NAAR DE BRONNEN VAN DEN RIJN
Radiomaziek der week.
EEN VOORBESPREKING
MUZIEK
Christ. Oratorium Vereeniging
y MIB H EERENBAAI
htef TOONEEL
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 25 OCTOBER 1930 LETTEREN EN KUNST
DERDE BLAD
door Dr. W. G. N. V. d. SLEEN.
Chef/ie en Haantje voor Ehrenbreitstein.
Wij gaan op reis! Sommigen van u meenen
tnisschien dat ik altijd aan het zwerven ben,
maar dat lijkt maar zoo. Zaterdag en Zon
dag. ja. dan trekken wij er steeds op uit en
Maandaghouden kennen wij ook als de beste.
Maar nu is het vacantie en daarvoor worden
altijd plannen gemaakt en met zorg over
wogen. Nu hebben ze' mij op school altijd ge
leerd. dat de Rijn op den Gothard ontspringt,
maar ik geloof het niet voor het ik gezien
heb. This gaan wij kijken. Wij. dat zijn moe
der de vrouw en ik en drie kinders resp. van
6, 9 en 14 jaar. Dezen vormen de bemanning
van onze Chevrolet, een oud beestje van 1926
met 50.000 dienstkilometers, waarvan de
treeplank met een bagagerekje afgezet doet
denken aan de kisten, die wij zien bungelen
onder een woonwagen. Daar staat een petro-
leumkannetje, primustoestel, wijn, bier en li-
monadeflesschen echter met onschuldigen in
houd, een petroleum blik met alles wat voor
de twaalf uur boterham noodig is en eenige
vormelooze pakken waaruit zoo noodig bin
nen twintig minuten een schip kan worden
samengesteld dat vier van ons dragen kan.
De vijfde moet dan zwemmen. Zoo'n Berger-
vouwboot is onmisbaar. Achter de Chevrolet
danst oijze Hanokampeerwagen mee, waar
mee ik Indië ook reeds doortrok. Ze herbergt
behalve bedden en dekens ook de keuken,
eetwaren, foto-artikelen, een waterreservoir,
ons radio-ontvangapparaat en een flitspuit,
bovendien is er nog een klein tentje, waar bij
mooi weer de twee jongens in slapen. Bij
slecht weer kruipen wij alle vijf ür den aan
hangwagen.
En zoo gaat het nu vol moed op den Gothard
aan. Onderweg nog wat zaken, een voor
dracht voor de A.V.R.O. in Hilversum, een
bezoek aan de waterleiding in Roermond en
dan de grens over. Den eersten dag brengen
wij het dus, door zaken belemmerd niet ver.
Even voor Venlo mindert Cheffle plotseling
zijn vaart, even goed uitkijken. Dan zwaaien
wij een slechts half verharden weg in tot
groote verbazing van vrouw en kinders, die
niet weten waarom ons 50 kilometervaartje
plotseling in een tienmij ls gehobbel veran
dert, totdat ik plotseling het stuur omgooi,
door de greppel, over een rij jonge berken,
dan door een distelveld een eindje terug en
dan deponeer ik de heele familie te midden
van een geweldig veld toortsen, teunisbloe
men en klaprozen, door slanke berken omge
ven en aan den rand van een afgrond, waar
het Geldersch-Kanaai, een aftakking van de
Niers, knaagt aan een tien meter hoogen
stijlkant en bruist en slingert op den bodem
van zijn dal. dat grootendeels begroeid is met
een ondoordringbare wildernis van wilgen en
elzen, bramen en bitterzoet, hop en brand
netels, wilgenroosje en koninginnekruid.
Ik heb kostbare herinneringen aan dit
plekje. Daar heb ik voor het eerst van mijn
leven de mooiste vrouw van Europa in haar
volle schoonheid leeren kennen. Die flonke
rende smaragdgroene oogen, dat haast te
slanke bruin gebronsde lichaam nauwelijks
verborgen door de teerberookte vleugels, zij
draagt haar naam met eere, Caloptryx, de
sohoonvleugelige. En net als bij ons zijn de
mannetjes dezer libel nóg mooier.
