Brazilië. KOOT PIANO'S MIGNONVLEUGELS f 950- DE ELFDE VOLKENBONDSVERGADERING. VOOR HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 11 OCTOBER 1930 ZESDE BLAD Bahia, de stad die zich terrassenvormig langs de kust uitstrekt. Bahia, waar de opstande lingen eveneens op aantrekkenis de tweede stad (na Rio de Janeiro) van Brazilië. LAND EN VOLK. Brazilië, de staat in Zuid-Amerika, die nn weer in het middelpunt van de algemeene belangstelling staat, is een federatieve repu bliek, met een oppervlakte van 8.550.000 KM2. en een inwonerstal van ongeveer 30 millioen. Naar de bodemgesteldheid kan men het land in drie deelen splitsen: een hoogland (dat de kern van Brazilië vormt)het stroom gebied van den Amazonestroom en de Madeira in het N.W. en eindelijk het stroomgebied van de La Plata-rivier in het Z.W. De uitgestrekte plateaux zijn met gras en struiken bedekt (zoogenaamde Campos). Het bergland is aan de Oosthellingen, die steil zijn, met wouden bedekt en rijk aan water, de Westhellingen daarentegen en de binnen- plateaux dragen laag struikgewas. Geen land ter wereld bezit zulk een uitge breid net van wateren als Brazilië. Door de groote uitgestrektheid van Brazilië is het klimaat der onderscheiden deelen nog al ongelijk. Brazilië heeft over het algemeen een zeer rijken neerslag. In de vlakten van midden- en noord- Brazilië treden van Januari tot Mei dikwijls boosaardige ziekten op, zooals afwisselende koortsen, voornamelijk echter de in .1349 uit West-Indië overgebrachte gele koorts, anaar door de energieke gezondheidsmaat regelen van de regeering (er is een gestrenge wet uitgevaardigd op de uitroeiing der mus kieten) is bij voorbeeld Santos, dat nog lang geleden de ongezondste plaats ter wereld was, thans een gezondheidsoord. De overstelpende weelderigheid van den plantengroei in een gedeelte van Brazilië, vindt bijna nergens op aarde zijn weder gade. Onder de 'bevolking bevinden zich 37.7 pet. •blanken, 37.9 pet. mestiezen, 19.5 pet negers en mulatten, 3.9 pet Indianen en 1 pet. andere inwoners. De landstaal is het Portugeesch. De volksontwikkeling staat nog op zeer lagen trap; toch valt er in den laatsten tijd een belangrijke vooruitgang waar te nemen; vooral aan het landbouwonderwijs wordt groote zorg besteed. Op het gebied van de kunst heeft Brazilië nog niet veel voortgebracht. Prachtige kerken werden in Portugal ontworpen, daarna steen voor steen, van nummers voorzien, naar Brazilië overgebracht en hier opgetrokken. De voornaamste cultuur is nog altijd die van koffie, waarin Brazilië alle andere pro ductiegebieden overtreft. De grootste opper vlakte beslaan de koffieaanplantingen in de staten Rio de Janeiro en Sao Paulo. De suikerrieteultuur gaat steeds meer ach teruit. Tabak wordt bijna in alle staten ver bouwd, maar vooral in Rio Grande do Sul. Minas Geraës en Bahia. De beteekenis van de cacao-cultuur neemt steeds toe. De rijkdom aan mineralen is buitengewoon groot. Goud wordt bijna uitsluitend als stof goud gewonnen. Platina en palladium komen in de goudhoudende alluviale gronden voor. Ijzererts komt in dikke lagen voor .Bruinkolen, grafiet, salpeter en zwavel vindt men in mid- den-Brazilië. Op het gebied der industrie staat de ka toenweverij bovenaan. Ijzergieterijen en machinefabrieken treft men in alle groote steden aan. De inlandsche nijverheid bloeit. Men denke o.m. aan het vervaardigen van hoeden en kunstbloemen. De groothandel bevindt zich bijna uitslui tend in handen der Engelschen, Franschen, Portugeezen, Noord-Amerikanen, Nederlan ders en Duitschers. De uitvoer is voornamelijk gericht naar Engeland, Frankrijk, Argentinië, Portugal, de Vereenigde Staten en Duitsch- land. De voornaamstee uitvoerartikelen zijn koffie,, rubber, tabak en cacao. De invoer omvat de meeste weelde- ei industrievoortbrengselen van Europa, voor namelijk uit Engeland, Frankrijk, de Ver eenigde Staten en Duitschland. Talrijke stoomvaartverbindingen onderhou den het verkeer met Europa en Noord- Amerika. In een beslissend stadium. RIO