemoeiings
sfeer ligt en weten ook wel, dat er wel eens
grensincidenten zijn voorgekomen, maar door
een verstandige oudercentrale kan goed werk
worden gedaan.
En hier in Haarlem hebben we een verstan-
digen ouderraad. Wie het initiatief heeft ge
nomen, laten we in het mdden, maar we
vonden het een verheuged verschijnsel, dat
er in onze gemeente contact bestaat tusschen
ouderorganisaties en onderwijzersvakbewe
ging. En dat zulk contact vruchten afwerpt,
bewijst het resultaat van de enquête, die als
gevolg van die samenstelling is gehouden.
Besprekingen tusschen den C.O.R. en de af-
deeling Haarlem van den Bond van Nederl
Onderwijzers, hebben geleid tot een onderzoek
naar de werking der oudercommissies. Van de
zijde van den Bond is darover een vrij uit
voerig rapport verschenen.
De Bond dan had aan alle scholen een lijst
gezonden met de volgende vragen:
Bestaat er aan Uw school een oudercom
missie?
Hoeveel ouderavonden worden er per Jaar
gehouden?
Welke onderwerpen werden er behandeld?
Wie waren de inleiders?
Hoe is het bezoek der avonden?
Welke onderwerpen trekken het meeste
publiek?
Zoo de ouderavonden slecht bezocht wor
den, wat is daarvan volgens Uw meening
de oorzaak?
3. Hoe denkt het personeel over de ouder
commissies?
9- Welke inlichtingen kunt ge over dit insti
tuut nog meer geven?
Van 29 scholen kwamen de vragenlijsten
beantwoord terug. Slechts aan één ervan bleek
geen oudercommissie te bestaan. De lezer be
hoeft hieruit niet lichtvaardig tot activiteit
der 28 andere te besluiten. Als de wet het
bestaan der oudercommissie niet gebiedend
voorschreef, zou dit getal belangrijk lager zijn.
Aan die ééne school bestond een onwettige
toestand, die door het Gemeentebestuur niet
mag worden getolereerd.
Art. 12 van het K.B. aanvaardt geen lijde
lijk toezien van B. en W. Het luidt:
.De leden der oudercommissie worden voor
de eerste maal samengeroepen door of na
mens het College van Burgemeester en Wet
houder".
De beantwoording van de vragen 2 en 5 gaf
geen opwekkend beeld van de activiteit en
levenskracht der oudercommissies. Er waren
scholen, waar men 4. er waren er ook, waar
men geen enkele bijeenkomst had gehouden.
Over het bezoek rapporteerden enkele scho
len: buitengewoon goed, constant goed, zeer
voldoende; andere daarentegen: slecht, door
gaans slecht, zeer matig. Met tal van tus-
schenliggende variaties. Aan één school no
teerde men een gemiddeld bezoek van 100
ouders per avond, een andere kreeg het
dozijn niet vol.
In verband met het bezoek hadden de be
handelde onderwerpen op de ouderavonden
recht op volle aandacht. Wat een prachtwerk
was daar bij! Niet minder dan 62 onderwerpen
stonden op de lijst, die bij lange niet volledig
was Er waren er van paedagogischen en or-
ganischen aard, met en zonder lichtbeelden.
We troffen lezingen aan over kinderlectuur,
over lichamelijke opvoeding (baden en zwem
men, reinheid en huidverzorging), het liegen
van kinderen, conflicten in de opvoeding, be
roepskeuze, de aaneensluitingskwestie.
Fransch op de lagere school, rapporten, huis
werk. jeugdherbergen, enz. Ook had voor een
bijeenkomst de „ooievaarskwestie" op de
agenda gestaan, terwyl men aar» een Mulo-
school het onderwerp sexueele voorlichting
door een medicus en een paedagoog had laten
behandelen. De laatste lezing trok een zeer
groot en dankbaar publiek.
Dit alles geeft toch wel den Indruk, dat er
het een en ander is verricht. Actieve ouder
commissies kunnen in samenwerking met
actieve onderwijzers, goed werk doen. En uit
de gegevens blijkt duidelijk, dat verschillende
personen in en buiten de gemeente zich be
langloos beschikbaar stellen voor het houden
van interessante en nuttige voordrachten. Als
de oudercommissie in dit geval voor een niet
te klein auditorium zorgt, is de zaak gezond.
Sommige commissieleden geven zich veel
moeite, de ouders naar de bijeenkomst te
krijgen en dan lukt het meestal ook. Het is
voor een groot deel een kwestie van organi
satie. En nu willen we vooral niet een pleidooi
leveren voor het houden van avonden, zooals
men ze op andere plaatsen heeft gehad, met
alle mogelijke aan het onderwijs vreemde at
tracties. maar het feit. dat de lichtbeelden
veel publiek trekken, mag toch voor het goede
doel in bescheiden mate worden uitgebuit. Er
ligt een groot stuk volksopvoeding in goed-
geleide ouderavonden.