Staal blauw tot groen wisselend, glinstert
het achterlijf. Glashelder zijn de vleugels,
maar met fel zwarte, blauwachtig weerschij
nende vlekken, die den haiven vleugel inne
men. En zoo fladderen ze, steeds elkaar zoe
kend, rond, langs de meter hooge bloemsten
gels aan den rand van het flonkerende glin
sterende water. Ze komen trouwens niet hier
alleen voor. Ge vindt ze bijna overal waar
beekjes zich slingeren langs bloemrijk kreu
pelhout.
Een kwartier na aankomst snort de primus
en zitten wij gemakkelijk ln de opengeslagen
tent ons boterhammet-je te eten. Als de thee
klaar is wordt het plotseling doodstil en met
een hooren wij de zwakke kreten der oever-
zwaluwen, die den stijlrand bewonen en die
voortdurend af en aan vliegen; af en toe
klinkt daar tusschen het valsche fluitje van
den ijsvogel. Maar nog andere geluiden trek
ken onze aandacht. Telkens hooren wij een
licht knappend geluid en onze kleine meid
is de eerste, die opmerkt dat vlak na zoo'n
kort knapje vlak voor onze tent een groote
bloem van de teunisbloem zich ontplooit. Ze
staan er bij honderden op het veld voor ons
en waar eerst bijna niets te zien was dan
groene knoptrossen met enkele verlepte bloe
men. daar openen zich nu al meer en meer
de groot gele bloemen, die hel oplichten in
de avondzon, want- de teunisbloem draagt
haar Duitschen naam „Nachtkerzc" met eere.
Ze opent zich 's avonds, geurt den geheelen
nacht en verlept reeds in de eeTste morgen
uren. Ge weet waarschijnlijk, dat het een
plant is, die in de laatste paar honderd jaar
een groote verspreiding ln West-Europa heeft
verkregen. Van oorsprong ls ze Amerikaan
en waarschijnlijk zijn de zaden met ladingen
graan naar Europa gekomen; van vele plan
ten kunnen wij zoo r.a gaan. dat ze eerst ge
vonden worden op los- en laad- en over-
schceDsplaatsen. waarvan het pothoofd in
Deventer den naam aan deze merkwaardige
plantengroep heeft gegeven. Vele pothoofd -
planten vindt ge langs onze spoordijken,
omdat de goederenwagens de zaden opnemen
op rangeerterreinen en ze dan door heel
Europa uitstrooien.
Wij wandelen een eind onzen tuin in. De
Teunisbloemen staan er bij honderden, maar
het is allemaal de gewone soort uit onze
duinen.
La mare ks Teunisbloemen, waarbij Prof. de
Vries zijn eerste mutaties vond is hier blijk
baar nog niet verzeild. Maar wat hier wèl
bij duizenden staat is een der mooiste wilde
planten van onze zandgronden, het smalbladig
wilgenroosje. Groote trossen per paarsrooae
bloemen steken op meterhoogen stengel hoog
boven den verderen plantengroei uit. Een
mooie bloem niet alleen, maar ook een zeer
interessante. Bekijk ze maar eens goed, dan
zult u dadelijk merkwaardige verschillen ont
dekken. Bovenaan de tros vindt ge bloe
men met opvallend donkergroene helmhokjes
aan de meeldraden. Beneden aan de tros
zijn van de helmhokjes niet veel meer dan
vliesjes overgebleven maar staat midden in
de bloem een forsche stamper, waarvan de top
in vier stempels gespleten is. Mooie wollige
stempels zijn het en met de loupe zien wij
er duidelijk de groene stuifmeelkorrels op
zitten. Waar is die stempel zoo gauw van
daan gekomen? Als ge goed toekijkt vindt
ge hem ook in de bovenste bloemen en wan
neer ge morgenvroeg oplet, wanneer nieuwe
bloemen zich gaan openen, dan zult ge zien,
dat de stijl eerst gewoon middenin de bloem
staat, maar zoodra deze open is, zich omlaag
buigt tusschen twee kroonbladeren door, tot
ze geheel buiten de bloem omlaag hangt. Van
stempels is dan nog niets te bekennen. Een
poosje later zien wij de helmhokjes open
barsten en het groene stuifmeel in glanzen
de korrels er uit te voorschijn komen. Dan
kan het insecten bezoek aanvangen en als
he t een mooie dag is en er is niet te veel
concurrentie van andere bloemen in de buurt,
dan is het stuifmeel meestal heel gauw ver
dwenen. Dan gaat zich de stijl oprichten en
zien wij den top vanéén splijten, zoodat de
harige stempels zichtbaar worden. Waarvoor
deze vertoning dient zal u wel bekend zijn.