DE JANEIRO, 10 October (Reuter). De burgeroorlog schijnt in een beslissend sta dium te komen, door samenwerking van de Noordelijke en Zuidelijke troepen. De opstan delingen verzekeren dat zij in drie Noorde lijke staten 30 000 man hebben. Ten Z.W. van Rio de Janeiro in den staat Minas Geras heb ben de regeeringstroepen b'elangrijke succes sen behaald. Zij beweren er in te zijn ge slaagd reserves en levensmiddelen naar de hoofdstad te vervoeren, door de opstande lingen van den spoorweg te verdrijven waar langs nu groote hoeveelheden levensmidde len naar de stad worden vervoerd. Het recru- teeren van de burgers voor de federale troepen is in het Z.O. van Minas Geras in vollen gang. DE PLANNEN VOOR EEN NATIONALE OPERA. (Van onzen Londenschen correspondent.) Sir Thomas Beecham, de vermaarde Brit- sche dirigent, is er niét in geslaagd zijn plan een financieel gezonde opera-onderne ming voor Londen en de provinciesteden in het leven te roepen door te zetten. Voor het doel stichtte hij een paar jaar geleden een Rijks-Operabond. De leden zouden den financieelen grondslag leggen door gedu rende vijf jaren (het was een vijfjarig plan) een jaarcontributie van 10 shilling te beta len. Op die wijze moest een jaarlijksch in komen van 60.000 worden verkregen, dat voor de onderneming noodig was. Sir Tho mas Beecham heeft nu dezer dagen moeten mededeelen, dat het onmogelijk is gebleken meer dan 44000 leden te verwerven. Zij vet- tegenwoordigen een bedrag van 22.000 per jaar. Eenige welgestelde muziekliefheb bers hadden aan zien komen dat een onvol doend aantal leden zich zal aanmelden. Zij trachtten daarom de zaak te forceeren door bedragen toe te zeggen tesaam niet minder dan 20.000, vooropgesteld dat het ledental althans tot 60.000 zou groeien. Dat is niet ge schied. En het oorspronkelijk plan is dus nu van de baan. De stichting heeft nu voorge steld dat de ingekomen golden zullen worden gestort in de kas van het opera-syndicaat, dat elk jaar voor het opera-seizoen in Covent Garden zorgt. Dat is goede en grootscheep- sche opera, waaraan de gewone man echter niet veel heeft, omdat hij de hooge entree prijzen niet kan betalen, terwijl de menschen in de provincie er zeker niets aan hebben. Dit Syndicaat zou dan populaire opera's ge ven voor de inschrijvers van het oorspronke lijke plan, zoowel in Londen als in die pro vinciesteden waar het aantal contribuanten aanzienlijk is geweest. In steden waar dit niet het geval is geweest zouden de inschrij vers hun geld terugontvangen. En zoo is aan een schoenen droom van Sir Thomas Bee cham een einde gekomen. Een "bekende verschijning in de straten van Rio de Janeiro is de Braziliaanschc bezemkwpman. De stoffers zijn vervaardigd van de inferieure veeren van de rhea, of Zuid-Ame rikaansche struisvogels INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. ner regel HAARLEM ZIJLWEG 57 IN GROOTE VERSCHEIDENHEID VANAF COMEDIE DOOR DE RECHERCHE? De vervolging van Otto Hahn. GEËNSCENEERD VERBLIJF TE ARNHEM? De Tel. vervolgt de mededeelingen over het optreden van de Amsterdamche recher che bij de arrestatie inzake de inbraak bij de firma Berkemeijer aan het Rokln te Am sterdam. Het blad schrijft als volgt: Ten einde eens" na te gaan "in hoeverre Arnhem het tooneel van een goed gespeelde comedie zou zijn geweest en men er op een gefingeerden dader of medeplichtige zou hebben gewacht, hebben wij getracht in de Geldersche hoofdstad nog een en ander hieromtrent te vernemen en op kamer 44 van het deftige hotel, dezelfde kamer waar eenige weken geleden de geheimzinnige Duitscher Otto Hahn met de horloges ter waarde van 25 mille een nacht verblijf heeft gehouden, onzen intrek genomen. Wij vernamen daarvan het volgende: Toen op Zaterdagavond 16 Augustus j.l. een eenvoudig gekleed Duitsch sprekende rei ziger met regenjas en actetasch. die verder nog in het bezit was van een klein koffertje, een kamer voor twee nachten vroeg, bestond er voor de directie van het hotel geen aan leiding om dit te weigeren. Hij