Het oordeel van de personeelen der scholen
luidt niet onverdeeld gunstig. Trouwens, wat
de één prijst, kan juist in de oogen van den
ander geen genade vinden. Wij vinden naast
elkaar de volgende uitspraken:
„Het werk der leerlingen laten zien wordt
zeer op prijs gesteld", en
„Geen tentoonstelling van werk op zoo'n
ouderavond; dat is verkeerd. En ziin ouders
die niet van andermans-kindevenarbeid kun
nen afblijven. Ze zijn nieuwsgierig naar wat
er onder geschreven staat, naar de op- en
aanmerkingen .Ze gaan vergelijken met ander
werk en ze vinden toch maar. dat hun kin
deren mooier schrijven, dan andere, die een
hooger cijfer gekregen hebben. Zonder eenige
kennis van zaken bewegen ze zich op tech
nisch terrein. Als een ouder inderdaad be
langstelt in het werk van zijn kind, dan is
daarvoor eiken dag gelegenheid, maar dan
komt er nooit of bijna nooit een belangstel
lende".
Men kan deze laatste klacht te somber ge
kleurd vinden en toch in de gegeven voor
stelling van zaken een grond van waarheid
erkennen. Om verheerlijking van eigen bloed
ten koste van buurmans spruiten te voor
komen en een critische beoordeeling te ont
gaan van de oomerkingen, die het werk van
niet-eigen kinderen sieren of ontsieren, zou
men den raad ter harte kunnen nemen. In
de volgende woorden door een rapporteur
neergeschreven:
„De ouders kunnen en mogen alleen het
werk hunner eigen kinderen zien Geen ver
gelijkingen met het werk van andere leer
lingen".
Zooals gezegd, alles is een kwestie van or
ganisatie. Samenwerking van personen indivi
dueel en van de corporaties, die namens hen
spreken, kan zijn nut hebben.
De hier besproken enquête is daarvan een
sprekend bewijs.
dacht van den kunstlieven den lezer te vesti
gen op de omstandigheid, dat de Duttscners
hier de stoute poging gewaaid "hebben om
ons nu eens geen beschadigde brokstukken
voor te zetten, maar om belangrijke en voor
onderwijs en nagenieten zeer representatie
ve deelen van beroemde meesterwerken op
bet gebied der antieke bouwkunst op te bou
wen in de natuurlijke grootte, zoodat we
waarnemen kunnen, welke werking de ge
vonden stukken ongeveer gehad hebben, hoe
geweldig de afmetingen van die architecto
nische wonderwerken waren en hoe de af
werking vaak verklaard kan worden door
den afstand, die zulke stukken, die we thans
als grof en onartistiek beschouwen zouden,
van het oog van die oude volkeren hebben
gehad.
Laat ik er onmiddellijk aan toevoegen, dat
deeze sensatieneele poging protest zou uit
lokken naast bewondering en toejuich.njen,
en dat althans in Duitschland dit p.oiest,
nu de feeststemming voo.bij is, al den kop
begint op te steken.
Het is dan ook een probleem, dat waard
ls dat men er zijn gedachten over laat
gaan!
Vrijwel algemeen ls men tot nu toe ln
de kunstwereld van meening geweest, dat
men ruïne's en torso's, althans Indien de be
schadiging ernstige afmetingen heeft aan
genomen, niet met modern materiaal of met
een onartistieke nabootsing van antiek ma
teriaal en antieke kleur mag „restaureeren".
Het brokstuk is „heilig", de restauratie „tri
viaal". Vaak zal dat inderdaad het geval zijn.
Het is zeker nog in aller herinnering, dat
men jaren geleden in Frankrijk pogingen
gedaan heeft (vergis ik mij niet, clan ging
het denkbeeld van een of ander blad uit,
dat er een prijsvraag aan verbond) om de
Venus van Milo uit Het Parijsche Louvre
haar afgebroken armen terug te geven. -Zoo-
iets was natuurlijk onzinnig, omdat niet in
de laatste plaats er op gewezen kon worden,
dat geen enkel houvast bestaat betreffende
de wijze, waarop de beeldhouwer deze armen
in dien ouden tijd aangebracht had.
Bij kunstwerken, waarvan men wel af
beeldingen bezit of waarvan de oorspronke
lijke vorm uit de brokstukken vrijwel zon
der eenige verwaarioozing van details kan
worden afgeleid, staat de zaak intusschen
anders. En daar kan ik mij zeer goed geval
len denken, waarin een herstel van een ge
heel beeld of zelfs een geheel gebouw (ik
denk hier aan het Parthenon op den Acro
polis e. a.) een juister oplossing is dan een
laten staan van brokstukken die in de open
lucht op den duur tot volkomen vernieti
ging gedoemd zijn.