Allemaal voorzorgen, om de zelfbestuiving zoo
veel mogelijk tegen te gaan, dus de kruisbe
stuiving te bevorderen. Daarvoor houden
planten er zeer verschillende en zeer interes
sante methoden opna, waarover geleerde
menschen boeken vol schrijven, terwijl na-
tuurgenieters, zooais wij ze liever zelf uit
zoeken.
Maar daarmee is het mooie van ons wilgen
roosje nog niet beschreven. De planten
bloeien blijkbaar al lang; zóó lang, dat onder
aan menige tros al vruchten met rijpe zaden
te vinden zijn. De bruinglanzende zaadjes
zitten in lange rijen naast elkaar in de vrucht
die wanneer ze rijp is. open splijt om de zaden
vrij te laten. Dan blijkt, dat elk zaad een
bosje lange, zijdeachtige haren draagt, die
even blijven kleven aan de vruchtbladen, als
die uiteenwijken, zoodat de bruine zaadjes in
een lange rij vrij in de lucht hangen, door
de zijden draden nog met de deelen der
vrucht verbonden. De zomerzon doet de
vruchtbladen snel uitdrogen, een windvlaagje,
komt aan en rukt ze los, zoodat honderden
witte vlokjes zweven naar andere braaklig
gende velden en open plekken in de heide,
waar het wilgenroosje van voren af aan zich
weer kan gaan ontwikkelen. Uren ver zweven
die witte vlokjes en mijn gedachten gaan wel
eens met hen mee; hoe ver zouden ze wel
gaan?
Ik weet het niet-, maar ik weet er toch
iets van; ik ben er eens ettelijke duizenden
tegengekomen van die door den wind gedra
gen zaden, nu eens niet van het wilgenroosje
maar van de gewone paarden bloem. Ik hing
op 600 meter boven het Marsdiep in een Fok
kervliegtuig. en daar kwamen ze aanzetten in
groote wolken, door den wind gedragen; een
stevige Zuidwester bries was het en wanneer
wij eenmaal weten dat die zaadjes soms
door den wind tot een dergelijke hoogte wor
den meegevoerd, dan begrijpen wij, dat ze
kunnen reizen over vele honderden kilo
meters, en dat bergketens noch binnenzeeën
een belemmering behoeven te zijn voor de
verspreiding van die plantensoorten, die heb
ben geleerd, hun nakomelingen aan den wind
toe te vertrouwen.
Der Dritte im Bunde ln onzen tuin van gis
teravond was de Koningstoorts, die groote
forsche plant; soms meer dan twee meter
hoog, met de voetlange, zachtviltige bladeren
en helder gele bloemen, die zoo groot zijn
als een rijksdaalder. Ook een plant met veel
eigenaardigheden; in het kleine zooals bij
voorbeeld de vertakte haren op de bladeren,
maar ook in het groote, omdat zij gebonden
is aan het stroombed onzer groote rivieren.
Vanavond, de tweede avond van onze reis
staat ze weer bij honderden voor mijn tent.
nu als eenige forsche figuur behalve een
dood enkele kaardebo' en wel op een grind-
bank in den Ahr vlak bij diens samen
vloeiing met den Rijn even bezuiden Rema-
gen. Over die grindbank en de snelstroomende
rivier zien wij op de oude vulkaantoppen van
het Zevengebergte. De Drachenfels staat juist
voor onze tent. Daarboven zal morgenochtend
de zon opgaan. Wel te rusten.
VAN DER SLEEN.
door KAREL DE JONG.
