UIT VERGEELDE PAPERASSEN. Rusland's Economische Perikelen. DE WIND. Uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië) door P. J. ZüRCHER. Hoe de dames zich kleedden. Iets over het négligé van de heeren. En de oude gebruiken. r oor de dames is het vraagstuk van de mode altijd een van de be langrijkste geweest n voor Indië dat niet in de gelegenheid was zich zoo gemakkelijk daarvan op de hoogte te stellen, was het dus nog een moeilijk vraagstuk ook. In hoofdzaak volgden zij de Europeesche mode en op welke wijze is uit oude platen te zien, evenals, dat de kleeder dracht van de kinderen geheel overeenkom stig aan die van de ouders was. In dit ver band is het aardig om de goed geteekende en natuur-getrouwe plaatjes in J. van Soest's „Oost-Indische Bloempjes" (1846) er eens op na te slaan en te zien, hoe het knaapje aan de hand van baboe een net bolhoedje op heeft en een overhemdje, boordje, dasje, vest je, en jacquet je draagt terwijl weer anderen slobkousjes en souspieds dragen. De meisjes van 68 jaar zijn getooid met een crino- lientje. Men vindt dan ook in de courant „k inder-crinolines" geadverteerd. Met zekere ontsteltenis moeten wij dan ook constateeren, dat de hoepelrok in het ■warme Indië evenals in onze, koele Wester- sche landen „z'n tijd" heeft gekend. Zij wks er en het bewijs er van leveren de oude pla ten en schilderijen. Uit andere afbeeldingen ontwaart men, dat, in de achttiende eeuw, bij het wandeltoilet, ook een hoed werd gedra gen. Zonder ons in verdere dessous van de damesmode te verdiepen, zij hier aangetee- kend, dat daarbij ook wel een halsdoek be hoorde, die „labaar" genoemd werd en eigenaardige co-lncidentie deze naam „sprong" later over op de gekleede jas van de heeren, die, zoo-goed-als, verdwenen is. Over het algemeen maakten de dames haar japonnen zelf. Tot het slavenpersoneel be hoorde veelal een „vrouwen-kleermaakster" en deze waren zeer handig en vaak ook heel bekwaam in haar vak. Maar tegen het einde van 1700 blijkt het, dat Europa en de Fran- sche Kolonie op Mauritius dames-japonnen invoeren. Eerst in 1825 treffen we in een Ba- taviasche krant de eerste advertentie aan van een modiste. Tot de vaste gewoonten in Indië behoorde het, dat een pas aangekomene op een bal in de Harmonie van alle kanten werd bekeken om „het laatste snufje" uit Europa „op te nemen" en dan bleek het, dat men soms een heel eind achter was. Tegenwoordig houdt Indië vooral op Java en in de groote cen tra vrijwel gelijken tred met de „wereld mode", maar wat de belangstelling betreft voor de nieuw-aangekomene mag geconsta teerd worden, dat déze gebleven is. De Har monie en „Concór" (Concordia) te Weltevre den zijn nog immer centra van meer dan ge wone belangstelling voor elkander. Maar de komst van de Engelschen bracht nog al eenige verandering te week. Tot dusver leefde men er nogal onder elkaar en maakte men het zich gemakkelijk. Er valt iets voor te •zeg gen, dat zij dit deden, want 't is (en was) heusch geen pretje om zoo warm „opgetuigd" eenige uren bijeen te moeten blijven in die zware, Europeesche kleedij, die als een offer aan de mode werd beschouwd. Ingepend en ingeregen als zij waren moet dat dan ook een ware marteling zijn geweest en het was dus allerminst vreemd als zij zich na korten tijd excuseerden om dan even later weder ln haar gemakkelijke, luchtige Indische toilet (half- toilet!) haar „joyeuse rentrée" te maken. Maar wel moet deze metamorphose op den vreemdeling een aller-zonderlingsten indruk hebben gemaakt, als hij zich nog kort te voren had uitgesloofd in allerhande vorme lijke plichtplegingen en dan even later zoo'n modleuse en vaak „hautaine" verschijning opnieuw „ontdekte" onder de gasten, maar danin nachtgewaad. Te meer voor de Engelschen, die van oudsher laag hebben neergezien op het Indische négligé het is nóg zoo. in de Engelsche Koloniën is men er zeer délicaat mede! moet deze transfor matie-scène wel een ontgoocheling zijn ge weest. Tusschen de Hollandsche- en Halfbloed dames schijnt op dit punt verschil van op vatting te hebben geheerscht. De