schreef in on der den naam Otto Hahn en noemde zich Kaufmann, woonachtig te Dusseldorp. Naar een paspoort werd den vreemdeling niet ge vraagd. Toen de portier in de lift Hahn over het zware koffertje sprak, antwoordde hij daar niet op en deelde den portier mede van een ontbijt geen gebruik te willen maken. Den volgenden morgen (dus Zondag) reeds om negen uur was de heer Hahn beneden en be taalde den oberkellner de kosten van twee nachten logies. Hij stelde daarna den portier het meer genoemde koffertje met den kost baren inhoud ter hand, met het verzoek het te bewaren. Verder deelde hij mede, dat als er iemand uit Scheveningen voor hem zou telefoneeren, men maar moest zeggen dat hij om twee of zes uur weer in het hotel zou zijn. De heer Hahn had toen reeds zijn regen jas over den arm en hield daaronder, zooals later bij inspectie op kamer 44 bleek, de oude actetasch verborgen. Hahn was weg en zou niet meer terugkee- ren. Zelfs niet om twee heeren van de Am- sterdamsche politie te ontmoeten, die dien zelfden dag omstreeks halféen met een auto bij het hotel voorgereden. Zij bestelden twee kamers, terwijl één hunner in het gasten boek voor hen beiden den naam E. G. Groen koopman, woonplaats Amsterdam, inschreef. Deze heeren stelden zich daarop door middel van him penning voor als inspecteurs van po litie en vroegen of de heer Hahn ook in het hotel logeerde. De portier begreep nu wien het bezoek van de beide heeren gold, deelde hun toen mede, dat zij te laat waren, omdat de gezochte gast eenige uren te voren ver trokken was, doch dat hij een koffertje had achtergelaten. Toen dit koffertje te voor schijn kwam, zou één der inspecteurs op gemerkt hebben „ha, daar is de buit". Daar na is in de kamer van den directeur van het hotel en in diens bijzijn het taschje geopend. Waar evenwel de directeur van het hotel daaromtrent geen mededeelingen wenschte te doen. is het ons niet bekend wat er in de kamer plaats vond en in welken geest men over den zoo juist „teruggevonden" horloge buit heeft gesproken. Even later hebben de Amsterdamsche politiemannen zich met de Arnhemsche recherche in verbinding gesteld; kort daarop verschenen twee rechercheurs, die in den hoteltuln werden geposteerd, om bij een eventueele terugkomst van Otto Hahn bij zijn arrestatie behulpzaam te zijn. Hun hulo behoefde evenwel niet te worden inge roepen. Otto Hahn was wel zoo verstandig om niet meer te verschijnen. Toch wachtten de Amsterdammers nog tot Maandagmiddag ongeveer vijf uur. terwijl de Arnhemsche speurders het eerst tegen mid dernacht opgaven. Men heeft het in het hotel frappant ge vonden en ook de Arnhemsche recherche liet zich in dien geest uit dat er gedurende twee dagen van posten en wachten, geen en kele andere poging tot arrestatie van den ge- heimzinnigen Duitscher werd aaneewend. dan maar wachten op den man die niet kwam. Zoo is men onwillekeurig ook geneigd zich af te vragen waarom de Amsterdamsche politie-inspecteurs niet eenige uren voor hun aankomst, de Arnhemsche recherche met het doel van hun komst in kennis te hebben ge steld en haar verzochten Otto Hahn, die toen nog in Arnhem in het hotel was, zoo niet te arresteeren, dan toch te volgen en te bespie den, ten einde een eventueele poging tot ont snapping te verijdelen. De inspecteurs toch wisten, dat Hahn in het hotel te Arnhem ge logeerd was. Zoo zijn er meer vragen in deze zaak. Waarom had Hahn den portier het koffertje in bewaring gegeven, terwijl hij geen plan had om terug te keeren? Indien het werkelijk waar is, zooals de lezing van de politie luidt, dat Hahn als dader of heler het vuur te nauw aan de schenen was gelegd en hij dus den buit in den steek had willen laten, zou het toch weer voor de hand gelegen hebben, in dien hij het waardevolle koffertje op de ge huurde en reeds vooruit betaalde kamer 44 achtergelaten had en het minder begrijpelijk waarom hij speciaal nog eens den portier er op opmerkzaam gemaakt heeft, door hem het gestolene in bewaring te geven. Dat zou toch