Het programma der aanstaande week
brengt j'embarras du choix". Liefhebbers van
virtuozengeschitter zullen Woensdagavond
uit Londen een deel der klankorgieën kunnen
hooren die de vermaarde klavier-krachtpat
ser Arthur Rubinstein door middel van
Tchaikowsky's planoconcert de ruimte lnzal
zenden. Gedachtig aan des Heer en Rubin
stein's optreden met hetzelfde solostuk op
een Bachconcert hiert er stede, toen hij,
gesteund door een ongeloofelijk harden vleu
gel, maar verder op eigen kracht, zich ze
gevierend boven de geluidsgolven van het or
kest verhief, twijfel ik niet of men zal Woens
dag hem kunnen hooren tot in Nieuw-Zee
land of Tahiti toe.
Het concert van Tchaikowsky, met zijn
octaven-passages ln het eerste deel en zijn
wild-Russische finale verdraagt zulke
krachtexpansies intusschen beter dan me
nig ander werk. Teresa Carreno. de beroem
de pianiste, van wie ik het voor het eerst
hoorde, ging nu ook niet bepaald zachtzinnig
te werk in sommige gedeelten, maar haar
spel bleef" bij al het heroieke toch steeds bin
nen de grenzen van het beschaafde, wat men
van Rubinstein's voordracht niet zegen kon.
Toch zal het m.i. de moeite loonen deze re
productie eens te beluisteren.
Op het gebied der kamermuziek zie ik o.a.
vermeld: Voor Zondag het lange, maar aan
schoonheden rijke Octet van Schubert, dat
ons half vier door het Concertgebouw-octet
zal worden gespeeld; verder het z.g. Harpen-
kwartet van Beethoven en het kwartet ln
d min. van Mozart, twee beroemde werken,
die des avonds door het Guameri-kwartet
zullen worden voorgedragen. Het kwartet
van Beethoven ontleent zijn bijnaam aan
pizzicato (met den vinger getokkelde, dus
niet met den strijkstok gestreken i accoord-
figuren in de doorwerking van het eerste
hoofddeel, vlak voor de wederintrede van
het hoofdthema, welke figuren aan den
klank eener harp doen denken.
Ik wil nog wijzen op het heerlijke Adagio,
waarvan de hoofdmeiodie door de eerste
viool driemaal: eerst in hooge ligging,
dan in het middenregister doch rijk geva
rieerd, ten slotte op de g-snaar, en nu om
speeld door de andere instrumenten, ge
bracht wordt; op de innige cantilene in Des
in het middden; en het hoogst eigenaardige
slot, waar de melodie, in steeds kleiner frag
menten, door pauzen afgebroken, aan een
vlietend leven doet denken. De plotselinge
forte inzet van het Scherzo verrast dan des
te meer. Rythmlsch heeft dit Scherzo eenige
verwantschap met het thema der Vde Syin-
phonie. Het kwartet is uit het jaar 1809, de
symphonie was twee jaar vroeger verschenen.
Hetzelfde programma vermeldt een kwartet
van Mozart, en wel dat in d min., een der
aan Hay dn opgedragen kwartetten, en een
der somberste en weemoedigste werken van
den meestal zoo zonnigen toondichter.
Slechts het Trio der Menuet is eigenlijk een
lichtpuntje te noemen. Het kwartet in Bes,
dat Londen Dinsdag uitzendt is niet zoo som
ber van aard; het behoort tot de kwartetten
die Mozart voor den koning van Pruisen hac
gecomponeerd. Z.M. met een verdienstelijk
cellist geweest zijn, en dies vindt men in deze
kwartetten vele solotrekjes voor de cello, die
soms, als in het Adagio van het kwartet in
Bes, bedenkelijk hoog loopen. Een merkwaar
dig humoristisch stuk is het Trio van de
Menuet.