Het interessante, wat men thans in Ber
lijn bestudeeren kan, is, dat in de beide
nieuwe Musea op wel zeer radicale wijze ge
restaureerd is. En volgens den een met groot
succes, volgens den ander met het resul
taat, dat in het bijzonder wat de Assyrische
tempelstraat betreft op schandelijke wijze
aan de kunst der ouden gezondigd is.
Men heeft hier in Berlijn en dat da
teert al van tientallen jaren her eenvou
dig verklaard: wat heeft de toeschouwer,
wat heeft de kunststudent, wat heeft vooral
de kunstlievende leek, dien wij in onze zalen
willen opvoeden en gelukkig maken, aan
tientallen, ja honderden brokken van zuilen
en kapiteelen en beelden en tegels? Een
stuk afgebroken zuil, dat wij ergens opstel
len, zegt hem niets, of is slechts voor den
vakman of den teekenaar van belang. De
massa wordt pas belangstellend als aan de
hand van deze brokstukken en al dan niet
met behulp van deze ingevoegde brokken
opgebouwd het kunstwerk in de oorspron
kelijke gedaante, zij het als afgewerkt deel
dan wel als geheel voor haar verbaasde
oogen gesteld wordt.
Dat beginsel heeft men nu in Beriyn
eigenlijk voor het eerst op zoo gróoten
schaal ook practisch toegepast. Men heeft
twintig jaar lang gebouwd aan zalen, die
voorgevels van enorme Grieksche, Romein-
sche en Assyrische bouwwerken konden op
nemen en tegen de invloeden van het noor
delijk klimaat beschermen. Wat daar voor
werk aan verbonden was, zal men het best
begrijpen als ik hief vertel, dat men een
stuk van de vensterlooze muren van de pro
cessiestraat, die geheel uit geglazuurd steen
bestaat, dat men in dien ouden tijd met
merkwaardige kunstvaardigheid gekleurd en
gebakken heeft, uit honderdduizenden brok
stukken opnieuw opgebouwd heeft een
legkaartwerkje, waarvoor niet minder dan
32 jaren noodig geweest zijn!
En dan te bedenken, dat er reeds critici
opgestaan zijn, die het resultaat veroordee-
len en liever zouden gezien hebben, dat
nien met een enkel brokstuk, dat deze
kunstvaardigheid der ouden voldoende aan
toont, zou hebben volstaan!
Zoo is ook het wondere Altaar van Per
gamon, dat den lezer zeker door vele afbeel
dingen in de bladen der laatste dagen be
kend geworden zal zijn, alleen „echt" wat de
friesen betreft, terwijl al het andere, de ge
weldige trappen, de zuilen, het dak enz., uit
modern materiaal is aangevuld. Maar eerst
nu zien we, hoe die prdthtige friesen vroe
ger gewerkt moeten hebben. En tegen de
heerlijke marktpoort van Milete, die voor
85 pCt. uit antieke stukken bestaat, zal ze
ker geen criticus bezwaren durven opperen!
Ik heb gemeend, u van deze nieuwe dingen
eens iets te moeten vertellen, ornaat ge,
wanneer ge ook in uw verder leven den weg
naar Berlijn vindt, niet zult verzuimen deze
ser.sationeele dingen te gaan bezichtigen.
Wellicht is dan het restaurant, dat we nu
zoo missen, intusschen ook ingelascht?
H. v. B.
HERDENKINGSDIENST IN
ST. PAUL'S.
VOOR DE SLACHTOFFERS VAN DE R. 101.
De herdenkingsdienst die
in St. Pauls Cathedral is gehouden, werd
o a. bijgewoond door den Prins van Wales, die
den koning vertegenwoordige, den Hertog van
York, leden van de Bfitsche ■regeering, dèn
minister van Luchtvaart in Frankrijk Lau
rent Eynac, den Italiaanschen generaal
Balbo en officieelr vertegenwoordigers van
een groot aantal andere regeeringen,
HET POLITIEPERSONEEL.
AANGEDRONGEN OP VF.RHOOGING DER
BEZOLDIGING VAN HOOFD-AGENTEN.
Woensdag vergaderde de Commissie van
overleg voor het Politiepersoneel onder lei
ding van haren voorzitter. Mr. J. Gerrltsz,
ter nadere bespreking van de voorstellen der
organisatiën tot herziening van de thans
geldende salarisregeling voor het Politie
personeel.
Na breedvoerige bespreking werd metx al-
gemcene stemmen beslopen de behandeling
van de ingediende voorstellen ten aanzien
van de salarieering der inspecteurs en agen
ten van politie op te schorten, doch er op
aan te dringen, dat de behandeling van het
voorstel tot verhooging der bezoldiging van
de hoofdagen en zal worden bevorderd, zoo
dat de post, welke cp de begrooting 193)
voorkomt, zal kunnen worden uitgevoerd en
lecontinueerd.