veleer van nut te zijn geweest voor iemand,die de kamer niet veilig genoeg achtte om een dergelijken schat achter te laten. Als bijzonderheid kunnen wij nog mede deelen. dat de portier van het hotel, die den buit dus ten slotte onder zijn berusting heeft verband met de In uitzicht gestelde belooning verband met de inultzicht gestelde belooning zich om het adres der Verzekeringmaatschao- pij tot de benadeelde firma had gewend. Na herhaaldelijk schrijven, werd hem echter door de firma Berkemeyer in een kort zake lijk briefje medegedeeld, dat hij voor de be looning in zake den diefstal niet in aanmer king kwam." De laatste week. ontmoedigd" „Niet voldaan, doch ook niet De Elfde Volkenbondsvergadering laat merkwaardige tweeslachtige indrukken ach ter. Zij is in zooverre onbelangrijk geweest, dat er geenerlei belangrijke besluiten geno men zijn, die een nieuwe richting in de in ternationale politiek aanduiden. De Elfde Volkenbondsvergadering is over het alge meen arm aan besluiten geweest, zelfs met betrekking tot die onderwerpen", die in den regel geacht worden tot de meer onderge schikte volkenbon ciswerkzaamheden te be- hooren. Doch de Elfde Volkenbondsvergade ring is toch wèl belangrijk geweest door den rijkdom aan interessante discussies, die dit maal minder dan ooit van lyrischen en pa- thetischen aard waren, doch uitblonken door openhartigheid en door een onverbloemde bestrijding van de door andere delegaties ver kondigde opvattingen. De Elfde Volkenbonds vergadering bracht overduidelijk de op tal van punten tusschen de leden van éénzelf den Volkenbond bestaande meeningsverschil- len aan het lioht, doch laat toch geen onaan- genamen indruk na, omdat men van alle kanten blijk gaf van een eerlijke poging, om zich meer dan voorheen ook in het stand punt van de wederpartij te kunnen inden ken, en omdat door alle meeningsverschillen heen het toenemend inzicht doorstraalde, dat men tegenover de gevaren, die allen bedrei gen. een internationale samenwerking moet stellen. Het is vooral de angstige onzeker heid omtrent hetgeen de komende winter ons oude werelddeel zal brengen, waar de werkeloosheid toeneemt en in een groot mil- lioenenrijk a's Duitschland politieke en so ciale onrust de partijen der orde bedreigt, die de Elfde Volkenbondsvergadering in een stemming van onvoldaanheid naar huis deed eaan. omdat men zich er van bewust was. dat alle discussies van vier weken lang in de voltallige vergadering en in de zes commis sies geenerlei waarborg hebben gebracht (en ook niet zouden hebben kunnen brengen), dat de gebeurtenissen van den aanstaanden winter de sinds 1920 met langzamen. maar naar men tot dusverre hoopte, althans zeke ren pas voortschrijdende ontwikkeling der internationale toenadering en samenwerking niet zullen komen verstoren Steen voor steen hadden de Volkenbondsvergaderingen Jaarlijks bijeengebracht voor den opbouw der Internationale staten organisatie, die lang zaam. doch ononderbroken ln stevigheid toe nam. Doch 14 millioen Duitsche kiezers heb ben het thans over de grenzen hoen verkon digd, dat zij aan dien verderen geleidelijken opbouw niet millen mededoen, dat zij trach ten zullen al dat moeizaam opgetrokkene te vernielen en vernietigen! Briand heeft den moed gehad openlijk uit te spreken, wat in aller gedachten omging. De verklaring van Curtius. dat de Duitsche delegatie haar stem niet kon geven aan de resolutie der derde commissie, omdat deze het tijdstip der eerste ontwaneningsconfe- rentie nog in het onzekere liet. werd voor Briand de aanleiding tot het uitspreken van zijn derde groote redevoering tijdens deze Volkenbondsvergadering, nadat hij eerst over de Europeesche samenwerking en daarna over het minderhedenvraagstuk zijn oordeel had uitgesproken. Briand's rede over het ont- wapeningsvraagstuk kwam hierop neer, dat men van Frankrijk niet kon verlangen, dat het met grooten ijver aan het ontwapenen zou mededoen, nadat Briand's poging lot versterking van den vrede door de stichting eener Europeesche