Onder de uit te voeren orkestwerken trekt
in de eerste plaats Mahler's 6e Symphonie
(Leipzig, Maandagavond) mijn aandacht,
omdat deze, de z.g. Tragische Symphonie, be
trekkelijk zelden gespeeld wordt. Vaak wor
den de 5de, 6de en 7de Symphonie van Mahler
tot een trits bijeengevoegd, tegenover de
eerste vier gesteld; is in deze een streven
naar het bovenaardsche bemerkbaar, in gene
is aardsch pessimisme overheerschend. De
rythmen der Allegros vertoonen telkens de
zelfde marschachtige allures; maar het zijn
geen vroolijke marschen: eer opgezweepte
brutale krachten. In langzaam tempo komt
de treurmarsch te voorschijn: de scherzi bie
den meer ironie en sarcasme dan humor. Het
klankbeeld versmaadt overwegingen van wel
luidendheid: hard en schril worden de the-
mas tegeh elkaar gezet. De orkestbezetting
yerlangt ongewone toevoegingen; zoo komen
in de 6e Symphonie nevens het zeer
sterk bezette strijk- en blaasensemble en het
eveneens sterke slagwerk nog voor: klokken
spel, koeien, klokken, xylophoon, tamboerijn,
celesta, een houten klapper, tamtam en een
groote hamer(l), „een accoustiek geweldmid-
del dat (in de finale) de verpletterende macht
van het noodlot hoorbaar moet maken. Men
mag tgenover zulke excessen sceptisch
staan: toch bezitten ze een zekere historische
beteekenis ais kenmerken van een tijd van
gisting. Deze symphonie bestaat uit de vol
gende deelen: Allegro energico, Andante uno-
derato. Scherzo (..wuchtig") met een paro.-
distisch Grazioso-trio. en Finale (Sostenuto-
Alegro energico). Dit laatste deel omvat bijna
de heLft der partituur en duurt een half uur.
Van Bruckner komen de 2de Symphonie
in'c min. en de 7de in E op de programma's
resp. van Frankfort (Maandag) en Langen-
berg (Zaterdag) voor. De laatste ls hier door
het Residentieorkest eens uitgevoerd. Wie
door Mahlers pessimisme beïnvloed mocht
zijn, kan in deze melodisch en coloristisch
rijke muziek weer liefde tt aarde en hemel
terugwinnen: met Mahlers werk heeft ze al
leen de lengte en de ongebondenheid van den
vorm, doch niet den geest gemeen. Gelukkig
maar, zouden we zeggen.
K. DE JONG.
Zondagmiddag geeft de H.O.V., onder Ed.
van Beinum, een concert ln de Gem. Concert
zaal.
Soliste ls Reli Rimathe (zang).
Het programma vermeldt:
1. Ouverture „Egmont" L. v. Beethoven.
2. a. Eile mich, Gott, zu erretten
Heinrich Schütz.
b. Récitatlve et air de la Cantate ..i'Impé-
ratrice" Ph. Rameau.
(zang en orkest)
3. Ouverture en Adagio uit het Ballet „Pro
metheus" L. v. Beethoven.
4. Air de Didon de l'opéra .Les Trovens
a Carthage" H. Berlioz.
(zang en orkest)
5. Capriccio Espagnolle R. Rimsky-
Korsakov.
Het eerstvolgend middagconcert zal gegeven
worden op Zondag 16^November as., zulks
in verband met het geven van concerten te
Baarn en te '«Oravenhage.
Les Béatitudes.
Over het werk zelf. over het ontstaan er
van en over zijn auteur hebben we in het
voorafgegane artikel reeds een en ander
meegedeeld. De groote schoonheden zijn
evenzeer gememoreerd als de enkele zwakke
plekken; belde accentueeren zich bij een uit
voering nog duidelijker dan bij een door
lezing. De zwakste plek. maar buiten de
schuld van den componist, is wel de tekst, die
eigenlek alleen de verdienste heeft een aantal
contrasteerende stemmingen en tafereelen te
schilderen, die geschikt zijn voor muzikale
illustratie, maar waarin soms alle logica zoek
schijnt. Ook is het verband der voorstellingen
met de woorden der Bergrede hier en daar
verre van duidelijk. Kretschmar vindt den
tekst der Béatitudes den slecht sten orato
rium-tekst die ooit geschreven is; hij kende
echter dien van het St. Augustinus-oratorfum
natuurlijk nog niet.
Eigenaardig is, dat ln beide groepen
slechtaards voorkomen, die hun slechtheid
van de daken verkondigden. In den tekst der
Béatitudes vindt men nog meer van zulke on
waarschijnlijkheden, zoo b.v. de „Prétres
paiens", die zeiven beweren priesters van
leugengoden te zijn! Wie zoo doet zou welnfg
aanhang hebben. Het verschijnen der Mater
dolorosa ten tijde der Bergrede is ook wel als
een historische en logische onjuistheid te
beschouwen, al wordt deze figuur dan ook
min of meer profetisch sprekend opgevat.