laatsten voelden veel meer voor het „hemdeken ge- naemt baju". hetzelfde, waarvan Van Lin- schoten getuigt, dat het de gewone dracht van de Portugeesche vrouwen in Indië was, terwijl de Hollandsche vrouw meer voelde voor de Kabaja, die een kimono-achtig klee- dingstuk was, van bonte of gekleurde stof, die met een band met kwasten, of een sjerp om het middel werd gedragen. Doch beiden gingen samen in het dragen van een sarong, dat „kleedje" werd genoemd. De halfbloeds droegen daarbij een toka van het Portu geesche touca, dat hoofddoek beteekont, ten tijde der Compagnie „took" genoemd een over den linkerschouder hangenden sluier, met zilver- of goud-borduursel versierd. Zij waren erg ijdel en getuigden wel van een exotischen, goeden smaak. De Kabaja veranderde in de achtiende eeuw. Zij hing toen niet meer tot de voeten af en bij familiair bezoek werd een nog kortere tegenwoordige lengte, tot even over de heupen gedragen. Ook de kleur wijzigde zich: van gekleurd werd zij nu wit. Een budget van uitgaven van een mixtiesch weesmeisje in 1769, toont aan, dat de „lange mixtiese „cabaay", die zij boven alles prefe reerde, 8 Rds. kostte en dit „stuk" moest twee jaar mee. De mouwen van de Kabaja waren om den onderarm zeer nauw en met knoopjes ge sloten. De latere en allerlaatste modellen had den zeer wijde ondermouwen. In de acht tiende en het begin der negentiende eeuw wordt bij de Kabaja ook wel de „saja" ge dragen. Dit was een rokje van wit of ge kleurd katoen, met veel gesteven plooien er in, dat met een band om het middel werd gesloten. Eigenaardig is het. dat te Lima. in Peru. een zeer nauwe, geplisseerde rok werd gedragen, die ook ,saya" heette en die. behalve wat de stof betreft, met de Bau- viaasche geheel overeen komt. Hoe dat model naar Indië is overgebracht, is niet bekend. In het Portugeesch wil sa ja, onderrok zeg gen. Verder werd dit haïf-toiiet voltooid door een paar muilen met omgekrulde punten. Ook in de heeren-garderobe is de Kabaja bekend. Thans is ze bij de Europeanen in onbruik geraakt en door het Engelsche négligé, dat veel gekleeder en minstens even luchtig is, verdrongen Alleen Chineezen en Inlanders houden ze nog m eere. Maar des tijds reikte ook de heeren-cabaya tot de voeten. Van Linschoten sprak reeds van de „cabaya" der Brahmanen, die ook in boedel beschrijvingen voorkomt als „mans cabaay of japon", die met een sjerp werd gedragen. Zij hoorden feitelijk thuis in Bengalen en leek meer op een Kimono. Professor Veth brengt dit woord japon, in verband met het Arabische „djobboh". Maar in verband met het feit, dat men sprak van „gecatoeneerde Japansche rocken", „Ja- pansche zijden rocken" en „Japanschen zijden cabayen", mag ongetwijfeld worden aange nomen, dat zij alle de boven genoemde „Ja pon" zijn en dat men, inplaats van Japansche (of Japonsche) cabaay, kortweg sprak van „Japon", wat dan ongeveer de gelijke be- teekenis heeft als onze verkortingen: ,,'n panama" (hoed), ,,'n manilla" (sigaar); ,,'n stuk gruyère" (kaas) en dergelijke waarbij het zelfstandig naamwoord dan verawegen wordt. De afleiding van het woord Kabaja ligt in 't diepste duister, maar wellicht stamt zij af van den naam: Kambaja, 'n stad in Gouserate, waarvan vele stoffen kwamen. Vermakelijk stemt het te lezen, dat de Gouverneur-generaal Van Outhoorn wij kennen hem reeds bij testament eenigen van zijn gedragen „cabayen", legateerde aan een dame: „tot haar eyen dragt". Deze ka baja's waren niet uitsluitend „nachttoilet,". Zij werden ook binnenshuis gedragen en waren van een licht gebloemde stof, soms ook van zijde of fluweel en dangewat teerd. Dit kleedingstuk noemde men ook wel: innocent. Het werd, des nachts, ge dragen met de witte muts. Eerst veel later werd zij ingekort tot de knieën en met een hoog opgeschorte sarong gedragen, die men „het windzeil" noemde. Deze benaming, ont leend aan de oude zeilvaart, wilde zeggen: de ventilatiekoker van zeildoek voor een ruim Dit kleedingstuk vond men „deftig", iets wat onze bevreemding in hoogen mate zal op wekken, als wij, op oude prenten, een oud- gast die „deftigheid" met veel staatsie zien demonstreeren. De wit£e heerenkleeding is ver moedelijk van Engelschen' oorsprong. Te Batavia werd omstreeks 1775 het dragen van een wit katoenen vest, wellicht 'n mouwvest, ingevoerd, terwijl het „white jacket", soms met diamanten knoopen, eerst in 1793 wordt gezien en het werd aangetrokken als men bezoek had en naar oud-vaderlandschen trant het laatste decennium cvan deze eeuw zéér sterk en vogue de jas weid uit getrokken. In 1918 verschijnt, bij de Engel schen in Bengalen, voor het eerst het com plete, witte'pak. Het kostte toen nog slechts... acht gulden, en werd spoedig de algemeene dracht. Te Batavia kwam het enkele jaren daarna en het heeft zich afwisselend tot op heden gehandhaafd. Maar De Eerens, die van gemeen soldaat tot Gouverneur- Generaal opklom en zeer feodaal „deftig" was, kon geen wit zlên, zoodat het dus voor eenigen tijd uit den omgang gebannen werd. Weer later, stond wit bij avond-bezoek, in een slechten reuk en als men dan, omdat het kassian, zoo warm, Ja? was, zijn jas uitdeed, zat men weer, glorieus, in zijn hemdsmouwen. De Engelschen te Batavia, zag men veel meer in 't wit, dan de Holland sche heeren. Tegenwoordig vinden zij het „bad form" om in 't wit te verschijnen. De witte hoed komt in 1850, uit Bengalen, tot ons. Het is de Kurkenhoed, die toen Sola- hoed, heette. Oude boedelbeschrijvingen verraden nog meer toiletgeheimen. Zoo is aan het licht ge komen, dat de heeren, om hun fijne kousen te sparen (men droeg toen lange kousen), een stel dikke, wollen onderkousen droegen, wat ongetwijfeld een schitterende opvulling en een uitkomst voor velen is geweest. In rok en Kamisoolknoopen werd vaak een vermogen „belegd". Ze waren niet zelden van goud en vaak zelfs van diamant en vertegenwoordig den wel een waarde van 7200 Rds. Ook een dasgesp met 47 briljanten, een rotan (toen zeer in de mode) met gouden knop, of met nog bovendien 24 diamanten en 80 robijnen ingelegd, etc., etc.", behoorden vaak tot den uitzet. Vermoedelijk is die borstrok met briljanten wel het „mouwvest", dat ik zooeven besprak, en dat reeds in 1700 in gebruik kwam. Het verving den zwaren langen rok, die, als het ijs gebroken was. op bezoek werd afgelegd Dan werden gelijktijdig degen, die men veel droeg, en pruik afgelegd en de luchtige muts opgezet, die men veel bij zich had. Zoo'n bezoek-avondje toont veel overeenkomst met een verhuizing in kleinen stijl en het lijkt mij, bij nadere beschouwing, dan ook wel 'n corvée voor de heeren uit die gezegende tijden om zulk een bezoek met hun tegen woordigheid te hebben moeten „opluisteren". Die pruik en degen werden soms direct, als zij bleken werkelijk overbodige ballast te zijn, naar huis terug gedirigeerd. Maar niet altijd scheen dat mogelijk, want er deden zich om standigheden voor, dat men „instaatsie" af scheid moest nemen. Indien dit zoo was, vond wederom een „transformation a vue" plaats. In mouwvest en met een „pruikloos" gescho ren hoofd, dat evenwel door een witte muts gedekt werd, zat men dus gezellig bijeen Er werd ook in dezen stijl gedanst en het moet wel een komisch gezicht zijn geweest, zoo'n a vond-bij een komst gade te slaan. Ook wandelde men zoo en op baLs in de Harmonie werd zelfs de witte muts niet vergeten. Wij van tegenwoordig die dat alles met heel andere oogen aanzien, vinden het vermakelijk. Maar we moeten niet blind zijn voor de mogelijkheid, dat latere geslachten, over twee, drie eeuwen, misschien onze ge bruiken even belachelijk vinden, als wij die van onze degelijke voor-ouders. Want de tijd staat niet stil en alles, dat leeft zal van vorm veranderen. Niets is be stendig op deze wereld en allerminst wel de mode en de verschillende gebruiken. Stalin en het vijfjarenplan. Alle hen» aan dek. Achterstand van de productie. De mislukking van de industrialiseering. De algemeene „productieplicht". Russische raad van volkscom missarissen heeft een beschikking afgekondigd, waardoor alle deelen van de bevolking tot verplichten productleven dienst zullen worden gebracht. Er wordt derhalve een arbeids