Unie door de stembus van een naburig land beantwoord was met „kre ten van haat en van dood" Frankrijk, dat steeds nauw verband had gelegd tusschen de bestaande veiligheid en de ontwapening, moest thans na den Duitschen verkiezings uitslag des te voorzichtiger op het gebied der ontwapening zijn! Het antwoord van Curtius klonk niet zeer overtuigend: juist de uitslag der Duitsche verkiezingen behoorde zijns in ziens den ontwapeningsiiver der overwin naars uit den wereldoorlog te verhoogen; want de niet-naleving der ontwapeningsver plichtingen, die zij zelf bij het vredesverdrag van Versailles op zich genomen hadden, had juist machtig bijgedragen tot versterking der Duitsche ontevredenheid! Ongetwijfeld is de ..ondraaglijke ongelijkheid" op het punt der bewapening, zooals ook de oude graaf Apponyi betoogde, een der argumenten ge weest. waarmede men ln Duitschland hot volk ophitste tot die uitingen van „haat en dood", waarop Briand zoo terecht de aan dacht vestigde. Maar zou men van Hitier en van de communisten eenige toenaderingsge zindheid tot het verzoeningswerk van Ge- nève mogen verwachten, indien inderdaad een eerste begin met de internationale ver mindering van bewapening word gemaakt? Hoe hebben de nationaal-socialisten en de communisten op de ontruiming van het Rijn land geantwoord, dat toch voor het Duitsche volk een veel sprekender stap tot de „gelijk heid" had moeten beteekenen dan een eer ste ontwapeningsconferentie die toch slechts een bescheiden begin kan zijn, ooit worden kan! Hoe dit zij, ook Curtius Is een te verstandig man dan dat hij ook maar een oogenblik kan gedacht hebben, dat Briand door zijn rede neering van bewapeningsvermindering als tegengif tegen de 14 millioenen haat-en- dood-schreeuwende Duitsche kiezers zou over tuigd zijn! Vermoedelijk zal Curtius dan ook in de langdurige besprekingen, die hij hier te Genève met Briand gevoerd heeft tot Briand wel niet het verzoek gericht hebben, in Parijs met het betoog voor den dag te ko men, dat de successen van de Hltlerianen in Duitschland de Fransche ontwapening be- hooren ten gevolge te hebben -Dit neemt natuurlijk niet weg, dat het werk der voorbereidingscommlssie-Loudon, die in November weder bijeen zal komen en die dan haar voorbereidingstaak zoo ver zal moeten gereed maken, dat voor de eigenlijke ontwapeningsconferentie zelf nog „slechts" overblijft de invulling van de cijfers van be wapeningsvermindering in de door de com- missie-Loudon geredigeerde conventie, nog jaren lang op deze voltooiing zal moeten lig gen wachten Tusschen het „Non possumus!" van Briand en het ontwaneninvsongeduld van Curtius bestaat een middenweg, waarop Lord Robert Cecil niet naliet de aandacht te vestigen: men kan een eerste begin met in ternationale bewapeningsvermindering ma ken. gelijken tred houdend met de vermeer dering der internationale veiligheid. Het ontwapeningsdebat tusschen Briand eenerzijes. Curtius en Apponyi anderzijds, en daartusschen in het bemiddelende woord van Lord Cecil was de laatste groote discussie der Elfde Volkenbondsvergadering. Daarna kre- Genève, 6 October 1930. gen wij nog een nieuwe schermutseling tus schen de Europeesche voorstanders van de handelsconventie van 24 Maart 1930 (de be scheiden vrucht van de tariefwapenstilstand- conferentie-Moitke-Colijn van Februari en Maart jl.) en de Brltsche Dominions, die op hun verzet van de vorige week tegen den wensch der Warschausche landbouwconfe- rentie naar preferentieele rechten voor Euro peesche landbouwproducten in de Europee sche landen thans een afwijzend standpunt tegen de handelsconventie gingen Innemen en duidelijk hun misnoegen to kennen ga ven. dat de economische Volkenbondsorga nisatie conferenties organiseert, die speciaal voor Europa van rechtstroeksch belang zijn. Een oppositie, die natuurlijk koren op den molen van Briand Is. wiens oorspronkelijke opzet van de Europeesche samenwerking was, dat. de Europeesche Unie natuurlijk wel in nauw verband met den Volkenbond moet samenwerken, doch