Eén oogenblik Is Mad Colomb zelve profetes
geweest, helaas, moet ik er bijvoegen: het
ls waar zij Satan laat zeggen:
L'avenlr, eomme le passé, n'offre
qu'in justices. carnages.
Haines, parjures. sang versé!
Vols la vertu méprisée, de pleurs la terre
arrosée
Vols les crimes triomphants. vois les
bons dans l'épouvante:
Vols! et si tu l'oses, vante le bonheur
de tes enfants!
Dit werd vóór 1870 geschreven: de zege
ningen van 1870—1871. van 1914—1913 waren
toen nog niet bekend. Mad. Colomb wist niet
van bombardementsvliegtuigen, gifgas- en ba
cillen cultuur-distributie en gros en meer
soortgelijke vruchten der steeds toenemende
menschelijke Kuituur; zelfs de communisti
sche heilstaat was er nog niet. Ach had de
dichteres dit alles mogen beleven, met hoeveel
meer sarcasme nog had zij den laatst ge-
citeerden regel geschreven!
De zwakste momenten van de muziek der
Béatitudes zijn die. waar „le docteur angé-
lïque" (ik hoop en vertrouw dat deze titel
niet tot verwarring aanleiding geven zal) de
boosheid wilde schilderen: maar hier ls
Franck eigenlijk Franck niet: hier gfng hij
leentje-buur spelen bij dezulken die meer
boosheid In hun mars hadden dan hij. De
muziek van Berlioz schijnt hij weinig gekend
te hebben; Meyerbeer kwam dus vooral in
aanmerking om hem de noodig satanische
uitrusting te leveren. Maar daar bleef het
etiket aan kleven; men ziet direct dat die
vermomming niet in het atelier der Rue
Saint-Michel ls ontworpen. Daartegenover
staan de veel en veel talrijker gedeelten
waar de brave Père Franck uit de dfepte van
zijn eigen nobel hart kon putten: daar waar
hij de goeden prijst, met de bedroefden klaagt,
zijn God verheerlijkt; hier is hij zich zelf en
geeft met milde hand uit den rijkdom van
zijn gemoed en van zijn geest; hier paart
zich technisch meesterschap aan groote be
gaafdheid.
zHet bestek van dit verslag laat niet. toe
alle bijzonderheden van het werk, zooals het
Vrijdagavond door de C.O.V. ls uitgevoerd,
te bespreken. We moeten ons dus tot een
globaal overzicht beperken.
Wat de solisten, die ln Les Béatitudes een
zeer belangrijke rol te vervullen hebben, be
treft. kunnen we zonder voorbehoud zeggen
dat de C.O.V. 'n zeer gelukkige keuze had ge
daan. Allen waren zonder uitzondering uit
muntend. To van der Sluys toonde zoowel
door haar prachtige stemmfddelen als door
h3ar, zuiver gevoelde voordracht tot de aller
beste van onze jongere sopraanzangeressen
gerekend te moeten worden. Van Berthe
Seroen wekten de Intelligente weergave en
groote zeggingskracht als steeds bewondering.
Annie Woud had ditmaal slechts een klefrie
partij alleen, maar daarin bekoorden de
diepte en warmte der altstem evenzeer als
het trillend sentiment aangreep. De belang
rijke tenorsoli in den Proloog, den vierden en
den vijfden Zang vonden in onzen meester
zanger Louis van Tulder een onovertrefbaren
vertolker. Stralend schoon klonk zijn stem,
maar ook Jac. Caro zong met een warmte
en een dictie, die den hoogst en lof waardig
zijn, en die we bij dezen zanger, wiens vol
en gelijkmatig bosgeluid en vertrouwbare
muzikaliteit den hoorder steeds aangenaam
aandoen, niet vaak in gelijke mate opmerk
ten als Vrijdagavond. Evenals in de Mat-
theus passion neemt ln Les Béatitudes de
vertolker der Christuspartij een geheel afzon
derlijke artistieke plaats in: hij moet als t
ware boven de partijen staan en door zijn
opvatting en wijze van zingen zich boven het
aardsche verheffen. De opgave ls zwaar; doch
wie van onze zangers kan er een zóó bevredi
gende en schoone oplossing van geven als
Max Kloos. dien we ook in Bach's werk reeds
zoo vaak met volle instemming mochten
hooren? Slechts een paar malen meende ik
een te veel aan weekheid te bemerken; voor
't meerendeel bezat zijn weergave een waar
digheid, die Messchaert in herinnering
riep.