dienstplicht van min of meer militair karak ter voorgeschreven, die naast de eigenlijke legermacht een voor de productie gemobili seerd volk moet op de been brengen. Men kan zich voorstellen, waar het om gaat, wan neer men denkt aan het systeem van de poiitietroepen. die in een deel van de fa brieken controle uitoefenen in den geest van militaire disciplineering van cie arbeiders, of aan de naar de collectieve bedrijven gezonden proletarische „gevechts-bataljons", die een poging hebben gedaan, de boeren door een drilsysteem tot afdoening van den oogstarbeid te dwingen; het interessante van de nieuwe bepaling is evenwel, dat thans ook nlet-prole- tarische groepen van de bevolking, natuurlijk onder dwang voor den communistischen ar beid worden aangewezen, waarbij zij tot dus ver ten hoogste werden geduld. Niet een aan vulling van het leger, maar de stichting van nieuwe arbeldsbataljons ter verwezen lijking van zijn „vijfjarenplan" is het dool, dat Stalin met dezen „algerneenen productie- plicht" nastreeft. Het is een maatregel, die niet alleen bedenkelijke gevolgen voor de bolsjewistische militaire macht kan hebben maar die met de tot dusver door de sovjet- regeering gevolgde methoden totaal in strijd is. Uit de omstandigheid, dat Stalin desniet temin heeft besloten, geheel het volk tot dienst aan zijn industrialiseeringspolitiek te dwingen, kan men alleen de gevolgtrekking maken, dat de communistische krachten al leen niet toereikend zijn om het reusachtige plan te verwezenlijken cn dat het beroep op geheel de bevolking, voor zoover zU tot ar beid in staat is. overeenkomst vertoont me; het bevel van den' kapitein, die in hoogsten nood op zee „alle hens aan dek" roept. Inderdaad ziet het er in de sovjethuishou ding bedenkelijker uit dan ooit. De Russische dagbladen vertoonen reeds weken achtereen het tragisch-komische schouwspel, dat een bombastisch hoofdartikel, waarin de groot- sche vorderingen van het regime worden ge prezen, telkens weer gevolgd wordt door een opsomming van de aanwezige leemten. Mei verzoeken, vermaningen, dreigementen wor den de „achterlijke" bedrijven aangespoord, zich te houden aan de termijnen, die in het vijfjarenplan zijn voorgeschreven, de produc tiecijfers niet te laten verminderen, de in tensiteit van den arbeid te vergrooten. Hoe ernstig het met het transportwezen is ge steld, is algemeen bekend, maar ook de metaalindustrie in den Oeral blijft met on geveer 15 a 40 pet. van de voorgeschreven productie bij de verwachtingen achter, de pannenbakkerijen zijn met tientallen millioe nen pannen achter, de petroleumproductie vermindert en terwijl reusachtige ladingen sovjethout naar Amerika worden vervoerd is de Russische papierindustrie zoozeer van houtmateriaal gespeend, dat ln Petersburg een openbare oproep ter verzameling van lompen en afval moest worden afgekondigd. De wind, deze onzichtbare macht, wier ver anderlijkheid spreekwoordelijk geworden is. is in meer dan een opzicht belangrijk. De waar nemingen der weerkundigen over de geheele wereld hebben belangrijke gegevens verschaft over de beweging van den wind in de hoogere en lagere streken. Wij willen hier het een en ander mede- deelen betreffende bijzondere windsoorten. De naam cycloon, die wordt toegepast op heftige, maar betrekkelijk zelfzame stormen in de tropen, is door de weerkundigen ge- gegeven aan gebieden van atmosferischen kringloop, gewoonlijk circelvormig of ovaal (Kyklos is het Grieksche woord van cirkel), waarin de lucht zich rondbeweegt en zich naar een centraal gebied van lageren druk be geeft. Het voornaamste verschil in deze sto ringen bestaat in de grootte en soms in den vorm. Van eenlgszins ander karakter is de tor nado,, die men zou kunnen beschrijven als een hoeveelheid lucht in snelle wenteling om een bijna vertikale as. Hij kan soms 150 a 200 voet hoog zijn, maar de breedte is gewoonlijk zeer gering. De luchtcylinder heeft een ge weldige opwaartsche beweging; hij slingert heen en weer en het geheel systeem heeft ook een voorwaartsche beweging. De snelheid van de draaiing kan soms