desniettemin een zelf standig leven, bulten het kader van den Vol kenbond, behoort te hebben. En toen kwam het einde. Nog niet terstond, zooals op vorige Volkenbondsvergaderingen het geval pleegde te zijn, waar de grootste kwesties, ontwapening en economische aan gelegenheden, tot het laatst pleegden be waard te worden en de afdoening daarvan dan ook met sneltreinsvaart naar de sluiting der bijeenkomst leidde Op deze merkwaardi ge Volkenbondsvergadering, die interessant was zonder dat belangrijke beslissingen wer den genomen en waar meer ministers aan de beraadslagingen ln de commissies hebben deelgenomen dan op alle vorige te zamen, "ebeurde ook dit zonderlinge, dat de Verga dering reeds gemakkelijk op Woensdag had kunnen gesloten worden, doch dat men rus tig tot Zaterdag b'eef hangen en wachten, om den heeren Juristen tijd te geven hun onmacht met betrekkin? tot de uitbanning van den oorlog uit het Volkenbondsverdrag nog zoo goed mogelijk door formules te be dekken, wat ten slotte zelfs nog niet gelukt IS! Toen dan eindelijk h*f oogenblik van schei den was aangebroken, bleef de voorzitter Tl- tulesco het karakter van originaliteit, dat deze vergadering van het begin af had aan genomen. getrouw door In strijd met alle tradities zijn sluitingsrede niet braaf en zorg vuldig op panier te stellen en daarvan voor te lezen, doch moedig weg. zonder angst om het een of ander te zeggen, dat misschien met de onDartildleheidsnlichten van den voorzitter niet geheel strooken zou. een im provisatie te houden, waarin hij zijn eigen oordeel over deze Elfde Volkenbondsvergade ring uitsorak. oo bleef deze vergadering belangwekkend tot de slultlngsrede toe. wat zeker ook niet van al haar voorgangsters kan worden gezegd! Titulesco ontkende ln zijn rede den ernst van den toestand natuurlijk allerminst. Als men geen verbetering in de economische crisis zou weten tot stand te brengen, zouden „onherstelbare sociale ram- nen" ons bedreigen, zooals hij mot. een dui delijke zinspeling op het driegend bolsjewis me in Duitschland en elders waarschuwde. Doch de beraadslagingen dezer bijeenkomst hadden hem de overtuiging geschonken, dat de regeeringen een open oog hebben voor de tekortkomingen van het Internationale werk en den vasten wil, om trots alle teleurstel lingen er mede voort te gaan. Wat de leuze moet zijn van iedere scheppende beweging „Nimmer voldaan, doch ook nimmer ont moedigd!" had Titulesco ook hier als de Volkenbondsleuze gevoeld. Een overtuigd ..Wij twijfelen niet!" werd dus het Credo, dat President Titulesco ondanks alle teleur stellingen en zorgen van zijn hoogen zetel als leider der Volkenbondsvergadering dc gansche wereld meende te mogen toeroepen. Mr. B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. HET RAADSEL DER MELAATSCHHEID. Een werk, dat kort geleden In Sovjet-Rus land is verschenen, heeft daar groote aan dacht getrokken. Het is het verslag van een journalist over het leven in de regeerings- leprozen-huizen. De buitenwereld verneemt weinig van deze plaatsen, van de verschrik kelijke ellende, welke de menschheid sinds oeroude tijden teistert. Wanneer is de melaatschheid voor de eerste maal uitgebroken? Geen geleerde weet het. In een triomphmarsch is de lepra door de geheele wereld gegaan en heeft alle volke ren bezocht. Menschen en werelddeelen heb ben zich in den loop der tijden veranderd, de beschaving heeft zich tot een niet ver moeden vooruitgang ontwikkeld, de raadsel achtige ziekte is onoverwonnen gebleven. woedde in de legers der Perzen, die het oude Griekenland overstroomden, zij volgde de Kruisridders naar Palestina, maakte slachtoffers ln de horden der Gothen, Van dalen en Hunnen. Geweldige legers gingen ten gronde: de lepra zette haar tocht voort Vereenigings-Drukwerk Handels-Drukwerk Familie-Drukwerk Massa-oplagen Periodieken DRUKKERIJ LOURENS COSTER HAARLEM Uitsluitend goed verzorgd drukwerk Op den tijd dier wij beloven. Tegen billijke pdizen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 21