Voor den tenor Hans Schouwman, die door
ongesteldheid verhinderd was, trad onze
stadgenoot Drogtrop met goed succes ln de
plaats.
De koren waren vooral ln de laatste zan
gen goed; het vrouwenkoor deed in den 6en
zang mooi werk. In den aanvang was de
Klank nog wel eens wat scherp, voornamelijk
bij de tenoren en de sopranen, en het uit
drukkingsvermogen van den koorzang was
over t geheel nog niet zeer groot. Fijnere en
meerdere détallnuanceering schijnt me ook
toe met voordeel toegepast te kunnen wor
den. Daarentegen behoorden de ensembles
der solisten, vooral het kwintet in den 7den
zang tot de allermooiste momenten van den
avond.
Het orkest, de H.O.V. werkte verdienste
lijk. maar het. zou onbillijk zijn geweest, te
vewachten dat onze dappee schare alle moei
lijkheden dezer partltlo ln een paar repetities
zou hebben kunnen overwinnen. Zoo was de
orkestpartij bij de Volx du Christ In I ver
ran volmaakt, zoo bliezen de bazuinen In VI
lang niet zuiver, zoo was er meer dat niet
INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN
a 60 Cts. per rcrrl
ECHTE FRIESCHE
20-50 cl.per ons
ln den haak of niet op tijd was. Doch waar
toe deze tekortkomingen op to sommen? Een
volkomen bevredigende verklanking zou al
leen een orkest kunnen geven dat onder lei
ding van den dirigent weken lang zijn partij
heeft kunnen studeeren en dat is nu een
maal onder de bestaande omstandigheden
onmogelijk.
Zoo was er dus in de jongste uitvoering
van .Les Béatitudes" te Haarlem (de eerste
had in 1897 plaats door de afdeeling der M. t.
b d T. onder leidlr.g van den vader van den
tegenwoordigen dirigent der C.O.V.) al veel
wat voortreffelijk genoemd mag worden. En
wat nog niet aan alle eischcn voldeed, kan
door voortgezette studie op een hooger peil
gebracht worden. Daarom ho5>en we dat
George Robert Franck's heerlijk werk bin
nen niet te langen tijd weer eens ten gehoore
brengt, overtuigd a!s we zijn dat koor en or
kest dan nog eer. aanmerkelijk mooier ver
klanking zullen kunnen geven. Wat Vrijdag
avond onder zijn kundige leiding reeds be
reikt werd geeft tot die overtuiging recht en
gaarne stemmen we in met de hulde die
den wakkeren leider aan het einde der Vde
Béatltude, dus onmiddellijk bij het ingaan
der pauze, gebracht werd.
K. DE JONG.
NEDERLANDSCH-DUITSCHE
VEREENIGING.
LUDWIG HARDT.
Het was wel een eeer „buntes Programm",
dat Ludwlg Hardt, .Lektor für Vortrags-
kunst am Deutschen Theater" te Berlijn voor
zijn avond voor de Nederlandsch-Duitsche
Vereeniging had opgesteld. Van gediclv.eti
van Mathias Claudius gingen wij via proza
stukken uit „das Schafkiistleln" van Johan
Peter Hebei naar de „Kindergeschlchte" en
Aphorlsmen van Peter Altenberg en van Al-
tenberg vla Gocthe naar Mor
genstern om met Wedeklnd als toegift
te eindigen. Even bont als het programma
waren mijn Indrukken.