tot 500 Engelsche mijlen per uur gaan. De voortgaande bewe ging is veel langzamer en gewoonlijk in noord-oostelijke richting. De binnenzuil van verdunde lucht, die door de uitzetting is af gekoeld, bevat samengedrongen waterdamp, soms wel een waterstraal. Tornado's richten soms groote verwoestingen aan: huizen, boo- men, schuttingen, kerken waaien om of wor den in de lucht omhoog geslingerd over een aanzienlijken afstand. De „windhoos" langs den weg is een minia tuurtornado. terwijl de samoem uit de woes tijn een wervelwind is, die groote hoeveel heden zand en stof merievoert, waaronder soms karavanen worden bedolven. De „pam pero", in Argentinië, Is zeer vochtig, zoodat er donder, regen en typische wolken ontstaan. De Föhn, die in Zwitserland waait, is een heete, vochtige luchtstroom, die, na de Alpen overgetrokken te zijn iets van zijn water damp samengedrongen heeft en een weinig warmer wordt. De Sirocco in Italië en Sicilië, wordt gewoon lijk beschrevén als een droge, heete wind en de „Harmattan", van West-Afrlka, is een Oostenwind, die uit de woestijn komt en wol ken van rood stof tot ver in den Atlantischen Oceaan medevoert. Van de koude, dikwijls sneeuwbrengende winden van Noord-Amerika, bekend als de „Blizzards", kan men dikwijls lezen, ofschoon de naam te veel wordt toe gepast. op alle koude winden in den winter daar. die met sneeuw, regen of hagel ge paard gaan. De groote zeestroomen zijn. althans ten deele, een gevolg van den wind. Wanneer de wind n 1. standvastig in één richting waait, doet hij het water aan de oppervlakte van den oceaan zich ln dezelfde richting bewegen. Een der best bekende zeestroomen is de weldadige golfstroom, die een massa warm water van de Golf van Mexico aanbrengt. De werking van den wind als aardvormende factor is ook belangrijk. De oppervlakten der rotsen zijn aan allerlei werkingen blootge steld en ondergaan de veranderingen, die „verweering" genoemd worden. De rotsen, die uit harde en zachte deelen bestaan." onder gaan zonderlinge veranderingen, daar de eer ste blijven bestaan en de laatste worden weggevoerd, ook door den wind. De Arendskop, een bergtop in Arizona. Ben schitterend voorbeeld van „erosie", lafslijti ngj door de werking van den wind Men zou met de opsomming van de nood lijdende industrieën nog lang kunnen voort gaan, men moet evenwel ook nog spreken over de toegenome financleeie calamiteiten van de sovjetregeering, van de inflatie, het hamsteren van gemunt geld ten plattelande, de moeilijkheden, die het onderbrengen van de onder de leuze „Het vijfjaren plan in vier jaren!" uitgegeven leening meebrengt en vele andere dingen, die het bewijs leveren, hoe- eerz het volk het slagen van de industriali seeringspolitiek wantrouwt. ,X>e inactiviteit van de arbeiders ten opzichte van de brood voorziening verijdelt de reorganisatie van de graanvoorraden". „Moskou zal verzorgd wor den. wanneer de bureaucraten de zaak niet bederven". „Het is hoog tijd, aan de schan delijke toestanden bij de goederentreinen een einde te maken". „De machines moeten op tijd geleverd worden". „In Juli zijn 15.5 pet. van de arbeidsters niet aan den arbeid ge gaan", aldus weeklagen, met vele varianten ae bolsjewistische bladen. Het baat blijkbaar weinig, dat de „Zaterdag-arbeid" opnieuw is ingevoerd, dat een „dag van de industriali seering" plaats vindt, waarop de aanwezige „gaten" zullen worden dichtgemaakt.; hoe gering de lust van de arbeiders in dergelijke extra-prestaties is. blijkt uit de beloften, die ten aanzien van loon en werktijd moeten worden gedaan. Groot vertrouwen hebben ae autoriteiten niet in haar maatregelen, want men zoekt alweer naar schuldigen, die voor het mislukken van de industriali seering verantwoordelijk zouden kunnen wor den gemaakt. „Wie zou niet weten", aldus heet het openhartig in de .Leningrader Prawda", „dat de kulaken in enkele van onze ondernemingen weer actlver hun heimelijk handwerk bedrijven en dat zij cien „dag van de industrialiseering" tot mislukking willen brengen". En een zekere Iljin is tot de over tuiging gekomen, „dat