BU Claudius, Hebei en de Kindergeschlchte
van Altenberg was het mij onmogelijk ..er in"
te komen. In de voordracht van Ludwig
Hardt hinderde mij vooral ln de ernstige
gedichten van Mathias Claudius een ze
kere gemaniëreerdheid en vooral het geko
ketteer met zijn pianissimo, dat soms door
een ongemotiveerd plotseling crescendo werd
verbroken waardoor het woord in het voor
voordracht toch al zeer ongunstig gelegen
bovenzaaltje van de Kroon herhaaldelijk niet
over het voetlicht kwam. De voordrac.it
kreeg iets gewild-monotoons en was in het
begin allerminst suggestief. Zij was meer in
gesteld op een kamer dan op een zaal.
Toch voelden wij reeds ln de vee expres
slever voordracht van Claudius"' Parforce
Jagd, waarin de kracht van dezen voordra
ger gelegen is. Ludwlg Hardt ls oen voortref
felijk „Mimiker" en hij was het best ln do
gedichten, welke hom de gelegenheid boden
tot „spelen". Zelden hebben wij gedichten
zoo geestig hooren en vooral 7,'en zeggen
als de verzen uit de Zoölogie van Morgen
stern Daarin was Ludwig Hardt- in zi.in voLe
kracht. Die zwel Esel. Die Schildkrote, en
Die Schnecbe waren meesterstukjes van
voordrachtkunst. Zelfs al verstond men
door het geraas van passecrende autobus
sen den tekst niet geheel bijvoorbeeld
van Die Schnecke zoo schonk reeds het
handenspel en de mlmjek van den voordra
ger een apart genot. Ludwig Hardt „speo.de
elk beest en dat was van zoo komische wer
king, dat het zaaltje soms daverde van den
lach' Fijn-geestig was ook de voordracht, van
Scéance van Goethe. En het vermakelijke
Egon und Emille werd een verrukkelijke pa
rodie, zooals Ludwig Hardt ons dit gaf.
In zijn toegift, het met temperament en
innerlijke kracht voorgedragen ..An mem
Weib" van Wedek.'nd mochten wij nog eens
het zeer mooie geluld van den heer Hardt
bewonderen.
Een avond dus van gemengde indrukken,
waarvan wij vooral de herinnering zullen
bewaren aan het fijn komisch talent van de
zen Duitschen voordrager.
Het enthousiast applaus na de woorden
van den heer C. Brouwer, die den heer Hardt
den dank bracht namens de Nederlandsch-
Dultsche Vereeniging bewees wel duidelijk,
hoe zeer de kunst van dozen Lektor door
het publiek werd gewaardeerd.
J. B. SCHUIL
ROBERT DE TRAZ TE HAARLEM
CAUSERIE IN DE WAALSCHE KERK-
Op uitnoodiging van het Hollandsch
Zwltsersche Comité en onder auspiciën van
het consistorie der Waalschc Kerk te Haar
lem heeft de Genccfsche schrijver Robert de
Traz Vrijdagavond in de Waalsche Kerk een
causerie gehouden over „Het protestantisme
en de literatuur".
De predikant der kerk, lid van het uitvoe
rend comité, ds. F. Ch. Krafft-, leidde den
heer De Traz ln met een korte toespraak
waarin hij memoreerde, dat Holland en Gc-
nève steeds verbonden zijn geweest door den
godsdienst.
De heer De Traz zoide, dat het protestan
tisme wel eens beschouwd is als een vijand
te zijn van de kunst, doch hij wemchte aan
te toonen, dat Juist tijdens de reformatie de
kerk de groote lntellectueeien en schrijvers
herbergde. En Clavljn was immers de groote
prozaïst, die de taal van het Protestantisme
gemaakt heeft!
Na den bloeitijd van de Hugenootsche
periode treedt een stilte in van twee eeuwen.
De protestanten worden vervolgd en er is
geen sprake van, dat zij iets kunnen pubii-
ceeren. Niet alleen zijn zij er niet voor in de
geschikte omstandigheden, doch ook ont
breekt het hun aan matcrieele middelen.
Daarbuiten ls er echter en groep van Ro-
maansch-Zwltsersche schrijvers, en Rous
seau, Madame de Stael, en Benjamin Con
stant beschouwt spr. als goede protestanten.
En dit doet de heer De Traz zelfs mot LoU