onze tempi en de in dustrialiseering des lands de werkelijkheid ge weld aandoen". De regeering van Stalln luistert echter niet meer naar dergelijke waarschuwingen en hoe talrijker de Jobstijdingen uit alle deelen van de huishouding binnenkomen, des te hard nekkiger zet zij den strijd voort ter bereiking van haar programma. Met een weergalooze verbittering werd al het denken en handelen van de Russische bevolking dezen zomer op den arbeid in het kader van het vijfjaren plan geconcentreerd en ln het besef, dat het falen van het bolsjewistische experiment voornamelijk voortvloeit uit het gebrek aan geschoolde arbeiders, neemt men zijn toe vlucht tot de meest gewaagde middelen, om in een handomdraai een generatie van vak lieden te cultlveeren. Ten plattelande zoekt men de boeren in de rustpoozen tusschen de werkuren door „vliegende universiteiten" de kennis bij te brengen, die zij voor de be diening van tractoren, vergrooting van de opbrengst van den oogst enz. noodig hebben. In de fabrieken gunt men den arbeiders geen oogenblik voor hun particuliere belangen en vult den vrijen tijd met technische voor drachten. De middelbare school, waaruit de toekomstige leiders van de productie worden gerecruteerd, wordt geheel op practlsche belangen gericht en de aankondiging, dat de algemeene leerplicht ln Rusland zal worden ingevoerd hoe dikwijls is die al aange kondigd? wijst er op. dat de kinderen al met het juk van het vijfjarenplan worden bezwaard. De werkelljkhelr meent het in dit geval waarin een staat niet is geïnteresseerd bij de onvooringenomen opleiding van zijn nage slacht. maar alleen bij zijn uitbuiting ten bate van een ..maatschappelijk experiment", met de Russische jeugd beter en haar nood wordt hier deugd; het ontbreekt aan scholen, aan onderwijzers, aan leermiddelen, die der communistische idee in de kinderzielen zou den kunnen spuiten. De algemeene productieplicht, die thans wordt ingevoerd is te beschouwen als een poging, om alle ondergeschikte functies met leden van de tot dusver geboycotte klassen te bezetten, om de proletarische vaklieden voor de verantwoordelijke posten vrij te maken. Men zal künnen aannemen, dat den onbe- trouwbaren bourgeois alleen handlangers- diensten zullen worden opgedragen, maar ook wanneer men slechts zou te doen hebben met een zeer oppervlakkige militairiseerlng van deze nieuwe arbelderslegers, kan men niet over het hoofd zien, dat daardoor de grens verdoezeld wordt, die tot dusver altijd tus schen den „blnnenlandschen vijand" en de troep was getrokken. Het minst genoegen van dit voor de productie „gemobiliseerde" volk zal de commissaris van oorlog, Woro- chilow beleven, die afgunstig waakt over het „sociale bestand" van het leger en cr op het Laatste congres van de communistische partij met voldoening op heeft gewezen, dat on dei- zijn leiding de proletarlscerlng van de of ficieren en manschappen van het roodo leger grooten voortgang heeft gemaakt. Ofschoon de sovjetregeejing zich een regeering van ar beiders en boeren noemt, staat zij toeh zeer wantrouwend tegenover de boeren en de ver mindering van het percentage boeren in het leger van 60 tot 57 pet. en de stijging van het aandeel van de arbeiders van 24 tot 27 pet. is door het congres als een verblijdend symptoom van militaire betrouwbaarheid be groet. Woroschilow heeft nog meer uit de school geklapt; in ieder geval bezit men, samen met de Jeugdweren. een kern van 280.000 communistische soldaten, die waar borgen, dat het leger „nooit zl.in plicht on trouw zal worden". Deze zelfd< een s droomerig uitziende commissaris van g heeft op het partijcongres Stalin in 1 nelijke termen te verstaan gegevr. niet bang voor hem is en da- oc.c ^ige heer Woroschilow Napo'con' gingen heeft en zijn tijd afwacht, r oogenschijnlijk speelt Stalln, dl - op oogenblik met prijsgeving van do b tro baarheid -van de gewaper.de macht all i on de verwezenlijking van zijn Indu s.-j- ringsplannen bedacht K Woroschilow een gevaarlijken vrijbrief in handen (Nadruk verboden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 19